• No results found

CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C C C o o o m m m m m m i i i s s s s s s i i i e e e v v v o o o o o o r r r

g g g e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n C C C A A A O O O - - - B B B V V V E E E

Jaarverslag 2009

(2)

V V V o o o o o o r r r w w w o o o o o o r r r d d d

Hierbij treft u aan het jaarverslag 2009 aan van de Commissie voor geschillen CAO- BVE.

In het kader van de efficiency en in navolging van vele andere instanties is ervoor gekozen dit jaarverslag uitsluitend nog digitaal aan te bieden.

Het aantal door de Commissie behandelde geschillen is in 2009 hoger dan in de voorgaande jaren.

Een groot deel van de in 2009 behandelde geschillen betrof geschillen die aan de Commissie waren voorgelegd op basis van artikel N-7 CAO-BVE. Dat wil zeggen niet als een geschil betreffende de toepassing van de CAO-BVE (conform artikel N-6) maar als een geschil welke de goede verstandhouding tussen werkgever en werknemer kan schaden. Een dergelijk geschil wordt met goedvinden van beide partijen aan de Commissie voorgelegd. De desbetreffende werknemers waren allen werkzaam bij een BVE-instelling die in het kader van een reorganisatie in overleg met de Centrales een Sociaal Plan had opgesteld. Als vertrekbevorderende maatregelen in de eerste fase van de reorganisatie was gekozen voor een zogenoemde

mobiliteitsregeling. Een aantal geschillen betrof werknemers die aanspraak meenden te kunnen maken op een mobiliteitspremie. De Commissie heeft in een aantal van deze geschillen uitgesproken dat de mobiliteitspremie alsnog diende te worden toegekend. Daarnaast was in het Sociaal Plan de mogelijkheid tot vervroegde uitkering met een speciale FPU-regeling opgenomen. Echter, meer werknemers dan verwacht dienden een aanvraag voor FPU-suppletie in met als gevolg dat, op het moment dat de aanvraag door de interne herplaatsingscommissie van de instelling werd behandeld, de gewenste streefformatie reeds was bereikt waardoor het vertrek van de desbetreffende werknemers niet meer zou kunnen bijdragen aan het

terugdringen van de boventalligheid. De Commissie achtte de door de werkgever gevolgde werkwijze juist en heeft in alle geschillen ten aanzien van de FPU-

suppletieregeling geoordeeld dat de werkgever geen onjuiste toepassing aan deze regeling heeft gegeven.

De volledige, geanonimiseerde uitspraken en de gegevens over de Commissies en over het bureau van Onderwijsgeschillen zijn te vinden op

www.onderwijsgeschillen.nl.

(3)

I In I n nl l le e e i id i d di i in n ng g g

De Commissie voor geschillen CAO-BVE is een commissie als bedoeld in artikel N-6 t/m N-9 van de CAO-BVE. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen.

De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen die zich voor de behandeling van geschillen bij de Commissie hebben aangesloten.

De Commissie is bevoegd geschillen te behandelen tussen werkgever en werknemer die de toepassing van de CAO-BVE betreffen.

Met goedvinden van beide partijen kunnen ook andere geschillen welke de goede verstandhouding tussen werkgever en werknemer kunnen schaden, aan de beslissing van de Commissie worden onderworpen.

S

Sa am me en ns st te el ll li in ng g v va an n d de e C Co om mm mi is ss si ie e

De Commissie was in het verslagjaar als volgt samengesteld:

mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter vacature, plaatsvervangend voorzitter

mr. J. Klazema, lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad mr. M.Th. van Wel, lid benoemd op voordracht van de Centrales

mr. G.J. Wubs-Postma, plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad

L. Murray, plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de Centrales.

(4)

G G G e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n

A Aa A a an n n g g g e es e s sl l lo o ot t t e e e n n n s s sc c c h ho h o ol l le e en n n e en e n n i i i n n n s st s t te e el l l l li l i in n ng g ge e en n n

In het verslagjaar waren bij de Commissie 54 BVE-instellingen aangesloten.

