150 na Chr.
150 na Chr.
700 voor Chr.
700 voor Chr.
320 na Chr.
320 na Chr.
250 na Chr.
250 na Chr.
1650 na Chr.
1650 na Chr.
2200 voor Chr.
2200 voor Chr.
3750 voor Chr.
37 .
6500 voor Chr.
6500 voor Chr.
A d v i e s b u r e a u A r c h e o l o g i s c h
RAAP-NOTITIE 5031
Plangebied Hart van de Meern
Gemeente Utrecht
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en
inventariserend veldonderzoek
Colofon
Opdrachtgever: gemeente Utrecht
Titel: Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Status: eindversie Datum: 11 maart 2015 Auteur: drs. B. Jansen Projectcode: UTHT
Bestandsnaam: RA1234_UTHT.docx Projectleider: drs. B. Jansen
Projectmedewerker: W. Verschoof - Van der Vaart MA ARCHIS-vondstmeldingsnummers: nog niet bekend ARCHIS-waarnemingsnummers: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 64892 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: drs. I.A. Schute
Bevoegd gezag: gemeente Utrecht
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Leeuwenveldseweg 5b 1382 LV Weesp Postbus 5069 1380 GB Weesp
telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail: raap@raap.nl
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2015
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[3 ]
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Utrecht heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in januari 2015 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande herinrichting van het Hart van de Meern in de gemeente Utrecht. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten.
Het verkennende en karterende booronderzoek heeft in hoofdlijnen het op basis van het bureau- onderzoek ontstane beeld bevestigd. Landschappelijk bevindt het plangebied zich op de Heldammer stroomgordel. In het oosten van het plangebied is sprake van de meandergordel, waarbinnen de rivier zich heeft verplaatst. In het uiterste oosten is sprake van een met gyttja opgevulde restgeul. Op basis van de ligging en afmetingen wordt aangenomen dat dit het vervolg van de (rest)geul betreft die ten westen van het castellum liep. In het westen, min of meer ter hoogte van de Meerndijk, bevind zich de overgang naar de zone met oever- op komafzettingen. In deze zone is vastgesteld dat de Heldammer stroomgordel meerdere fasen van activiteit heeft gekend. Dit was ook al uit andere onderzoeken bekend. De natuurlijke bodem is voor een historische kern nog relatief goed bewaard gebleven. Lokaal is sprake van diepere verstoringen.
In het noordwesten van het plangebied is in boring 53 een scherf handgevormd aardewerk aan- getroffen. Hier kan sprake zijn van een prehistorische vindplaats (IJzertijd - Romeinse tijd). Naast dit prehistorische materiaal is met name rondom de brug over het kanaal sprake van een concen- tratie aan boringen met indicatoren verband houdend met de bewoning in de hier gelegen initiële kern van De Meern. Op basis van het aangetroffen aardewerk kan niet worden vastgesteld of er ook sprake is van laat-middeleeuwse resten. Gezien de ontwikkeling van de kern vanaf de 13e eeuw lijkt dit echter voor de hand te liggen.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten op de mogelijk prehistorisch vindplaats, de zone met aanwijzingen voor historische resten en ter hoogte van de restgeul. Deze adviezen gelden alleen indien de naar verwachting aanwezige resten met de nieuwe ingrepen ook daadwerkelijk bedreigd worden. Voor de prehistorische vindplaats dient hiervoor een maximale verstoringsdiepte van 0,4 m -Mv aange- houden te worden. Voor het historische centrum kan 0,6 m -Mv aangehouden worden. Bij diepere bodemingrepen op deze locaties wordt geadviseerd om in een zo vroeg mogelijk stadium een waarderend onderzoek met proefsleuven uit te voeren.
Voor de restgeul wordt geadviseerd om bodemingrepen dieper dan 0,8 m -Mv te voorkomen. Voor
diepere ingrepen wordt een actieve archeologische begeleiding geadviseerd. Hiertoe dienen de
graafwerkzaamheden idealiter in den droge uitgevoerd te worden.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[4 ]
Inhoudsopgave
Samenvatting ... 3
Inhoudsopgave ... 4
1 Inleiding ... 5
1.1 Kader ... 5
1.2 Administratieve gegevens ... 5
1.3 Toekomstige situatie ... 5
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen ... 5
2 Bureauonderzoek ... 8
2.1 Methoden ... 8
2.2 Resultaten... 8
3 Veldonderzoek ... 12
3.1 Methoden ... 12
3.2 Resultaten... 12
4 Conclusies en aanbevelingen ... 16
4.1 Conclusies ... 16
4.2 Aanbevelingen... 16
Literatuur ... 18
Gebruikte afkortingen ... 19
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ... 19
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel) ... 26
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[5 ]
1 Inleiding
1.1 Kader
In opdracht van de gemeente Utrecht heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in januari 2015 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande herinrich- ting van het Hart van de Meern in de gemeente Utrecht. Dit onderzoek diende te worden uitge- voerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeo- logische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgeno- men bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
1.2 Administratieve gegevens
Het plangebied (circa 3,5 ha) ligt aan weerszijden van de Leidsche Rijn en de Meerndjik (figuur 1).
Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 31H van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000).
Plaats: De Meern Gemeente: Utrecht Provincie: Utrecht
Plangebied: Hart van de Meern
Centrumcoördinaten: 131.026/ 455.055
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: nog niet bekend ARCHIS-waarnemingsnummers: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 64892
1.3 Toekomstige situatie
De exacte nieuwe inrichting van het gebied is nog niet bekend.
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen
Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek
bestond uit een verkennend en karterend booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd volgens:
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[6 ]
• de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg);
• De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3), beheerd door de Stichting Infra- structuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtlijn.
