• No results found

Besluit geschil Broadcast Newco Two - Nozema

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit geschil Broadcast Newco Two - Nozema"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit geschil Broadcast Newco Two - Nozema Met betrekking tot het antenne-opstelpunt Hilversum OPTA/ G.16.00 /2000/203055

Oordeel in de zin van artikel 3.11., vijfde en vierde lid, van de Telecommunicatiewet, in het geschil tussen:

Enerzijds,

De besloten vennootschap Broadcast Newco Two B.V. gevestigd te Terneuzen, gemachtigde: mr A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam,

en anderzijds,

de naamloze vennootschap Nozema N.V. gevestigd te IJsselstein, gemachtigde de heer mr E.A.P. Engels, advocaat te Amsterdam.

1. De procedure

Bij brief van 17 augustus 2000 heeft Mr Versteeg namens Broadcast Newco Two (hierna: Broadcast) aan het college verzocht om een oordeel in de zin van artikel 3.11, vijfde en vierde lid, Tw in een geschil met Nozema N.V. (hierna :Nozema).

Nadat het college aan partijen inlichtingen heeft gevraagd en partijen informatie hebben verschaft, heeft op 25 september 2000 een hoorzitting plaatsgevonden.

2. Het verzoek van Broadcast.

Broadcast heeft het college verzocht een regeling vast te stellen die betrekking heeft op: a) de ruimte in de nieuw op te richten mast te Hilversum,

(2)

3. De geschilpunten.

Het college omschrijft het geschil tussen partijen als volgt:

a. Nozema is voornemens te Hilversum een nieuwe antennemast te bouwen. Partijen zijn overeengekomen dat op een gedeelte van deze mast naast antennesystemen van Nozema ook een antennesysteem voor Broadcast mag worden geplaatst. Partijen verschillen van mening over de omvang en de exacte plaats van het antennesysteem van Broadcast op de

antennemast.

b. Broadcast is van oordeel dat de tarieven die Nozema in rekening meent te mogen brengen onevenredig hoog zijn waardoor zij niet meer met Nozema kan concurreren. Broadcast bepleit dat bij de vaststelling van tarieven aansluiting wordt gezocht bij de Tennet tarieven die marktconform zijn.

Nozema is van oordeel dat de vergoeding die zij verlangt gebaseerd is op de werkelijk

gemaakte kosten. Een vergoeding op basis van de Tennet tarieven wijst Nozema af omdat deze geen recht doen aan de in de mast verrichte investeringen.

4. Overwegingen

Op grond van hetgeen door partijen is aangevoerd heeft het college het volgende overwogen:

(3)

In zijn beslissing met betrekking tot de antennemast in Rotterdam heeft het college aangegeven dat op dit moment normen over het positioneren van antennes op de mast en over het noodzakelijk aantal antennelagen, dat op grond van het uitgestraalde zendvermogen en de maximale veldsterkte in de nabije omgeving is aangewezen, ontbreken. Daarbij heeft het college aangegeven het aangewezen te achten dat partijen over deze normen overleg voeren en deze normen in een principe-overeenkomst vastleggen. De betreffende normen zouden een goede basis kunnen vormen voor de totstandkoming van overeenstemming met betrekking tot de antennemast Hilversum.

Het college stelt vast dat de onderhandelingen tussen partijen met betrekking tot de plaats van de antennesystemen op de toekomstige antennemast, mede hierom, nog onvoldoende zijn gevoerd. Daarom is van een daadwerkelijk geschil op dit moment nog geen sprake.

Partijen hebben nog geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de positie en de lengte van het antennesysteem van Broadcast in de mast van Nozema welke door Nozema als elementen bij de totstandkoming van de prijs worden gebruikt . Het college acht zich daarom nog niet bevoegd om thans een uitspraak te doen over de redelijkheid van de tarieven die Nozema van Broadcast verlangt.

5. Besluit

Het college besluit op grond van vorenstaande overwegingen als volgt :

1. Het college stelt vast dat ten aanzien van de mogelijkheid van de herschikking van de antennemast nog onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden, zodat vooralsnog geen sprake is van een situatie waarin partijen geen overeenstemming over het medegebruik hebben bereikt. Het college verklaart zich in deze onbevoegd.

(4)

redelijkheid van de kosten voor de huur van een gedeelte van de antennemast waarvan de positie en de lengte nog niet vast staat.

Aldus besloten te ’s Gravenhage op 16 november 2000.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

Prof. dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Rechtsmiddelen

Belanghebbenden, die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90420

2509 LK Den Haag

(5)

Bijlage bij besluit van het college inzake het geschil G.16.00

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit heeft bij zijn beslissing als verwoord in het besluit, waarvan deze bijlage onderdeel uitmaakt, de navolgende stukken in overweging genomen:

1. Brief van het college van OPTA van 5 september 2000, kenmerk OPTA/IBT/2000/202486; 2. Brief van het college van OPTA van 5 september 2000, kenmerk OPTA/IBT/2000/202506; 3. Brief van mr. Versteeg van 18 september 2000, kenmerk av/jw-147653.37937 met

bijlagen;

4. Brief van Nozema van 18 september 2000, kenmerk 20000011611/sza met bijlagen; 5. Pleitnotities van mr. A.J.H.W.M. Versteeg, ref.: 147365.38081

6. Pleitnotities van mr. E.A.P. Engels

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3.3 De bank heeft gesteld dat zij met consument is overeengekomen dat de rente in de bindende hypotheekofferte is opgenomen, tenzij op de passeerdatum van de hypotheekakte

4.8 Wat, en daarmee tot slot, de door Consumenten ervaren bejegening door de Bank betreft, merkt de Commissie op dat de Bank hiervoor tijdens de interne klacht- procedure begrip

Dit heeft als gevolg dat de Commissie de vordering van Consument tot verwijdering van zijn gegevens uit het IVR aldus begrijpt dat daaronder ook de verwijdering van de gegevens uit

4.1 Consument stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat Verzekeraar het proces dat hij heeft doorlopen tijdens de rouwverwerking van zijn partner oneigenlijk heeft gebruikt

Alhoewel de Commissie er begrip voor heeft dat de hoogte van het pensioenkapitaal op de einddatum van de verzekering en de hoogte van het daarmee aan te kopen pensioen door

4.8 In het onderhavige geval waren Consumenten in 2011 op de hoogte van hun (mogelijke) schade als gevolg van de (hoge) ingehouden kosten en risicopremies en hebben zij

4.1 Tussen partijen staat niet ter discussie dat op grond van artikel 18 van de verzekerings- voorwaarden een eigen risico van € 250,00 geldt, als de verzekerde wil dat

2.16 In het kader van de interne klachtprocedure heeft de Bank in haar brief van 25 november 2019 (onder meer) aan de gemachtigde van Consument geschreven bereid te zijn om de