B Be B e eh h ha a a n nd n d de e el l l e en e n nd d de e e g ge g e es s sc c c h hi h i il l ll l le e en n n

In het verslagjaar is de Commissie vijfmaal bijeen geweest en heeft zij 19 geschillen mondeling ter zitting behandeld.

geschillen resterend uit 2008 10

aanhangig gemaakt 26

ingetrokken 6

uitspraken 19

behandeling nog niet afgerond op 31-12-2009 11 VVVeeerrrgggeeellliiijjjkkkiiinnngggvvveeerrrssslllaaagggjjjaaaaaarrrmmmeeetttvvvoooooorrrgggaaaaaannndddeeejjjaaarrreeennn:::

220200000888

totaal in behandeling 28

ingetrokken 7

uitspraken 5

voortgezet in 2009 16

220200000777

totaal in behandeling 6

ingetrokken 1

uitspraken 3

voorgezet in 2008 2

222000000666

totaal in behandeling 9

ingetrokken 4

uitspraken 4

voortgezet in 2007 1

220200000555

totaal in behandeling 16

ingetrokken 4

uitspraken 7

voortgezet in 2006 5

(5)

222000000444

totaal in behandeling 19

ingetrokken 3

uitspraken 15

voortgezet in 2005 1

220200000333

totaal in behandeling 21

ingetrokken 3

uitspraken 10

voortgezet in 2004 8

222000000222

totaal in behandeling 12

ingetrokken 3

uitspraken 4

voortgezet in 2003 5

(6)

S S S a a a m m m e e e n n n v v v a a a t t t t t t i i i n n n g g g e e e n n n v v v a a a n n n d d d e e e u u u i i i t t t s s s p p p r r r a a a k k k e e e n n n

104218 - Beëindiging overuren

Sinds 2000 verrichtte de werknemer op basis van een jaarlijks verlengde tijdelijke benoeming werkzaamheden in overuren. Dit kwam per 1 augustus 2008 te vervallen.

Werknemer stelt dat de tijdelijke uitbreidingen niet plotsklaps door de werkgever mochten worden beëindigd. De werkgever stelt dat in het kader van de uitvoering van een Sociaal Plan instellingsbreed is afgesproken alle tijdelijke benoemingen alsmede de overuren te beëindigen. Artikel H-23 CAO-BVE dient te worden aangemerkt als een afwijking van artikel 7:668a lid 1 en 2 BW, welke afwijking op grond van artikel 7:668a lid 5 BW is toegelaten. Derhalve staat vast dat de uitbreiding van het dienstverband met overuren steeds tijdelijk is geweest en telkens na afloop van de overeengekomen periode van rechtswege eindigde. Voorts is er geen rechtsregel op grond waarvan de werkgever bij het van rechtswege eindigen van de uitbreiding aan de werknemer een vergoeding zou dienen toe te kennen. Derhalve heeft de

werkgever in redelijkheid toepassing kunnen geven aan artikel H-23 CAO-BVE door geen nieuwe overuren aan te bieden zonder financiële compensatie.

104084 - Geschil over de toepassing van art. F-7 en art. E-1 CAO

Werkneemster verkeerde in de veronderstelling dat de toelichting in de CAO-BVE 2007-2009 betrekking had op het bepaalde in de artikelen F-5, F-6 en F-7 van de CAO-BVE 2007-2009, terwijl de cursieve bepalingen de oude artikelen over het taakbeleid zijn zoals opgenomen in de CAO-BVE 2005-2007 en geldend tot 1 augustus 2008. Dientengevolge is de grondslag van het verzoekschrift, inhoudende dat de werkgever artikel F-7 CAO-BVE 2007-2009 niet juist heeft toegepast vanwege het ontbreken van de op grond van artikel F-7 lid 6 CAO-BVE 2005-2007 vereiste toestemming van de PMR, onjuist. De werkgever heeft artikel F-7 van de CAO-BVE 2007-2009 derhalve niet onjuist toegepast.

Werkneemster mag op grond van artikel F-14 en gezien haar betrekkingsomvang op maximaal acht dagdelen worden ingezet. Gebleken is dat de feitelijke inzet van werkneemster in het schooljaar 2008/2009 niet anders is geweest dan in het

voorgaande schooljaar en dat de taakbelasting ook binnen de normen van artikel F-1 en F6 van de CAO-BVE is gebleven voor wat betreft het aantal contact- en lesuren.

De Commissie oordeelt dat de werkgever ten aanzien van de taakbelasting van werkneemster in het schooljaar 2008/2009 geen onjuiste toepassing aan de CAO- BVE 2007-2009 heeft gegeven.

