• No results found

ROTTERDAM KATENDRECHT POLS ZUIDZIJDE. BOORrapporten 502

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ROTTERDAM KATENDRECHT POLS ZUIDZIJDE. BOORrapporten 502"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ROTTERDAM KATENDRECHT POLS ZUIDZIJDE

Een bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen

A. van de Meer en D.E.A. Schiltmans

BOORrapporten 502

(2)

ROTTERDAM KATENDRECHT POLS ZUIDZIJDE

Een bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen

A. van de Meer en D.E.A. Schiltmans

Tekeningen: M.F. Valkhoff

BOORrapporten 502 2010

Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam Ceintuurbaan 213b

3051 KC Rotterdam

(3)

COLOFON

Titel Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde. Een bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen.

Status concept

Auteur(s) drs. A. van de Meer en drs. D.E.A. Schiltmans

Tekenaar(s) M.F. Valkhoff

Opsteller(s) afbeeldingen drs. A. van de Meer

Bestandsnaam …/BOORarchief/BOOR_ONDERZOEK EN RAPPORTAGE/

BOORrapporten archief/BOORrapporten 500-509/BOORrapporten 502 Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde/

BOORrapport/BOORrapporten 502 Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde.doc

Projectcode BOORrapporten 502

Projectleider drs. D.E.A. Schiltmans

Projectmedewerker(s) G.F.H.M. Kempenaar en drs. A. van de Meer Bevoegd gezag gemeente Rotterdam - drs. A.H. Carmiggelt

Autorisatie BOOR Autorisatie bevoegd gezag

drs. M.M. Sier drs. A.H. Carmiggelt hoofd Onderzoek en Rapportage gemeente Rotterdam

ISSN 1873-8923

Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam Ceintuurbaan 213b

3051 KC Rotterdam Telefoon 010-4898500 Fax 010-4898531

E-mail boor@gw.rotterdam.nl

Copyright © BOOR Rotterdam, augustus 2010

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers

Het BOOR aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

(4)

SAMENVATTING

Algemeen

In opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) in mei 2010 een verkennend

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde (gemeente Rotterdam). Voorafgaand aan het veldonderzoek is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is verricht omdat bij de geplande

werkzaamheden in het plangebied de bodem wordt ontgraven. Indien archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen deze hierbij worden aangetast of vernietigd.

Resultaten

Uit het bureauonderzoek, waarbij onder meer is gekeken naar de historische situatie, de bodemopbouw en de bekende archeologische waarden in (de omgeving van) het

plangebied, komt naar voren dat er voor het plangebied een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. In het noordelijk deel van het plangebied is mogelijk een middeleeuwse dijk aanwezig, aangelegd tussen 1475 en 1525. Op en aan deze dijk kunnen bewoningsresten vanaf circa 1500 aangetroffen worden.

De verwachting voor vindplaatsen uit vroegere perioden, het Mesolithicum, het Neolithicum en de Bronstijd, is voor het plangebied nog onbekend.

Tijdens het verkennend inventariserend veldonderzoek werden de Afzettingen van Gorkum (thans Formatie van Echteld) aangeboord, met daarin een fossiel geulsysteem met de bijbehorende kom-, kronkelwaard en/of oever- en beddingafzettingen. Op de Afzettingen van Gorkum ligt een pakket Hollandveen (thans Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen

Laagpakket). Hoewel het veenpakket relatief dun is lijkt het weinig aangetast door latere overstromingen. Het vermoeden bestaat dat door de hoge ligging van de fossiele geul (Afzettingen van Gorkum) het veen op deze locatie minder goed ontwikkeld is dan in de lagere delen van het landschap. Het Hollandveen gaat in vier van de zes boringen geleidelijk over in een komafzetting, die behoort tot de Afzettingen van Tiel (thans Formatie van

Echteld). Door overstromingen waarbij de bovenliggende Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III (thans Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren/Formatie van Echteld) zijn afgezet is de top van de komafzettingen aangetast. De Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III zijn geïnterpreteerd als oever- en uiterwaardenafzettingen van de Nieuwe Maas. Deze worden in het gehele plangebied afgedekt door een opgebracht pakket aan het maaiveld.

In de boringen zijn fragmenten rode en gele baksteen aangetroffen in de Afzettingen van Tiel. Deze fragmenten bevonden zich echter in een schone, natuurlijk afgezette klei. Er was geen sprake van een zogenaamde ‘vuile’ laag en het is aannemelijk dat het verspoeld materiaal betreft. In de Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III werden in twee boringen eveneens fragmenten baksteen aangetroffen en een enkel fragment roodbakkend

geglazuurd aardewerk. Het materiaal op dit niveau bevond zich in de restanten van een voormalige bouwvoor. Deze bouwvoor is echter niet waargenomen in de overige boringen en op basis van de beperkte hoeveelheid aangetroffen materiaal is er geen aanleiding om de aanwezigheid van een vindplaats in het plangebied te vermoeden. Eveneens zijn geen restanten van een dijk in het plangebied aangetroffen.

Aanbevelingen

Op grond van het bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek luidt de aanbeveling voor het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde (gemeente

Rotterdam) dat er geen voorzieningen getroffen hoeven te worden om archeologische waarden te behouden of te ontzien. Zonder verder archeologisch onderzoek kan worden gestart met de voorgenomen werkzaamheden. Het BOOR verzoekt wel aanwezig te kunnen

(5)

zijn bij de werkzaamheden om aanvullende informatie te verzamelen, die voor het BOOR in de toekomst van nut kan zijn. Eventuele kosten zijn daarbij voor rekening van het BOOR.

(6)

INHOUDSOPGAVE

blz.

SAMENVATTING... 3

1 INLEIDING... 7

1.1 Inleiding ... 7

1.2 Plaats onderzoek binnen de Archeologische Monumentenzorg... 7

1.3 Administratieve gegevens onderzoek... 8

2 BUREAUONDERZOEK... 10

2.1 Doel ... 10

2.2 Plangebied en onderzoeksgebied ... 10

2.2.1 Plangebied... 10

2.2.2 Onderzoeksgebied... 10

2.3 Huidige situatie plangebied... 10

2.4 Geplande werkzaamheden... 10

2.5 Aandachtspunten... 11

2.5.1 Beleidsinstrumenten ... 11

2.5.2 Historische situatie... 11

2.5.3 Geologische gegevens ... 11

2.5.4 Archeologische gegevens... 12

2.5.5 Luchtfoto’s ... 13

2.5.6 Actueel Hoogtebestand Nederland... 14

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting ... 14

2.7 Advies ... 15

3 VERKENNEND INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ... 17

3.1 Doel ... 17

3.2 Methoden... 17

3.3 Resultaten... 18

3.3.1 Geologie ... 18

3.3.2 Archeologie... 20

4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 23

4.1 Conclusies ... 23

4.2 Aanbevelingen ... 24

GERAADPLEEGDE BRONNEN... 25

AFKORTINGEN ... 27

BIJLAGE 1: BOORSTATEN ... 28

(7)

