• No results found

CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CCCooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn CCCAAAOOO---BBBVVVEEE"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C C C o o o m m m m m m i i i s s s s s s i i i e e e v v v o o o o o o r r r g g g e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n C C C A A A O O O - - - B B B V V V E E E

Jaarverslag 2011

(2)

V V V o o o o o o r r r w w w o o o o o o r r r d d d

Hierbij treft u aan het jaarverslag 2011 aan van de Commissie voor geschillen CAO-BVE.

In het kader van de efficiency en in navolging van vele andere instanties wordt dit jaarverslag uitsluitend nog digitaal aangeboden.

De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. Het bureau van Onderwijsgeschillen verzorgt de administratieve en juridische ondersteuning van de commissie.

De Commissie heeft dit jaar een aantal geschillen behandeld met betrekking tot het toekennen van de bindingstoelage, geregeld in artikel I-12b lid 2 CAO-BVE.

Dit artikel geeft de werknemer, die benoemd is in de functie van docent LC, LD of LE en die op 1 januari 2009 vijf jaar bezoldigd werd volgens het maximumsalaris van de functie, recht op een bindingstoelage tenzij uit een beoordeling blijkt dat sprake is van

onvoldoende functioneren.

De Commissie heeft onder meer uitgesproken dat uit de tekst van het artikel niet volgt dat het noodzakelijk is dat sprake is van een voldoende beoordeling en dat de bindingstoelage uitsluitend zou toekomen aan docenten LC, LD of LE die tevens alle werkzaamheden behorende bij die functie uitvoeren, zoals lesgeven.

Het voorgaande heeft meerdere malen geleid tot het oordeel dat de werkgever artikel I-12b lid 2 CAO-BVE niet juist heeft toegepast.

De volledige, geanonimiseerde uitspraken en de gegevens over de Commissies en over het bureau van Onderwijsgeschillen zijn te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl.

(3)

I In I n nl l le e e i id i d di i in n ng g g

De Commissie voor geschillen CAO-BVE is een commissie als bedoeld in de artikelen N-6 t/m N-8 van de CAO-BVE. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting

Onderwijsgeschillen.

De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen die zich voor de behandeling van geschillen bij de Commissie hebben aangesloten.

De Commissie is bevoegd geschillen te behandelen tussen werkgever en werknemer die de toepassing van de CAO-BVE betreffen.

Met goedvinden van beide partijen kunnen ook andere geschillen welke de goede

verstandhouding tussen werkgever en werknemer kunnen schaden, aan de beslissing van de Commissie worden onderworpen.

De uitspraak van de Commissie is voor werkgever en werknemer bindend.

Sa S am me en ns st te el ll li in ng g v va an n d de e C Co om mm mi is ss si ie e

De Commissie was in het verslagjaar als volgt samengesteld:

mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter

mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, plaatsvervangend voorzitter (per 1-8-2011) mr. J. Klazema, lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad

mr. G.J. Wubs-Postma, plaatvervangend lid benoemd op voordracht van de MBO- Raad

mr. M. Th. van Wel, lid benoemd op voordracht van de Centrales

L. Murray, plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de Centrales.

(4)

G G G e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n

A Aa A a an n n g g g e es e s sl l lo o ot t t e e e n n n s s sc c c h ho h o ol l le e en n n e en e n n i i i n n n s st s t te e el l l l li l i in n ng g ge e en n n

In het verslagjaar waren bij de Commissie 46 BVE-instellingen aangesloten.

B B B e e e h h h a a a n n n d d d e e e l l l e e e n n n d d d e e e g g g e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n

In het verslagjaar is de Commissie zevenmaal bijeen geweest en heeft zij 8 geschillen mondeling ter zitting behandeld.

geschillen resterend uit 2010 4

aanhangig gemaakt 8

ingetrokken 3

uitspraken 8

behandeling nog niet afgerond op 31-12-2011 1

VVeVeerrrgggeeellliiijjkjkkiiinnngggvveveerrrssslllaaagggjjajaaaaarrrmmemeetttvvovooooorrrgggaaaaaannndddeee jjjaaarrreeennn:::

