• No results found

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781 · dbnl"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781

bron

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781. z.n., z.p. ca. 1781

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_oph001ophe01_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

1

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781.

Stem: Sinne„ ben je geneegen tot minnen.

1.

SOndag// toen ik nog in myn Kooy lag, Seid' men dat men een Vloot zag?

Gy kunt eens denken hoe dat ik toen ontwaekten, Ik dagt nu zal ik het uw wreeken!

Na dat ik hem had bekeeken,

Sprak onze Capitein maekt vaerdig nu.

2.

Vegten// zullen wy op deez' plegten, Sprak 'er ons Volk als knegten:

't Geen wy ook manmoedig hebben begonnen, Selfs dat onze Capitynen

Spraken nu moeten zy verdwynen, Ik zie dat de Leeuw zyn pyl ontbind.

3.

Eeven// voor agte was alles in leeven, Toen deed men den Engelsman beeven!

Het geen ons Volk deed roepen Viva Hoezee En Apollo deed ons getuygen,

Dat wy 'er niet hoefde te buygen Voor Tromp, de Ruyter of Piet Heyn!

4.

Zoutman// dat was 'er voor haer geen zoetman!

Want hy lei 'er met moed an,

Sout op de staert al van die Engelse Meeuwen, De Heeren Bentink en Dedel,

Van Braem die toonde zig edel:

En dreeven de Vyand op de vlugt.

E Y N D E .

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781

(3)

2

Een fraai lied of zamenspraak, tussen een vader, dogter en vryjer.

1.

LIefhebbertjes en aanschouwers, Wie gy ook zyt,

Hier hebje de bedriegery, Gaat vry by haar ter zy, Want de eersten brief;

Die is voor uw myn Lief, Ik zal voor jou gaan werken, Zo lang als ik Leef.

2.

Jonkman al uw praaten, Og Liefje dat kan niet zyn, Myn Vader zal het nooit toe laten, Want dat was voor hem groote pyn Want den oude Man,

En zal het nooit toestaan, Daarom wilt vertrekken, En na een ander gaan.

3.

Ik zal jou Vader wel bepraaten, Liefje komt gy maar by myn Ik en zal uw nooit verlaten, Als gy maar getrouw zal zyn, Daarom gaat maar heen, En weest wel te vreên, Ik zl u wel beminnen, Zoo lang als ik leef.

4.

Jonkman al uw praaten, Dat kan niet zyn,

Myn Dogter zal nooit trouwen, Want ziet zy blyft by myn, Want zo dat geschied, Zoo leef ik in verdriet, Daarom wilt vertrekken, En gedenkt het niet.

5.

Wel Vader wat zyn dat voor reden Dat gy dat niet toe wilt staan, Mankeert het aan de kleeren, Of heb ik uw iets misdaan?

Waar is dan uw lief, Zy is tot uw gerief, Ik zal haar dan trouwen, Voor myn Vrouw en Lief.

6.

Zy bloosde zaam van Liefde, Door een opregte min,

Haar Ziel te zamen griefde

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781

(4)

Naar weederzydsche zin, Deez' hoog verheven geesten, Malkaar haar trouw bezweer, Weest vrolyk by dees feeste Met u 't aldermeest.

7.

Nooit zag ik trouwer Liefde, Zo als ik leef op aard;

Gy zyt een schoone Flore, En zyt wel Liefde waard, Speelt op Hobo en Fluiten, En op Instrumenten meer, En wilt dit lied besluiten Myn alderliefste Heer.

E Y N D E .

Op het ontdekken van de vyandelyke vloot, op den 5. augustus 1781

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Klaes die sprak zyn moeder aen Als dat hy wil gaen trouwen Klaes wat zal u over gaen Aenhoort eens myn vermaen Trouwen is op zyn beste Dat zorg en groot dansier Daer steken in

Maar toen ik had na myn vermoogen, En gedaan schier al myn best, Toen heeft zy myn nog bedrogen, Ja dit spyt myn 't aldermeest, 't Waar voor my een groot schandaal, Want zy wipten

De slag die heeft vier uur geduurt Daar nog geen Hollands Bloed om treurt Schep moet ‘t is ons meer gebeurt, De Leeuw is niet vervaart, Heeft nog krullen in zyn staart.. hier op

Waar meed' zy u nu heeft beloont; wel aan, myn kind, Verlaat haar ook, nadien zy u niet meêr bemint, En wilt het leven meêr als hare liefde achten, En nu zy u verlaat, wilt u voor

Daar gy stil voorby kwam sluypen, En heeft myn van haar weg gerukt, Swoer dat gy myn nooit verlaten zou, Hier in het naarste van ’t Wout, Maar denk uw Ede zyn om niet, Den Hemel

Hoe kan een jonge schoone vrouw Zig gaan verbinden door den trouw, Aan een stok oude gryzen man, Die niet als schyven tellen kan, En knort en bromt den gantschen dag, Zo dat haar

En luistert na myn ongeval, Daar ik in myn jonge jaren, Moet reeds agter de Traailjes staan, Aan wie zal ik myn noodlot klagen, Geen mensch is met my aangedaan.. Hier agter zo

Daar had de Prins voor moeten zorgen, En maken, dat 'er 't noodig kwam, - Mits hij het niet van 't onze nam - Al had hij 't dan ook moeten borgen!. Robert Hendrik Arntzenius,