2000 1500 1000 500 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 5500 6000 6500 7000 7500 8000 8500 9000 9500

Klimaat Landschap

Vegetatie

Geologie Archeologische

perioden

Vroege Middeleeuwen Nieuwe tijd

Late Middeleeuwen B Late Middeleeuwen A

Romeinse tijd

Late IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege IJzertijd Late Bronstijd Midden-Bronstijd Vroege Bronstijd

Laat Neolithicum

Midden-Neolithicum

Vroeg Neolithicum

Mesolithicum

Laat-Paleolithicum Duinkerke III

Tiel III

Holoceen

Duinkerke II Tiel II

Duinkerke I Tiel I

Duinkerke 0 Tiel 0

Calais IV Gorkum IV

Calais III Gorkum III

Calais II Gorkum II

Calais I Gorkum I

Kreftenheye

Pleistoceen

Subatlantic koeler vochtiger

Subboreaal koeler droger

Atlanticum vochtigwarm

Boreaal warmer

Preboreaal warmer

Late Dryas kouder

loofbos

den

berk

toendra

Tijdtabel.

(8)

1 INLEIDING

1.1 Inleiding

In opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde (gemeente Rotterdam). Voorafgaand aan het veldonderzoek is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.

Het onderzoek is verricht omdat bij de geplande herinrichting van het plangebied

grondwerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen deze hierbij worden aangetast of vernietigd.

1.2 Plaats onderzoek binnen de Archeologische Monumentenzorg

Het proces van Archeologische Monumentenzorg (AMZ) bestaat uit de volgende stappen:

Stap 1.

De inventarisatie van archeologische waarden in een plangebied. Een inventarisatie bestaat doorgaans uit het uitvoeren van een bureauonderzoek (met als doel het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting), gevolgd door een inventariserend

veldonderzoek. Bij een inventariserend veldonderzoek kan onderscheid gemaakt worden in een verkennende fase (toetsen en aanvullen gespecificeerde archeologische verwachting), een karterende fase (vaststellen en begrenzen archeologische vindplaatsen) en een

waarderende fase (bepalen waardestelling aan de hand van fysieke en inhoudelijke kwaliteit van vindplaatsen).

De inventarisatie resulteert in het opstellen van een (selectie)advies, aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (een selectiebesluit) kan worden genomen (stap 2).

Stap 2.

Het nemen van een selectiebesluit op grond van de resultaten van de inventarisatie (het beleid ten aanzien van vindplaatsen). Het selectiebesluit houdt in dat een vindplaats wel of niet als behoudenswaardig wordt gekwalificeerd. In het geval van behoudenswaardige vindplaatsen vindt uitvoering van het selectiebesluit plaats; uitgangspunt hierbij is het streven naar behoud in situ van vindplaatsen (stap 3). In het geval van niet-behoudenswaardige vindplaatsen is het proces van Archeologische Monumentenzorg afgerond.

Stap 3.

Het uitvoeren van het selectiebesluit door: het in situ veiligstellen van archeologische informatie van behoudenswaardige vindplaatsen door fysieke bescherming, dan wel het veiligstellen van archeologische informatie van behoudenswaardige - maar niet in situ te handhaven - vindplaatsen door documentatie ervan door opgraving voorafgaand aan de werkzaamheden in het plangebied, dan wel het verifiëren dat geen archeologische informatie ongedocumenteerd verloren gaat door archeologische begeleiding van de werkzaamheden in het plangebied.

Het voorliggende rapport bevat het verslag van de eerste stappen van de inventarisatie van archeologische waarden in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde: het bureauonderzoek en de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het veldonderzoek is uitgevoerd door middel van mechanische grondboringen.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en het verkennend inventariserend veldonderzoek worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van de omgang met aanwezige archeologische waarden en archeologische verwachtingen in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde.

Het onderzoek komt voort uit de door het BOOR opgestelde adviesbrief (A2010012) en is

(9)

uitgevoerd conform de ‘Richtlijnen voor het uitvoeren van archeologisch bureauonderzoek en niet-gravend inventariserend veldonderzoek in de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Hellevoetsluis, Rotterdam, Schiedam en Westvoorne (versie 2.2)’ uit 2010.

Het bureauonderzoek is tevens uitgevoerd conform de specificaties LS01 tot en met LS05, vastgelegd in het protocol bureauonderzoek van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1 van het College van Archeologische Kwaliteit (CvAK). Het

bureauonderzoek is gerapporteerd conform de specificatie LS06 van dat protocol.

Het verkennend inventariserend veldonderzoek is tevens uitgevoerd conform de specificaties VS01 en VS03, vastgelegd in het protocol inventariserend veldonderzoek - overig van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1 van het College van

Archeologische Kwaliteit (CvAK). Het verkennend inventariserend veldonderzoek is gerapporteerd conform de specificatie VS05 van dat protocol.

1.3 Administratieve gegevens onderzoek

Soort onderzoek bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek

Plangebied

Naam Katendrecht Pols Zuidzijde

Plaats Rotterdam

Gemeente Rotterdam

RD-coördinaten 93.338/435.039, 93.317/435.136, 93.676/435.267 en 93.655/435.144

Oppervlakte circa 4,2 ha

Opdrachtgever OBR Bevoegd gezag

Naam organisatie gemeente Rotterdam

Naam deskundige drs. A.H. Carmiggelt Uitvoering onderzoek

Naam instelling/bedrijf BOOR

Naam prospector/KNA-archeoloog drs. D.E.A. Schiltmans

Datum onderzoek mei 2010

Archis-onderzoeksmeldingsnummer 41678 Resultaat onderzoek

BOOR-vindplaatscode(s) niet van toepassing Archis-vondstmeldingsnummer(s) niet van toepassing

Plaats en beheer documentatie archief BOOR onder de projectcode BOORrapporten 502

Plaats en beheer vondstmateriaal niet van toepassing

(10)

Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde.

93.200

93.200

93.700

93.700

94.200

94.200

434.500 434.500

435.000 435.000

435.500 435.500

Afb. 1. Ligging van het plangebied

´

´

Kaart: Gemeentewerken Rotterdam 2010Schaal1:10.000

0 250m

(11)

2 BUREAUONDERZOEK

2.1 Doel

Het uitvoeren van een bureauonderzoek is de eerste stap in de inventarisatie van archeologische waarden in een plangebied. Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Aan de hand hiervan wordt de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied opgemaakt en wordt een beslissing genomen over het al dan niet uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek en de wijze waarop dit moet worden verricht. De gespecificeerde archeologische verwachting wordt door middel van het inventariserend veldonderzoek getoetst en eventueel aangevuld.

2.2 Plangebied en onderzoeksgebied 2.2.1 Plangebied

Het plangebied bevindt zich direct ten noorden van de Maashaven. Het betreft een terrein tussen de Brede Hilledijk, Maashavenstraat, Maashaven NZ en de Hillelaan. De geplande herinrichting van het terrein is beschreven in het ‘Masterplan Katendrecht’, waarin het plangebied wordt aangeduid als ‘Pols Zuidzijde’. Het terrein beslaat een oppervlakte van circa 4,2 ha binnen de coördinaten 93.338/435.039, 93.317/435.136, 93.676/435.267 en 93.655/435.144.

