• No results found

LLLaaannndddeeellliiijjjkkkeee cccooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn mmmeeedddeeezzzeeeggggggeeennnsssccchhhaaappp HHHooogggeeerrr OOOnnndddeeerrrwwwiiijjjsss

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LLLaaannndddeeellliiijjjkkkeee cccooommmmmmiiissssssiiieee vvvoooooorrr gggeeesssccchhhiiilllllleeennn mmmeeedddeeezzzeeeggggggeeennnsssccchhhaaappp HHHooogggeeerrr OOOnnndddeeerrrwwwiiijjjsss"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L La L a a n nd n d de e e l li l i ij j jk k k e e e c c c o om o m mm m m i i i s s s s s s i ie i e e v v v o oo o o or r r

g g g e e e s s s c c c h h h i i i l l l l l l e e e n n n m m m e e e d d d e e e z z z e e e g g g g g g e e e n n n s s s c c c h h h a a a p p p H H H o o o g g g e e e r r r O O O n n n d d d e e e r r r w w w i i i j j j s s s

Jaarverslag 2013

(2)

I I I n n n l l l e e e i i i d d d i i i n n n g g g

Ingevolge de Wet Versterking Besturing van 4 februari 2010, geldt met ingang van 1 september 2010 voor de openbare universiteiten en voor alle hogescholen één Landelijke Commissie voor Geschillen medezeggenschap Hoger Onderwijs (LCG Hoger Onderwijs) waarvan de leden worden benoemd door de Minister van OCW.

De VSNU en de HBO-raad hebben deze commissie ondergebracht bij Onderwijsgeschillen.

Universiteiten

De openbare universiteiten zijn op grond van de WHW van rechtswege aangesloten bij deze Commissie. De bijzondere universiteiten en de levensbeschouwelijke

universiteiten kunnen zich voor medezeggenschapsgeschillen ook aansluiten bij deze Commissie.

De Commissie is bevoegd ten aanzien van geschillen tussen het College van Bestuur en de decaan enerzijds en een medezeggenschapsorgaan anderzijds. De geschillen die aan de commissie kunnen worden voorgelegd zijn geschillen over het reglement van de universiteitsraad en de faculteitsraad, instemmingsgeschillen met

de gezamenlijke vergadering over het instellingsplan, de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg en het bestuurs- en beheersreglement (artikel 9.30a WHW), en geschillen met een medezeggenschapsorgaan die voortvloeien uit de artikelen 9.32 tot en met 9.36, 9.38 en 9.38a WHW (waaronder instemmingsgeschillen

en adviesgeschillen met de universiteitsraad, de faculteitsraad, de dienstraad of een geleding).

Hogescholen

Alle hogescholen zijn op grond van de WHW van rechtswege aangesloten bij deze Commissie.

De Commissie is bevoegd ten aanzien van geschillen tussen het College van Bestuur of het faculteitsbestuur of het bestuur van een organisatorische eenheid enerzijds en het medezeggenschapsorgaan anderzijds. De geschillen die aan de commissie kunnen worden voorgelegd zijn geschillen over het reglement van het

medezeggenschapsorgaan, geschillen met de gezamenlijke vergadering over het instellingsplan, het systeem van kwaliteitszorg, het bestuurs- en beheersreglement en onderdelen van de onderwijs- en examenregeling (art. 7.13 met uitzondering van lid 2 onderdelen a t/m g WHW)). Voorts is de commissie bevoegd kennis te nemen van geschillen met het medezeggenschapsorgaan die voortvloeien uit de artikelen 10.16b tot en met 10.25 WHW, waaronder reglementsgeschillen, instemmingsgeschillen en adviesgeschillen met de medezeggenschapsraad, de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad en de deelraad.

Beroep bij de Ondernemingskamer

Tegen de uitspraak van de geschillencommissie staat binnen één maand na de datum van de uitspraak beroep open bij de Ondernemingskamer bij het gerechtshof te Amsterdam.

Het beroep kan uitsluitend worden ingesteld op de grond dat de geschillencommissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de wet.

