• No results found

Vraag nr. 95 van 28 februari 2003 van de heer FRANCIS VERMEIREN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 95 van 28 februari 2003 van de heer FRANCIS VERMEIREN"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 95

van 28 februari 2003

van de heer FRANCIS VERMEIREN

Wetenschappelijk onderzoek – Toepassingen

In een recentelijk door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verspreide publicatie met als titel "Flanders Research Area 2002", wordt een algemeen overzicht gegeven van de werking en on-derzoeksactiviteiten van de administratieve instel-lingen bedrijvig op het vlak van wetenschap en technologische innovatie. Verder worden nog ver-meld : o n d e r z o e k s i n s t e l l i n g e n , universiteiten en ho-gescholen in V l a a n d e r e n . Tevens wordt een over-zicht gegeven van de collectieve onderzoekscentra. Deze publicatie bevat een schat aan zeer interes-sante informatie over de inspanningen die in Vlaanderen gericht zijn op het wetenschappelijk o n d e r z o e k , uiteraard bijzonder waardevol voor de tewerkstelling.

Research op zichzelf volstaat echter niet. Enkel de praktische toepassing door het bedrijfsleven van de resultaten van de research kan ervoor zorgen dat op termijn Vlaanderen de vruchten zal kunnen p l u k k e n . Een aantal researchers afgestudeerd aan onze universiteiten gaat elders hun kennis te gelde m a k e n , inzonderheid in de Verenigde Staten. D e z e "brain drain" is voor Europa een oud zeer.

1. Welke bijzondere initiatieven of inspanningen worden ondernomen om het eigen bedrijfsleven te stimuleren tot een betere aanwending van de resultaten van het onderzoek aan de in de bo-venvermelde publicatie opgenomen instellin-gen, universiteiten en hogescholen ?

2. Hoeveel vertegenwoordigers van het bedrijfsle-ven hebben momenteel zitting in de V l a a m s e Raad voor Wetenschapsbeleid ?

3. Is het mogelijk zich een beeld te vormen van de waarde die de praktische toepassingen van het onderzoekswerk in de researchinstellingen ver-tegenwoordigt ?

Op welk vlak situeren zich de meest geavan-ceerde onderzoeksresultaten en "spin-offs" ? 4. In welke mate kan het onderzoek in de V l a a m s e

onderzoeksinstellingen rekenen op de steun van de Europese Unie ?

Hoe verloopt de samenwerking tussen de eigen r e s e a r c h-organisaties en deze uit de andere lid-staten van de EU ?

Antwoord

1. Verschillende maatregelen en initiatieven wor-den door de Vlaamse overheid genomen om het eigen bedrijfsleven te stimuleren en onder-zoeksresultaten beter aan te wenden.

1.1 In september 2002 publiceerde de administra-tie Wetenschap en Innovaadministra-tie de tweede uitgave van "100 vragen over innoveren Het innova-t i e z a k b o e k j e " . Diinnova-t prakinnova-tische zakboekje ge-richt op Vlaamse ondernemers en bedrijfsver-antwoordelijken die willen innoveren, w e r d van oktober 2002 tot februari 2003 op 6.500 exemplaren verspreid naar alle Vlaamse bi-b l i o t h e k e n , kamers van handel en nijverheid, gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen, b e-r o e p s f e d e e-r a t i e s, U n i z o, en allee-rhande associa-ties en instellingen van en voor bedrijven en zelfstandigen ( U n i zo : Unie van Zelfstandige

Ondernemers – red.).

Tevens werd hiervoor in januari – februari 2003 ook een korte mediacampagne gevoerd met een advertentie in enkele gespecialiseerde publicaties voor ondernemers. De promotie loopt nog verder via gerichte (her)mailings naar de doelgroep, met vermelding van de website waarop de publicatie te bekijken is in het Nederlands en het Engels.

1.2 I W T-Vlaanderen deed najaar 2002 een me-diacampagne "innovatiesteun aan KMO's" voor bedrijven die wensen te innoveren en hiervoor ondersteuning zoeken.

Het betreft informatie over de vier projectvor-men uit het vernieuwde KMO-programma waarbij bedrijven financiële steun kunnen aan-vragen (3 types KMO-innovatiestudies en 1 type van KMO-innovatieprojecten).