104000 - Geschil toepassing FPU-suppletieregeling

De werkneemster maakt aanspraak op de FPU-suppletieregeling op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Werkneemster was werkzaam in één van de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is. De behandeling van de aanvragen van de werknemers om een FPU-suppletieregeling heeft plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Toen het verzoek van de werkneemster werd behandeld was de streefformatie van de desbetreffende branches reeds bereikt, zodat een eventueel vertrek van de werkneemster niet zou bijdragen aan het

(7)

bereiken van deze formatie. Het verzoek van werkneemster is in behandeling genomen en ruim voor de uiterste datum van 1 mei 2008 heeft de werkgever een beslissing op het verzoek genomen. Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de werknemer zou niet meer kunnen bijdragen aan het terugdringen van de boventalligheid omdat de streefformatie reeds was bereikt. Werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan FPU-suppletieregeling gegeven.

104019 - Geschil toepassing FPU-suppletieregeling

De werkneemster maakt aanspraak op de FPU-suppletieregeling op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Werkneemster was werkzaam in één van de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is. De behandeling van de aanvragen van de werknemers om een FPU-suppletieregeling heeft plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Toen het verzoek van de werkneemster werd behandeld was de streefformatie van de desbetreffende branches reeds bereikt, zodat een eventueel vertrek van de werkneemster niet zou bijdragen aan het

bereiken van deze formatie. Het verzoek van werkneemster is in behandeling genomen en ruim voor de uiterste datum van 1 mei 2008 heeft de werkgever een beslissing op het verzoek genomen. Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de werknemer zou niet meer kunnen bijdragen aan het terugdringen van de boventalligheid omdat de streefformatie reeds was bereikt. Daarenboven vervulde werkneemster een specialistische functie die niet direct in te vullen was door docenten uit één van de drie branches waarop het Sociaal Plan van toepassing was. Werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan FPU-

suppletieregeling gegeven.

104009 - Geschil over toepassing mobiliteitspremie

De werkneemster maakt aanspraak op toekenning van een mobiliteitspremie op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Voor toekenning gold als voorwaarde dat het vertrek van de werknemer zou moeten bijdragen aan het bereiken van de

streefformatie en geen bedreiging zou vormen voor de continuïteit van de

bedrijfsvoering. In de beslissing staat dat het vertrek van de werknemer geen bijdrage leverde aan het bereiken van de streefformatie. Gebleken is dat werkneemster ten tijde van haar ontslagname niet op de hoogte was van het feit dat de streefformatie toen reeds was bereikt. De aanvragers van een mobiliteitspremie mochten er reeds na het afgeven van de benodigde verklaring door de directeur op vertrouwen dat de mobiliteitspremie zou worden toegekend en aan dit vertrouwen dient te worden tegemoet gekomen, nu de werkneemster niet alleen heeft voldaan aan datgene wat van haar werd verlangd, namelijk ontslag nemen, maar ook omdat de werkgever redelijkerwijze niet van haar kan verlangen om haar ontslag terug te draaien. De mobiliteitspremie dient daarom alsnog te worden toegekend.

104004 - Geschil toekenning mobiliteitspremie

Sociaal Plan in het kader van reorganisatie gold voor drie branches. Tijdens de eerste fase, die gekenmerkt werd door vrijwilligheid, golden als vertrekbevorderende

maatregelen toekenning van een FPU-suppletie of toekenning van een

mobiliteitspremie. Werknemer neemt ontslag en verzoekt om mobiliteitspremie.

Afwijzing omdat vertrek niet kan bijdragen aan het bereiken van de streefformatie.

Streefformatie was reeds bereikt op moment behandeling van het verzoek.

(8)

Werknemer was daar niet van op de hoogte. De aanvragers van een

mobiliteitspremie mochten er reeds na het afgeven van de benodigde verklaring door de branchedirecteur op vertrouwen dat de mobiliteitspremie zou worden toegekend.

Aan dit vertrouwen dient te worden tegemoet gekomen nu de werkgever

redelijkerwijze niet van werkneemster kan verlangen om dit ontslag terug te draaien.

De werkgever heeft door de mobiliteitspremie te weigeren de bepalingen van het Sociaal Plan niet juist toegepast.