2.2.2 Onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied is het plangebied. Daar waar voor het bureauonderzoek gegevens van buiten het plangebied worden gebruikt, wordt dat in de tekst aangegeven.

2.3 Huidige situatie plangebied

Het plangebied is onderdeel van het havengebied. Het terrein is deels begroeid met gras en deels verhard. Daarnaast zijn enkele gebouwen aanwezig binnen het plangebied.

Gegevens met betrekking tot reeds bestaande bodemverstoringen binnen het plangebied waren ten tijde van het onderzoek niet bekend.

2.4 Geplande werkzaamheden

Binnen het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde wordt de nieuwbouw van circa acht panden voorbereid met een ondergrondse tweelaagse parkeergarage. De

ontgravingsdiepte ten behoeve van de nieuwbouw zal reiken tot circa 4,60 m - NAP (circa 8 m - mv). Het huidige maaiveld ligt op circa 3,40 m + NAP.

(12)

2.5 Aandachtspunten 2.5.1 Beleidsinstrumenten

Archeologische Waardenkaart Rotterdam

De Archeologische Waardenkaart (AWK) Rotterdam (BOOR 2005), vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam op 31 januari 2006, bestaat uit een tweetal kaarten: de Archeologische Kenmerkenkaart en de hierop gebaseerde

Archeologische Waarden- en Beleidskaart. Volgens de Archeologische Waarden- en Beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een redelijk tot hoge archeologische verwachting. De archeologische waarden zijn te verwachten onder 0 m NAP.

Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland

Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Zuid-Holland, opgenomen in kaart 1b (Archeologie waarden) van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (Provincie Zuid-Holland 2007), bevinden zich binnen het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde geen terreinen van hoge archeologische waarde, geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde en geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde (tevens wettelijk beschermd).

Bestemmingsplan Katendrecht Pols

Het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde valt binnen het bestemmingsplan Katendrecht Pols. In bestemmingsplannen dient het gemeentelijk archeologisch beleid nader uitgewerkt en vastgelegd te worden.

Voor de komende herinrichting van het plangebied is het volgende van belang.

Voor het gebied geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m2. De diepte waarvoor de bouwregeling en aanlegvergunning gelden is ten opzichte van de AWK Rotterdam nader gedefinieerd op dieper dan 1 m - NAP.

2.5.2 Historische situatie

Het plangebied lag in de Late Middeleeuwen net buiten of op de grens van de voormalige Riederwaard, een rondom bedijkt gebied dat een groot deel besloeg van het huidige IJsselmonde. De Riederwaard is in de 12e en 13e eeuw ontstaan, maar ging in de periode 1373 tot 1375 aan overstromingen ten onder. Het gebied werd vervolgens in fasen

herbedijkt. Het plangebied zelf lag lange tijd buitendijks, tussen de rivierdijk van de Riederwaard en de Nieuwe Maas. De Hillepolder, waarin het plangebied is gelegen, werd aangelegd tussen 1475 en 1525 met de Hille-dijk of Hillerdijk als noordelijke begrenzing ervan. Tot de aanleg van de Rijnhaven en Maashaven aan het einde van de 19e eeuw vormde de Hille-dijk de eigenlijke rivierdijk van de Riederwaard (Afb. 2). In de huidige situatie is de dijk opgenomen in de Brede Hilledijk, het gebied tussen de Rijnhaven en de

Maashaven.

Het cartografisch en historisch onderzoek laat zien dat de voormalige Hille-dijk mogelijk binnen het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols zuidzijde is gelegen. Op en langs deze dijk kunnen bewoningsresten aanwezig zijn vanaf circa 1500 na Chr.

2.5.3 Geologische gegevens

In 2003 is de nieuwe lithostratigrafische indeling van Nederland ingevoerd (Westerhoff, Wong en De Mulder 2003). In dit rapport wordt echter - vooruitlopend op het ontwikkelen van

(13)

een regionale lithostratigrafische indeling van de holocene afzettingen in het

Maasmondgebied - uitgegaan van de oude lithostratigrafische indeling zoals die door de toenmalige Rijksgeologische Dienst in 1975 is opgesteld (Zagwijn en Van Staalduinen 1975).

Voor de volledigheid wordt wel de van toepassing zijnde term van de nieuwe indeling vermeld.

Afgaande op de Geologische Kaart van Nederland (NITG-TNO 1998) en op de door het BOOR in de nabije omgeving verzamelde aardkundige informatie is de globale opbouw van de Holecene bodem in het plangebied als volgt.

Volgens de geologische kaart worden de diepere delen gevormd door de klastische Afzettingen van Calais en/of Gorkum (thans Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer/Formatie van Echteld) afgewisseld met lagen Hollandveen (thans Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Op de Afzettingen van Calais/Gorkum rust eveneens een pakket Hollandveen. De top van de sequentie bestaat uit de Afzettingen van Duinkerke III (thans Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren). Het plangebied bevindt zich op de grens van het mariene- en het perimariene legendagebied. In het oostelijk deel van het plangebied kunnen Afzettingen van Tiel (thans Formatie van Echteld) op het Hollandveen gelegen zijn. De Afzettingen van Duinkerke en/of Tiel zijn mogelijk reeds afgezet vanaf het begin van de Romeinse tijd tot in de 16e eeuw.

In het gehele plangebied bestaat de toplaag van de bodem waarschijnlijk uit een pakket (sub)recent opgebrachte en geroerde grond. De dikte van het pakket - aangetroffen tijdens voorgaande onderzoeken in de omgeving van het plangebied - varieert van 600 cm tot meer dan 1000 cm (Guiran 2004, Lelivelt 2005).

Circa 150 m ten noorden van het plangebied werd in 2008 door het BOOR een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van mechanische boringen uitgevoerd

(Schiltmans 2008). De Afzettingen van Gorkum bevonden zich hier op een minimale diepte van 5,21 m - NAP (8,54 m - mv). Het Hollandveen op de Afzettingen van Gorkum, gelegen op een minimale diepte van 4,97 m - NAP (8,30 m - mv) leek deels geërodeerd. Op het veen werd een klastisch pakket aangetroffen op een gemiddelde diepte van 3,67 m - NAP (7,00 m - mv), dat werd geïnterpreteerd als komafzetting, behorende tot de Afzettingen van Tiel. De top van deze afzettingen leek geërodeerd door de Nieuwe Maas tussen de 12e en de 17e eeuw. Op de Afzettingen van Tiel lagen de Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III op een minimale diepte van 1,25 m - NAP (4,25 m - mv). Deze zijn geïnterpreteerd als oever- en/of uiterwaardenafzettingen van de Nieuwe Maas.

2.5.4 Archeologische gegevens

Bekende archeologische waarden in het plangebied (Afb. 2)

In het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Er is niet eerder archeologisch onderzoek verricht.

Bekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied (Afb. 2)

Bij het hierboven beschreven verkennend inventariserend veldonderzoek uit 2008 circa 150 m ten noorden van het plangebied werden geen archeologische waarden aangetroffen.

Op een ruimere afstand van het plangebied is een beperkt aantal archeologische

vindplaatsen bekend. Op circa 600 m ten noorden van het plangebied is een vindplaats uit de Late Middeleeuwen bekend (Archis-vondstmeldingsnummer 404364, BOOR-

vindplaatscode 13-63). Op deze locatie zijn, in een pakket oever- en uiterwaardenafzettingen van de Nieuwe Maas en/of het Zwaansgat, een kogelpotscherf (10e-12e eeuw), enkele fragmenten baksteen en wat houtskool aangetroffen. De vondsten zijn aangeboord op een diepte van 7,5 m - mv (circa 3,69 m - NAP) tot 8 m - mv (circa 4,19 m - NAP). De

aangetroffen archeologische indicatoren zijn verspoeld en derhalve niet meer in situ

(14)

aanwezig (Guiran 2004).

Aan de westkant van deze vindplaats ligt een vindplaats uit de Nieuwe tijd (Archis-

vondstmeldingsnummer 404363, BOOR-vindplaatscode 13-05). Het gaat om fragmenten aardewerk van een schaal uit de 18e eeuw, diverse kleine scherven uit de 17e tot en met de 19e eeuw en een pijpenkop uit de 19e eeuw. Nadere informatie over de vindplaats, zoals bijvoorbeeld de stratigrafische context en diepteligging, ontbreken.

Noemenswaardig zijn tot slot de vondsten die gedaan zijn tijdens de aanleg van de Willemsspoortunnel op het Noordereiland, circa 1250 m ten noorden van het plangebied (Archis-vondstmeldingsnummer 404370, BOOR-vindplaatscode 13-31). De vondsten, aangetroffen tijdens baggerwerkzaamheden, dateren uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Vroege Middeleeuwen en de Late Middeleeuwen. De vondsten zijn afkomstig uit de geulafzettingen (Afzettingen van Duinkerke III/Tiel III) van de Nieuwe Maas, een rivier die vanaf de 12e eeuw sterk in omvang toenam (Carmiggelt en Guiran 1997).

Vindplaatsnummer 1

BOOR-vindplaatscode(s) 13-63 Archis-vondstmeldingsnummer(s) 404364 Archis-waarnemingsnummer(s) geen Ligt binnen Monumentnummer niet van toepassing

Toponiem Laan op Zuid

Plaats Rotterdam-Stadscentrum Gemeente Rotterdam

RD-coördinaten 93.655/435.732 Complextype(n) en datering(en) onbekend, Late Middeleeuwen

Stratigrafische positie oever- en/of uiterwaardenafzettingen Duinkerke III/Tiel III Diepteligging circa 3,69 m - NAP tot 4,19 m - NAP

Soort onderzoek inventariserend booronderzoek

Bron(nen) Guiran 2004

Vindplaatsnummer 2

BOOR-vindplaatscode(s) 13-05 Archis-vondstmeldingsnummer(s) 404363 Archis-waarnemingsnummer(s) geen Ligt binnen Monumentnummer geen

Toponiem Metroput parallelweg

Plaats Rotterdam-Stadscentrum Gemeente Rotterdam

RD-coördinaten 93.590/435.750 Complextype(n) en datering(en) onbekend, Nieuwe tijd

Stratigrafische positie onbekend

Diepteligging onbekend Soort onderzoek onbekend

Bron(nen) VOOGR 1963

Vindplaatsnummer 3

BOOR-vindplaatscode(s) 13-31 Archis-vondstmeldingsnummer(s) 404370 Archis-onderzoeksmeldingsnummer geen Ligt binnen Monumentnummer geen

Toponiem tussen Maaskade en Prins Hendrikkade

Plaats Rotterdam-Feijenoord Gemeente Rotterdam

RD-coördinaten 93.764/436.630 Complextype(n) en datering(en) onbekend, IJzertijd-Late Middeleeuwen Stratigrafische positie geulafzettingen Duinkerke III en/of Tiel III Diepteligging onbekend Soort onderzoek baggerwerkzaamheden

Bron(nen) Carmiggelt en Guiran 1997

2.5.5 Luchtfoto’s

Bestudering van luchtfotonummer 92-436 (Uitgeverij 12 Provinciën 2005), genomen op 29 mei 2003, leverde geen aanwijzingen op voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.

(15)

2.5.6 Actueel Hoogtebestand Nederland

Bestudering van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) leverde geen aanwijzingen op voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op grond van de verworven informatie over onder meer de historische situatie, de

bodemopbouw en de bekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied kan de archeologische verwachting voor het plangebied worden opgesteld (Tabel 1).

Voor het plangebied geldt een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting voor met name vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Deze vindplaatsen kunnen aangetroffen worden in de top van het veen en in de de Afzettingen van Tiel. Deze niveaus kunnen echter aangetast zijn door latere overstromingen, waarbij de Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III zijn afgezet. Aanwezigheid en een goede conservering van

vindplaatsen in de top van het veen en de vroege Afzettingen van Tiel is sterk afhankelijk van de mate van aantasting van deze niveaus.

De vindplaaten uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen kenmerken zich door het voorkomen van onder meer aardewerk, houtskool, fosfaat, (verbrand) bot en een zogenaamde ‘vuile’ laag. De aard en omvang van deze vindplaatsen kan sterk wisselen.

De archeologische verwachting voor sporen uit vroegere perioden in de Afzettingen van Gorkum onder het Hollandveen is in het plangebied onbekend. Deze afzettingen dienen tijdens het veldonderzoek gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van met name stroomgordelafzettingen binnen het plangebied. In (de top) van deze afzettingen kunnen vindplaatsen uit het Mesolithicum, het Neolithicum en de Bronstijd aangetroffen worden.

Vindplaatsen uit het Mesolithicum en Neolithicum kenmerken zich door de aanwezigheid van onder meer haardkuilen, vuursteen, aardewerk, houtskool en verbrand bot. Vindplaatsen uit de Bronstijd zijn evenaals vindplaatsen uit latere perioden herkenbaar aan onder meer de aanwezigheid van aardewerk, houtskool, fosfaat, (verbrand) bot en een zogenaamde ‘vuile’

laag.

Zoals beschreven is het plangebied gelegen aan de Nieuwe Maas. De invloed van deze rivier nam vanaf de Romeinse tijd sterk toe. Vanaf de Romeinse tijd is er vermoedelijk op de kleiige oevers van de rivier gewoond. In de 12e eeuw, mogelijk als gevolg van stormvloeden en rivieroverstromingen, nam de rivier nog sterk in omvang en diepte toe. Oude oevers met eventueel aanwezige archeologische resten erodeerden mogelijk in veel gevallen, maar in feite is dit onbekend. Op dit moment is het echter niet duidelijk in hoeverre de natuurlijke ondergrond in het plangebied als gevolg van erosie is aangetast.