• Richtlijnen voor archeologisch onderzoek van de gemeente Utrecht, oktober 2014
RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde geologische en
archeologische perioden. Achter in dit rapport is een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[7 ]
Geologische perioden Archeologische perioden
H o lo ce en P le ist oc een
PrehistorieChronozone
Tijdvak Datering Tijdperk Datering
Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.
tabel1_standaard_GeoBioArcheo_RAAP_2014
Paleolithicum
(O ude Steentijd)
Mesolithicum
(M idden Steentijd)
Neolithicum
(Nieuwe Steentijd)
Middeleeuwen Nieuwe tijd Recente tijd
Romeinse tijd
IJzertijd
Bronstijd
Laat Midden Vroeg
Vroeg
Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat B Laat A A B
C: Karolingische tijd B: Merovingisch tijd A: Volksverhuizingstijd D: Ottoonse tijd
Subboreaal
Atlanticum
Boreaal Preboreaal
Denekamp Hengelo Moershoofd Odderade
Eemien Weichselien PleniglaciaalVroeg GlaciaalLaat GlaciaalLaatMiddenVroeg
Belvedère/Holsteinien
Elsterien Brørup
Saalien II Saalien I Glaciaal x
Bølling Allerød Late Dryas Vroege Dryas Vroegste Dryas Vroeg
Subatlanticum Laat Subatlanticum
Oostermeer
Holsteinien
- 1945
- 1500 - 1250 - 1050 - 900 - 725 - 525 - 450 - 1650
C - 1850
- 270 - 70 na Chr.
- 15 voor Chr.
- 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700
- 35.000 - 12.500
463.000
- 250.000 - 16.000
Midden Jong A Jong B
Oud Laat - 9700
- 450 voor Chr.
- 0
- 3700
- 7300 - 8700 - 1150 na Chr.
- 11.050 - 11.500 - 12.000
- 60.000
- 71.000 - 30.500
- 114.000 - 126.000 - 236.000 - 241.000 - 322.000
- 384.000 - 416.000 - 13.500 - 12.500
- 336.000
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[8 ]
2 Bureauonderzoek
2.1 Methoden
Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen:
- het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS);
- de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);
- de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht;
- literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst);
- de recente topografische kaart, schaal 1:25.000;
- recente luchtfoto's uit Google Earth (http:/www.earth.google.com);
- het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);
- het informatiesysteem Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO);
- het informatiesysteem Kennis Infrastructuur Cultuur Historie (KICH);
- de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW)/Hoofdstructuur (CHS) van de provincie;
- de molendatabase.
2.2 Resultaten
Huidige situatie
Op recente topografische kaarten (schaal 1:25.000) is het plangebied afgebeeld als bebouwde kom doorsneden door een kanaal, te weten de Leidsche Rijn. Recente luchtfoto's uit Google Earth bevestigen dit grondgebruik (figuur 1). Binnen het plangebied bevinden zich wegen, gebouwen en groenvoorzieningen. Tevens is sprake van een braakliggend terrein. Volgens de geraadpleegde topografische kaart en het AHN (http://www.ahn.nl/) bedraagt de huidige maai- veldhoogte in het plangebied ongeveer 1,3 m +NAP. Op basis van de KLIC-gegevens blijkt dat onder de openbare wegen in de groenstroken een groot aantal leidingen aanwezig is.
Aardkundige situatie
Landschappelijke ontwikkeling
Het plangebied bevindt zich op de Heldammer stroomgordel. Dit is een zijrivier van de Oude Rijn geweest. Het is niet precies bekend vanaf en tot wanneer deze rivier watervoerend is geweest.
Wel kan op basis van het aantreffen van meerdere scheppen uit de Romeinse tijd worden aange- nomen dat in ieder geval tot in de Romeinse tijd deze zijrivier over de volle lengte bevaarbaar was. De loop van deze bevaarbare geul is redelijk gedetailleerd bekend (figuur 2).
Evenals de Oude Rijn heeft de Heldammer Stroomgordel meerdere periode van activiteit gekend.
Dit blijkt uit het voorkomen van verschillende lagen oeverafzettingen boven elkaar en het voorko-
men van verschillende restgeulen binnen de stroomgordel. Nales & Vis (2000) concluderen dat
de Heldammer stroomgordel drie fasen van activiteit heeft gekend.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[9 ]
In 2004 is bij archeologisch onderzoek, uitgevoerd door de sectie cultuurhistorie van de gemeente Utrecht, ten oosten van het castellum de Hoge Woerd (gelegen ten noorden van het plangebied) een smalle restgeul aangetroffen (Langeveld e.a., 2010; figuur 2). Deze geul is vermoedelijk eer- der bij archeologisch booronderzoek op deze locatie aangetroffen (Vis & Nales, 2000; Muller e.a., 2003). Onbekend is of deze geul behoort tot de Heldammer stroomgordel of een nevengeul of crevassegeul van de Oude Rijn betreft. Indien het een geul van de Heldammer stroomgordel betreft, geldt de verwachting dat deze de buitenbocht van de stroomgordel zal volgen en zich in het plangebied voegt bij de Romeinse vaargeul van de Heldammer stroomgordel. Deze restgeul is zeker twee maal gereactiveerd. De eerste reactivering vond plaats in de Late IJzertijd. De laatste reactivering betreft een zeer kortstondige overstroming in de 8 eeuw na Chr. (Langeveld e.a., 2010).
Gedurende de actieve periode van de Heldammer stroomgordel zijn de oeverwallen, in perioden van hoogwater, op verschillende plekken overstroomd. Hierbij zijn crevassegeulen in de lager gelegen komgebieden ontstaan. Ten zuiden van het plangebied onder de Meerndijk bevindt zich een dergelijke crevassegeul, die in de (Late) Middeleeuwen mogelijk werd aangeduid als de Mare.