1.3 Naast de algemene werkingsmiddelen en toe-lagen voor universiteiten, h o g e s c h o l e n , en on-derzoekscentra en -instellingen, is een deel van de financiële steun uitdrukkelijk bestemd voor O&O ten behoeve van het bedrijfsleven. I n 2002 ging het om volgende bedragen (mln. euro) :

– I W T-Vlaanderen / initiatief Vlaamse rege-ring : 41,890

(2)

– IMEC : 29,067 – VITO : 29,759 – VIB : 26,034 – STV : 1,973

– IWT-Vlaanderen HOBU-fonds : 5,949 – Interfacediensten Vlaamse universiteiten :

1,307

(bron : Speurgids 2002 Wetenschap Te c h n o l o-gie en Innovatie, Ministerie van de V l a a m s e Gemeenschap)

Deze ondersteuning vanwege de V l a a m s e overheid gaat voor het grootste deel naar pro-jecten van gericht industrieel onderzoek. N a a s t deze kredieten hebben IMEC, V I TO en V I B ook nog eigen middelen afkomstig uit con-tractonderzoek e. d . , waarmee ook de wer-kingskosten gedekt worden. Door middel van een beheersovereenkomst met de vlaamse re-gering is aan deze ondersteuning een duidelij-ke resultaatsverbintenis verbonden.

I W T-Vlaanderen fungeert als enig loket voor bedrijfsgerichte onderzoekssteun in het Vlaamse gewest en heeft daartoe een reeks in-strumenten ontwikkeld. Zo kunnen bv. V l a a m-se KMO's die willen innoveren in hun produc-t e n , processen of diensproduc-ten, en die voor de reali-satie van deze innovatie geconfronteerd wor-den met nader uit te werken technologische o p l o s s i n g e n , terecht bij het vernieuwde KMO-p r o g r a m m a . De aanvragende onderneming kan voor de uitvoering van het project een sa-menwerking uitbouwen met Vlaamse onder-z o e k i n s t e l l i n g e n / u n i v e r s i t e i t e n , of andere (ook grote) bedrijven. Uitgangspunt is dat er een verwerving van kennis voor de KMO moet zijn.

Het VIS-programma wil de innovatieactivitei-ten in het Vlaamse bedrijfsleven stimuleren door financiële ondersteuning van projecten ingediend door netwerken van bedrijven. Vo o r deze projecten komen vier types in aanmer-king ; collectief onderzoek, t e c h n o l o g i s c h e d i e n s t v e r l e n i n g, subregionale innovatiestimu-lering, en thematische innovatiestimulering. Voor de ondersteuning van interfaceactivitei-ten aan universiteiinterfaceactivitei-ten in de Vlaamse Gemeen-schap keurde de Vlaamse regering op 13 s e p-tember 2002 een meerjarig besluit goed dat de

tijdelijke ad hoc ondersteuningen vervangt. Het besluit beoogt drie doelstellingen : de be-vordering van de samenwerking tussen de uni-versiteiten en bedrijven, de bevordering van economische valorisatie van het onderzoek, e n de bevordering van de oprichting van spin-off-bedrijven.

Binnen het HOBU-fonds worden projecten ondersteund uitgevoerd door een hogeschool, in nauwe samenwerking met een groep bedrij-ven die zich verenigen in een gebruikerscom-missie en met ondersteuning van een weten-schappelijke partner. In elk project moeten drie aspecten aan bod komen : t e c h n o l o g i e v e r-k e n n i n g, technologievertaling en technologie-verspreiding.

2. Vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven zetlend in de Vlaamse Raad voor We t e n s c h a p s b e-leid volgens de beslissing van de Vlaamse rege-ring van 14 februari 2003 :

– de voorzitter : K . Vinck (gedelegeerd be-stuurder NMBS) ;

– leden rechtstreeks benoemd door de V l a a m-se regering : Ludo Ve r h o e v e n , CEO en presi-dent Agfa Gevaert, A . Declerck (CEO Otrooibureau) ;

– leden voorgedragen door de werkgeversor-ganisaties vertegenwoordigd in de SERV : Annie Van Broekhoven, I n n o g e n e t i c s, B a r-bara Ta n , Studiedienst V E V, Viviane Cam-phyn, Vormelec.