(16)

Datering Archeologische verwachting

Complextype Stratigrafische positie Omvang Diepte- ligging Mesolithicum onbekend kleine kampementen/

off-site activiteiten

Afzettingen van Gorkum

< 200 m2 vanaf circa 5,21 m - NAP Neolithicum onbekend kleine kampementen/

off-site activiteiten

Afzettingen van Gorkum

< 200 m2 vanaf circa 5,21 m - NAP Bronstijd onbekend nederzettingsterreinen Afzettingen van

Gorkum

> 500 m2 vanaf circa 5,21 m - NAP IJzertijd redelijk hoog

tot hoog

nederzettingsterreinen, verkavelingspatronen

top Hollandveen/

Afzettingen van Tiel

divers vanaf circa 4,97 m - NAP Romeinse tijd redelijk hoog

tot hoog

nederzettingsterreinen, verkavelingspatronen

top Hollandveen/

Afzettingen van Tiel

divers vanaf circa 4,97 m - NAP Vroege

Middeleeuwen

redelijk hoog tot hoog

huiserven (terpjes), verkavelingspatronen

top Hollandveen/

Afzettingen Tiel

divers vanaf circa 4,97 m - NAP Late

Middeleeuwen

redelijk hoog tot hoog

dijk, huiserven, ophogings- en bewoningslagen

top Afzettingen van Duinkerke III/Tiel III

divers vanaf circa 1,25 m - NAP Nieuwe tijd redelijk hoog tot

hoog

dijk, huiserven, ophogings- en bewoningslagen

top Afzettingen van Duinkerke III/Tiel III

divers vanaf circa 1,25 m - NAP

Tabel 1. Gespecificeerde archeologische verwachting plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde.

2.7 Advies

Op basis van het bureauonderzoek kan gesteld worden dat er in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Aangezien de geplande werkzaamheden in het plangebied gepaard zullen gaan met grondroerende activiteiten, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast of vernietigd. Het BOOR adviseert dan ook om de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied te toetsen en eventueel aan te vullen door middel van een verkennend inventariserend veldonderzoek.

(17)

! (

! (

! ( 93.200

93.200

93.700

93.700

94.200

94.200

434.500 434.500

435.000 435.000

435.500 435.500

436.000 436.000

436.500 436.500

Afb. 2. Bekende vindplaatsen en onderzoekslocaties in de omgeving van het plangebied geprojecteerd op de Topographische Militaire Kaart 1850-1864 (Van der Linden 1973).

Kaart: Gemeentewerken Rotterdam 2010 1:10.000 Schaal

0 250m

plangebied

´

BOOR onderzoekslocatie (Schiltmans 2008) vindplaats met vindplaatsnummer

!( 1

2 1

3

(18)

3 VERKENNEND INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

3.1 Doel

In het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde is een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, om de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen. Voor het onderzoek zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

- Inzicht verschaffen in de bodemopbouw en de mate van gaafheid van de bodemopbouw in het plangebied.

- Eventuele vindplaatsen lokaliseren en de diepteligging van de bewoningssporen bepalen.

- Indien mogelijk de datering, aard en kwaliteit van de vindplaatsen bepalen.

- Indien mogelijk op grond hiervan komen tot een waardering van de vindplaats(en).

- Indien er archeologische waarden aanwezig zijn, zal er een aanbeveling gedaan worden met betrekking tot de omgang met de aanwezige archeologische waarden.

3.2 Methoden

De verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd door middel van mechanische grondboringen. Het veldwerk heeft plaatsgevonden op 8 en 10 juni 2010. De werkzaamheden zijn verricht door de Veld- en Laboratoriumgroep (VLG) van het

Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam. De boorkernen zijn bij het BOOR beschreven door mevrouw A. van de Meer (veldtechnicus, BOOR) en de heer D.E.A.

Schiltmans (senior prospector, BOOR). De projectleiding was in handen van de heer D.E.A.

Schiltmans.

Het zetten van grondboringen is een non-destructieve manier van onderzoek die onder andere gebruikt kan worden om archeologische vindplaatsen te lokaliseren. Een

archeologische laag is in de (guts)boor herkenbaar als een zogenaamde ‘vuile’ laag. Een dergelijke laag kan een oude leeflaag vertegenwoordigen en archeologische indicatoren bevatten zoals houtskool, bot, aardewerk of vuursteen. Ook afwijkingen in de reguliere bodemopbouw kunnen een goede indicatie voor menselijke activiteiten in het verleden zijn.

Daarnaast kan door deze methode eenvoudig inzicht verkregen worden in de intactheid van de bodem in het plangebied. Benadrukt moet worden dat kleinschalige archeologische verschijnselen zoals verkavelingspatronen, graven, grondsporen en andere zeer lokale archeologische resten slecht herkenbaar zijn in boringen. Gedurende het boren wordt tevens gelet op de geologische opbouw van de bodem. Inzicht in de bodemopbouw is noodzakelijk om beter te kunnen inschatten waar zich mogelijk archeologische waarden bevinden en om de archeologische potentie van een gebied te bepalen; zo kan er dus gerichter

archeologisch onderzoek plaatsvinden.

In totaal zijn verspreid over het plangebied zes boringen gezet tot 12 m - mv (Afb. 3). De boringen zijn verspringend verdeeld over een westoost georiënteerde raai. De afstand tussen de boringen bedroeg circa 50 tot 80 m. Voor het boren is gebruik gemaakt van een mechanische Holle Avegaar met een diameter van 12 cm. Er is voor deze boormethode gekozen vanwege de grote boordiepte en de verwachtte dikke ophogingslagen in het plangebied van (grof) zand en puin, die met de traditionele methode (handmatig boren met Edelman en guts) ondoordringbaar zijn. Handmatige boringen leveren onder dergelijke omstandigheden geen of slechte monsters op door onder andere het instorten van het boorgat. Daarnaast heeft een mechanische boor het voordeel dat er door de grotere

diameter meer materiaal wordt opgeboord. Er is dus meer kans op het aantreffen, herkennen en dateren van archeologische resten, indien deze aanwezig zijn in het plangebied. Een ander voordeel is dat de gehele stratigrafie in één keer blijvend zichtbaar is en de

(19)

verschillende boringen met elkaar vergeleken kunnen worden.

De boorlocaties zijn in het veld met een GPS ingemeten (x- y- en z- waarden) door de Veld- en Laboratoriumgroep (VLG) van het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam. De continu gestoken kernen zijn door de VLG in pvc schalen van 1 m lengte aangeleverd op het kantoor van BOOR. Het opgeboorde materiaal is gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Voor de bepaling van het kalkgehalte van sedimenten is gebruik gemaakt van een zoutzuuroplossing (10%). De boorbeschrijvingen zijn verwerkt met een veldcomputer in de beschrijvings-software Deborah 2.7b.