De Mare heeft in verbinding gestaan met de ten zuiden van de Rijksweg A12 gelegen Jutphaas of Meijebergse stroomgordel. Of de Mare over haar gehele lengte een natuurlijke oorsprong kent of dat deze waterloop (ten dele) is gegraven, is nog een punt van discussie in de wetenschappelijke wereld. Duidelijk is dat de Mare in (een deel van) de Romeinse tijd watervoerend is geweest. Dit blijkt uit het aantreffen van Romeins scherfmateriaal op de bodem van de verlande geul van de Mare (Jansen & Van der Laan, 2009).
Het moment van inactief raken van de Heldammer stroomgordel is niet exact bekend. Zeker is dat in de Romeinse tijd de geul nog watervoerend was en dat met het afdammen van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 na Chr. de waterafvoer via de Oude Rijn en dus ook naar de Heldam- mer stroomgordel stopte. Vermoedelijk is de Heldammer stroomgordel al voor die tijd verland.
Situatie in het plangebied
Op basis van de in de directe omgeving van het plangebied uitgevoerde onderzoeken blijkt het plangebied zich grotendeels op meandergordel van de Heldammer stroomgordel bevindt (Jansen, 2007; Briels, 2008; Vis & Nales, 2000). In de noordwesthoek van het plangebied kan sprake zijn van oever- op komafzettingen (figuur 2: groene vlak). De resultaten van het onderzoek aan de Castellumlaan 1 duiden op de ligging van een restgeul van de Heldammer stroomgordel ter hoogte van de Castellumlaan (Briels, 2008). Hoe deze geul ten zuiden van de Leidsche Rijn exact verder loopt, is niet bekend, noch of deze verband houdt met de uit opgravingsgegevens bekende restgeul ten westen van het castellum en de vicus (figuur 2). Op basis van het bovenstaande bestaat de bodemopbouw naar verwachting uit oever- op beddingafzettingen met centraal in het plangebied een noord-zuid georiënteerde restgeul.
De oeverafzettingen bevinden zich rond circa 0,5 m -Mv (Briels, 2008). Langs de Leidsche Rijn
lijkt de bodem tot op grotere diepte verstoord, zo blijkt uit een aantal daar geplaatste boringen
(Jansen, 2007). Het beddingzand bevindt zich op sterk wisselende diepten vanaf 1,0 m -Mv.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 0 ]
Het grootste deel van het gebied is bodemkundig niet gekarteerd (bebouwd). De uiterste noord- westhoek staat aangeduid als Rn44C-III. Dit betreft een poldervaagrond waarbij de bovengrond bestaat uit zavel en lichte klei met op grotere diepte zware klei. Een dergelijke bodemopbouw duidt op de aanwezigheid van een oeverwal op komklei. Grondwatertrap III betekent een gemid- deld hoog grondwater < 0,4 m -Mv en een gemiddeld laag grondwater tussen 0,8 en 1,2 m -Mv.
Archeologie
Van de Heldammer stroomgordel is een groot aantal vondsten bekend. Het zwaartepunt van de vondsten ligt in de Romeinse tijd.
Romeinse tijd
Gedurende ruim twee eeuwen vormden de Oude Rijn en de Heldammer stroomgordel de noord- grens van het Romeinse rijk. De Rijn was daarnaast een belangrijke transportader. Langs de Rijn lagen op min of meer regelmatige afstand castella (forten). Dergelijke castella bevonden zich onder meer in Utrecht (Trajectum), Woerden (Laurum) en in De Meern. Het castellum in de Meern, de Hoge Woerd, bevindt zich direct ten noorden van de bebouwde kom van De Meern, vermoede- lijk dichtbij het splitsingspunt van de Oude Rijn en Heldammer stroomgordel. De castella waren onderling verbonden met een militaire weg, de via militaris, vaak met de term limesweg aangeduid.
Langs de limesweg bevonden zich (op regelmatige afstand?) wachttorens of wachtposten. In de directe omgeving van het plangebied zijn in de afgelopen tijd vier wachttorens aangetroffen. Drie hiervan bevinden zich op Heldammer stroomgordel (ten westen van het plangebied) en de vierde op de Oude Rijn stroomgordel, ten noorden van het castellum in De Meern. Circa 100 m ten noord- oosten van het plangebied zijn sporen aangetroffen behorende tot burgerlijke nederzettingen (vicus) gelegen ten zuidoosten van het castellum (Langeveld e.a., 2010). De limesweg bevindt zich ten oosten en zuiden van het plangebied (Jansen, 2007; Langeveld e.a., 2010). Uit de rest- geul van de Heldammerstroomgordel zijn op zes locaties resten van Romeinse schepen aangetrof- fen. Deze locaties bevinden zich stroomafwaarts van het plangebied. Naast bovengenoemde aan de limes gerelateerde vindplaatsen zijn er ook verschillende nederzettingen uit de Romeinse tijd in de directe omgeving bekend (figuur 2).
Overige perioden
Naast de Romeinse vondsten is op een aantal locaties materiaal uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. In het plangebied, ter hoogte van de brug over de Leidsche Rijn, is de vondst van een amulet uit de Late Middeleeuwen geregistreerd (ARCHIS-waarnemingsnummer 23009). In ARCHIS zijn geen pre-Romeinse vondsten van de Heldammer stroomgordel geregistreerd.
Gezien de coördinaten van deze vondstmelding is deze niet als nauwkeurig beoordeeld (coördi- naten op hele kilometers). De exacte vondslocatie is derhalve niet bekend.
