• No results found

CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C C C o o o m m m m m m i i i s s s s s s i i i e e e v v v o o o o o o r r r g g g e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n C C C A A A O O O - - - B B B V V V E E E

Jaarverslag 2012

(2)

V V V o o o o o o r r r w w w o o o o o o r r r d d d

Hierbij treft u aan het jaarverslag 2012 aan van de Commissie voor geschillen CAO-BVE.

In het kader van de efficiency en in navolging van vele andere instanties wordt dit jaarverslag uitsluitend nog digitaal aangeboden.

De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. Het bureau van Onderwijsgeschillen verzorgt de administratieve en juridische ondersteuning van de commissie.

De volledige, geanonimiseerde uitspraken en de gegevens over de Commissies en over het bureau van Onderwijsgeschillen zijn te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl.

(3)

I In I n nl l le e e i id i d di i in n ng g g

De Commissie voor geschillen CAO-BVE is een commissie als bedoeld in de artikelen N-6 t/m N-8 van de CAO-BVE. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting

Onderwijsgeschillen.

De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen die zich voor de behandeling van geschillen bij de Commissie hebben aangesloten.

De Commissie is bevoegd geschillen te behandelen tussen werkgever en werknemer die de toepassing van de CAO-BVE betreffen.

Met goedvinden van beide partijen kunnen ook andere geschillen welke de goede

verstandhouding tussen werkgever en werknemer kunnen schaden, aan de beslissing van de Commissie worden onderworpen.

De uitspraak van de Commissie is voor werkgever en werknemer bindend.

Sa S am me en ns st te el ll li in ng g v va an n d de e C Co om mm mi is ss si ie e

De Commissie was in het verslagjaar als volgt samengesteld:

mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter

mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, plaatsvervangend voorzitter

mr. J. Klazema, lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad (tot 1-8-2012) mr. G.J. Wubs-Postma, plaatvervangend lid benoemd op voordracht van de MBO- Raad

L. Murray, plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de Centrales mr. M. Th. van Wel, lid benoemd op voordracht van de Centrales.

(4)

G G G e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n

A A A a a a n n n g g g e e e s s s l l l o o o t t t e e e n n n s s s c c c h h h o o o l l l e e e n n n e e e n n n i i i n n n s s s t t t e e e l l l l l l i i i n n n g g g e e e n n n

In het verslagjaar waren bij de Commissie 48 BVE-instellingen aangesloten.

B Be B e eh h ha a a n nd n d de e el l l e e e n nd n d de e e g g g e es e s sc c ch h hi i il l ll l le e en n n

In het verslagjaar is de Commissie vijfmaal bijeen geweest en heeft zij 5 geschillen mondeling ter zitting behandeld.

geschillen resterend uit 2011 1

aanhangig gemaakt 8

ingetrokken 2

uitspraken 5

behandeling nog niet afgerond op 31-12-2012 2

V

V

Ve

e

er

r

rg

g

ge

e

el

l

li

i

ij

j

jk

k

ki

i

in

n

ng

g

gv

v

ve

e

er

r

rs

s

sl

l

la

a

ag

g

gj

j

ja

a

aa

a

ar

r

rm

m

me

e

et

t

tv

v

vo

o

oo

o

or

r

rg

g

ga

a

aa

a

an

n

nd

d

de

e

ej

j

ja

a

ar

r

re

e

en

n

n:

:

:

222000111111

totaal in behandeling 12

ingetrokken 3

uitspraken 8

voortgezet in 2012 1

222000111000

totaal in behandeling 24

ingetrokken 4

uitspraken 16

voortgezet in 2011 4

222000000999

totaal in behandeling 36

ingetrokken 6

uitspraken 19

voortgezet in 2010 11

222000000888

totaal in behandeling 28

ingetrokken 7

uitspraken 5

(5)

S Sa S a am m me e e n nv n v va a at t t t t t i in i n ng g ge e en n n v va v a an n n d de d e e u u ui i it t t s sp s p pr r ra a ak k ke e en n n

105474 - Geschil over de toepassing van artikel H-60 CAO-BVE

Werknemer heeft jarenlang gewerkt als docent maar is, na een periode van

arbeidsongeschiktheid, werkzaam als onderwijsassistent. De werkgever was in 2011 voornemens hem op grond van disfunctioneren als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE te herplaatsen in de functie van onderwijsassistent. Nadien hebben partijen

overeenstemming bereikt over deze functiewijziging. Dit blijkt uit de getekende akte van benoeming als onderwijsassistent. Niet gebleken is dat er sprake is geweest van dwaling aan de zijde van werknemer en/of misleiding door de werkgever. De werknemer werd ten tijde van de onderhandeling en de ondertekening van de arbeidsovereenkomst bijgestaan door zijn gemachtigde en de overeenkomst is het resultaat van een lang

onderhandelingsproces. Aldus is er sprake van een overeenkomst tussen partijen en niet van een (eenzijdige) gedwongen herplaatsing als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE.

Daarom is geen sprake van een geschil betreffende de toepassing van de CAO BVE als bedoeld in artikel N-6. Verzoek niet-ontvankelijk.

105199 - Geschil over de toepassing artikel I-22 CAO-BVE

De werkneemster heeft te veel salaris ontvangen. De werkgever heeft besloten dit salaris in te houden. De werkneemster voert aan dat zij niet kon weten dat zij te veel ontving en dat daarom de terugvordering niet redelijk is.

