• No results found

109038 - Geschil over weigering toelating. Verzoek is gegrond, omdat niet is gebleken dat alle omstandigheden bij het te nemen besluit zijn meegewogen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "109038 - Geschil over weigering toelating. Verzoek is gegrond, omdat niet is gebleken dat alle omstandigheden bij het te nemen besluit zijn meegewogen."

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 1 van 6

109038 - Geschil over weigering toelating. Verzoek is gegrond, omdat niet is gebleken dat alle omstandigheden bij het te nemen besluit zijn meegewogen.

ADVIES

in het geding tussen:

[verzoekers], wonend op een geheim adres, verzoekers, en

[bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van [school], verweerder

gemachtigde: de heer mr. H.J. Brouwer

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 17 november 2019 hebben verzoekers aan de Commissie een geschil voorgelegd over de beslissing van verweerder van 11 oktober 2019 om [leerling] niet toe te laten tot een school voor voortgezet speciaal onderwijs [school].

Verweerder heeft op 4 december 2019 een verweerschrift ingediend.

De hoorzitting vond plaats op 17 december 2019 te Utrecht.

Verzoekers waren ter zitting aanwezig.

Namens verweerder waren ter zitting aanwezig [voorzitter Commissie van Begeleiding en zorgcoördinator], [ directeur van de school] en [beleidsmedewerker].

Het samenwerkingsverband werd ter zitting vertegenwoordigd door [bestuurder] en [adviseur passend onderwijs].

2. DE FEITEN

1. Verzoekers zijn de pleegouders van [leerling]. [leerling] is geboren op [geboortedatum]

2004.

2. [leerling] is bekend met ADHD en een alcohol gerelateerd neurobiologisch

ontwikkelingsperspectief (ARND), dit valt onder het spectrum van Foetaal Alcohol Spectrum Stoornissen (FASD).

3. In het schooljaar 2017-2018 is [leerling] gestart op [huidige school], een school voor voortgezet speciaal onderwijs, cluster 4.

4. Aanvankelijk hebben verzoekers in maart 2019 bij het [informatiecentrum], ingericht door het samenwerkingsverband, verzocht om inzet van een shadow. Enige tijd later hebben verzoekers gemeld dat het hun voorkeur heeft dat [leerling] op een andere school onderwijs gaat volgen.

5. Op 26 juni 2019 hebben verzoekers een gesprek met een ib’er op de school om [leerling]

op de school aan te melden. Verzoekers hebben daarbij onder andere een aanmeldformulier ondertekend.

(2)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 2 van 6

6. In juli 2019 heeft [huidige school] een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) bij het samenwerkingsverband aangevraagd.

7. De Commissie van Begeleiding (CvB) heeft op 9 september 2019 onderzocht of [leerling]

tot de school toegelaten kan worden. De CvB heeft geconcludeerd dat de school niet voldoende deskundig is om leerlingen op te nemen die, zoals [leerling], in hun gedragsontwikkeling intensieve begeleiding vragen.

8. Op 23 september 2019 heeft het samenwerkingsverband besloten [leerling] een tlv cluster 3 voor de periode van 1 augustus 2019 t/m 1 augustus 2020 met

bekostigingscategorie laag toe te kennen.

9. Verzoekers konden zich niet vinden in de afwijzing van de CvB en hebben dit bij het de CvB kenbaar gemaakt. De CvB heeft zich op 30 september 2019 nogmaals, met aanvulling van stukken, over de toelating gebogen. De CvB is bij haar advies gebleven dat [leerling]

niet tot de school toegelaten kan worden.

10. Op 11 oktober 2019 heeft verweerder het besluit genomen om [leerling] niet toe te laten, waarbij het advies van de CvB is bijgevoegd.

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers

Vanwege zijn hersenletsel heeft [leerling] een hierin gespecialiseerde school nodig. De huidige school van [leerling], voortgezet speciaal onderwijs (vso) cluster 4, kan niet de benodigde ondersteuning aan [leerling] bieden. Verzoekers hebben zorgvuldig onderzocht welke school het meest passend voor [leerling] is. Hetgeen in het schoolondersteuningsprofiel (sop) is

opgenomen, past bij het profiel van [leerling]. Vanwege de lesmethodes, de kleinschaligheid, structuur, rust, overzichtelijkheid en de expertise op het gebied van hersenletsel is de school de meest passende onderwijsplek voor [leerling].

