Vraag nr. 171 van 5 mei 2003
van de heer FRANCIS VERMEIREN
Steunpunt Duurzame Landbouw – Onderzo e k s r e-sultaten
Bij beslissing van de Vlaamse regering van 30 no-vember 2001 werd een wetenschappelijk Steunpunt Duurzame Landbouw opgericht, als een consorti-um tussen de universiteiten van Leuven en Gent, waaraan een aantal onderzoekstaken werd toege-w e z e n . Deze zijn toegespitst op een aantal gebie-den en worgebie-den specifiek vermeld in het Ja a r b o e k We t e n s c h a p, Technologie en Innovatie uitgegeven door de Vlaamse regering.
1. In welke mate waren de werkzaamheden voor de toegewezen opdrachten reeds gevorderd eind 2002 ?
2. Hoeveel wetenschappelijke vorsers zijn bij deze opdrachten betrokken ?
Beschikt men reeds over gegevens die de im-pact kunnen aanwijzen van deze onderzoeksac-tiviteiten op de duurzaamheid in de landbouw ? 3. Een van de deelprojecten behelsde de
biomas-saproductie in Vlaanderen en liep tot eind 2002. Is dit project reeds gerealiseerd, of wordt een voortzetting ervan in de komende jaren in het vooruitzicht gesteld ?
Antwoord
1. Deze vorderingen zijn omstandig beschreven in het jaarverslag dat eind maart 2003 werd over-handigd aan de minister bevoegd voor Land-bouw en aan de administratie (bijlage 1) . D i t verslag werd vooraf uitvoerig toegelicht voor de stuurgroep die de werking van het Steunpunt Duurzame Landbouw opvolgt. Op deze verga-dering werden ook enkele aanbevelingen ge-daan in verband met het vervolg van het onder-z o e k . Uit de verslagen en reacties van de leden van de stuurgroep blijkt een duidelijke appre-ciatie van het tot nu toe geleverde werk.
In de beheersovereenkomst met het Steunpunt werden aan aantal milestones gedefinieerd die tegen eind 2002 bereikt moesten worden. O p enkele details na zijn de beoogde doelstellingen duidelijk bereikt. Deze milestones hadden be-trekking op deelaspecten van de grote
langeter-mijnopdrachten van het Steunpunt : g e g e v e n s-v e r z a m e l i n g, het uitwerken s-van een databank, het opstellen van micro- en macromodellen om duurzaamheid in de landbouw te meten en bij te sturen, het uitwerken van communicatie over duurzaamheid en het adviseren van de overheid inzake duurzaamheid.
2. Eind 2002 waren er acht wetenschappelijke me-dewerkers in dienst. Momenteel bestaat de equipe uit tien wetenschappelijke medewerkers. Hiermee is het maximale aantal dat budgettair kan worden gedragen min of meer bereikt. 3. Vermits de kerntaak van het Steunpunt erin
be-staat indicatoren te definiëren waarmee duur-zaamheid kan worden gemeten, is het nu nog te vroeg om de impact van de onderzoeksactivitei-ten in de landbouwpraktijk te kunnen waarne-m e n . De verwachting is iwaarne-mwaarne-mers dat het nog en-kele jaren zal duren vooraleer een geïntegreer-de set van indicatoren voorhangeïntegreer-den zal zijn om duurzaamheid op bedrijfsniveau, op sectorni-veau en op landschappelijk nisectorni-veau te meten en de indicatoren met de belangrijkste impact uit deze set af te leiden.
Zo zullen we dan weten welke factoren priori-tair moeten aangepakt worden om duurzaam-heid te verbeteren van de bovenvermelde ni-v e a u s. Nu reeds kunnen we bepaalde deelaspec-ten aanpakken. Zo is momenteel tot op zekere hoogte bekend welke gewasbeschermingsmid-delen een grote impact hebben op de belasting van het milieu. Pas dan is het de bedoeling om realistische alternatieven voor deze middelen te p r o m o t e n . Maar het is duidelijk dat vooraleer dit aan de landbouwer aangeraden kan worden, deze aanbevelingen eerst nog moeten worden getest op praktijkniveau. Voor zulte testfase kunnen het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO) en de proeftuinen ingescha-keld worden.
Het Steunpunt heeft wel kunnen aantonen dat de landbouwsector op een aantal terreinen het laatste decennium is geëvolueerd in de richting van meer duurzaamheid. Dit is onder meer het geval voor verminderde milieubelasting door gereduceerd en veranderd gebruik van gewas-beschermingsmiddelen.
Uit deze studie is gebleken dat biomassapro-ductie voor energie momenteel geen haalbare doelstelling is voor V l a a n d e r e n . Enerzijds is de landbouwoppervlakte te beperkt en zijn de be-drijfsstructuren niet aangepast ; anderzijds is de economische haalbaarheid zonder subsidies of andere financiële voordelen voor de producen-ten veel te laag.
Op basis van de resultaten is het duidelijk dat het weinig zin heeft momenteel veel inspannin-gen te doen voor voortgezet onderzoek. Dit is dan ook niet gepland voor 2003.