220200111000

totaal in behandeling 24

ingetrokken 4

uitspraken 16

voortgezet in 2011 4

222000000999

totaal in behandeling 36

ingetrokken 6

uitspraken 19

voortgezet in 2010 11

220200000888

totaal in behandeling 28

ingetrokken 7

uitspraken 5

voortgezet in 2009 16

222000000777

totaal in behandeling 6

ingetrokken 1

uitspraken 3

voorgezet in 2008 2

(5)

S Sa S a am m me e e n nv n v va a at t t t t t i in i n ng g ge e en n n v va v a an n n d de d e e u u u i i i t t t s sp s p pr r ra a ak k k e en e n n

105092 - Geschil over de toepassing van artikel I-22 CAO-BVE

De werkgever heeft op het salaris van werknemer van april 2011 een bedrag ingehouden wegens onverschuldigde betaling omdat de werknemer een aantal uren in maart 2011, hoewel hij stond ingeroosterd, niet heeft gewerkt. Werknemer stelt dat de werkgever hiertoe niet gerechtigd is omdat hij die uren wel heeft gewerkt. Omdat partijen elkaar tegenspreken kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of de werknemer de bewuste uren feitelijk wel of niet heeft gewerkt en of aan eventueel niet werken een gerechtvaardigde reden ten grondslag ligt. Omdat de werkgever vooralsnog niet, althans niet voldoende, heeft onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat de werknemer gedurende de in het geding zijnde uren niet heeft gewerkt, staat vooralsnog niet vast dat

onverschuldigd is betaald door de werkgever. De werkgever heeft artikel I-22 CAO-BVE niet juist toegepast.

104974 - Geschil over de toepassing artikel I-12b CAO-BVE (bindingstoelage)

De werkgever heeft het functioneren van de werknemer als onvoldoende beoordeeld en heeft op grond daarvan besloten (nog) geen bindingstoelage toe te kennen. Bij de

beoordeling heeft de werkgever één criterium (van de acht gestelde) van doorslaggevende aard geacht. Dit criterium betrof 'Resultaat CSE/vergelijking SE-CSE'. De term

"onvoldoende functioneren" in artikel I-12b lid 2 CAO-BVE ziet op onvoldoende functioneren van de werknemer in het geheel van zijn functie. Het kan zijn dat één specifiek als onvoldoende beoordeeld criterium voor de werkgever van doorslaggevende aard is. In het onderhavige geval is niet gebleken van een voor de werknemers inzichtelijk beleid inzake de weging van de diverse beoordelingscriteria. Bij de afwezigheid van dergelijk beleid zal het in zijn algemeenheid zo zijn dat één als onvoldoende beoordeeld criterium in beginsel niet leidt tot een algehele onvoldoende beoordeling. Slechts in

bijzondere omstandigheden, door de werkgever expliciet te motiveren, kan dat anders zijn.

Er was reeds jaren een grote discrepantie te zien tussen de cijfers SE en CSE en dit is diverse malen met de werknemer besproken. De werknemer heeft daarvoor geen afdoende verklaring gegeven. Mede gezien de scores van de werknemer op de overige onderdelen heeft de werkgever het totale functioneren van de werknemer als onvoldoende mogen aanmerken. De werkgever heeft artikel I-12b lid 2 CAO-BVE niet onjuist toegepast.

104884 - Geschil over de toepassing van artikel III.4 Bijlage G CAO-BVE (BAPO- regeling)

De BAPO-regeling is per 1 januari 2008 veranderd en daarbij is een overgangsregeling opgenomen waarbij is aangegeven dat de rechten van degenen die reeds voor 2008 BAPO-verlof genieten, worden gerespecteerd. De werknemer had uitzicht op verhoging van de BAPO op een bepaalde leeftijd. Dit uitzicht bestaat volgens de werkgever niet meer. Omdat het recht op BAPO-verlof ontstaat op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de werknemer de van toepassing zijnde leeftijd bereikt, beschermt artikel III.4 Bijlage G CAO-BVE het recht op BAPO-verlof dat een werknemer reeds geniet.

(6)

Genoemd artikel beschermt niet de verwachting die werknemers hebben over te zijner tijd te ontstaan recht op (verhoging van) BAPO-verlof. De werkgever heeft artikel III.4 Bijlage G CAO-BVE niet onjuist toegepast.