103991 - Geschil toekenning FPU-suppletie

Sociaal Plan in het kader van reorganisatie geldt voor drie branches en behelst maatregelen gericht op bevordering van de interne en externe mobiliteit. Eén van de maatregelen is de mogelijkheid tot vervroegde uittreding met een speciale FPU- regeling. Werknemers uit een andere branche konden uitsluitend aanspraak maken op de maatregelen indien hun vertrek zou bijdragen aan het bereiken van de

streefformatie van een branche, waarvoor het Sociaal Plan gold. Hoewel zij in een docentenfunctie is benoemd, verricht de werknemer geen onderwijstaken, maar werkzaamheden in een begeleid wonenproject. Gelet op het niet onderwijsgevend karakter van de werkzaamheden kunnen deze niet op zeer korte termijn door een werknemer van de branches van het Sociaal Plan worden overgenomen. Derhalve is niet aan de voorwaarde voldaan dat het vertrek van de werknemer niet moet leiden tot het ontstaan van een (specialistische) vacature die niet vanuit die branches kan worden vervuld. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

103990 - Geschil toekenning FPU-suppletie

Sociaal Plan in verband met reorganisatie. Tijdens de eerste fase, die gekenmerkt werd door vrijwilligheid, golden als vertrekbevorderende maatregelen toekenning van een FPU-suppletie of toekenning van een mobiliteitspremie. Aanvraag suppletie is geweigerd omdat het vertrek niet zou bijdragen aan het bereiken van de

streefformatie. Toen het verzoek werd behandeld, was de streefformatie reeds bereikt. Het vertrek zou niet meer kunnen bijdragen aan het terugdringen van de boventalligheid en er was geen sprake van enige onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de

suppletieregeling. Aldus heeft de werkgever geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

104013 - Geschil over toekenning mobiliteitspremie

Werknemer maakt aanspraak op toekenning van een mobiliteitspremie op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Werknemer stelt dat hij één van de eerste

werknemers was die heeft aangegeven de mobiliteitspremie aan te gaan vragen. Hij vindt het onbegrijpelijk dat zijn aanvraag is afgewezen en dat er collega's uit andere branches zijn die de premie wel toegekend hebben gekregen. De behandeling van de aanvragen van de werknemers om toekenning van een mobiliteitspremie heeft

plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Deze werkwijze is niet onredelijk. Toen het verzoek van werknemer werd behandeld was de streefformatie reeds bereikt, zodat een eventueel vertrek van hem niet zou bijdragen aan het bereiken van deze formatie. Om deze reden heeft de herplaatsingscommissie op juiste gronden het verzoek van werknemer niet gehonoreerd.

(9)

Daarbij is het zo dat werknemer na de afwijzing zijn sollicitaties heeft stopgezet en nog tot 1 maart 2009 bij de werkgever werkzaam is geweest en dat zijn

ontslagneming buiten de werking van het Sociaal Plan valt. Niet is gebleken dat de werkgever in afwijking van het Sociaal Plan een toezegging of voorstel heeft gedaan zou hebben gedaan. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

104008 - Geschil over toekenning mobiliteitspremie

De werkneemster maakt aanspraak op toekenning van een mobiliteitspremie op basis van het Sociaal Plan van de instelling. De werkneemster stelt dat zij haar verzoek tijdig heeft ingediend, maar dat hij de regeling met terugwerkende kracht heeft

stopgezet. De behandeling van de aanvragen van de werknemers om toekenning van een mobiliteitspremie heeft plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Deze werkwijze is niet onredelijk, zij het dat de werkgever er goed aan had gedaan om deze werkwijze op een eerder tijdstip aan alle

medewerkers kenbaar te maken. Toen het verzoek van de werkneemster werd behandeld was de streefformatie reeds bereikt, zodat een eventueel vertrek van haar niet zou bijdragen aan het bereiken van deze formatie. Om deze reden heeft de herplaatsingscommissie op juiste gronden het verzoek van de werkneemster niet gehonoreerd.

Daarbij is het zo dat de werkneemster nog steeds werkzaam is in haar functie bij de werkgever. Ook om deze reden is niet voldaan aan de in het Sociaal Plan

opgenomen voorwaarde dat mobiliteitsbevorderende maatregelen alleen van toepassing zijn indien het vertrek van de medewerker een bijdrage levert aan het bereiken van de streefformatie en dat het vertrek van een medewerker niet moet leiden tot het ontstaan van een (specialistische) vacature die niet kan worden vervuld vanuit de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

103969 - Geschil over toepassing FPU-suppletieregeling

De werkneemster maakt aanspraak op de FPU-suppletieregeling op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Zij stelt dat de werkgever niet heeft gezocht naar een geschikte kandidaat voor de vervulling van haar functie. De werkneemster verrichtte naast haar administratieve werkzaamheden ook klasse-assistent werkzaamheden.