Bovendien is de school de enige school in de regio die gespecialiseerd is in hersenletsel. Dat de school een cluster 3 school is in plaats van cluster 4 school, achten verzoekers niet relevant. Wel merken verzoekers op dat de cluster 4 school, waar [leerling] onderwijs heeft gevolgd,

gespecialiseerd was in leerlingen met internaliserende gedragsproblemen. Het FASD kan zich uiten in gedragsproblemen, maar zowel de omgeving als medicatie zijn hierop van invloed. Dit heeft de specialist van Het Nederlands Herseninsituut verklaard. Het gedrag waarvoor de school vreest, vertoont [leerling] niet en heeft [leerling] op voorgaande scholen ook niet vertoond. De huidige school heeft een verkeerd beeld van [leerling] geschetst. Aanvankelijk stond de school bij het intakegesprek positief tegenover de aanvraag om [leerling] tot de school toe te laten gelet op de geheugenfunctiestoornis.

Uit het beeld van [huidige school] komt naar voren dat [leerling] met gedragsproblemen te kampen heeft. Dit is niet juist. [leerling] raakt overprikkeld, indien hij niet tijdig zijn medicatie inneemt. Het niet tijdig innemen van de medicatie gaat niet goed op zijn huidige school. Met die school is meermaals besproken om er op toe te zien dat [leerling] (tijdig) zijn medicatie inneemt, omdat [leerling] hiertoe zelf niet in staat is. Er dient een volwassene op toe te zien dat hij de medicijnen inneemt. [leerling] krijgt thuis in verband met zijn hersenletsel intensieve ondersteuning voor zogenoemde algemene dagelijkse levensverrichtingen. Ook voor dergelijke zaken is de school passend voor [leerling].

(3)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 3 van 6

Na de weigering van de school om [leerling] toe laten, heeft de school geen andere passende school aangedragen, die aan de ondersteuningsbehoefte van [leerling] kan voldoen. Terugkeer van [leerling] op [huidige school] is niet aan de orde.

Standpunt verweerder

Verweerder biedt een arrangement voor leerlingen met (niet aangeboren) hersenletsel. Het op de school geboden onderwijs is voor leerlingen met voorliggende vraagstukken met betrekking tot het gedrag niet geschikt, omdat de school voor leerlingen met een ziekte en/of beperking een veilige omgeving voor zelfontplooiing wil bieden. Na slechte ervaringen met leerlingen die ondersteuning op het gebied van gedrag behoeven, is dit in het sop opgenomen. Bij [leerling] is zijn gedrag voorliggend. Bij het intakegesprek met de ib’er was dit nog niet helder. Dit bleek later uit de overgelegde stukken. Een cluster 4 school is geschikt voor leerlingen met

gedragsproblemen. [leerling] heeft eerder onderwijs op cluster 4 scholen ontvangen en niet is gebleken dat dit een onjuiste aanpak zou zijn. Verzoekers zijn in de veronderstelling dat de school een prikkelarme omgeving is, waarbij er sprake is van een gestructureerde en voorspelbare manier van werken. Dit is niet juist. De leerlingen hebben binnen de groep verschillende profielen en jaarlagen en volgen een eigen leerlijn. Een cluster 4 school zoals [huidige school] heeft wel de kenmerken die verzoekers van belang achten. Verweerder kan op de huidige school ambulante begeleiding voor [leerling] inzetten.

Normaliter heeft de school eerder inzicht in de leerlingsituatie door middel van de inzet van een ambulante begeleider van verweerder op de huidige school van de leerling. Deze ambulant begeleider komt op alle scholen in de regio. Indien er ondersteuning nodig is, kan de ambulant begeleider onderzoeken of de leerling op de school - al dan niet met inzet van ambulante

begeleiding of andere experts - kan blijven. Hierdoor is de CvB goed geïnformeerd over de leerling bij aanmelding op de school. Bij [leerling] was dit niet het geval. Dit hangt tevens samen met de tlv-so cluster 3 die reeds was aangevraagd en later door het samenwerkingsverband was afgegeven. De CvB heeft op verzoek van verzoekers geen overleg gehad met [huidige school] en heeft op basis van de overgelegde stukken de aanvraag beoordeeld. Verzoekers hebben

toestemming gegeven voor het verlenen van (leerling)gegevens door [huidige school] aan de school. De CvB heeft op basis van die gegevens en de door verzoekers verstrekte informatie onderzocht of [leerling] tot de school kan worden toegelaten. Verweerder betwist dat hierbij een verkeerd beeld van [leerling] zou zijn geschetst.

Nadat de CvB op 9 september 2019 heeft gemeld dat de aanvraag voor [leerling] is afgewezen, heeft de CvB aangeboden om verzoekers te helpen bij het zoeken van een passende

onderwijsplek. Overigens kan de huidige school voorzien in de ondersteuningsbehoefte van [leerling]. De school zal alsnog met verzoekers om tafel gaan over een passende onderwijsplek voor [leerling].