104830 - Geschil over toepassing artikel IV bijlage G CAO-BVE 1999-2000 (BAPO- regeling)

In november 2000 heeft de werknemer middels een contract met de werkgever afgesproken dat hij gebruik zou maken van de zogeheten flexibele BAPO waarbij hij verplicht is op de voor hem geldende spilleeftijd, voor het deel waarvoor hij BAPO verlof heeft genoten, met FPU te gaan. De werknemer heeft geen gebruik gemaakt van de BAPO en wil nu ook niet van de FPU gebruik maken. Uit het gebruik van de bewoordingen

"Uitgangspunt is" in genoemd artikel IV kan niet afgeleid worden dat de werknemer na gebruikmaking van de flex-BAPO verplicht is om op de spilleeftijd met FPU te gaan. De overeenkomst is meer dan tien jaar geleden tussen partijen gesloten. Toentertijd was het onmogelijk om alle omstandigheden te overzien die zich te zijner tijd bij het intreden van de spilleeftijd, 11 jaar later, zouden kunnen voordoen. De werkgever had een daadwerkelijke beslissing over het al dan niet gebruik maken van de FPU dienen te vragen kort voor het moment dat de werknemer de spilleeftijd zou bereiken. Door dit niet te doen en door reeds in 2000 de werknemer vanuit bovendien een verkeerde interpretatie van artikel IV van bijlage G van de CAO-BVE te verplichten een toezegging te doen over het voor minimaal 340 uur gebruik maken van de FPU op de spilleeftijd, heeft de werkgever de CAO-BVE onjuist toegepast.

104857 - Geschil over toepassing van artikel I-12b CAO-BVE

De werkgever kent de werkneemster geen bindingstoelage toe, omdat met haar vanwege arbeidsongeschiktheid geen beoordelingsgesprek mogelijk is. Artikel I-12b lid 2 CAO-BVE betreft een 'tenzij-bepaling'. Een bindingstoelage wordt toegekend aan de werknemer die benoemd is in een functie met een carrièrepatroon LC of LD of LE en die op of na 1 januari 2009 gedurende vijf jaar bezoldigd wordt volgens het maximumsalaris van zijn functie of hoger tenzij uit een beoordeling blijkt dat er sprake is van onvoldoende functioneren. Van het bestaan van een beoordeling waaruit het onvoldoende functioneren blijkt, is niet gebleken. Artikel I-12b lid 2 CAO-BVE voorziet niet in de mogelijkheid de bindingstoelage (tijdelijk) te onthouden indien de werkgever niet kan aantonen dat de werknemer

onvoldoende functioneert. De toelichting die in de CAO-BVE ten aanzien van artikel I-12b lid 2 is opgenomen - voor zover daarin tot uitdrukking wordt gebracht dat de

bindingstoelage alleen wordt toegekend bij voldoende functioneren - is met die bepaling onverenigbaar. Ook de beleidslijn van de MBO Raad kan niet afdoen aan hetgeen in artikel I-12b lid 2 CAO-BVE is bepaald.

De werkgever heeft artikel I-12b lid 2 CAO-BVE niet juist toegepast.

104773 - Geschil over toepassing artikel H-60 CAO-BVE

Werknemer, aanvankelijk benoemd als docent, kampt al vele jaren met hartproblemen als gevolg waarvan hij langdurig arbeidsongeschikt is geweest. Na volledig herstel is hij weer gaan werken als projectleider, schaal 13, binnen twee diensten van het ROC. Na twee negatieve beoordelingen bij één van deze diensten is hij door de werkgever op grond van art. H-60 (herplaatsing in lagere functie t.g.v. disfunctioneren) geplaatst in de functie van docent LC, schaal 11. Om te beoordelen of de werkgever art. H-60 juist heeft toegepast legt de Commissie het begrip disfunctioneren uit. Het begrip disfunctioneren is neutraal, in die zin dat daarvan ook sprake kan zijn indien aan de werknemer geen verwijt kan worden

(7)

gestelde functie-eisen. In casu is geen sprake van verwijtbaar handelen door de

werknemer, wel van disfunctioneren. De ontstane situatie is gelet op alle omstandigheden op één lijn te stellen met een mislukte/niet goed verlopen re-integratie en niet met een situatie waarop art. H-60 ziet. De werkgever heeft H-60 CAO-BVE niet juist toegepast.