(3)

Sa S am me en ns st te el ll li in ng g v va an n d de e C Co om mm mi is ss si ie e

De werkzaamheden van de Landelijke Commissie voor Geschillen

medezeggenschap Hoger Onderwijs (LCG Hoger Onderwijs) betreffen alle openbare universiteiten en alle hogescholen. Voorts is de Commissie bevoegd ten aanzien van de bijzondere en de levensbeschouwelijke universiteiten die zich bij de Commissie hebben aangesloten.

De leden van de Commissie worden op bindende voordracht benoemd door de minister van OCW.

In het verslagjaar was de Commissie als volgt samengesteld:

mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter

mr. K.P. Piena, lid namens de colleges van bestuur

prof. dr. T. van Haaften, lid namens de colleges van bestuur ir. A.L.J. Geenen, lid namens de medezeggenschapsorganen

mr. drs. D.W. Kroneberg, lid namens de medezeggenschapsorganen

(4)

G Ge G e e s s s c c c h h h i il i l ll l l e e e n n n

In het verslagjaar heeft de Commissie 2 geschillen mondeling ter zitting behandeld.

Bij de Commissie waren in het verslagjaar in behandeling:

220200111333

resterend uit 2012 1

aanhangig gemaakt 2

uitspraken 3

222000111222

resterend uit 2011 1

aanhangig gemaakt 6

ingetrokken 2

uitspraken 4

voortgezet in 2013 1

222000111111

aanhangig gemaakt 2

uitspraken 1

voortgezet in 2012 1

(5)

S Sa S a a m m m e en e n nv v v a a a t tt t t ti i in n ng g g e e e n n n v v v a a a n n n d d d e e e u u ui i it t ts s s p p p r ra r a a k ke k e e n n n

105864 – Interpretatiegeschil over bevoegdheid Hogeschoolraad t.a.v.

vaststelling onderwijskader Bacheloropleidingen en bevoegdheid Academieraad over internationaliseringsplan Academie; HBO

De Hogeschoolraad verschilt van mening met het instellingsbestuur over de verplichting om het onderwijskader Bacheloropleidingen en het internationaliseringsplan aan de

medezeggenschapsorganen voor te leggen.

Gebleken is dat geen geschil meer bestaat over het internationaliseringsplan: de

academiedirecteur en de academieraad hebben overeenstemming bereikt over de inhoud van het internationaliseringsplan. Gelet daarop is het belang bij een uitspraak over het vermeende geschil louter theoretisch. Dit betreft geen rechtens te respecteren belang. In zoverre dient de Hogeschoolraad niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Voor wat het onderwijskader Bacheloropleidingen betreft geldt dat artikel 7 lid 1 aanhef en sub k MZR bepaalt dat het College van Bestuur instemming behoeft voor door het bestuur voorgenomen besluiten met betrekking tot vaststelling of wijziging van de hogeschoolkaders voor de onderwijs- en examenregelingen, bedoeld in artikel 7.13 WHW, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in artikel 7.13 lid 2 onder a tot en met g WHW. Het

onderwijskader Bacheloropleidingen is van algemene strekking maar houdt op onderdelen specifieke wijzigingen van de Onderwijs- en examenregelingen van de Bacheloropleidingen in. Op deze specifieke onderdelen komt de Hogeschoolraad op grond van het

medezeggenschapsreglement instemmingsrecht toe. Omdat deze onderdelen integrerend deel uitmaken van het onderwijskader Bacheloropleidingen heeft de Hogeschoolraad instemmingsrecht op dit kader. Dit neemt niet weg dat op de uitwerkingen van het onderwijskader in de desbetreffende regelingen, voor zover het

medezeggenschapsreglement daartoe aanleiding geeft, ook instemming vereist zal zijn.

Het verzoek aangaande het internationaliseringspan is niet-ontvankelijk. Aangaande de vaststelling van het onderwijskader Bacheloropleidingen heeft de Hogeschoolraad instemmingsrecht.

105716 – Instemmingsgeschil academiebegroting; HBO

De academieraad heeft instemming onthouden aan het voorgenomen besluit van de academiedirecteur tot vaststelling van de academiebegroting 2012. Na een mislukte

bemiddelingspoging heeft het instellingsbestuur conform het medezeggenschapsreglement een voorgenomen besluit genomen, inhoudend ongewijzigde vaststelling van de begroting 2012 van de academie. Aan dit voorgenomen besluit heeft de hogeschoolraad instemming onthouden. Hierover handelt het geschil.