(4)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 4 van 6

4. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND

Aanvankelijk wilden verzoekers dat [leerling] meer ondersteuning op [huidige school] zou ontvangen, in de vorm van een zgn. shadow. Vervolgens heeft het samenwerkingsverband meermaals contact met [huidige school] gehad om te onderzoeken welke mogelijkheden er voor [leerling] op die school zijn. Gelet op zijn medische aandoening is door zowel het

samenwerkingsverband als de leerplichtambtenaar voorgesteld om te onderzoeken of onderwijs op een cluster 3 school passend voor [leerling] is. Wellicht dat een cluster 3 school wel aan de ondersteuningsbehoefte van [leerling] zou kunnen voldoen. Een aanvraag voor een shadow hebben verzoekers niet ingediend. Hieruit heeft het samenwerkingsverband afgeleid dat een shadow op [huidige school] niet meer aan de orde was.

Het samenwerkingsverband heeft getracht om voor de schoolvakantie zich over de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring te buigen, maar dit is niet gelukt. De [adviescommissie]

beoordeelt de aanvraag pas als het dossier compleet is. Het samenwerkingsverband was nog in afwachting van enkele stukken van [huidige school], waardoor pas op 9 september 2019 de aanvraag tijdens de [adviescommissie] is behandeld. Het samenwerkingsverband is en blijft van mening dat een cluster 3 school passend voor [leerling] is.

5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij toelating

De Commissie is op grond van artikel 45 lid 2 sub a van de Wet op de Expertisecentra (WEC) bevoegd kennis te nemen van geschillen tussen ouders en het bevoegd gezag van een school die ontstaan bij de toepassing van onder meer artikel 40 lid 4, 5 en 6 WEC, betreffende de (weigering) toelating van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte. Het verzoek heeft hierop betrekking. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend, is de Commissie bevoegd en is het verzoek ontvankelijk.

De beoordeling van het verzoek om toelating

Op grond van artikel 40 lid 4 WEC dient het bevoegd gezag te beoordelen of de aanmelding een leerling betreft die extra ondersteuning behoeft. Bij een dergelijke aanmelding, dient het bevoegd gezag op grond van artikel 2 Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) te onderzoeken of de extra ondersteuning in de vorm van doeltreffende aanpassingen zelf kan worden geboden, al dan niet met financiering of arrangementen vanuit het

samenwerkingsverband. De verplichting tot het verrichten van doeltreffende aanpassingen geldt niet wanneer de aanpassingen een onevenredige belasting vormen (Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 3, p. 17).

Bij de aanmelding stond vast dat [leerling] een extra ondersteuningsbehoefte heeft.

Verweerder diende derhalve na de aanmelding van deze leerling te onderzoeken of de school de benodigde ondersteuning zelf kan bieden al dan niet met inzet van middelen of

arrangementen vanuit het samenwerkingsverband.

(5)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 5 van 6

De CvB heeft aan de hand van de beschikbare stukken onderzocht welke ondersteuningsbehoefte [leerling] heeft, waarbij zij vervolgens heeft geadviseerd om [leerling], gelet op de

ondersteuningsbehoefte, niet tot de school toe te laten. De weigering toelating is gelegen in het gedrag, waarvoor geen ondersteuning kan worden geboden en het ontbreken van een

ondersteuningsvraag verbonden aan de somatische en/of motorische beperking van de leerling.

De bevoegdheid om een leerling te weigeren komt het bevoegd gezag toe. Dit besluit dient met redenen te zijn omkleed. Ook dient het besluit een bezwaarclausule te bevatten, zodat het voor ouders helder is dat en hoe zij bezwaar tegen het besluit kunnen maken. Aan deze laatste wettelijke waarborg heeft verweerder niet voldaan.

Verzoekers hebben gemotiveerd betwist dat de gedragsproblemen van [leerling] voorliggend zijn en dat hij geen ondersteuningsvraag op grond van zijn aandoening zou hebben. De behandelend specialist heeft onderschreven dat onderwijs op een cluster 3 school voor [leerling] passend is.

Het samenwerkingsverband heeft de ondersteuning van [leerling] onderzocht en op grond van die ondersteuning heeft zij een tlv-so, cluster 3 afgegeven. De grond voor de toekenning van de tlv is gelegen in het vermoeden, dat bij goede ondersteuning van de belemmeringen die [leerling]

ondervindt vanwege zijn hersenafwijking, juist zijn gedragsproblemen zouden verminderen. In het sop van verweerder blijkt dat de school ook leerlingen met gedragsproblemen heeft. Wel zijn in het sop grenzen aan de ondersteuning bij gedragsproblemen opgenomen, maar het is de Commissie niet gebleken dat [leerling] gedrag vertoont, die deze grenzen overschrijden.

Verder is de procedure voor de toelating van de leerling niet op de gewenste manier verlopen.