Deze laatste werkzaamheden, die eigenlijk niet tot de functie van werkneemster behoorden, zijn herverdeeld onder de docenten van de opleiding. Voorts is gebleken u dat de resterende uren van de werkneemster zijn vervuld door een nieuwe

werknemer die benoemd is als medewerker deelnemersadministratie. Het betreft hierbij niet een medewerker die werkzaam was in een van de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is. Dat de werkgever zich onvoldoende zou hebben ingespannen om te zoeken naar een kandidaat voor vervulling van de vacature van de werkneemster is niet gebleken. Haar vertrek heeft direct noch indirect een bijdrage geleverd aan het verminderen van de boventalligheid van de desbetreffende

branches. Onder deze omstandigheden kon zij geen aanspraak maken op de mobiliteitsbevorderende maatregelen uit het Sociaal Plan. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan heeft gegeven.

104017 - Geschil toekenning ouderschapsverlof CAO

Een docent vraagt voor zijn drie geadopteerde kinderen ouderschapsverlof aan. Over de aard - betaald of onbetaald - van het verlof voor twee kinderen bestaat verschil van inzicht.

(10)

Artikel 1 van paragraaf A van Bijlage L CAO-BVE dient zo uitgelegd te worden dat na inwerkingtreding van dit artikel per 1 augustus 2001 een werknemer recht had op betaald ouderschapsverlof, indien hij na 1 augustus 2001 zijn aanvraag bij de

werkgever indiende en het desbetreffende kind ten tijde van die aanvraag nul, één of twee jaar oud was. Voor één kind geldt dat de werkgever wel betaald verlof heeft toegekend terwijl de werknemer hierop geen recht had. Gezien de onduidelijke redactie van het artikel in de CAO-BVE kon van de werknemer niet verwacht worden dat hij begreep dat hij geen recht had. De werkgever heeft de hiermee

samenhangende bezoldiging redelijkerwijze niet terug kunnen vorderen. Voor het andere kind geldt dat hiervoor recht op betaald ouderschapsverlof bestond. De werkgever dient alsnog de hiermee samenhangende bezoldiging te betalen.

104018 - Geschil over toepassing mobiliteitspremie

De werkneemster maakt aanspraak op toekenning van een mobiliteitspremie op basis van het Sociaal Plan van de instelling. Voor toekenning gold als voorwaarde dat het vertrek van de werknemer zou moeten bijdragen aan het bereiken van de

streefformatie en geen bedreiging zou vormen voor de continuïteit van de

bedrijfsvoering. In de beslissing staat dat het vertrek van de werknemer geen bijdrage leverde aan het bereiken van de streefformatie. Gebleken is dat werkneemster ten tijde van haar ontslagname niet op de hoogte was van het feit dat de streefformatie toen reeds was bereikt. De aanvragers van een mobiliteitspremie mochten er reeds na het afgeven van de benodigde verklaring door de directeur op vertrouwen dat de mobiliteitspremie zou worden toegekend en aan dit vertrouwen dient te worden tegemoet gekomen, nu de werkneemster niet alleen heeft voldaan aan datgene wat van haar werd verlangd, namelijk ontslag nemen, maar ook omdat de werkgever redelijkerwijze niet van haar kan verlangen om haar ontslag terug te draaien. De mobiliteitspremie dient daarom alsnog te worden toegekend.

104012 - Geschil toepassing FPU-suppletieregeling

De werkneemster maakt aanspraak op de FPU-suppletieregeling op basis van het Sociaal Plan van de instelling.

Werkneemster was niet werkzaam in één van de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is. De behandeling van de aanvragen van de werknemers om een FPU-suppletieregeling heeft plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Toen het verzoek van de werkneemster werd behandeld was de streefformatie van de desbetreffende branches reeds bereikt, zodat een eventueel vertrek van de werkneemster niet zou bijdragen aan het bereiken van deze formatie. Het verzoek van de werknemer is in behandeling genomen en ruim voor de uiterste datum van 1 mei 2008 heeft de werkgever een beslissing op het verzoek genomen. Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de werknemer zou niet meer kunnen bijdragen aan het

terugdringen van de boventalligheid omdat de streefformatie reeds was bereikt.

Werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan FPU- suppletieregeling gegeven.