3. De waarde van praktische toepassingen van het onderzoekswerk kan ingeschat worden aan de hand van informatie over de aangevraagde pa-tenten per universiteit/onderzoeksinstelling per j a a r, de waarde van het contractonderzoek, o f het aantal opgestarte spin-off bedrijven.

Het is evenwel onmogelijk deze waarde in abso-lute waarde in geld uit te drukken wegens een aantal externe en onbekende factoren, zo bij-voorbeeld kunnen octrooien pas veel later na de toekenning effectief gebruikt worden, of ook "weglekken" naar moederbedrijven in andere landen.

3.1 Patenten in Vlaanderen :

(3)

1979-1 9 9 9 , zijn er 8.270 (69,8 %) patenten met een Vlaamse aanvrager en/of Vlaamse uit-vinder ;

– van de 9.905 USPTO-patenten met een Belgische aanvrager en/of een Belgische uitvinder gedurende de periode 1976-1 9 9 9 , zijn er 6.508 (65,7 %) patenten met een Vlaamse aanvrager en/of Vlaamse uit-vinder ;

( E P O : European Patent Office ; U S P TO : U n i -ted States Patent and Trademark Office – red.)

Meer dan de helft (56,5 %) van de V l a a m s -uitgevonden EPO-patentaanvragen gebeuren door een Vlaams bedrijf. Voor de USPTO - g e-gevens is dit percentage 41,2 %. De percenta-ges van de aanvrager zijn verdeeld als volgt :

EPO- USPTO-patent patent universiteit 2,3 2,6 bedrijf 83,5 92,8 openbare onderzoeksinstelling 3,6 3,3 persoon/uitvinder 10,4 1,3 administratieve instelling 0,1 0,1

Over de band tussen de technologische activi-teit en de economische prestaties (BBP, a a n-deel uitvoer) in Vlaanderen kan men het vol-gende stellen.

Vlaamse patenten zijn geconcentreerd in vier economische sectoren : professionele goede-r e n , niet-elektgoede-ronische machines, c h e m i c a l i ë n , en medicijnen. In een aantal economische sec-toren (papier, ...) heeft Vlaanderen een aan-zienlijk relatief technologisch voordeel, m a a r in een aantal ook een nadeel.

Aan de hand van de patentgegevens kan men besluiten dat de technologische positie van Vlaanderen en België relatief kwetsbaar is, omdat ze sterk geconcentreerd is rond een klein aantal grote bedrijven en niet gedragen wordt door een kritische massa van technolo-gisch-actieve organisaties.

Hiermee rekening houdende, stelt men voor Vlaanderen een mismatch vast tussen de tech-nologische en de economische prestaties. H e t economische specialisatieprofiel is slechts in beperkte mate toe te schrijven aan het techno-logisch specialisatieprofiel van het gewest. D i t

geldt ook voor bv. Frankrijk en het V K , m a a r niet voor andere landen als bv. Nederland en Duitsland.

Ten slotte, voor de indicator wetenschappelijke publicaties per miljoen inwoners behoort Bel-g i ë , en V l a a n d e r e n , tot de meest productieve w e r e l d w i j d . Deze publicaties kunnen leiden naar valorisatie van onderzoek in de bedrijfs-wereld.

(Bron : D e b a c k e r e, Ve u g e l e r s, Z i m m e r m a n , Van Looy, Andries, Callaert, KU Leuven, 2002) 3.2 De drie Vlaamse onderzoekinstellingen I M E C, V I TO en VIB ontvangen een jaarlijkse dotatie van de Vlaamse overheid, maar hebben daarnaast nog eigen inkomsten afkomstig uit contractonderzoek (uitgevoerd voor V l a a m s e b e d r i j v e n , internationale bedrijven, E U, o v e r-heid, ...).

In 2000 bedroegen deze inkomsten voor IMEC 70, 48 miljoen euro, voor V I TO 18 mil-joen euro, voor VIB 4,91 milmil-joen euro.