Historische ontwikkeling
De Meern is ontstaan uit een uit de Middeleeuwen daterende boerderijenstrook. Deze boerderijen
stonden op de ontginningsbasis (de tegenwoordige Rijksstraatweg) van de polders Oudenrijn en
Veldhuizen. Rond de Meernbrug en de daar voor 1480 gestichte kapel (op de plaats van de
huidige N.H-kerk) ontstond een kleine concentratie van bebouwing. Om de vaarverbinding naar
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 1 ]
Leiden in stand te houden, is vanaf de Late Middeleeuwen een aantal vaarverbindingen aange- legd. De huidige Leidsche Rijn die door het plangebied loopt is gegraven danwel verbreed in 1662- 1665. Zie figuur 3 voor de situatie in de omgeving van het plangebied rond 1773. In de 18e eeuw was sprake van een kleine kern van boerderijen ter hoogte van de brug over de Leidsche Rijn.
Deze boerderijen lagen aan de Leidsche Rijn, de huidige Rijkstraatweg en aan de Meerndijk. De situatie bleef in de 19e eeuw onveranderd (figuur 4). Pas in tweede helft van de 20e eeuw vond er een substantiële uitbreiding plaats van de Meern (www.watwaswaar.nl).
Gespecificeerde archeologische verwachting
Op basis van de ligging van het plangebied ten zuiden van het castellum op de Heldammer stroomgordel geldt voor het gebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningssporen) uit de Romeinse tijd. Het kan hierbij gaan om zowel nederzettingssporen als om resten verband houdend met de natte context in de restgeul(en). Hierbij moet gedacht worden aan beschoeiingen, stijgers, scheepresten en dumpzones.
Gezien de ligging van het plangebied rond de ontginningsbasis langs de Leidsche Rijn geldt ook een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningssporen) vanaf de Late Middel- eeuwen. Het kan gaan om boerderijen, erven, schuren, greppels en heiningen. Uit de Nieuwe tijd kunnen resten van funderingen aanwezig zijn. Dergelijke funderingen worden met name verwacht langs de bestaande wegen.
Voor de periode voorafgaande aan de Romeinse tijd geldt op basis van de ouderdom van de
Heldammer stroomgordel een middelhoge verwachting (voor nederzettingen). Aangezien na de
Romeinse tijd nauwelijks meer sprake is geweest van sedimentatie vanuit de Heldammer
stroomgordel, worden de Romeinse en jongere resten direct onder de oorspronkelijke bouwvoor
verwacht. Resten verband houdend met de natte context kunnen zich op grotere diepte in de
aanwezige restgeulen bevinden. Eventueel aanwezig oudere archeologische resten kunnen op
diepe gelegen niveaus in de oeverafzettingen aanwezig zijn.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 2 ]
3 Veldonderzoek
3.1 Methoden
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een booronderzoek verkennende en
karterende fase. De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventa- riserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.3 (stroomdiagram 'keuze onderzoeksmethode karte- rende fase' en 'Leidraad inventariserend veldonderzoek deel karterend booronderzoek').
Tijdens het veldonderzoek zijn 29 boringen verspreid over het gebied verricht in de verkennende fase (figuren 5 en 6). In de karterende fase is in het gebied ten westen van de Castellumlaan geboord in een 20 x 25 m grid. De boringen in een raai versprongen ten opzichte van die in de naastgelegen raai, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken ontstond. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten nederzettingsterreinen uit de periode IJzertijd t/m Nieuwe tijd. Daarnaast zijn enkele aanvullende boringen gezet op de parkeerplaats ten zuiden van de Leidsche Rijn en ter hoogte van de Kerk net ten noorden van dit kanaal. In totaal zijn 30 karterende boringen gezet. Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004).
Er is geboord tot maximaal 5 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met een diameter van 3 cm. De boringen zijn lithologisch beschreven conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989). De boringen zijn met GPS ingemeten (x-, y- en z-coördinaten) en tijdens het veldwerk digitaal verwerkt in het boorbeschrijvingssysteem van RAAP (Deborah 2; bijlage 1). Het opgeboorde materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Er zijn geen monsters genomen.
3.2 Resultaten
Geologie en bodem
Het verkregen beeld van de bodemopbouw past goed bij de verwachting op basis van het bureau- onderzoek. Het centrale en oostelijke deel van het plangebied bevindt zich op de meandergordel van de Heldammer stroomgordel. Ten westen van de Meerndijk en ten westen van de Castellumlaan bestaat de bodem hoofdzakelijk uit oever- op komafzettingen. In vrijwel het hele plangebied zijn de natuurlijke afzettingen afgedekt met een ophogingspakket of een dikke laag verstoorde grond.
Meandergordel
Binnen de meandergordel zijn in meerdere boringen (rest)geulafzettingen aangetroffen. Ter hoogte van de boringen 9 en 10 is sprake van een met gyttja (organisch bezinksel) opgevulde restgeul.
Het pakket gyttja en sterk humeuze klei is in boring 9 circa 2 m dik. Gyttja vormt zich in stilstaand
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 3 ]
water. De aanwezigheid van gyttja in een geul duidt daarom op een langzame verlanding van de geul in een periode dat deze al niet meer actief was. Op basis van de bekende landschappelijke gegevens ter hoogte van het castellum op de Hoge Woerd (figuur 2) wordt aangenomen dat in deze boringen de restgeul is aangetroffen die direct ten westen van het castellum lag. Dit betreft dan de geul die in de Romeinse tijd watervoerend was en waarin meerdere resten van Romeinse schepen zijn aangetroffen. Boring 11 is gezet op de oostflank van de restgeul. De westelijke begrenzing kon niet worden vastgesteld aangezien de boringen 8 en 55 gestuit zijn op ondoor- dringbare puinlagen of leidingen in de bodem. De basis van de restgeul is in de boringen 9 en 10 niet aangetroffen. Deze bevindt zich dieper dan 3,4 m -NAP (4,6 m -Mv).