3.3 Resultaten 3.3.1 Geologie

Hieronder volgt een globale beschrijving van de vijf stratigrafische eenheden die in het bodemprofiel zijn onderscheiden. De eenheden worden van onder naar boven beschreven en zijn in afbeelding 4 weergegeven in een profiel. Alle boorstaten zijn terug te vinden in de bijlage. Voor een nadere toelichting op ouderdom, klimaat, landschap en archeologische periode wordt verwezen naar de tijdtabel op pagina 5.

Klastisch pakket 1

In de afzettingen van klastisch pakket 1 is een fossiel geulsysteem aangeboord. De

afzettingen zijn onder te verdelen in drie lithogenetische eenheden, die hieronder afzonderlijk worden beschreven naar de indeling van Berendsen (Berendsen 2008). Alle afzettingen van klastisch pakket 1 behoren tot de Afzettingen van Gorkum.

Beddingafzettingen

De diepere delen van klastisch pakket 1 in de boringen 1 tot en met 6 bestaan uit een grijs kalkrijk, uiterst tot matig siltig zand, deels met detritus- en/of kleilagen. Het zand bevat schelp en verspoelde houtresten. Naar beneden toe wordt het zand grover, neemt de siltigheid af en in de basis is het zand zwak grindig. Het zandpakket met het grove materiaal kan

geïnterpreteerd worden als beddingafzetting. De top van de beddingafzettingen ligt tussen de 3,77 m - NAP (7,35 m - mv) in boring 6 en 5,60 m - NAP (9,00 m - mv) in boring 1.

Kronkelwaard-/oeverafzettingen

De beddingafzettingen die bestaan uit zand gaan over in een kalkrijke, grijze tot lichtbruingrijze, sterk tot uiterst siltige klei. In een aantal boringen bevat het pakket

zandlagen. Met name in de top is de klei wat humeus en bevat houtresten. Deze afzettingen kunnen in de hogere delen van de bedding zijn afgezet of bij hoog water buiten de bedding.

De klei kan behoren tot kronkelwaardafzettingen aan de convexe oever van de geul of tot de oever zelf. top van de kronkelwaard- en/of oeverafzettingen ligt tussen de 3,37 m - NAP (6,95 m - mv) in boring 6 en 4,55 m - NAP (7,95 m - mv) in boring 1. Deze afzettingen worden afgedekt door komafzettingen.

Komafzettingen

De top van klastisch pakket 1 bestaat uit een kalkloze, lichtbruingrijze humeuze klei met hout- en rietresten. De top van de komafzettingen ligt tussen 2,62 m - NAP (6,20 m - mv) in boring 6 en 3,58 m - NAP (6,98 m - mv) in boring 1. De komafzettingen gaan geleidelijk over in het bovenliggende organisch pakket A. Alleen in boring 2 ontbreekt organisch pakket A en gaan de komafzettingen geleidelijk over in klastisch pakket 2.

Organisch pakket A

Organisch pakket A betreft een bruin, overwegend mineraalarm veen. Het veenpakket is aangetroffen in vijf van de zes boringen. Alleen in boring 2 ontbreekt organisch pakket A. Het

(20)

aangetroffen veen kan grotendeels vermoedelijk geïnterpreteerd worden als bosveen. In boring 1 en in de basis van het pakket in de boringen 3 en 5 betreft het rietveen. De top van organisch pakket A ligt tussen 2,17 m - NAP (5,79 m - mv) in boring 4 en 3,28 m - NAP (6,68 m - mv) in boring 1. In boring 4 bedraagt de waargenomen maximale dikte van organisch pakket A 153 cm. In de overige boringen is het veenpakket aanzienlijk dunner met 25 tot 53 cm. In de boringen 3 en 6 is de top van het veen duidelijk aangetast door erosieve

processen. In de overige boringen gaat organisch pakket A geleidelijk over in het

bovenliggende klastisch pakket 2. De dikte van het veenpakket lijkt mede beïnvloed door het onderliggende klastisch pakket 1. Door de relatief hoge ligging van de fossiele geul in het landschap heeft het veenpakket zich op deze locatie minder kunnen ontwikkelen dan in de lagere delen van het landschap.

Organisch pakket A behoort tot het Hollandveen.

Klastisch pakket 2

Klastisch pakket 2 betreft een grijze tot lichtbruingrijze, zwak tot matig siltige klei. De klei is kalkloos, bevat enkele houtresten en is met name in de basis zwak tot matig humeus.

Klastisch pakket 2 is aangetroffen in de boringen 1, 2, 4 en 5 op een minimale diepte van 1,60 m - NAP (5,22 m - mv) in boring 4 en maximaal 2,52 m - NAP (5,92 m - mv) in boring 1.

De dikte van het pakket varieert van 22 cm in boring 5 tot 76 cm in boring 1. De overgang naar het bovenliggende klastisch pakket 3 is geleidelijk. Klastisch pakket 2 kan vermoedelijk geïnterpreteerd worden als komafzetting, behorende tot de Afzettingen van Tiel. Het

ontbreken van kalk in het pakket geeft aan dat de klei enige tijd onafgedekt aan het oppervlak heeft gelegen, met ontkalking als gevolg. In boring 1 zijn tevens een enkel zeer klein rood en geel fragment baksteen aangetroffen. Deze bevinden zich echter in een zeer schone, natuurlijk afgezette klei en lijken daarom verspoeld. Op basis van het verkennend inventariserend veldonderzoek is het niet geheel duidelijk wat de ouderdom van de

afzettingen is. Uit eerder onderzoek in de omgeving van het plangebied bestaat het

vermoeden dat de klei is afgezet door de Nieuwe Maas vanaf de Romeinse tijd tot in de 12e eeuw (Guiran 2004, Lelivelt 2005, Schiltmans 2008). De aangetroffen fragmenten baksteen in klastisch pakket 2 zouden er echter ook op kunnen duiden dat het gebied pas is

overstroomd in de periode 1373 tot 1375, bij de grote overstromingen van de Riederwaard.

Klastisch pakket 3

Klastisch pakket 3 bestaat uit een kalkrijke, grijze tot lichtbruingrijze, zwak tot uiterst siltige klei. De top van het pakket is in een aantal boringen zwak humeus. In de boringen 2 en 3 komen in de klei enkele zand- en kleilagen voor. In de boringen 3 en 6 bestaat de basis van klastisch pakket 3 uit een sterk tot uiterst siltig zand met kleilagen. Juist in deze boringen is klastisch pakket 2 afwezig en hoogstwaarschijnlijk geërodeerd door klastisch pakket 3. In de boringen 2 en 6 is in de top van klastisch pakket 3 een voormalige bouwvoor waargenomen.

Hierin zijn in beide boringen kleine fragmenten baksteen aangetroffen en in boring 2 een enkel fragment roodbakkend geglazuurd aardewerk. De top van klastisch pakket 3 ligt tussen 0,17 m + NAP (3,30 m - mv) in boring 3 en 1,72 m - NAP (5,12 cm - mv) in boring 1. De dikte bedraagt minimaal 80 cm in boring 1 en maximaal 317 cm in boring 3. In klastisch pakket 3 zijn schelpen aangetroffen uit zowel zoet water als brak water milieus. Het pakket behoort tot de Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III.