Normaliter is de CvB reeds op hoogte van de situatie van de leerling als gevolg van inzet van een ambulant begeleider op de huidige school. Observaties of bevindingen van een ambulant begeleider, die doorgaans bij het verzoek om aanmelding bij de CvB aanwezig zijn, ontbreken echter. In zo’n situatie is het gebruikelijk dat de school van verweerder wordt betrokken bij de vraag of een tlv-so cluster 3 wordt afgegeven. Dat is hier niet gebeurd.

Aldus is niet duidelijk of de gedragsproblemen van [leerling] voorliggend zijn en evenmin of er een ondersteuningsvraag uit medisch oogpunt is terwijl voorts de procedure voor toelating niet zoals gebruikelijk is verlopen. Om deze redenen had verweerder niet kunnen volstaan met het besluit om [leerling] niet toe te laten met als basis een enkele verwijzing naar het advies van de CvB. Een en ander had aanleiding voor verweerder moeten zijn om met verzoekers in gesprek te gaan, waarbij mogelijk ook observatie van [leerling] besproken en ingezet had kunnen worden. Bij een gesprek in september 2019 en inzet van observatiearrangement zou de ondersteuningsbehoefte van [leerling] inmiddels in kaart zijn gebracht en helder zijn. Verzoekers hebben betwist dat zij niet in gesprek met verweerder wensten te gaan. Verzoekers zagen alleen niets in een gesprek over een tijdelijke plaatsing voor observatie.

Dat verweerder onvrede had over de gang van zaken acht de Commissie begrijpelijk. Immers, de procedure is niet feitelijk verlopen zoals gebruikelijk omdat er geen ambulant begeleider

betrokken is geweest om de CvB te informeren. Verder is verweerder niet actief mee genomen dan wel geïnformeerd over de aanvraag van een tlv-so cluster 3. Die onvrede had niet in de weg mogen staan om verzoekers voor een gesprek uit te nodigen alvorens tot het besluit te komen om [leerling] niet tot de school toe te laten. Het belang van het kind dient voorop te staan. Voor het nemen van het besluit, had een gesprek tussen verweerder en verzoekers plaats dienen te vinden.

(6)

Geschillencommissie passend onderwijs

109038/ advies d.d. 15 januari 2020 pagina 6 van 6

Vervolgens had verweerder met inachtneming van informatie uit dat gesprek, het advies van de CvB, de tlv en het belang van het kind dienen af te wegen. Uit het besluit blijkt niet dat een dergelijke afweging is gemaakt. Het op grond van de stukken afdoen van de aanvraag is gezien het bovenstaande niet voldoende. Op grond van bovenstaande overwegingen zal de Commissie het verzoek gegrond verklaren.

De Commissie heeft er voorts met instemming kennis van genomen dat partijen hebben aangegeven binnen zeer korte termijn met elkaar in overleg te treden teneinde een oplossing voor [leerling] te vinden die hem de kans biedt op een passende onderwijsplek weer onderwijs te gaan volgen en daarmee het thuiszitten zo snel als mogelijk op te heffen.

6. OORDEEL

Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond.

Aldus gedaan te Utrecht op 15 januari 2020 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. J.J.M.

Cremers, drs. E. Hoeksma, leden en in aanwezigheid van mr. J. Nikkels, secretaris.

mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter

mr. J. Nikkels secretaris

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 De in de 2e tussenrapportage 2019 opgenomen investeringskredieten voor het Huis van Albrandswaard, op annuïtaire wijze af te schrijven1.  Het in de 2e tussenrapportage

- 3 projectdagen (hele lesdagen tot 16u15) in het tweede semester: eenmaal op een vrijdag, eenmaal op een woensdag (inclusief woensdagnamiddag) en eenmaal op een andere

Bestellingen gebeuren online, en ook de betaling verloopt enkel en alleen via de betaalsite aan de webshop van de Foto Demarsin.. De bestellingen zullen op verschillende

4.c Dutchtone is van mening dat geplande antennes van KPN slechts relevant zijn in het kader van de vraag of op een bepaald antenne-opstelpunt van KPN nog plaats is voor een antenne

Bij brief van 12 juni 2001 heeft KPN Mobile het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) verzocht om de regels vast te stellen die

100.000,- per dag, binnen 10 dagen na dagtekening van het besluit van het college het mogelijke verschil te betalen tussen enerzijds het bedrag dat KPN aan Energis heeft betaald voor

Het college is voorts van oordeel dat zowel voor KPN als andere aanbieders geldt dat, indien de ten behoeve van ontbundelde toegang tot het aansluitnet gebruikte posities op

Voordat [leerling] bij de school is aangemeld, hebben verzoekers zich ook georiënteerd op [school 2], een school voor speciaal onderwijs te [vestigingsplaats] en [school 3], een