• No results found

Vraag nr. 10 van 16 oktober 1997 van de heer LEO CANNAERTS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 10 van 16 oktober 1997 van de heer LEO CANNAERTS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 10

van 16 oktober 1997

van de heer LEO CANNAERTS

Kredietfaciliteiten voor handelaars bij openbare werken – Beleid

De wet van 2 april 1976 voorziet in de mogelijk-heid tot rentetoelagen en staatswaarborg op bank-kredieten voor handelaars die worden getroffen door slechte verkoopcijfers ten gevolge van lang-durige openbare werken in hun onmiddellijke omgeving.

Deze federale wet is nooit toegepast, vermits er geen uitvoeringsbesluiten op zijn gevolgd. O n d e r-tussen is de steun aan ondernemingen overgehe-veld naar de gewesten.

Nochtans doen zich geregeld drama's voor bij kleinhandelaars die worden getroffen door slechte verkoopcijfers ten gevolge van openbare werken, bijvoorbeeld in het kader van het A q u a f i n p r o-gramma of van de groeiende aandacht voor stads-kernvernieuwing.

Werd er reeds onderzocht of de wet van 2 april 1976 kan worden uitgevoerd ?

Kon dit probleem niet worden verholpen in het kader van het steunprogramma voor KMO's ?

Antwoord

1. In tegenstelling tot wat de Vlaamse volksverte-genwoordiger meent, werd de wet van 2 april 1976 tot verruiming van kredietmogelijkheden ten gunste van de kleinhandelaars die een veel kleinere omzet hebben gehad ten gevolge van de uitvoering van werken van openbaar nut, wel degelijk uitgevoerd door volgende koninklijke besluiten :

KB van 6 juli 1976 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 april 1976 ;

KB van 6 juli 1976 tot nadere omschrijving van de hoedanigheid van kleinhandelaars in toepas-sing van artikel 2 van de wet van 2 april 1976 ; KB van 6 juli 1976 tot vaststelling van de voor-waarden en de regelen betreffende de toeken-ning van staatswaarborg in toepassing van arti-kel 4, § 1 en 2 van de wet van 2 april 1976 ;

KB van 6 juni 1976 tot vaststelling van de voor-waarden en regelen waarbij aan kredietinstellin-gen toelakredietinstellin-gen worden verleend om hen in staat te stellen leningen toe te staan tegen verlaagde rentevoet, in uitvoering van artikel 5,§ 1, van de wet van 2 april 1976.

Er zijn dus wel degelijk voldoende uitvoerings-besluiten voor de toepassing van de wet van 2 april 1976.

Er bestaat tevens een omzendbrief van de Nationale Kas voor Beroepskrediet van 10 augustus 1976 gericht aan de erkende kredietin-stellingen, de erkende banken, de discontokan-toren en de maatschappijen voor onderlinge borgstelling ter verspreiding van de wet en zijn besluiten.

Een latere omzendbrief van 24 maart 1977 bevat aanvullende richtlijnen in verband met de toepassing ervan.

2. In verband met de vraag of de gewesten momenteel bevoegd zijn aangaande deze mate-rie krachtens de bijzondere wet van 8 augustus 1980 blijkt het volgende.

Overeenkomstig artikel 6, § 1,VI, 1° van de bij-zondere wet op de hervorming der instellingen (BWHI) zijn de gewesten bevoegd voor onder meer het economisch beleid.

Dit houdt een volheid van de bevoegdheden in inzake economische aangelegenheden, o n d e r andere met betrekking tot het economisch expansiebeleid in zijn ruime betekenis, met uit -zondering van de bevoegdheden die uitdrukke-lijk zijn toegewezen aan de federale staat (en die restrictief geïnterpreteerd dienen te wor-den).

Een automatisch gevolg van deze omkering van de bevoegdheidsverdeling op het gebied van economie is dat de residuaire bevoegdheid sedert 1988 bij de gewesten ligt.

De aan de federale overheid toegekende bevoegdheden in artikel 6, § 1, V I , zijn zonder voorwerp met betrekking tot onderhavig pro-bleem of niet relevant.

De wet van 2 april 1976 is dus heden een regio-nale aangelegenheid. In zoverre er enige twijfel zou bestaan over het feit of de betrokken mate-rie al dan niet onder het toepassingsgebied van de "economische expansie" zou vallen, valt zij

(2)

ongetwijfeld onder de bevoegdheid "econo-misch beleid" zoals omschreven in artikel 6, § 1, V I , 1° BWHI, ressorterend onder de V l a a m s e administratie Economie, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid.

Met betrekking tot de vraag "of dit probleem niet kan worden verholpen in het kader van het steunprogramma voor KMO's", wordt verder verwezen naar de respectievelijke artikels van de expansiewetten en finaliteiten van de met rentetoelage en waarborgen subsidieerbare kre-dieten, om aan te tonen dat de betrokken mate-rie niet expliciet onder het vigerende toepas-singsgebied van de "economische expansie" valt.