(Bron : Speurgids 2002 Wetenschap Te c h n o l o-gie en Innovatie)

3.3 Een onderzoek naar academische spin-offs in België waarbij technologieoverdracht gebeur-de (Clarysse, H e i r m a n , D e g r o o f, 2 0 0 1 ) ,i d e n t i-ficeerde op 31 januari 2001 in ons land 172 spin-offs (waarvan over 106 financiële gege-vens beschikbaar waren). Van de spin-offs die kunnen toegewezen worden aan een intermdiaire instelling zijn er 99 in V l a a n d e r e n , g e r e-lateerd aan : I M E C, KU Leuven, L U C, RU G, S t a r l a b, UA ,V I B, V U B. De KU Leuven neemt ongeveer de helft van alle spin-offs voor haar rekening (42 eenheden).

(4)

4. De Vlaamse onderzoekscentra participeren sterk in het Europees Kaderprogramma voor Onderzoek.

In de onderstaande tabel is de deelname van de onderzoekscentra in cijfers weergegeven wat het Vierde Kaderprogramma (1994-1998)1 e n het Vijfde Kaderprogramma betreft (hier be-schikken we slechts over tussentijdse gegevens).

KP4 (1994-1998) KP5 (1998-2002)*

Aantal Deelnamebudget Aantal

Deelname-deelnames (Meuro) deelnames budget

(Meuro)

Vlaamse onderzoeksinstellingen 216 52,0 121 46,9

Wetenschappelijke instellingen 111 13,0 88 9,7

Collectieve centra 21 1,4 1 <0,2

Totaal 348 66,4 210 56,8

* tussentijdse gegevens die ongeveer de helft van het Vijfde Kaderprogramma bestrijken (Meuro = miljoen euro – red.)

Binnen de groep van de onderzoekscentra nemen de Vlaamse onderzoeksinstellingen (het Interuniversitair Micro-elektronica Cen-trum IMEC, de Vlaamse Instelling voor Te c h-nologisch Onderzoek V I TO, het Vlaams Inter-universitair Instituut voor Biotechnologie V I B en het Instituut voor Tropische Geneeskunde ITG) het grootste aandeel voor hun rekening. Vooral IMEC haalt veel middelen uit het Ka-derprogramma naar zich toe. Van de collectie-ve centra neemt Centexbel deel. Bij de andere wetenschappelijk instellingen noteert men vooral de deelnames van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK), het Von Karman In-stituut (VKI) en het Centrum voor Landbouw-kundig Onderzoek (CLO).

Bij bovenvermelde deelnames werken de Vlaamse onderzoekscentra uitgebreid samen met buitenlandse partners, waaronder ook on-d e r z o e k s c e n t r a . In het Vieron-de Kaon-derprogram- Kaderprogram-ma waren er 835 samenwerkingsverbanden tussen de Vlaamse en buitenlandse onder-z o e k s c e n t r a . Halverwege het Vijfde Kaderpro-gramma waren dat er 400. De belangrijkste landen waarmee werd samengewerkt waren (in afnemende volgorde van belangrijkheid) : Fr a n k r i j k , Duitsland en het Verenigd Ko n i n k-rijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Land-, tuinbouw- en visserijproducten – Herkomst Het Vlaams Promotiecentrum voor A g r o- en Vi s s e- rijmarketing (VLAM VZW) levert via het consu- mentenpanel van GfK

Deze vorderingen zijn omstandig beschreven in het jaarverslag dat eind maart 2003 werd over- handigd aan de minister bevoegd voor Land- bouw en aan de administratie (bijlage 1).. D

B B B staat voor de nieuwe organi- satiestructuur van de Vlaamse administratie en de Vlaamse instellingen die door de regering werd goedgekeurd en binnenkort door het par- lement

De Vlaamse regering was met andere woorden wel degelijk nauw betrokken bij de vaststelling van de regionale ontwikkelingszones en is er door lange onderhandelingen met de

Anderzijds biedt het stelsel van de kosteloze verze- kering tegen inkomensverlies in de eerste tien jaar, ingesteld door de Vlaamse overheid, een vangnet voor de eigenaars die

Deze maatregelen betreffen zowel de con- tinuering/bijsturing van bepaalde maatregelen, als een set van nieuwe maatregelen, en richten zich zowel naar de profit- als de non-p r o f i

Het artikel 33 van de wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting heeft verwachtingen gewekt door onder meer de klemtoon die gelegd werd op

In dit verband zou ik graag vernemen om welke redenen de windturbines gelegen aan het Zee- kanaal in Kapelle-o p-d e n-Bos sedert enige tijd op non-actief zijn gesteld.. Hoever zijn