103989 - Geschil over FPU-suppletie

Sociaal Plan is opgesteld m.b.t. drie bepaalde branches van de instelling en voorziet in een FPU-suppletie, onder voorwaarde dat gebruikmaking van FPU leidt tot

vermindering van boventalligheid in de desbetreffende branches. Omdat de

werkneemster niet bij één van de branches waarop het Sociaal Plan van toepassing is, werkzaam was, valt zij niet rechtstreeks onder de werking van het Sociaal Plan.

(11)

Voorts is de vacature van de werkneemster niet opgevuld zodat zij door haar vertrek geen bijdrage levert aan het verminderen van de boventalligheid bij de branches. Dus valt zij ook niet indirect onder de werking van het Sociaal Plan. Van ongelijke

behandeling van gelijke gevallen is niet gebleken. De werkneemster heeft in haar geschriften geen nadere gegevens over collega's verstrekt en zij heeft pas ter zitting een en ander nader toegelicht. Dit geldt eveneens voor haar stellingen over de toepassing van de hardheidsclausule en het achterwege laten van maatwerk. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

103983 - Geschil toekenning mobiliteitspremie

Sociaal Plan is opgesteld m.b.t. drie bepaalde branches van de instelling en voorziet in een mobiliteitspremie voor werknemers, die zelfstandig een dienstverband buiten de werkgever vinden en aldus bijdragen aan het bereiken van de streefformatie in de desbetreffende branches. De behandeling van de aanvragen om toekenning van een mobiliteitspremie heeft op volgorde van binnenkomst plaatsgevonden. Toen de aanvraag van de werknemer behandeld werd, was de streefformatie reeds bereikt zodat het vertrek van de werknemer niet meer kon bijdragen aan het bereiken van de streefformatie. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.

103956 - Geschil toepassing art. H-75 CAO

Onderwerp van geschil is welke diensttijd meetelt bij het bepalen van een jubileumgratificatie. Eerst in de CAO-BVE 1996-1998, in werking getreden op 1 augustus 1996, zijn bepalingen opgenomen over de jubileumgratificatie (art. H-71 tot en met H-73). Met ingang van 1 augustus 1996 is het Rpbo niet meer van toepassing voor de BVE-sector. Gezien het tijdstip van invoering van de bepalingen over de jubileumgratificatie en gelet op de verwijzing in die bepalingen naar artikel I-K1 Rpbo, welk besluit op het moment van invoering niet meer van toepassing was voor de BVE-sector, is de Commissie van oordeel dat met het opnemen van deze artikelen in de CAO-BVE is beoogd verworven rechten veilig te stellen. Ook het woord "reeds" in het toenmalige art. H-72 CAO-BVE 1996-1998 - welk artikel gelijkluidend is aan het huidige art. H-75 - impliceert dat de werknemer per 31 juli 1996 in dienst moet zijn van een onderwijsinstelling omdat anders het Rpbo ook niet van toepassing zou zijn geweest. Dientengevolge oordeelt de Commissie dat uit de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling en gelet op de aannemelijkheid van de

rechtsgevolgen blijkt dat de laatste volzin van het toenmalige art. H-72 CAO-BVE 1996-1998 en het huidige art. H-75 CAO-BVE 2007-2009 is bedoeld als een overgangsbepaling voor werknemers die op 31 juli 1996 reeds in dienst waren van een onderwijsinstelling én die voor die tijd diensttijd als bedoeld in artikel I-k1 Rpbo hadden opgebouwd. Indien dat het geval is worden die jaren meegeteld als

onderwijsdiensttijd. Omdat werkneemster niet op 31 juli 1996 werkzaam was bij een onderwijsinstelling, tellen haar dienstjaren bij het ministerie van Financiën niet mee voor berekening van de diensttijd voor de jubileumgratificatie.

103870 - Geschil over de toepassing van art. I-3 CAO

Werkneemster was docenten en is in 2001 herplaatst in de functie van administratief medewerker. In 2001 is inschaling overeengekomen op schaal 9 regelnr. 6. In geschil is of werkneemster recht heeft op periodieke verhogingen.

Conform vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient hetgeen door partijen is overeengekomen mede te worden beoordeeld aan de hand van hetgeen partijen tegenover elkaar hebben verklaard en aan de zin die partijen in de gegeven

(12)

omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeengekomen bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In de door partijen overgelegde stukken wordt niet gesproken over het al dan niet toekennen van de jaarlijkse periodieke verhogingen. Aangezien werkneemster is herplaatst in een organieke schaal 5-functie en afgesproken is dat haar werkzaamheden bij wijze van garantie ruim boven het maximum van schaal 5 worden gehonoreerd, ligt het naar het oordeel van de Commissie niet in de rede dat zij mocht verwachten dat zij daarboven nog extra periodieken zou ontvangen. Dit geldt temeer omdat werkneemster anders in de schaal 5 functie van administratief medewerker zelfs een hoger salaris zou ontvangen dan in haar voorgaande functie van docent LC, in welke functie zij reeds het maximum had bereikt. Het had op de weg van werkneemster gelegen om bij het aangaan van de afspraken de periodieke verhogingen tot onderwerp van de onderhandelingen te maken. Nu zij dit heeft

nagelaten, mocht zij niet afgaan op de veronderstelling dat de periodieke verhogingen in het voorstel besloten lagen. Uit de voorgestelde salarisgarantie had werkneemster niet meer mogen afleiden dan dat het vastleggen van schaal 9 regelnummer 6 was beoogd als maximum en dat daarmee door de werkgever geen toepassing zou worden gegeven aan het gestelde in artikel I-3 CAO-BVE.

Werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan de CAO-BVE heeft gegeven.

103896 - Geschil met betrekking toepassing van de FPU-suppletieregeling

Volgens de werknemer heeft de werkgever hem een voorstel over de FPU-

suppletieregeling op basis van het Sociaal Plan gedaan, dat door de werknemer is aanvaard. Hierbij is er voor gekozen om de ontslagdatum op 1 april 2008 vast te stellen. Op 28 maart 2008 heeft de werkgever, nadat hij lange tijd niets van zich heeft laten horen, zijn aanbod ingetrokken. Gebleken is dat de behandeling van de

aanvragen van de werknemers om een FPU-suppletieregeling heeft plaatsgevonden op volgorde van binnenkomst bij de herplaatsingscommissie. Toen het verzoek van de werknemer werd behandeld was de streefformatie reeds bereikt, zodat

dientengevolge een eventueel vertrek van de werknemer niet zou bijdragen aan het bereiken van deze formatie. Niet gebleken is dat de werkgever de werknemer een toezegging of voorstel heeft gedaan dat afwijkt van de geldende schriftelijke regeling.

Het verzoek van de werknemer is in behandeling genomen en ruim voor de uiterste datum van 1 mei 2008 heeft de werkgever een beslissing op het verzoek genomen.

Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de werknemer zou niet meer kunnen bijdragen aan het terugdringen van de boventalligheid omdat de streefformatie reeds was bereikt. Werkgever heeft geen onjuiste toepassing aan FPU-suppletieregeling gegeven.

Stichting Onderwijsgeschillen

Postbus 85191

3508 AD Utrecht

info@onderwijsgeschillen.nl

www.onderwijsgeschillen.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover de werknemer niet zozeer de toepassing van artikel I-12b cao bve ter discussie stelt maar hij de vraag voorlegt of de werkgever in redelijkheid tot toepassing van

Voor wat het onderwijskader Bacheloropleidingen betreft geldt dat artikel 7 lid 1 aanhef en sub k MZR bepaalt dat het College van Bestuur instemming behoeft voor door het bestuur

Door in het kader van de toekenning van de bindingstoelage te concluderen dat een werknemer niet voldoende functioneert indien hij op twee competenties een drie scoort, hanteert de

Aldus is de regeling werkgelegenheidsbeleid, die de werkgever in 1999 met de centrales is overeengekomen, komen te vervallen en dienen partijen in onderling overleg tot een keuze

Voorts heeft de decaan niet gesteld dat er zwaarwegende organisatorische, economische of sociale redenen zijn, die toestemming van de Commissie tot het nemen van het besluit

Voor een behandeling van het geschil op grond van artikel N-7 CAO is geen aanleiding, omdat de werkgever desgevraagd door de Commissie aangegeven heeft niet akkoord te gaan

Door dit niet te doen en door reeds in 2000 de werknemer vanuit bovendien een verkeerde interpretatie van artikel IV van bijlage G van de CAO-BVE te verplichten een toezegging te

medezeggenschapsorgaan als bedoeld in de genoemde artikelen kennis nemen van andere medezeggenschapsgeschillen indien en voor zover het reglement van het