Vraag nr. 28
van 16 oktober 1997
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Beleidsplannen Kind en Gezin – Deregulering Herhaaldelijk heeft de minister er in het parlement de nadruk opgelegd dat de deregulering een van zijn aandachtspunten is. Ook bij het beleidsplan inzake kinderopvang van Kind en Gezin benadruk-te de minisbenadruk-ter dat deregulering een van de accen-ten was waarmee rekening moet worden gehou-den.
Het beleidsplan inzake preventieve kinderzorg is het eerste totaal nieuw uitgewerkt plan van Kind en Gezin sinds het aantreden van de minister en is ondertussen in volle uitvoering.
Werd er met de optie deregulering in de praktijk effectief rekening gehouden ?
Hoe en waar werd dit concreet uitgewerkt ?
Antwoord
Naar aanleiding van de strategische planning en van de herstructurering van de preventieve kinder-zorg sinds 1 januari 1996, werd door Kind en Gezin beslist om, voorafgaand aan een algemene regelge-v i n g, een eerste eregelge-valuatie regelge-van de werking te doen binnen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest. Na bijna twee jaar opbouwen, uitwerken en bijstellen van de nieuwe structuur, wordt momenteel gewerkt aan de afwerking van een ontwerp van besluit houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de consulta-tiebureaus voor het jonge kind.
Dit besluit is, in formele zin dan, een eerste regle-mentaire vastlegging van de werking van de pre-ventieve kinderzorg in V l a a n d e r e n . In die zin moet men dus spreken van een eerste "regulering" en niet van een "deregulering".
Wanneer men de vroegere reglementering (vóór 1996) vergelijkt met de regels zoals ze in de huidige strategische planning zijn vooropgesteld en zoals ze momenteel worden toegepast, dan is het meest zichtbare voorbeeld van deregulering terug te vin-den in het systeem van subsidiëring van de organi-serende besturen.
Vóór 1996 werden de toelagen aan de comités die instonden voor het beheer en de werking van de consultatiebureaus voor het jonge kind berekend
op basis van de werkelijke kosten en werd een afrekening gemaakt aan het einde van ieder kwar-t a a l . Vanaf 1996 worden de kwar-toelagen op basis van forfaitaire bedragen berekend. Dit betekent een enorme vereenvoudiging van het systeem en legt een grotere verantwoordelijkheid en onafhanke-lijkheid in het beheer van de verkregen toelagen bij de organiserende besturen zelf.
Tevens werd en wordt veel verantwoordelijkheid aan de organiserende besturen gevraagd. Wa a r voordien Kind en Gezin alle aankopen inzake meubilair en materiaal op zich nam, wordt nu in een forfaitaire toelage voorzien, zowel voor inves-teringen als voor werkingskosten.
Voor een definitieve vergelijking tussen de organi-satie van de preventieve kinderzorg vóór de invoe-ring van het beleidsplan en die zoals voorgesteld in het ontwerp van besluit waaraan op dit ogenblik nog wordt gewerkt, is het uiteraard te vroeg. Vast staat dat daarin, in de mate van het mogelijke, zal rekening worden gehouden met het principe van de deregulering, in de zin van een vereenvou-diging van het systeem en van de eenduidigheid van de regelgeving.