Ter hoogte van de Castellumlaan en ook in het uiterste zuidwesten van het gebied aan de Meern- dijk zijn aanwijzingen voor een oudere geul, waarschijnlijk een zogenaamde kronkelwaardgeul, aangetroffen. Deze geulafzettingen bevinden zich onder een pakket oeverafzettingen. De geul- afzettingen bestaan uit klei met zandlagen of vice versa. Een humeuze restgeulvulling is in deze geulen niet aangetroffen.
Buiten de geulen bestaat de bodemopbouw binnen de meandergordel uit oever- op beddingafzet- tingen. Het hoogste voorkomen van het beddingzand bevindt zich ter hoogte van de brug over de Leidsche Rijn. In boring 6 bevindt de top van de beddingafzettingen zich op 0,2 m NAP (1,5 m -Mv). Het beddingsediment varieert in het plangebied van zeer fijn tot matig grof, goed gesorteerd zand met af en toe een kleilaag.
Oeverafzettingen
Direct ten westen van de meandergordel bevinden zich relatief dikke pakketten oeverafzettingen.
In boring 34 is het pakket oeverafzettingen 1,5 m dik. Naar het westen toe neemt de zandigheid van de oeverafzettingen en de dikte van het pakket af. Op grotere afstand van de meandergordel zijn vaak twee of meerdere fasen in de oeverafzettingen te onderscheiden, soms gescheiden door een laag komkleiafzettingen of veen. In andere gevallen blijkt de fasering uit de aanwezigheid van laklagen in het pakket oeverafzettingen. Zowel laklagen als veen duiden op een periode van ver- minderde of afwezige sedimentatie waarbij humusaanrijking van de bodem plaatsvind of, onder natte omstandigheden, veengroei.
Bodemverstoringen
In vrijwel alle boringen is de bovengrond verstoord. De dikte van het verstoorde pakket varieert van 0,25 m in boring 44 tot meer dan 2,7 m in boring 32. In boring 32 is waarschijnlijk in een sloot geboord. Het verstoorde pakket bestaat uit zowel opgebrachte grond, met name ten zuiden van de Leidsche Rijn, als omgewerkte grond als gevolg van het jarenlange gebruik ervan. In totaal zijn elf van de 59 boringen gestuit op ondoordringbare lagen. Met name de boringen parallel aan de Leidsche Rijn kunnen zijn gestuit op leidingen. In de andere gevallen kan het ook gaan om resten van funderingen. In het geval van boring 39 en mogelijk ook van boring 34 gaat het waarschijnlijk om recente fundamenten. In de overige boringen zijn hiervoor geen aanwijzingen. Hier kan het ook gaan om oudere fundamentresten. Mogelijk betreft dit fundamenten van op de historische kaarten zichtbare gebouwen.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 4 ]
Archeologie (archeologische vindplaats aangetroffen)
Tijdens het veldonderzoek zijn verschillende boringen archeologische indicatoren aangetroffen (figuur 6). Het betreft met name aardewerk, fosfaat, houtskool en bouwpuin (niet weergeven op figuur 6). Op basis van de aard van het aardewerk en de verspreiding van de indicatoren ten opzichte van de bekende landschappelijke elementen en historische bebouwing zijn verschil- lende vindplaatsen gedefinieerd.
Vindplaats 1 (Prehistorie)
In boring 53 is in de oeverafzettingen, net boven de overgang naar de onderliggende komafzet- tingen, een scherf handgevormd aardewerk aangetroffen (80 cm -Mv). Het betreft een organisch gemagerde wandscherf. Een nadere datering dan IJzertijd-Romeinse tijd is daardoor niet mogelijk.
In de directe omgeving zijn in de boringen archeologische indicatoren op dit niveau aangetroffen.
De bovengrond is echter vrij homogeen. In het veld ontstond de indruk dat bovengrond door later landgebruik sterk gehomogeniseerd is. Dit kan de reden zijn oor het ontbreken van een cultuur- laag. Hoewel slechts sprake is van één boring met een archeologische indicator, kan niet uitge- sloten worden dat er op een dieper niveau in de oeverafzettingen nog wel sprake is van een sporenniveau.
Vindplaats 2 (Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd)
In het centrum van het plangebied zijn aan weerszijden van de Leidsche Rijn in de boringen archeologische indicatoren aangetroffen die verband houden met het historische centrum van De Meern. Dit centrum ontstond in de 13e eeuw langs het kanaal, ter hoogte van de huidige brug. Op de bestudeerde historische kaarten is op deze locatie eveneens sprake van een brug. Aan de noordzijde van het kanaal is aan weerszijden van de Castellumlaan sprake van boringen met onverbrand bot, houtskool, baksteenpuin en aardewerk. Het aardewerk betreft in hoofdzaak rood- bakkend, geglazuurd materiaal dat te fragmentarisch was om nader te dateren dan in de Late Middeleeuwen B-Nieuwe tijd. Ook is in een groot aantal boringen sprake van sporen van fosfaat in de bodem. De aanwezigheid van fosfaat duidt ook op langdurige bewoning. Ter hoogte van de huidige kerk is in boring 29 veel onverbrand botmateriaal aangetroffen. Op basis van de ligging ten opzichte van de locatie van de laat0-middeleeuwse kapel en latere opvolgers kan sprake zijn van begravingen. Het pakket met botresten is minimaal 1,4 m dik (0,5 - 1,9 m -Mv).
De archeologische indicatoren bevinden zich in hoofdzaak in de omgewerkte bovengrond, hetgeen gezien de ligging in de historische kern niet verwonderlijk is. In boring 32 is in een sloot geboord.
Aan de overzijde van de Leidsche Rijn is een vergelijkbare situatie aangetroffen. Direct grenzend aan de Rijkstraatweg is sprake van relatief veel indicaoren verband houdend met de historische bebouwing ter plaatse. Naar het zuiden nemen de indicatoren af en wordt de cultuurlaag dunner.