De werkgever is met zijn besluit tot terugvordering binnen de werking van artikel I-22 CAO BVE gebleven. In zoverre is er geen sprake van onjuiste toepassing van de CAO BVE. De Commissie is niet bevoegd om te oordelen over de vraag of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot volledige terugvordering van het teveel betaalde, omdat dit niet de toepassing van de CAO BVE betreft.

Voor een behandeling van het geschil op grond van artikel N-7 CAO is geen aanleiding, omdat de werkgever desgevraagd door de Commissie aangegeven heeft niet akkoord te gaan met behandeling van het geschil op grond van artikel N-7.

105309 - Geschil met betrekking tot de toepassing van artikel F-5 CAO BVE De werkgever kent een uitvoeringsregeling voor de werkverdeling 2011-2012 en heeft conform de daarin opgenomen procedure een voorstel tot werkverdeling in stemming gebracht. De meerderheid van de werknemers van de school heeft met dit voorstel

ingestemd. Uit het ter stemming voorgelegde voorstel kan niet een voorstel tot inzet van de werknemers van de school worden gelezen. Evenmin is duidelijk hoe de te verdelen

werkzaamheden op teamniveau over de desbetreffende medewerkers verdeeld gaan worden. Het abstractieniveau is te hoog en het voorstel te weinig specifiek. Een voorstel van de zijde van de werknemers ontbreekt eveneens. Onder deze omstandigheid mag van de werkgever worden verwacht een voorstel te presenteren dat voldoet aan het in artikel F-5 lid 2 CAO BVE en in deHet geheel overziend komt de Commissie tot het oordeel dat artikel F-5 CAO BVE onjuist is toegepast.

(6)

105250 - Geschil over toepassing artikel IV bijlage G CAO-BVE 1999-2000 (BAPO-

regeling)

De werknemer is op grond van artikel H-60 CAO BVE (herplaatsing in lagere functie vanwege disfunctioneren) vanuit een schaal 14-functie zonder salarisgarantie herplaatst in een schaal 12-functie. Onder disfunctioneren moet worden verstaan het niet op juiste wijze vervullen van taken door een werknemer ofwel het niet in voldoende mate voldoen aan de gestelde functie-eisen. Niet elk disfunctioneren rechtvaardigt een salarisverlaging. Het moet gaan om zodanig ernstig disfunctioneren (grenzend aan dan wel zijnde verwijtbaar handelen) dat salarisverlaging, alle omstandigheden in aanmerking nemende, een

passende en in redelijkheid te nemen maatregel vormt. Dit disfunctioneren dient te blijken uit verslagen van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken en/of andere schriftelijke stukken. De werkgever heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van

disfunctioneren in de hiervoor bedoelde zin. De werkgever heeft het achterwege laten van een salarisgarantie derhalve ten onrechte gebaseerd op artikel H-60 CAO BVE. De werkgever heeft een onjuiste toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel H-60 CAO BVE.

105247 - Geschil over toepassing van artikel I-12b CAO-BVE

Werknemer is het niet eens met de afrekening van het door hem opgebouwde tegoed ingevolge de VAA-regeling per eind juli 2006 omdat de door de werkgever gehanteerde formule per saldo veel minder oplevert dan het uurloon waarvoor hij heeft gewerkt.

Werknemer erkent dat de werkgever de uitbetaling conform de in de CAO BVE

opgenomen voorschriften heeft verricht. Gebleken is dat de werknemer de keuze heeft gemaakt voor uitbetaling van het opgebouwde verlof terwijl hij op dat moment, als uitvoerder van de regeling, reeds wist dat de uitbetaling in zijn ogen voor hem mogelijk onredelijk zou uitpakken. Daarbij komt nog dat de werkgever niet er toe is gehouden om in positieve zin van de CAO BVE af te wijken. Overigens is ook niet gebleken dat werknemer daar destijds om heeft verzocht. Omdat vastgesteld kan worden dat de werkgever zich bij de uitbetaling van het opgebouwde verlof aan de bepalingen uit de CAO BVE heeft gehouden, is geen onjuiste toepassing aan de CAO BVE gegeven.

Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191

3508 AD Utrecht

info@onderwijsgeschillen.nl www.onderwijsgeschillen.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor wat het onderwijskader Bacheloropleidingen betreft geldt dat artikel 7 lid 1 aanhef en sub k MZR bepaalt dat het College van Bestuur instemming behoeft voor door het bestuur

Door in het kader van de toekenning van de bindingstoelage te concluderen dat een werknemer niet voldoende functioneert indien hij op twee competenties een drie scoort, hanteert de

Aldus is de regeling werkgelegenheidsbeleid, die de werkgever in 1999 met de centrales is overeengekomen, komen te vervallen en dienen partijen in onderling overleg tot een keuze

Omdat de werkgever in de bestreden beslissing geen onderscheid heeft gemaakt in de benoeming van deze feiten in voornoemde zin en hij niet onderbouwd heeft aangegeven op welke

Voorts heeft de decaan niet gesteld dat er zwaarwegende organisatorische, economische of sociale redenen zijn, die toestemming van de Commissie tot het nemen van het besluit

grondslag gelegde feiten zijn voldoende aannemelijk geworden en gezien de aard en ernst van deze feiten is sprake van een dringende reden op grond waarvan van de

Door dit niet te doen en door reeds in 2000 de werknemer vanuit bovendien een verkeerde interpretatie van artikel IV van bijlage G van de CAO-BVE te verplichten een toezegging te

Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de