104611 - Geschil over de toepassing van artikel H-1 CAO-BVE

De functie van de werkneemster van docent is gaandeweg van inhoud veranderd en zij heeft een benoeming als loopbaanadviseur gekregen. Deze functie is door de werkgever in de categorie OBP geplaatst. Hierover is nooit overleg met de werkneemster gevoerd.

De werkgever heeft besloten te komen tot een nieuwe functiestructuur en in het nieuwe functiebouwwerk heeft de werkgever een viertal domeinen opgenomen namelijk

Management, Onderwijs, Beleid en Advies en Bedrijfsvoering. Binnen deze domeinen heeft de werkgever geen kenbaar verschil gemaakt tussen OBP- en OP-functies. De werkgever heeft geen definities van de categorieën verschaft noch heeft hij de functie- inhoud van de functies op een herleidbare wijze gekoppeld aan OBP- of OP-functies.

Gezien de gevolgen verbonden aan de wijziging van categorie dient deze wijziging aan de betrokken werknemer expliciet voorgelegd te worden. De Commissie vindt voor deze opvatting steun in artikel H-1 CAO-BVE. De Commissie rekent de verandering van de categorie waarin de functie is geplaatst tot een van deze wijzigingen als genoemd in dit artikel. Over de wijziging is echter nooit overleg met de werkneemster gevoerd noch is deze haar expliciet kenbaar gemaakt.

Onder deze omstandigheden kan werkneemster zich tegen de werkgever er op beroepen nog steeds onderdeel uit te maken van de categorie OP.

104705 - Geschil over de toepassing van artikelen E-10 en E-14 CAO-BVE

Nadat werkneemster het dienstverband heeft opgezegd in verband met het aanvaarden van een betrekking bij een andere onderwijsinstelling, vordert de werkgever eerder

vergoede studiekosten terug. Werkneemster stelt dat de werkgever hiertoe niet gerechtigd is, omdat sprake is van een in opdracht gevolgde opleiding, zoals bedoeld in artikel E-10 CAO-BVE en waarnaar artikel E-14 lid 4 verwijst. Het begrip opdracht omvat meer dan een dienstbevel of een door de werkgever opgelegde verplichting waaraan de werknemer zich niet kan of mag onttrekken. Voor het bestaan van een opdracht in de zin van deze

bepaling kan reeds sprake zijn indien de werkgever de betreffende opleiding aanbiedt en faciliteert en de te volgen opleiding geschiedt ten behoeve van de reguliere werktaak. In de omstandigheden van dit geval is sprake van een opleiding die in opdracht van de

werkgever is gevolgd. De werkgever heeft de artikelen E-10 en E-14 CAO-BVE niet juist toegepast.

Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191

3508 AD Utrecht

info@onderwijsgeschillen.nl www.onderwijsgeschillen.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze rapportage doen we verslag van de eerste fase van het onderzoek naar de vraag hoe outreachend werken in de praktijk van Samen DOEN in de buurt vorm krijgt, wat

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Is het spiraaltje niet ingebracht tijdens een menstruatie, of meer dan 3 dagen na de start van de menstruatie, gebruik dan de eerste zeven dagen na het inbrengen van het

Voor ons betekent dit dat wij meer inzicht willen krijgen in waar onze leerlingen na groep 8 terechtkomen en wat zij (extra) nodig hebben om in het voortgezet onderwijs te

Voor zover de werknemer niet zozeer de toepassing van artikel I-12b cao bve ter discussie stelt maar hij de vraag voorlegt of de werkgever in redelijkheid tot toepassing van

Voor wat het onderwijskader Bacheloropleidingen betreft geldt dat artikel 7 lid 1 aanhef en sub k MZR bepaalt dat het College van Bestuur instemming behoeft voor door het bestuur

Door in het kader van de toekenning van de bindingstoelage te concluderen dat een werknemer niet voldoende functioneert indien hij op twee competenties een drie scoort, hanteert de