3. De diverse vigerende expansiewetten voorzien in expansiesteun en/of waarborgen voor kredie-ten die moekredie-ten worden aangewend voor de rechtstreekse financiering van materiële en immateriële investeringen, het vormen van bedrijfskapitalen voor verrichtingen die recht-streeks bijdragen tot de oprichting, de uitbrei-d i n g, uitbrei-de omschakeling, uitbrei-de heruitrusting of uitbrei-de modernisering van ondernemingen en de wedersamenstelling van bedrijfskapitalen die door de vroegere financiering van de investerin-gen werden aangesproken.

De mogelijke finaliteiten van de met rentetoela-ge subsidieerbare kredieten worden in de diver-se expansiewetten omschreven in artikel 4 (wet 4 augustus 1978), artikel 7 (wet 30 december 1 9 7 0 ) , artikel 3 (wet 17 juli 1959), artikel 6 (decreet 13 december 1993) en artikel 5 § 2 van het uitvoeringsbesluit van 19 januari 1994. De finaliteiten inzake de waarborgen worden omschreven in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de werking van het Vlaams Waarborgfonds in artikel 19 (wet 30 december 1970), artikel 4 (wet 17 juli 1959) en artikel 13 § 1 (decreet 15 december 1993). In de wet van 2 april 1996 hebben de kredieten niet als finaliteit de rechtstreekse of onrecht-streekse financiering van investeringen, m a a r moeten de leningen uitsluitend dienen voor de wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal dat noodzakelijk is om de onderneming van de aan-vrager te vrijwaren of om aan deze onderne-ming een nieuwe aanpak te verzekeren. Worden in aanmerking genomen : de behoeften aan bedrijfskapitaal voor het regelen van schuldvor-d e r i n g e n , zoals verschillenschuldvor-de sociale bijschuldvor-dragen, met inbegrip van de RSZ-bijdragen, van

bedra-gen verschuldigd aan de fiscus, van niet betaalde aannemers die zopas een werk hebben beëin-digd (herstelling gevel),aan leveranciers die nog niet werden betaald voor de levering van instal-l a t i e m a t e r i a a instal-l , zonder de behoeften aan finan-ciering te vergeten, voor het betalen of het wedersamenstellen van gewone voorraden voor de nuttige periode.

De niet-vereffening van schulden of de voorbij-gaande moeilijkheden met het bedrijfskapitaal moeten hun oorsprong vinden in de bij de wet bedoelde werken van openbaar nut.

De aanvullende richtlijnen stellen expliciet dat andere wetten die de bevordering van de onder-neming beogen, zullen moeten worden ingeroe-pen indien de onderneming, buiten de hierbo-ven uiteengezette behoeften, nieuwe investerin-gen moeten verrichten om zich aan de nieuwe o m g e v i n g, ja zelfs aan een andere vestigings-plaats aan te passen.

De finaliteit van de kredieten in de wet van 2 april 1976 passen niet expliciet in de specifieke doelstelling van de reglementering van de expansiewetgeving.

Toch wordt ook ik geregeld gecontacteerd door overwegend kleine ondernemingen waarvan de omzet in belangrijke mate lijdt onder langduri-ge openbare werken. Tot op heden heb ik echter niet gemeend daartoe een specifiek beleid te moeten ontwikkelen.

Indien het Vlaams Parlement van mening is dat er een behoefte aanwezig is inzake de toepas-sing van de wet van 2 april 1976, kan hieraan een aparte uitvoering worden gegeven, w e l i s-waar verschillend van de vroegere federale benadering, die te sterk gericht is naar schuldfi-nanciering van "bedrijven in moeilijkheden".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitbetaling van de extra subsidie als gevolg van bewezen extra tewerkstelling kan op zijn vroegst gelijktijdig worden aangevraagd met de aanvraag om uitbetaling van de

Ondanks de steeds grotere nadruk die de V l a a m s e regering wenst te leggen op de Vlaamse aanwezig- heid in Brussel lijkt het mij dat meer en meer Vlaamse gewestelijke

De melding van sommige veldwerkers als zou het aandeel van kinderen uit gezinnen met een laag inkomen verminderen ten opzichte van het aandeel van kinderen uit meer gegoede

De procedure voor het verkrijgen van subsidies bij aanleg of verbetering van gemeentelijke riolerin- gen zijn beschreven in een besluit van de V l a a m s e regering dat inging op

De Vlaamse regering heeft, vooraleer over te gaan tot de principiële goedkeuring van het decreet tot regeling van het recht op een mini- male levering van elektriciteit, gas

De Europese middelen voor het Interreg II- programma voor de grensregio We s t - Vlaanderen/Nord-Pas-de-Calais werden door de Europese Commissie op 8 november 1996 goedge-

In uitvoering van de resolutie over kinderen en televisie die op 10 juli 1996 door het Vlaams Parle- ment werd goedgekeurd, zal er in februari 1998 voor het eerst een

v r a a g, bijvoorbeeld voor de criteria "aansluitend bij de landbouw of erop afgestemd, de relatie met dit landbouwproductieproces, de onmiddellijke behandeling, de herkomst