Het gaat vermoedelijk om oever- en uiterwaardenafzettingen van de Nieuwe Maas. Vanwege het ontbreken van dateerbare archeologische vondsten in klastisch pakket 3, is een exacte datering van het pakket moeilijk te bepalen. Op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied bestaat het vermoeden dat klastisch pakket 3 het resultaat is van sedimentatie van de Nieuwe Maas, vanaf de 12e eeuw tot aan de

inpoldering van het gebied tussen 1475 en 1525.

(Sub)recent opgebracht pakket

In het gehele plangebied ligt een opgebracht pakket aan het maaiveld. Het opgebrachte pakket bestaat grotendeels uit bouwzand met puin en grind. In de noordelijk gelegen

(21)

boringen 4, 5 en 6 bestaat de basis van het opgebrachte pakket uit grijze tot

donkerbruingrijze, sterk tot uiterst siltige klei met veen-, zand- en/of kleibrokken. Daarnaast komen in de klei humusvlekken, houtresten, schelpfragmenten en enkele puinfragmenten voor. Hoewel uit het bureauonderzoek blijkt dat de voormalige Hille-dijk zich mogelijk in het noordelijk deel van het plangebied bevindt, kon de opgebrachte klei in de noordelijke boringen niet als onderdeel van een laat-middeleeuwse dijk geïnterpreteerd worden. Het opgebrachte pakket is minimaal 330 cm dik in boring 3 en maximaal 512 cm in boring 1.

3.3.2 Archeologie

Tijdens het verkennend inventariserend veldonderzoek in het plangebied Rotterdam

Katendrecht Pols Zuidzijde zijn zeer kleine fragmenten rode en gele baksteen waargenomen in de Afzettingen van Duinkerke/Tiel. Het aangetroffen materiaal op dit niveau is

geïnterpreteerd als verspoeld. De fragmenten baksteen bevonden zich in schone, natuurlijk afgezette sedimenten en er was geen sprake van een zogenaamde ‘vuile’ laag.

Ook in de top van de Afzettingen van Duinkerke III/Tiel III zijn fragmenten baksteen

aangetroffen en een enkel klein fragment roodbakkend geglazuurd aardewerk. Het materiaal op dit niveau bevond zich in een voormalige bouwvoor.

De eventueel aanwezige laat-middeleeuwse Hille-dijk is niet aangetroffen.

(22)

!

!

!

!

!

!6

5

4

3

2

1

Brede Hilledijk

str Rijn-

Maashaven O.Z. Rijnhaven Z.Z.

Wigstraat Silostraat

Maashaven N.Z.

haven

Bananen

Station "Rijnhaven"

str 93.300

93.300

93.400

93.400

93.500

93.500

93.600

93.600

434.900 434.900

435.000 435.000

435.100 435.100

435.200 435.200

435.300 435.300

435.400 435.400

Afb. 3. Ligging boorpunten en profiel A-A'.

Kaart: Gemeentewerken Rotterdam 2010 1:2.500 Schaal

0 50m

´

boring met boornummer locatie profiel

plangebied

A - A'

7

A

A'

(23)

Afstand tot nulpunt in meters

Hoo gte t.o .v.

N AP in ce ntime ter s

067,3146,53236,09320,27412,43

370 320 270 220 170 120 70 20 -30 -80 -130 -180 -230 -280 -330 -380 -430 -480 -530 -580 -630 -680 -730 -780 -830 -880

14 25 36

AA' hv zl2 zl2 kl2 kl2 dkl1

kl1 hv zl1 kl2 kl2

dkl1 zb kl1 hv zl1 kl2 kl2 kl2 dl1

kl1 zl1 kb zl1 kb dkl1 kb hv hv zl1 zl2 kl2

kb dl1 zb vb zl1 kl1 dl2 hv kl2 kl1 hv zl1 kl2 kl1

zvb vb hv kl1 zl1 kl2

PO1 PO1

PO1 PO1 AW1PO1

PO1

PO1

PO1 PO1 zand klei veen geen monster

mineraalarm zwak kleiig sterk kleiig zwak siltig matig siltig sterk siltig uiterst siltig zwak grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus

dl1enkele detrituslagen kl1enkele kleilagen zl1enkele zandlagen dkl1enkele detritus- en kleilagen dl2veel dunne detrituslagen kl2veel dunne kleilagen zl2veel dunne zandlagen hvhumusvlekken kbkleibrokken vbveenbrokken zbzandbrokken zvbzand- en veenbrokken

spoor hout weinig hout veel hout spoor hout en riet weinig hout en riet spoor riet weinig riet schelpengruis schelpfragment schelp compleet schelp compleet zoet water

opgebracht

oxidatie en reductie verschijnselen volledig gereduceerd enkel fragment aardewerkAW1 enkel fragment puin (onbepaald)PO1

Afb. 4. Profiel A-A’. Voor ligging zie afbeelding 3.

3 2 A 1c 1b 1a 1 a b c A 2 3

klastisch pakket 1 (Afzettingen van Gorkum) beddingafzettingen kronkelwaard- / oeverafzettingen komafzettingen organische pakket A (Hollandveen) klastisch pakket 2 (Afzettingen van Tiel) klastisch pakket 3 (Afzettingen van Duinkerke III/Tiel III)

(24)

4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

In juni 2010 is in het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van mechanische grondboringen uitgevoerd.

Voorafgaand aan het veldonderzoek is voor het plangebied een bureauonderzoek

uitgevoerd. Het onderzoek is verricht omdat bij de geplande herinrichting van het plangebied grondwerkzaamheden uitgevoerd worden. Indien archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen deze hierbij worden aangetast of vernietigd. In totaal zijn zes boringen gezet verspreid over het plangebied.

4.1 Conclusies

Ten aanzien van de geformuleerde doelstellingen kan op basis van het onderzoek het volgende worden geconcludeerd.

Inzicht verschaffen in de bodemopbouw en de mate van gaafheid van de bodemopbouw in het plangebied

De dieptst aangeboorde afzettingen in het plangebied behoren tot de Afzettingen van Gorkum (thans Formatie van Echteld) en liggen op een minimale diepte van 2,62 m - NAP (6,20 m - mv). Binnen de Afzettingen van Gorkum is een fossiel geulsysteem aangeboord, met de bijbehorende kom-, kronkelwaard- en/of oever- en beddingafzettingen.

Op de Afzettingen van Gorkum ligt een pakket Hollandveen (thans Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Het veen ligt op een minimale diepte van 2,17 m - NAP (5,79 m - mv). Hoewel het veenpakket relatief dun is lijkt het weinig aangetast door latere

overstromingen. Het vermoeden bestaat dat door de hoge ligging van de fossiele geul het veen op deze locatie minder goed ontwikkeld is dan in de lagere delen van het landschap.

Het Hollandveen gaat in vier van de zes boringen geleidelijk over in een komafzetting, die behoort tot de Afzettingen van Tiel (thans Formatie van Echteld). Deze afzettingen liggen op een minimale diepte van 1,60 m - NAP (5,22 m - mv). Door overstromingen, waarbij de bovenliggende Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III (thans Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren/Formatie van Echteld) zijn afgezet, is de top van de

komafzettingen aangetast. De Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III zijn geïnterpreteerd als oever- en uiterwaardenafzettingen van de Nieuwe Maas. Deze liggen op een minimale diepte van 0,14 m - NAP (3,72 m - mv). Aan het maaiveld ligt een opgebracht pakket van minimaal 330 cm en maximaal 512 cm dik.

Eventuele vindplaatsen lokaliseren en de diepteligging van de bewoningssporen bepalen Tijdens het verkennend inventariserend veldonderzoek zijn fragmenten rode en gele

baksteen aangetroffen in de Afzettingen van Tiel. Deze fragmenten bevonden zich echter in schone, natuurlijk afgezette sedimenten. Er was geen sprake van een zogenaamde ‘vuile’

laag en het materiaal lijkt daarom verspoeld.

In de Afzettingen van Duinkerke III en/of Tiel III werden in twee boringen eveneens fragmenten baksteen aangetroffen en een enkel fragment roodbakkend geglazuurd aardewerk. Het materiaal op dit niveau bevond zich in de restanten van een voormalige bouwvoor. Deze bouwvoor is echter niet waargenomen in de overige boringen en op basis van de beperkte hoeveelheid aangetroffen materiaal is er geen aanleiding om de

aanwezigheid van een vindplaats in het plangebied te vermoeden.

Concluderend kan gesteld worden dat de kans zeer klein is dat bij de herinrichting van het plangebied archeologische waarden verstoord zullen worden.

(25)

4.2 Aanbevelingen

Op basis van de bovenstaande conclusies luidt de aanbeveling voor het plangebied Rotterdam Katendrecht Pols Zuidzijde (gemeente Rotterdam) dat er geen voorzieningen getroffen hoeven te worden om archeologische waarden te behouden of te ontzien. Zonder verder archeologisch onderzoek kan worden gestart met de voorgenomen werkzaamheden.

Het BOOR verzoekt om tijdens de werkzaamheden nog enkele waarnemingen te kunnen doen, wanneer de omstandigheden dit toelaten. De aangetroffen bodemopbouw in het plangebied kan nuttige informatie opleveren die bruikbaar is bij toekomstig onderzoek in de omgeving.

Het BOOR verzoekt het OBR circa twee weken voor aanvang van de werkzaamheden het BOOR hiervan op de hoogte te stellen. De kosten die gemaakt worden bij het eventueel doen van waarnemingen tijdens de werkzaamheden zijn uiteraard voor rekening van het BOOR.

Te allen tijde dient rekening gehouden te worden met zogenaamde toevalsvondsten in het plangebied. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven staat in de Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1. Het BOOR is bereid het OBR hierin te adviseren.

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag in deze is de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR). Ten aanzien van de conclusies en aanbevelingen in dit rapport dient het OBR contact op te nemen met de heer drs. A.H. Carmiggelt.

Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) t.a.v. de heer drs. A.H. Carmiggelt

Ceintuurbaan 213b 3051 KC Rotterdam Tel. 010-4898500 Fax 010-4898531

E-mail boor@gw.rotterdam.nl

(26)

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Digitale bronnen

Actueel Hoogtebestand Nederland van Rijkswaterstaat en de Waterschappen, opgenomen in BOORIS (op 01-07-2010).

Archis, Archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (op 01-07-2010).

BOORIS, Archeologisch informatiesysteem van het BOOR (op 01-07-2010).

Provincie Zuid-Holland, 2007: Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, kaart 1b (Archeologie waarden) (http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/kaart_chs.html op 01-07-2010).

Kaarten/Atlassen/Luchtfoto’s

BOOR, 2005: Archeologische Waardenkaart Rotterdam, Rotterdam (vastgesteld op 31 januari 2006).

Linden, J.A. van der, 1973: Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, Bussum.

NITG-TNO, 1998: Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad Rotterdam Oost 37 Oost, Haarlem.

Uitgeverij 12 Provinciën, 2005: Luchtfoto-Atlas Zuid-Holland. Loodrechtluchtfoto’s provincie Zuid-Holland, schaal 1:14.000, Landsmeer.

Literatuur

Berendsen, H.J.A., 1998: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie, Assen.

Carmiggelt, A. en A.J. Guiran, 1997: Pre-stedelijke bewoningssporen en vondsten uit het tracé van de Willemsspoortunnel te Rotterdam: prehistorie, Romeinse Tijd en Middeleeuwen (vóór circa 1150), in: A. Carmiggelt, A.J. Guiran en M.C. van Trierum (red.): Boorbalans 3 Archeologisch onderzoek in het tracé van de Willemsspoortunnel te Rotterdam, Rotterdam, 73-111.

Guiran, A.J., 2004: Rotterdam - Laan op Zuid: Bouwlocaties “UWV” en “Stadswonen”. Een archeologische inventarisatie door middel van grondboringen, Rotterdam (BOORrapporten 178).

Lelivelt, R.A., 2005: Rotterdam Wilhelminapier. Een archeologische inventarisatie door middel van grondboringen, Rotterdam (BOORrapporten 261).

Schiltmans, D.E.A., 2008: Rotterdam European Chinese Centre (ECC). Een

bureauonderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, Rotterdam (BOORrapporten 442).

Westerhoff, W.E., T.E. Wong en E.F.J. de Mulder, 2003: Opbouw van de ondergrond, in:

(27)

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong (red.): De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten, 247-352.

Zagwijn, W.H. en C.J. van Staalduinen (red.), 1975: Toelichting bij de geologische overzichtskaarten van Nederland, Haarlem

(28)

AFKORTINGEN

AHN Actueel Hoogtebestand Nederland AMK Archeologische Monumentenkaart AMZ Archeologische Monumentenzorg

Archis Archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed AWK Archeologische Waardenkaart

BOOR Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam BOORIS Archeologisch informatiesysteem van het BOOR

CvAK College voor de Archeologische Kwaliteit GPS Global Positioning System

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

LS Afkorting voor specificatie Bureauonderzoek (binnen de KNA) mv maaiveld

NAP Normaal Amsterdams Peil

OBR Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam RD Rijksdriehoek

TNO Nederlands organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek VLG Veld- en Laboratoriumgroep van het Ingenieursbureau van Gemeentewerken

Rotterdam

VOOGR Verslagen van de afdeling Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam 1962-1975

VS Afkorting voor specificatie Inventariserend Veldonderzoek (binnen de KNA)

(29)

BIJLAGE 1: BOORSTATEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtbruingrijs, matig stevig, kalkloos,

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, matig stevig, interpretatie:

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (&lt;0,3 cm) Lithologie: zand, uiterst siltig, matig humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloos

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn,

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijs, enkele zandlagen, spoor

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruin, normaal (alleen zand en veen), matig

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkergeelgrijs, matig grof, kalkrijk

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, donkerroodbruin, matig fijn, kalkloos