Het instellingsbestuur heeft in 2013 verzocht vervangende instemming te verlenen met de begroting 2012 opdat het begrotingsjaar 2012 kan worden afgerond. Het verlenen van vervangende instemming kan niet bewerkstelligen dat het gebrek, dat de uitgaven in 2012 zijn gedaan op basis van de niet goedgekeurde begroting, met terugwerkende kracht wordt geheeld. Voor zover hierdoor een probleem met de verantwoording van de uitgaven zou ontstaan, betreft dit de jaarrekening en niet de begroting. Aldus dient de conclusie te zijn dat het instellingsbestuur geen belang (meer) heeft bij het voeren van deze procedure. De tegenverzoeken van de hogeschoolraad delen in het lot van het verzoek van het instellingsbestuur. De verzoeken zijn niet ontvankelijk.

(6)

systeem; WO

In verband met de aanpak van studiesucces heeft de decaan besloten tot wijziging van het college-blok system van 8-8-4 naar 3+1. Deze laatste indeling houdt in dat gewerkt wordt met blokken van drie weken college, waarop in de vierde week afwisselend een tussentoets, eindtoets of tentamen wordt afgenomen. De Facultaire Studentenraad (FSR) is van oordeel dat hij ter zake instemmingsrecht dan wel adviesrecht heeft.

In tegenstelling tot wat de FSR stelt gaat het niet om het inzichtelijk maken van de studielast maar om de verdeling van de studielast. Daaraan kan geen recht op instemming met een veronderstelde wijziging in de studiebelasting worden ontleend. Het betreft ook geen wijziging van de onderwijs- en examenregeling omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het aantal en de zwaarte van de tentamens verandert noch dat de wijze van toetsen verandert.

Voorts betreft de door de decaan toegezegde evaluatie niet de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg omdat het gaat om de evaluatie van een enkel onderdeel van het

systeem. Van instemming is geen sprake.

Aangaande adviesrecht geldt dat het begrip "goede gang van zaken binnen de faculteit" niet nader is gedefinieerd in het faculteitsreglement. De Commissie deelt de opvatting van de decaan over de betekenis van "goede gang van zaken" die ziet op ordemaatregelen. De FSR heeft derhalve hierin geen adviesrecht. Het besluit van de Decaan is voorts voldoende gemotiveerd. De Commissie wijst de verzoeken van de FSR af.

Stichting Onderwijsgeschillen

Postbus 85191

3508 AD Utrecht

info@onderwijsgeschillen.nl

www.onderwijsgeschillen.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorts heeft de decaan niet gesteld dat er zwaarwegende organisatorische, economische of sociale redenen zijn, die toestemming van de Commissie tot het nemen van het besluit

Voor een behandeling van het geschil op grond van artikel N-7 CAO is geen aanleiding, omdat de werkgever desgevraagd door de Commissie aangegeven heeft niet akkoord te gaan

Door dit niet te doen en door reeds in 2000 de werknemer vanuit bovendien een verkeerde interpretatie van artikel IV van bijlage G van de CAO-BVE te verplichten een toezegging te

Tevens voorziet het reglement erin dat niet voorbarig een beroep op de Commissie wordt gedaan: met uitzondering van een klacht inzake seksuele intimidatie, dient de klager bij

Er was geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging of voorstel van de werkgever aan de werknemer over gebruikmaking van de FPU-suppletieregeling en het vertrek van de

medezeggenschapsorgaan als bedoeld in de genoemde artikelen kennis nemen van andere medezeggenschapsgeschillen indien en voor zover het reglement van het

Daarenboven is er geen aanknopingspunt voor de juistheid van de opvatting van de werkgever dat een bindingstoelage als bedoeld in artikel I-12b lid CAO- BVE uitsluitend zou

Tevens voorziet het reglement erin dat niet voorbarig een beroep op de Commissie wordt gedaan: met uitzondering van een klacht inzake seksuele intimidatie, dient de klager bij