Aan deze zijde van het kanaal zijn relatief veel boringen gestuit op ondoordringbare lagen. Dit kan duiden op de aanwezigheid van fundamentresten of uitbraaksleuven. Er kan echter ook deels sprake zijn van recente puinlagen en of leidingen.
Aan de westkant van de Meerndijk zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De bodem
was hier door de aanwezigheid van puinlagen, kabels en leidingen en verharding echter niet goed
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 5 ]
te onderzoeken. Dit geldt ook voor de strook direct ten noorden van de Leidsche Rijn. Ten oosten van boring 7 zijn ook geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van historische bebouwing aange- troffen. De boringen 8 en 55 zijn waarschijnlijk gestuit op een kademuur en een leiding.
Romeinse restgeul
Hoewel er geen archeologische indicatoren in zijn aangetroffen, kunnen op basis van de bekende
vondsten van scheepsresten en de nabijheid van het castellum en de vicus zeker archeologische
vondsten in de restgeul ter hoogte van de boringen 9 en 10 aanwezig zijn.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 6 ]
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
Het verkennende en karterende booronderzoek heeft in hoofdlijnen het op basis van het bureau- onderzoek ontstane beeld bevestigd. Landschappelijk gezien bevindt het plangebied zich op de Heldammer stroomgordel. In het oosten van het plangebied is sprake van de meandergordel, waarbinnen de rivier zich heeft verplaatst. In het uiterste oosten is sprake van een met gyttja opgevulde restgeul. Op basis van de ligging en afmetingen wordt aangenomen dat dit het vervolg van de (rest)geul betreft die ten westen van het castellum liep. In het westen (min of meer ter hoogte van de Meerndijk) bevind zich de overgang naar de zone met oever- op komafzettingen. In deze zone is vastgesteld dat de Heldammer stroomgordel meerdere fasen van activiteit heeft gekend. Dit was ook al uit andere onderzoeken bekend. De natuurlijke bodem is voor een histo- rische kern nog relatief goed bewaard gebleven. Lokaal is sprake van diepere verstoringen.
In het noordwesten van het plangebied is in boring 53 een scherf handgevormd aardewerk aangetroffen. Hier kan sprake zijn van een prehistorische vindplaats (IJzertijd - Romeinse tijd).
Naast dit prehistorische materiaal is met name rondom de brug over het kanaal sprake van een concentratie aan boringen met archeologische indicatoren verband houdend met de bewoning in de hier gelegen initiële kern van De Meern. Op basis van het aangetroffen aardewerk kan niet worden vastgesteld of ook sprake is van laat-middeleeuwse resten. Gezien de ontwikkeling van de kern vanaf de 13e eeuw lijkt dit echter voor de hand te liggen.
Opvallend is dat er geen duidelijk Romeins materiaal is aangetroffen. Dit kan echter verklaard worden door de ligging van het plangebied grotendeels ten westen van de Romeinse (rest)geul.
Mogelijk is deze strook in de Romeinse tijd bewust vrijgehouden van nederzettingen.
Ondanks het feit dat er geen archeologische indicatoren in de restgeul zijn aangetroffen, wordt de kans op Romeinse resten erin groot geacht. Dit mede gezien het grote aantal scheepsresten dat uit deze geul bekend is en de nabijheid van de vicus en het castellum
4.2 Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten op de mogelijk prehistorisch vindplaats, de zone met aanwijzingen voor historische resten en ter hoogte van de restgeul. Deze adviezen gelden alleen indien de naar verwachting aanwezige resten met de nieuwe ingrepen ook daadwerkelijk bedreigd worden.
Voor de prehistorische vindplaats dient hiervoor een maximale verstoringsdiepte van 0,4 m -Mv
aangehouden te worden. Voor het historische centrum kan 0,6 m -Mv aangehouden worden. Bij
diepere bodemingrepen op deze locaties wordt geadviseerd om in een zo vroeg mogelijk stadium
een waarderend onderzoek met proefsleuven uit te voeren.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 7 ]
Voor de restgeul wordt geadviseerd om bodemingrepen dieper dan 0,8 m -Mv te voorkomen. Voor diepere ingrepen wordt een actieve archeologische begeleiding geadviseerd. Hiertoe dienen de graafwerkzaamheden idealiter in den droge uitgevoerd te worden.
Een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) behoort conform de KNA versie 3.3 plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog. Ditzelfde geldt voor een archeologische begeleiding.
in het overige deel van het plangebied/onderzoeksgebied wordt in het kader van de voorgeno- men bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten- schap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente een selectiebesluit
(contactpersoon: drs. L. Bruning).
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 8 ]
Literatuur
Briels, I.R.P.M., 2008. Castellumlaan 1, De Meern, gemeente Utrecht; archeologisch
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 2884.
RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Jansen, B. , 2006. Plangebied De Meern, gemeente Utrecht: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1412. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Jansen, B. & E. van der Laan, 2009. Plangebied Rijnenburg, gemeente Utrecht: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1867.
RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Müller, A., B. Jansen, J.W. de Kort & N. de Visser, 2003. Plangebied De Woerd, gemeente Utrecht: een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP-rapport 911. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Langeveld, M., A. Luksen-IJtsma & P. Weterings, 2010. Een goede buur? LR46 en LR49:
definitief archeologisch onderzoek naar de vicus, grafvelden, infrastructuur en een inheemse nederzetting in de omgeving van het Romeinse castellum in De Meern, deelgebied ‘De Woerd’ (Gemeente Utrecht). Basisrapportage Archeologie 19.
Gemeente Utrecht, Utrecht.
Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.
Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar
de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheo-
logie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[1 9 ]
Gebruikte afkortingen
AHN Actueel Hoogtebestand Nederland AMK Archeologische Monumenten Kaart ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem CHS Cultuurhistorische Hoofd Structuur CHW Cultuur Historische Waardenkaart
DINO Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond GPS Global Positioning System
IVO(-P) Inventariserend Veld Onderzoek (Proefsleuven) KICH Kennis Infrastructuur Cultuur Historie
KLIC Kabels en Leidingen Informatie Centrum KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie -Mv beneden maaiveld
NAP Normaal Amsterdams Peil PvE Programma van Eisen
SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
Figuur 1. Ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) geprojecteerd op de archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2. Overzicht de omgeving van het plangebied in de Romeinse tijd.
Figuur 3. Uitsnede uit de 'Nieuwe kaart van den lande van Utrecht' met in rood de globale ligging van het plangebied (naar: Canaletto, 1973).
Figuur 4. Globale grens plangebied op een uitsnede uit de militair topografische kaart 1879 (www.watwaswaar.nl).
Figuur 5. Resultaten veldonderzoek: geologie.
Figuur 6. Resultaten veldonderzoek: archeologie.
Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
130 131 132
455
132
454
454455 456
456 © Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2015
131 130
8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8
Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK- terreinen (blauw) geprojecteerd op de archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht; inzet:
ligging in Nederland (ster).
454600
131600 131600
131400
455400455200455000454800
131400
131200 131200
130800 130800
131000 131000 130600
130600
455400455200455000454800454600
legenda
meandergordelafzettingen (oever- op) komafzettingen restgeulafzettingen
grems plangebied
Geologie
overig Romeinse topografie (naar: Langeveld e.a., 2010)
castellum met gracht
grafveld
burgerlijke nederzetting Romeinse weg(en)
restgeul vicus
Figuur 2. Overzicht de omgeving van het plangebied in de Romeinse tijd.
BJ1/utht_geo_fig2
Figuur 3. Uitsnede uit de 'Nieuwe kaart van den lande van Utrecht' met in rood de globale
ligging van het plangebied (naar: Canaletto, 1973).
Figuur 4.Globale grens plangebied op een uitsnede uit de militair topografische
kaart 1879 (www.watwaswaar.nl).
10
11 55
8
9
13
14
15 29
30 31 32
57 12 59 6
56 7 49
50 51
52
48
37 38
28 27 33
26 34
35 36
2
1
3 4
58 5 16
21
22 47 53 54
23
43 45
46
42 24 44
25 39 40
41
17 19 18
20
454900
131200 131200
130900 131000 131100
454900 455000
455000 455100
455100 455200
455200
131100
130900 131000
C as te llu m la an
M ee r nd ijk Leidsche Rijn
legenda
grens plangebied
water
overig
oever- op (kronkelwaard)geulafzettingen voormalige bebouwing oever- op beddingafzettingen
restegeulafzettingen; verlanding
geologie
oever- op komafzettingen gestuit op ondoordringbare puinlaag
boring
boorpunt
57 boornummer
100 1:2.000 m
50 0
Figuur 5. Resultaten veldonderzoek: geologie.
MKAv/wor
10
11 55
8
9
13
14
15 29
30 31 32
6 56 59 7
57 5
12 49
50 51
52
37 38
28 27 33
47 46
48
2
1
3 4
58 26 34
35 36 23
43 45
21
22 53 54
42 24 44
16 25
39 40
41
17 19 18
20
454900
131200 131200
130900 131000 131100
454900 455000
455000 455100
455100 455200
455200
131100
130900 131000
C as te llu m la an
M ee r nd ijk Leidsche Rijn
legenda
profesleufonderzoek bij bodmeingrepen dieper dan 0,6 m -Mv proefsleufonderzoek bij bodemingrpen dieper dan 0,4 m -Mv Middleleeuwen - Niewe tijd
archeologische begeleiding bij ingrepen dieper dan 0,8 m -Mv
vindsplaatsen advies
prehistorie
Romijnse tijd
grens plangebied
overig
boring
zonder aardwerk of houtskool met houtskool
met aardwerk en houtskool met fosfaat
57 boornummer
100 1:2.000 m
50 0
Figuur 56. Resultaten veldonderzoek: archeologie.
BJ1/utht_fig5
Plangebied Hart van de Meern, gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP-notitie 5031 / eindversie, 11 maart 2015
[2 6 ]
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (inclusief litholo-
gisch profiel)
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
1
boring: UTHT-1
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 130.977,80, Y: 454.879,27, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,37, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,37 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
4 cm -Mv / 1,33 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, matig grof
Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
50 cm -Mv / 0,87 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkerbruingrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
90 cm -Mv / 0,47 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
130 cm -Mv / 0,07 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, lichtgrijs, veel dunne kleilagen, zeer fijn, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
150 cm -Mv / 0,13 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, veel dunne kleilagen, zeer fijn, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
160 cm -Mv / 0,23 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, veel dunne kleilagen, zeer fijn, spoor plantenresten, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: volledig gereduceerd
200 cm -Mv / 0,63 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, veel dunne detritus- en kleilagen, zeer fijn, schelpengruis, spoor plantenresten, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen
Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
270 cm -Mv / 1,33 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, enkele kleilagen, zeer fijn, schelpengruis, spoor plantenresten, interpretatie: beddingafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 300 cm -Mv / 1,63 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
2
boring: UTHT-2
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 130.969,08, Y: 454.899,39, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,35, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,35 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 1,15 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
90 cm -Mv / 0,45 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtgeelgrijs, kleibrokken, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
110 cm -Mv / 0,25 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig grindig, bruingrijs, kleibrokken, matig grof Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
155 cm -Mv / 0,20 m -NAP
Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
170 cm -Mv / 0,35 m -NAP
Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: Fe-concreties
195 cm -Mv / 0,60 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne zandlagen, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Bodemkundig: volledig gereduceerd
270 cm -Mv / 1,35 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, donkergrijs, enkele kleilagen, matig fijn, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 300 cm -Mv / 1,65 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
3
boring: UTHT-3
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.002,84, Y: 454.898,30, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,44, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,44 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, zandbrokken Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
65 cm -Mv / 0,79 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, bruingrijs
Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
90 cm -Mv / 0,54 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, bruingrijs
Bodemkundig: interpretatie: gebioturbeerd
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
100 cm -Mv / 0,44 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, interpretatie: oeverafzettingen
Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken Archeologie: enkele spikkel houtskool
115 cm -Mv / 0,29 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, interpretatie: oeverafzettingen
Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
140 cm -Mv / 0,04 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtbruingrijs, enkele kleilagen, matig fijn, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
170 cm -Mv / 0,26 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, enkele kleilagen, matig fijn, interpretatie: beddingafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
200 cm -Mv / 0,56 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, interpretatie: beddingafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 230 cm -Mv / 0,86 m -NAP
boring: UTHT-4
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 130.998,56, Y: 454.927,48, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,42, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,42 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
45 cm -Mv / 0,97 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijsbruin
Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
70 cm -Mv / 0,72 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
90 cm -Mv / 0,52 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
115 cm -Mv / 0,27 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
155 cm -Mv / 0,13 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, enkele kleilagen, matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 200 cm -Mv / 0,58 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
4
boring: UTHT-5
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.008,93, Y: 454.954,49, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,33, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,33 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 1,13 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
80 cm -Mv / 0,53 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, bruingrijs, matig slap Bodemkundig: Fe-concreties
100 cm -Mv / 0,33 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, bruingrijs, matig slap, kalkrijk Bodemkundig: Fe-concreties
Archeologie: enkele spikkel houtskool
120 cm -Mv / 0,13 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, veel dunne zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
145 cm -Mv / 0,12 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, zeer fijn, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 200 cm -Mv / 0,67 m -NAP
boring: UTHT-6
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.016,15, Y: 454.981,50, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,71, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,71 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijsbruin, matig fijn
Archeologie: enkel fragment aardewerk, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
20 cm -Mv / 1,51 m +NAP
Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, bruingrijs, kleibrokken Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
40 cm -Mv / 1,31 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, bruingrijs, kleibrokken, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
60 cm -Mv / 1,11 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, kleiig, zwak humeus, bruingrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
120 cm -Mv / 0,51 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, lichtbruingrijs, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
150 cm -Mv / 0,21 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, enkele kleilagen, matig fijn, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Archeologie: lichte zweem fosfaat
180 cm -Mv / 0,09 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, enkele kleilagen, matig grof, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Archeologie: lichte zweem fosfaat
200 cm -Mv / 0,29 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Archeologie: lichte zweem fosfaat
Einde boring op 300 cm -Mv / 1,29 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
5
boring: UTHT-7
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.047,87, Y: 454.968,91, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,72, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,72 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
60 cm -Mv / 1,12 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, matig fijn
Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
90 cm -Mv / 0,82 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)
105 cm -Mv / 0,67 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkerbruingrijs
Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)
125 cm -Mv / 0,47 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, donkergrijs
Archeologie: spikkels houtskool, enkel fragment aardewerk, enkel fragment bouwpuin (onbepaald), interpretatie: cultuurlaag
140 cm -Mv / 0,32 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, donkergrijs
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment aardewerk, vlekken fosfaat, enkel fragment bouwpuin (onbepaald), interpretatie:
cultuurlaag
160 cm -Mv / 0,12 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, grijs
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment aardewerk, vlekken fosfaat, interpretatie: cultuurlaag
190 cm -Mv / 0,18 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, interpretatie: oeverafzettingen
Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe-concreties Archeologie: lichte zweem fosfaat
210 cm -Mv / 0,38 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, veel dunne kleilagen, zeer fijn, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: lichte zweem fosfaat
230 cm -Mv / 0,58 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, veel dunne kleilagen, matig fijn, spoor plantenresten, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: lichte zweem fosfaat
Einde boring op 300 cm -Mv / 1,28 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
6
boring: UTHT-8
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.087,86, Y: 454.978,11, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,28, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,28 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, donkerbruingrijs Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
30 cm -Mv / 0,98 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof
Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
50 cm -Mv / 0,78 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, kleibrokken
Bodemkundig: interpretatie: verstoord
95 cm -Mv / 0,33 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, donkerbruingrijs
Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord
Archeologie: enkel fragment aardewerk, fragmenten bouwpuin (onbepaald), interpretatie: ophogingspakket
189 cm -Mv / 0,61 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, donkerbruingrijs Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord
Archeologie: ondoordringbaar bouwpuin (onbepaald), interpretatie: ophogingspakket
Einde boring op 190 cm -Mv / 0,62 m -NAP
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
7
boring: UTHT-9
beschrijver: BJ/JvE, datum: 23-1-2015, X: 131.120,26, Y: 454.958,07, precisie locatie: 1 dm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 31H, hoogte: 1,37, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, provincie: Utrecht, gemeente: Utrecht, opdrachtgever: Gemeente Utrecht, uitvoerder:
RAAP West
0 cm -Mv / 1,37 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, kleibrokken, matig grof Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
50 cm -Mv / 0,87 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
65 cm -Mv / 0,72 m +NAP
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
100 cm -Mv / 0,37 m +NAP
Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald)
115 cm -Mv / 0,22 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, donkergrijs, enkele siltlagen, spoor plantenresten, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
155 cm -Mv / 0,18 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
240 cm -Mv / 1,03 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: veen, zwak kleiig, donkergroengrijs, enkele zandlagen, gyttja, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul)
270 cm -Mv / 1,33 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, bruingrijs, veel dunne zandlagen, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul)
285 cm -Mv / 1,48 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: veen, sterk kleiig, zwart, enkele kleilagen, gyttja, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul)
340 cm -Mv / 2,03 m -NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, bruingrijs, enkele zandlagen, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul)