• No results found

Toetredingsdrempels kleinverbruikersmarkt energie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toetredingsdrempels kleinverbruikersmarkt energie"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Amsterdam, oktober 2007 In opdracht van NMa/DTe

(4)

“De wetenschap dat het goed is”

SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.

SEO-rapport nr. 2007-49 ISBN 978-90-6733-408-2

(5)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE

Inhoudsopgave

Samenvatting... i 1 Inleiding...1 2 Onderzoeksvraag en afbakening ... 3 2.1 Onderzoeksvraag en -aanpak...3 2.2 Afbakening...3 2.2.1 Kleinverbruikers...4 2.2.2 Toetreders ...4 3 Afwegingskader toetredingsdrempels ... 7 4 Drempels op de energiemarkt ... 11 4.1 De energiemarkt...11 4.2 Toetredingsdrempels...15

4.3 Drempels samenhangend met de leveringsmarkt ...17

4.3.1 Leveranciers onderling...18

4.3.2 De relatie met klanten ...18

4.4 Drempels samenhangend met de distributienetten ...22

4.4.1 Interactie tussen leverancier en netbeheerder...22

4.4.2 Geïntegreerdheid van netbeheerder en sommige leveranciers...23

4.5 Drempels samenhangend met de transmissie- netten ...25

4.6 Drempels samenhangend met de productie...28

4.6.1 Problemen aan de inkoopmarkt ...28

4.6.2 Gedeeltelijke verticale integratie tussen productie en levering...33

4.7 Overige drempels...35

4.7.1 De markt als geheel is relatief complex...35

4.7.2 Wetgeving en regelgeving vanuit de politiek en NMa/DTe ...36

5 Concluderend: van bruto naar netto lijst ... 41

5.1 Bruto lijst...41

5.2 Prioritering: van bruto naar netto lijst...43

5.3 Tot slot ...46

Bijlage A Referenties...47

(6)
(7)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE i

Samenvatting

Toetreding en de mogelijkheid om te groeien zijn belangrijk voor goede marktwerking. NMa/DTe heeft signalen ontvangen dat er barrières zijn om toe te treden dan wel om door te groeien. De toezichthouder heeft SEO Economisch Onderzoek gevraagd te onderzoeken welke toetredingsdrempels van belang zijn en om nadere toezichtactiviteit vragen. Dit rapport doet verslag van dat onderzoek. In het kader hiervan zijn meer dan 20 gesprekken met marktpartijen en stakeholders gehouden. Uit de interviews kwam een heel divers beeld naar voren: er zijn zeer veel toetredingsbarrières, waarvan veel barrières niet door iedereen of slechts door een of enkele partijen worden genoemd en andere barrières wel breed worden gedragen door marktpartijen. Deels komen deze verschillen door verschillen in de omvang en aard van het bedrijf; deels komen deze verschillen door verschillen in marktbenadering en managementvaardigheden. Ondanks deze veelzijdigheid in percepties kan een aantal algemeen geldende conclusies worden getrokken.

Hoofdstuk 4 beschrijft alle toetredingsdrempels. Per type toetreder is aangegeven hoe belangrijk een bepaalde drempel wordt geacht. Hierbij zijn vier soorten toetreders onderscheiden: (i) namelijk starters (zo zijn Oxxio en Greenchoice begonnen) variërend van greenfield starter tot de starters met stevige financiering, (ii) in Nederland actieve producenten (Electrabel en E.on zijn hier tot ze een Nederlandse leverancier overnamen een voorbeeld van), (iii) een al in Nederland actieve leverancier die buiten de eigen regio klanten gaat werven (Essent, Nuon en Eneco) of een leverancier die zich op een ander segment richt (bijvoorbeeld eerst alleen grootverbruikers, maar nu ook kleinverbruikers), en (iv) tot slot buitenlandse leveranciers of producenten die in Nederland willen toetreden. Per effect en per type toetreder is aangegeven hoe groot het effect is: dit varieert van ‘0’ (geen toetredingsdrempel) tot ‘+++’ (erg grote drempel). De geïnterviewde leveranciers binnen een categorie verschillen soms van mening over hoe groot het effect van een toetredingsdrempel is. Grote verschillen van mening binnen een type toetreders zijn weer gegeven met ‘/’, met aan weerszijden de ondergrens respectievelijk de bovengrens van de ervaren ernst. Zo geven sommige starters aan dat de trage levering van de meetgegevens door de netbeheerder een grote toetredingsdrempel is, echter er zijn ook starters die dit niet als een toetredingsdrempel ervaren: in tabel 4.2 is dit weergegeven met 0/++.

Niet alleen verschillen de toetredingsdrempels naar de mate waarin ze hinderlijk zijn voor toetreders. Ook verschillen de drempels naar hoe eenvoudig ze op te lossen zijn, en sommige drempels dragen bij aan de borging van een bepaald publiek belang. Om van alle gepercipieerde drempels te komen naar een lijst met toetredingsdrempels die economisch gezien zijn te kwalificeren als toetredingsdrempel en die de NMa/DTe mogelijk zou moeten aanpakken, hebben we voor de verdere besluitvorming in hoofdstuk 3 een toetsingskader ontwikkeld, dat bestaat uit de volgende drie vragen:

1. Is de drempel het gevolg van het gedrag van andere partijen op de markt of aanpalende markten, of van wet- of regelgeving?

2. Is de drempel een effectieve manier om een publiek belang op de energiemarkt te borgen? 3. Zijn de maatschappelijke kosten van opheffen van de drempel kleiner dan de

(8)

ii

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

Als de eerste vraag positief en de tweede negatief wordt beantwoord dan is het meestal verstandig om een barrière aan te pakken. Ook als alle drie de vragen positief beantwoord worden dan is het verstandig om een barrière aan te pakken. Om dit goed te kunnen doen, zal per knelpunt naar de alternatieven gekeken moeten worden. Dat laatste is hier slechts indicatief gedaan.

Als het antwoord op de eerste vraag luidt dat de toetredingsdrempel een gevolg is van een structuurkenmerk dan is het niet verstandig voor de DTe om deze aan te pakken. De NMa zal bij de fusiecontrole (door de Directie concentratiecontrole) echter wel rekening dienen te houden met toetredingbarrières ten gevolge van structuurkenmerken.

Per toetredingsdrempel is nagegaan wat de ernst van de drempel is, wat het antwoord op de drie vragen van het afwegingskader is en tot slot wordt de vraag beantwoord of er actie geboden is. Daarmee is de slag van bruto naar netto lijst gemaakt. Deze slag is soms noodzakelijkerwijze ruw omdat het in dit onderzoek primair draait om welke toetredingsdrempels ervaren worden. Het beantwoorden van de vraag of ingrijpen gewenst is hangt onder andere af van welke (beleids)maatregelen mogelijk zijn. Omdat de maatregelen niet in detail zijn uitgewerkt is de slag van bruto naar netto soms niet te maken.

De belangrijkste drempels die in eerste instantie aandacht zouden moeten krijgen van NMa/DTe zijn:

• De overstapaversie of desinteresse van de klant is een stevige toetredingsdrempel, omdat dat het lastig maakt voor toetreders en groeiers om klanten binnen te halen. Dit heeft te maken met het low interest karakter van energie, met de geringe (gepercipieerde) prijsverschillen en met de (afnemende) angst voor administratieve overstapproblemen. Deze overstapaversie is deels een structuurkenmerk en als zodanig niet te beïnvloeden. Deels is het echter ook een gevolg van gedrag en wetgeving.

• De kwaliteit van de informatie voor de klant maakt het voor toetreders lastig om beloond te worden voor een goed en onderscheidend aanbod. Hierbij gaat het niet om de informatie van de aanbieder zelf, maar op de informatie van zijn concurrenten; de prijs en voorwaarden van aanbieders zijn vaak lastig te vergelijken voor de consument en ook de prijsvergelijkingsites geven niet altijd een betrouwbaar beeld.

• Rond de interactie van de distributienetten spelen een aantal problemen rond de levering van de meetgegevens en rond de reclame die de netbedrijven voor hun leveranciers maken (en de verwarring die uit de naamstelling volgt). Deze problemen zijn bekend en er wordt al actie op ondernomen (de DTe onderzoekt de gang van zaken rond de meetgegevens, er worden slimme meters geïntroduceerd, en de geïntegreerde bedrijven worden gesplitst). Gezien het belang dat sommige starters hieraan hechten, is het verstandig dat de DTe nagaat of het mogelijk is de effecten hiervan naar voren te halen.

• Bij de transmissienetten speelt een aantal problemen met de wijze van tarifering. Bij de elektriciteitsnetten is de onbalans te duur, hetgeen vooral in het nadeel van de kleine partijen is. Bij de gastransmissie wordt de voorspelfout per exitpunt afgerekend. Hoe kleiner de afname hoe groter de relatieve fout. Ook is niet duidelijk of deze wijze van tarifering aansluit bij de kosten.

(9)

SAMENVATTING iii

onmogelijk gas buiten Gasterra te krijgen, hierdoor heeft iedereen dezelfde voorwaarden en is het lastig om op slimmere inkoop dan de concurrent te concurreren. Doordat het niet mogelijk of slechts beperkt mogelijk is om op prijs te concurreren, is het immers moeilijker om klanten bij andere partijen weg te trekken. Niet uit te sluiten valt dat er wel buiten Gasterra om aan gas te komen valt. In dat geval duidt de klacht van de kleine afnemers met betrekking tot de positie van Gasterra op een informatieprobleem: toetreders komen er dan te moeilijk achter wat hun alternatieven op de gasmarkt zijn.

• De geconcentreerde groothandelsmarkt, waarbij een deel van de producenten verticaal geïntegreerd is hetgeen mogelijk tot een lage marge leidt, is een van de lastiger drempels om aan te pakken, echter vanwege het belang dat een deel van de gesprekspartners hieraan hecht is deze toch opgenomen.

• Ook de wet- en regelgeving zorgt voor relatief grote barrières. Het kost veel tijd om aan alle regels en informatieverzoeken te voldoen. Deels zijn dit vaste kosten die niet afhangen van de omvang van een bedrijf; dit impliceert dat de nalevingskosten voor de kleine bedrijven per klant hoger zijn dan voor de grote bedrijven. Verder beperkt de regelgeving het gedrag van de bedrijven. Hierdoor is het moeilijker voor een bedrijf om zich te onderscheiden van andere bedrijven. Overigens is deze regelgeving vaak ingegeven vanuit het oogpunt van consumentenbescherming en om het vertrouwen in de energiemarkt te herstellen.

• Kosten die voorvloeien uit sectorale afspraken en marktinstituties (als NEDU/EDSN) worden nu zodanig verrekend dat dit zorgt voor schaalvoordelen. Dit creëert een extra toetredingsdrempel waarvoor geen logische reden lijkt te zijn.

Deze netto lijst bevat die toetredingsbarrières die relatief eenvoudig aan te pakken zijn en die tevens een substantiële baat hebben voor toetreders. Andere drempels zijn gezien hun impact ook aantrekkelijk om aan te pakken. Voor een inschatting of dit inderdaad maatschappelijk aantrekkelijk is, zijn gedetailleerde gegevens nodig van met name NMa/DTe over beschikbare capaciteit en de praktische mogelijkheden om drempels aan te passen. Zo is het slechten van toetredingsbarrières op de groothandelsmarkt gas belangrijk, , maar hangt de mate waarin dit kan af van de beschikbare capaciteit bij NMa/DTe, en de mogelijkheden die er zijn om meer aanbieders van gas te krijgen (veel gasvelden zijn door middel van concessie reeds vergeven). Vanwege de onduidelijkheid wat mogelijk is, zijn deze toetredingsdrempels daarom niet opgenomen in de netto lijst.

(10)
(11)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE 1

1 Inleiding

“Er bestaan potentiële drempels die het succes van nieuwe spelers in de markt kunnen bemoeilijken.

Sommige drempels ontstaan als het gevolg van een ‘normale’ werking van de markt (zoals b.v. schaal-vergroting), andere vinden hun grondslag in andere factoren (zoals b.v. het gedrag van andere spelers op de markt of administratieve lasten). DTe ontvangt regelmatig signalen over toetredingsdrempels, maar heeft op dit moment nog onvoldoende inzicht in deze drempels.”

Directie Toezicht Energie (2006), “Een markt (z)onder spanning”: Marktmonitor, ontwikkeling van de Nederlandse kleinverbruikersmarkt voor Elektriciteit en Gas, januari 2006 – juni 2006, Menno van Liere, Bas Postema en Mark te Velthuis, Den Haag, oktober, p. 15.

Vanaf 1998 is de Nederlandse energiemarkt in verschillende stappen geliberaliseerd. Voortschrijdend inzicht over marktwerking, ontwikkelingen in de elektriciteitsmarkt en de Europese Richtlijn hebben ertoe geleid dat in 1998 een nieuwe Elektriciteitswet werd geïntroduceerd. In deze wet werd expliciet gekozen voor meer marktwerking. Dit is geïntroduceerd door onder andere het beëindigen van het overleg tussen de producenten (in de SEP), de oprichting van een sectorspecifieke toezichthouder (de Directie Toezicht Energie van de NMa; NMa/DTe), het gefaseerd introduceren van de vrijheid om zelf een leverancier te kiezen, en het bevorderen van toetreding van producenten en leveranciers. In 2000 is ook een nieuwe Gaswet in werking getreden die als doel had de werking van de gasmarkt te verbeteren. De Gaswet regelt de introductie van concurrentie bij de levering van gas en de toegang tot de gasnetten met het oog op het transport van dat gas. Net als bij elektriciteit is ook bij gas het doel om een verschuiving te krijgen van een sterk door het aanbod gestuurde naar een primair vraaggestuurde structuur.

Mede door deze nieuwe wetgeving zijn de elektriciteits- en gasmarkt de laatste jaren sterk veranderd. De elektriciteitsmarkt liep daarbij lange tijd wat betreft de liberalisering voor op de gasmarkt, mede omdat de liberalisering daar eerder is gestart. In de zomer van 2004 is nog de Interventie en Implementatiewet (I&I wet) aangenomen met diverse regels om de markt bij te sturen.

Laatste stap van de liberalisering was het vrijmaken van de kleinverbruikersmarkt voor gas en elektriciteit op 1 juli 2004 (de markt voor groene stroom was per 1 januari 2001 reeds vrij). Voor juli 2004 hadden kleinverbruikers geen keuzevrijheid; zij waren gebonden aan de regionale distributiebedrijven die tevens verantwoordelijk waren voor de levering. Een geliberaliseerde markt heeft de gewenste effecten (lagere prijzen, toegenomen productdifferentiatie, transparantie) indien er voldoende dynamiek op de vrijgemaakte markt ontstaat: nieuwe partijen die (dreigen) toe (te) treden en afnemers die (dreigen) over (te) stappen.

(12)

2 HOOFDSTUK 1

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

nieuwe producten en processen die toetreden. Door toetreding te blokkeren of te belemmeren verslechtert dan ook niet alleen de statische (allocatieve) efficiëntie, maar tevens de dynamische efficiëntie van de energiemarkt.

In de geliberaliseerde energiemarkt is het van extra belang dat nieuwe spelers (gemakkelijk) kunnen toetreden en op een gelijk speelveld terechtkomen. Dit komt terug in de Elektriciteitswet 1998 (artikel 5, lid 2). De toezichthouder monitort in hoeverre de elektriciteit- en gasmarkt niet-discriminatoir zijn en gekenmerkt worden door daadwerkelijke mededinging en doeltreffende marktwerking. In de NMa-agenda voor 2007 is deze toezichtactiviteit nader uitgewerkt (p. 12):

“Ook brengt de NMa in kaart wat de toetredingsdrempels zijn voor bedrijven tot de consumentenmarkt en probeert deze zoveel mogelijk weg te nemen. [...] Ten slotte is voor de groothandelsmarkten het versterken van de werking van de gasmarkt belangrijk, onder meer door het wegnemen van toetredingsbarrières en het waarborgen van een gezond investeringsklimaat.”

(13)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE 3

2 Onderzoeksvraag en afbakening

In dit hoofdstuk beschrijven we de onderzoeksvraag en -aanpak in paragraaf 2.1. Paragraaf 2.2 geeft de afbakening van het onderzoeksonderwerp.

2.1 Onderzoeksvraag en -aanpak

Dit rapport doet verslag van een onderzoek naar toetredingdrempels op de kleinverbruikers-markten voor gas en elektriciteit en beantwoordt de volgende vragen:

• Wat zijn voor nieuwe leveranciers de drempels die toetreding tot de kleinverbruikersmarkt voor energie en succesvolle operatie op lange termijn op die markt bemoeilijken?

• Hoe verstoren deze drempels de kansen van nieuwkomers? • Wat is de (financiële) impact van deze drempels?

• Kan en moet NMa/DTe actie ondernemen om de drempel te verlagen?

Om mogelijke toetredingsdrempels in kaart te brengen is gebruik gemaakt van desk research, literatuuronderzoek en percepties van marktpartijen en stakeholders. Ten behoeve van dit onderzoek zijn meer dan twintig interviews afgenomen met spelers in de energiemarkt (zie bijlage B). Er is gesproken met partijen die sinds de liberalisering succesvol zijn toegetreden, maar ook met partijen die zijn afgehaakt en met de gevestigde partijen (incumbents). Deze gesprekken dienden ervoor te zorgen dat de door marktpartijen ervaren en gepercipieerde toe-tredingsdrempels aan het licht zouden komen.

Teneinde praktische inzichten te leveren op basis waarvan NMa/DTe concreet en gericht haar toezichtactiviteiten kan vormgeven, is mede op basis van literatuuronderzoek en economische analyse een afwegingskader ontwikkeld. Dit kader dient om te analyseren hoe vanuit economisch perspectief tegen deze gepercipieerde drempels aangekeken moet worden, en in welke gevallen NMa/DTe actie zou moeten ondernemen om deze drempels aan te pakken. Het onderzoek doet evenwel geen aanbevelingen over de vorm en invulling van deze toezichtactiviteiten.

Op basis van het literatuuronderzoek en de interviews wordt een bruto lijst met drempels opgesteld. Door deze drempels vervolgens met behulp van het afwegingskader te analyseren – dit is gezien de omvang en duur van het onderzoek slechts op hoofdlijnen mogelijk – wordt duidelijk welke drempels in economische zin als toetredingsdrempel geduid kunnen worden. Er resulteert dan een netto lijst met toetredingsdrempels. Deze laatste stap dient om een prioritering aan te geven

2.2 Afbakening

(14)

4 HOOFDSTUK 2

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

2.2.1 Kleinverbruikers

Zoals reeds is aangegeven, staat in dit onderzoek de markt voor kleinverbruikers centraal. De regulering van de energiesector is gedifferentieerd naar afnemerscategorieën en voor elke categorie zijn regels vastgelegd die het best bij de betreffende klanten passen. Een veel voorkomende indeling is die in klein- en grootverbruikers. Binnen de categorie kleinverbruikers kan weer onderscheid worden gemaakt tussen particuliere klanten en zakelijke klanten.

Bij elektriciteit is de indeling als volgt:

• Grootverbruikers: groter dan 2 MW (megawatt);

• Middelgrote verbruikers: groter dan 3 keer 80 Ampère maar kleiner dan 2 MW;

• Kleinverbruikers (huishoudens/klein zakelijke afnemers): minder dan 3 keer 80 Ampère. Bij gas wordt gekeken naar het volume dat in een jaar is afgenomen en is de indeling als volgt: • Grootverbruikers: meer dan 10 miljoen m3 (kubieke meter);

• Middelgrote verbruikers: meer dan 1 miljoen en minder dan 10 miljoen m3; • Kleine grootverbruikers: meer dan 170.000 m3 en minder dan 1 miljoen m3; • Kleinverbruikers (huishoudens/klein zakelijke afnemers): minder dan 170.000 m3.

2.2.2 Toetreders

Tot 2001 was toetreding tot de kleinverbruikersmarkt niet mogelijk. De belevering van kleinverbruikers was volledig in handen van de regionale distributiebedrijven. Op 1 januari 2001 kwam daar verandering in en werd de markt voor duurzaam opgewekte elektriciteit opengesteld: kleinverbruikers die wilden kiezen voor groene stroom konden deze stroom voortaan afnemen bij alternatieve aanbieders. Zij konden overstappen van de regionale aanbieder naar een andere partij. Sinds juli 2004 kunnen kleinverbruikers ook overstappen van grijze stroom. Toetreding heeft dus kunnen plaatsvinden in twee fasen. Nieuwe aanbieders van groene stroom konden in 2001, ruim 6½ jaar geleden de markt betreden; nieuwe aanbieders van gas en grijze stroom konden ongeveer drie jaar geleden aan de slag.

Van de toetreders die de afgelopen jaren op de elektriciteitsmarkt of op de gasmarkt zijn toegetreden, hebben slechts twee een marktaandeel van meer dan 1% verworven (Oxxio en Greenchoice).1 Andere spelers hebben vooralsnog slechts een zeer klein marktaandeel weten te

verwerven, terwijl enkele spelers zich reeds uit de markt hebben teruggetrokken. In de marktmonitor die NMa/DTe in oktober 2006 publiceerde, is te zien dat:

“het marktaandeel van nieuwe toetreders vanaf het begin van de volledige liberalisering (juli 2004) tot het zevende kwartaal na liberalisering nauwelijks is toegenomen: de veroverde marktposities zijn al in de periode 2001-2004 tot stand gekomen toen er nog een belastingvoordeel op groene energie bestond. In het afgelopen halfjaar is het aandeel van nieuwe toetreders op de Nederlandse kleinverbruikersmarkt wel flink toegenomen als

1 De marktaandelen in dit rapport zijn gebaseerd op openbare bronnen en berekeningen op basis daarvan door

(15)

ONDERZOEKSVRAAG EN AFBAKENING 5

gevolg van overnames van enkele incumbents door buitenlandse partijen (niet-organische groei).” (p. 8).2

Het is gezien de beperkte (groei van) marktaandelen van toetreders van groot belang om niet alleen naar de toetreding tot de markt te kijken, maar ook te onderzoeken waarom het voor deze partijen – kennelijk – moeilijk is om als zij zich eenmaal op de markt bevinden marktaandeel te verkrijgen.

Tevens is het van belang niet uitsluitend te kijken naar de toetreders die sinds 2001 of 2004 (of nog korter) op de markt actief zijn. Voorts kan het leerzaam zijn te kijken naar de spelers die zich hebben teruggetrokken van de markt, of die serieuze plannen hebben gehad toe te treden tot de markt, maar deze plannen uiteindelijk niet hebben verwezenlijkt. Het is immers zeer goed mogelijk dat dit de partijen zijn die het meest te maken hebben gehad met toetredingsdrempels. Tot slot kan het ook nuttig zijn te kijken naar de marktpositie die de gevestigde partijen (zoals Nuon, Eneco en Essent) buiten hun netwerkregio hebben verworven sinds de liberalisering. Weliswaar zijn deze partijen geen toetreders op de kleinverbruikersmarkt, maar bij het werven van voorheen gebonden afnemers van andere partijen, ervaren zij ten dele dezelfde belemmeringen als de toetreders. Als zodanig vormen de incumbents dus een interessante controlegroep, omdat zij buiten hun oude thuisregio te maken hebben met slechts een beperkt deel van de toetredingsdrempels.

2 Denk hierbij aan de overname van NRE door het Duitse E.on, van Oxxio door het Britse Centrica en van

(16)
(17)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE 7

3 Afwegingskader

toetredingsdrempels

Net zoals NMa/DTe in de marktmonitor van de Nederlandse kleinverbruikersmarkt van oktober 2006 doet, verstaat dit onderzoek onder (potentiële) toetredingsdrempels zowel obstakels voor nieuwe spelers bij het toetreden tot de energiemarkt, als obstakels die partijen die al zijn toegetreden tegenkomen als zij voet aan de grond willen krijgen en hun marktaandeel uit willen breiden. In de literatuur wordt wel gesproken van barriers of entry en barriers of expansion.

Toetredingsdrempels zijn er in verschillende soorten. In de eerste plaats kunnen ze een

structuurkenmerk van een markt zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan schaalvoordelen die

tot gevolg hebben dat kleinschalige toetreders met hogere gemiddelde kosten kampen. Ook overstapkosten die samenhangen met de aard van een product (bijvoorbeeld bij ervaringsgoederen) kunnen een structuurkenmerk van een markt zijn.

Ten tweede kunnen toetredingsdrempels samenhangen met het (strategisch) gedrag van de partijen die reeds op de markt actief zijn. Voorbeelden zijn agressieve marketing, prijszettingstrategieën of het bemoeilijken van toegang tot transport- en distributiekanalen. Ook het moedwillig verhogen van overstapkosten – bijvoorbeeld door het introduceren van nodeloos ingewikkelde opzeg- of overstapprocedures – is een gedraging die een toetredingsdrempel kan opwerpen.

In de derde plaats kunnen toetredingsdrempels voortvloeien uit de institutionele omgeving. Wet- en regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot registraties en garanties kunnen het voor partijen moeilijker maken de markt te betreden. Ook onzekerheid over toekomstige regels kan een barrière vormen voor toetreders.

Volgens de zogeheten Chicago School (met bijvoorbeeld Richard Posner en George Stigler) dient het overheidsbeleid en het beleid van toezichthouders met name gericht te zijn op het verlagen van toetredingsdrempels. De mededinging kan versterkt worden door de drempels voor toetreders met nieuwe producten te verlagen of door de kosten voor consumenten om van het ene naar het ander product over te stappen (switching costs) te verlagen. Overigens zijn toetredingsdrempels volgens de Chicago School niet altijd een teken van inefficiëntie. Dat is alleen dan het geval als de barrières worden gecreëerd door de overheid. Markten werken immers zo goed dat in de loop van de tijd alleen toetredingsbarrières blijven bestaan die berusten op een efficiëntievoordeel. Mededinging leidt volgens deze gedachtegang tot een uitdunning van de markt omdat alleen de sterksten – de bedrijven die tegen de laagst mogelijke kosten produceren – overleven. Volgens de Chicago School is marktconcentratie dus het gevolg van het afvallen van minder efficiënte bedrijven. Een (tijdelijk) klein aantal aanbieders is dan ook niet per definitie verkeerd. Dergelijke oligopoliesituaties zijn immers gebaseerd op een efficiëntievoordeel (dat groter is dan het deadweight loss van een oligopolie). Een oligopoloïde markt die niet op een kostenvoordeel berust, is geen lang leven beschoren doordat bedrijven zullen toetreden die met lagere productiekosten de markt zullen veroveren.

(18)

8 HOOFDSTUK 3

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

toetredingsbarrières. Volgens de Harvard School leiden toetredingsbarrières wel degelijk tot inefficiënties.

Met betrekking tot het hiervoor gemaakte onderscheid tussen structurele drempels, drempels als gevolg van marktgedrag en institutionele drempels, impliceert de redenering volgens de Chicago School dat alleen de laatste categorie drempels door de overheid dient te worden aangepakt. Strategisch gedrag van inefficiënte bedrijven zal efficiëntere toetreders op termijn immers niet buiten de markt houden. Deze redenering lijkt echter voorbij te gaan aan zaken zoals padafhankelijkheid en de dimensie tijd: wanneer partijen – bijvoorbeeld vanuit een voormalig wettelijk monopolie – een stevige positie hebben verworven, is het wel degelijk mogelijk dat zij met hun gedrag drempels opwerpen die efficiëntere toetreders, op zijn minst een tijd lang, belemmeren of ontmoedigen.

Het spreekt voor zich dat deze situatie zeer wel op de Nederlandse energiemarkten van toepassing kan zijn. Daarom wordt in dit rapport de bredere invalshoek van Bain et al. gehanteerd. Bain was een van de eersten die een analyse van toetredingsbarrières schreef.3 Als het

meest efficiënte bedrijf van alle potentiële toetreders niet kan toetreden en dit bedrijf efficiënter is dan de zittende bedrijven, spreekt Bain van een toetredingsbarrière. In feite ziet Bain elk kostenvoordeel dat de incumbent ten opzichte van een nieuwkomer heeft als een toetredingsbarrière.4

Niet alleen institutionele toetredingsdrempels zijn daarom in principe onwenselijk, maar ook drempels die het gevolg zijn van marktgedrag, wanneer dit ertoe leidt dat efficiëntere partijen buiten de markt worden gehouden door of ten gunste van inefficiëntere partijen. Toch zal in de praktijk niet iedere drempel geslecht kunnen worden die op grond van deze criteria ‘in principe onwenselijk’ is. Een institutionele drempel kan bijvoorbeeld een efficiënte en effectieve manier zijn om andere publieke belangen dan toetreding te borgen, zoals leveringszekerheid.

Tevens kan het elimineren van een drempel hogere maatschappelijke kosten met zich meebrengen dan het aan baten oplevert. De kosten voor de toezichthouder om de drempel te slechten en toe te zien op de naleving daarvan kunnen bijvoorbeeld hoog zijn, evenals de administratieve lasten of andere economische gevolgen bij andere marktpartijen. Als het saldo van de kosten en de baten van het elimineren van een drempel negatief is, is ingrijpen vanuit welvaartstheoretisch oogpunt niet gewenst. Dat is zeker het geval wanneer geen sprake lijkt te zijn van strategisch marktgedrag door de partijen bij de wie de kosten terechtkomen. Om een evident voorbeeld te noemen: schaalvoordelen en synergievoordelen van zittende partijen kunnen door nieuwkomers worden ervaren als een toetredingsdrempel, maar een maatregel die het level

playing field tracht te herstellen door alle partijen deze schaal- en synergievoordelen te ontnemen, is

vanuit welvaartstheoretisch perspectief over het algemeen ongewenst.

3 Bain, J.S. (1956), Barriers to new competition, Cambridge MA: Harvard University Press.

4 De Chicago School stelt daar tegenover dat een toetredingsbarrière een kostenpost is die bij het betreden van

(19)

AFWEGINGSKADER TOETREDINGSDREMPELS 9

In dit rapport wordt daarom het afwegingskader uit figuur 3.1 gehanteerd bij het beoordelen of een drempel dient te worden aangepakt of niet. Bij dit schema zijn twee kanttekeningen op zijn plaats. Ten eerste zal de DTe toetredingsdrempels die het gevolg zijn van de structuur niet aanpakken. De NMa zal bij de fusiecontrole (door de Directie concentratiecontrole) echter wel rekening dienen te houden met toetredingbarrières ten gevolge van structuurkenmerken. Ten tweede is met name de derde stap nogal bewerkelijk indien inderdaad alle maatschappelijke kosten en baten van het opheffen van de drempel in kaart worden gebracht. Omdat het in het bestek van dit onderzoek niet mogelijk is om een dergelijke kosten-batenanalyse uit te voeren zullen we ons noodgedwongen beperken tot de hoofdlijnen.

Figuur 3.1: Afwegingskader voor ingrijpen bij toetredingsdrempel

Bron: SEO Economisch Onderzoek

In twee gevallen kan het welvaartsverhogend zijn om een drempel aan te pakken. Ten eerste is dat het geval als de drempel het gevolg is van het gedrag van andere partijen of van wetgeving (eerste vraag positief beantwoord), als de drempel geen effectief middel is om een publiek belang op de energiemarkt te borgen (tweede vraag positief beantwoord), en het goedkoper is om de drempel op te heffen dan deze te laten bestaan (derde vraag positief beantwoord). Ook als de drempel die geen structuurkenmerk is (eerste vraag positief beantwoord) en het een effectief middel is om een publiek belang te borgen (de tweede vraag negatief beantwoord), dan is het verstandig om de drempel aan te pakken.5

5 Een uitzondering geldt voor kleine drempels die geen publiek belang realiseren. Het kan zijn dat het

opruimen van de drempel meer kost dan dat de drempel aan kosten veroorzaakt, bijvoorbeeld als om de drempel aan te pakken een zware politieke en juridische procedure doorlopen moet worden.

Is de drempel het gevolg van het gedrag van andere partijen op de markt of aanpalende markten, of van

wet- of regelgeving?

nee Drempel is een

structuurkenmerk van de markt: niet

aanpakken

ja

Is de drempel een effectieve manier om een publiek belang op de

energiemarkt te borgen? Drempel aanpakken

ja

nee

Efficiëntie: Zijn de maatschappelijke kosten van opheffen van de drempel

lager dan de maatschappelijke baten?

nee

Drempel niet aanpakken

ja

Actie ondernemen om drempel te

(20)
(21)

TOETREDINGSDREMPELS KLEINVERBRUIKERSMARKT ENERGIE 11

4 Drempels op de energiemarkt

In dit hoofdstuk worden in paragraaf 4.1 eerst enkele algemene opmerkingen over de energiemarkt gemaakt. In paragraaf 4.2 wordt een overzicht gegeven van alle in de (beleids)documenten en interviews genoemde drempels (de bruto lijst). In de daarop volgende paragraaf 4.3 tot en met 4.7 worden bij elkaar horende drempels gezamenlijk besproken en wordt per drempel bekeken in hoeverre deze drempel vanuit economisch perspectief geduid kan worden als toetredingdrempel.

4.1 De

energiemarkt

6

De gas- en elektriciteitsmarkt bestaan beide uit verschillende onderdelen. Figuur 4.1 geeft beide markten schematisch weer. Dit schema is een vereenvoudiging. Allerlei technische functies ontbreken. Zo staat de systeemdiensten, zoals balanshandhaving, er niet in weergegeven en ontbreekt de handel. Hieronder werken we eerst de marktstructuur per onderdeel uit en daarna werken we de relaties tussen de onderdelen van de productiekolom uit.

Figuur 4.1 Productiekolom van de elektriciteits- en gasmarkt

Productie

Hoogspanning of hoge gasdruktransport

Distributie

Levering

Bron: SEO Economisch Onderzoek

Productie

De productie van zowel gas als elektriciteit wordt gekenmerkt door weinig producenten. Op de gasmarkt is daarbij nog onderscheid te maken tussen laagcalorisch en hoogcalorisch gas. Kleinverbruikers nemen laagcalorisch gas af dat door Gasterra wordt gewonnen uit het Slochterenveld en verder wordt gemaakt door hoogcalorisch gas om te zetten in laagcalorisch gas. Zowel het aantal winningsbedrijven van hoogcalorisch gas als de conversiecapaciteit van hoog- naar laagcalorisch gas is klein.

Op de elektriciteitsmarkt zijn meer bedrijven actief, maar ook hier is sprake van een geconcentreerde markt. Essent en Electrabel produceren elk ongeveer 20% van het binnenlandse verbruik. Nuon zit daar iets onder. E.on en EPZ produceren ieder rond de 5%. Decentraal

6 De marktaandelen in dit rapport zijn gebaseerd op openbare bronnen en berekeningen op basis daarvan door

(22)

12 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

(warmtekracht en diverse vormen van duurzaam) is ruim 20% van het binnenlandse verbruik. De rest, ongeveer 15% van het binnenlandse verbruik, wordt geïmporteerd.

Transport

Het geproduceerde gas gaat via het hogedrukgasnet van GTS naar de aansluitpunten van de distributienetten. GTS is onafhankelijk van de andere bedrijven in de gasproductiekolom. Het elektriciteitshoogspanningsnet zorgt voor het transport van de elektriciteit van de productie naar de distributienetten. TenneT beheert dit hoogspanningsnet en is onafhankelijk van de overige bedrijven in de productiekolom. Zowel GTS als TenneT verzorgen naast het transport ook een aantal andere functies, zoals de balanshandhaving, die nodig zijn voor continue levering.

Distributie

De distributienetten zorgen voor het transport van gas en elektriciteit naar de afnemers. Er zijn zo’n 10 distributiebedrijven, waarbij Continuon, Essent Netwerk en Eneco Netbeheer de grootste bedrijven zijn.

Levering

Op de leveringsmarkt hebben op dit moment 39 stroomleveranciers en 31 gasleveranciers een vergunning om energie aan kleinverbruikers te mogen leveren. Of al deze spelers ook daadwerkelijk actief zijn, is niet duidelijk. Bovendien zijn sommige leveranciers onderdeel van hetzelfde concern. In totaal zijn er 23 moedermaatschappijen actief op de leveringsmarkt voor elektriciteit en 23 op de leveringsmarkt voor gas.

Duidelijk is wel dat sprake is van een geconcentreerde markt, waarop Nuon, Essent en Eneco de grootste spelers zijn. Deze drie bedrijven bedienen gezamenlijk 82% van de afnemers (bron: DTe marktmonitor). De C3 index op de gasmarkt is 80%. De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) bedraagt voor levering van elektriciteit op de kleinverbruikersmarkt momenteel 2.350 en voor gas 2.150 (idem). Dit is beduidend hoger dan de drempelwaarde van 1.800 waarboven sprake is van sterke concentratie.

De marktaandelen bij de levering zijn (in tegenstelling tot die bij de distributiebedrijven) aan verandering onderhevig doordat bestaande bedrijven sinds de liberalisering van de markt met elkaar zijn gaan concurreren en er nieuwe spelers tot de markt zijn toegetreden. Oxxio is op dit moment naar eigen zeggen vierde in klantenaantallen op de energiemarkt.

Verticale integratie

(23)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 13

nog niet geïntegreerd zijn met productiecapaciteit (het bouwen van productiecapaciteit lijkt meer tijd te kosten dan het winnen van klanten op de leveringsmarkt).

Het komt ook voor dat een Nederlandse leverancier geïntegreerd is met een buitenlands energiebedrijf dat zowel productie als levering heeft. Zo is Intergas geïntegreerd met Dong (een Deens energiebedrijf met eigen gaswinning), en is Oxxio eigendom van Centrica (een Brits gasbedrijf).

Onderstaande tabel toont de toetreding van spelers door te kijken naar de vergunningverlening. Tabel 4.1: Aantal verleende vergunningen (2004-2007)

Elektriciteit Gas

2003 1 0

2004 21 19

2005 9 6

2006 5 4

2007 (tot en met juli) 3 2

Totaal 39 31

Bron: www.dte.nl

Classificaties van de potentiële toetreders (en doorgroeiers) op de

leveringsmarkt aan kleinverbruikers

Zoals uit het bovenstaande blijkt zijn er – bijvoorbeeld naar gelang de mate van verticale integratie – verschillende soorten leveranciers. Omdat deze verschillen van invloed kunnen zijn op wat een bedrijf als een toetredingsbarrière ervaart, maken we bij de beschrijving van de (toetredings)drempels onderscheid naar verschillende soorten toetreders:

• (Greenfield)starter. Dat is een leverancier die vanaf nul een leveringsbedrijf opbouwt. Hierbij kan nog een onderscheid gemaakt worden tussen een toetreder met of zonder stevige financier op de achtergrond. Een toetreder zonder een grote financiële back-up om bijvoorbeeld marketing en groei te financieren of om garanties te regelen, zal sommige barrières anders ervaren dan een toetreder die wel een grote financiële back-up heeft.

• In Nederland actieve producent. Een in Nederland actieve producent kan besluiten om de geproduceerde stroom of het gewonnen gas niet (alleen) aan leveranciers te verkopen, maar om zelf (ook) direct aan klanten te leveren. Dit is bijvoorbeeld de situatie waarin Electrabel en E.on verkeerden voordat ze een Nederlandse leverancier overnamen. Ook (wkk)producenten zouden kunnen besluiten om hun stroom niet meer aan leveranciers te verkopen maar om zelf een leverancier te beginnen.

(24)

14 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

leverancier zijn: grootzakelijk, kleinzakelijk en huishoudens. Elk segment vraagt om een eigen aanpak.

Al aanwezige leveranciers (incumbents) zijn alleen meegenomen voor zover deze proberen door te groeien of toe te treden tot andere marktsegmenten.

• Buitenlands energiebedrijf. Dit kan een buitenlandse producent of leverancier zijn die marktkansen ziet in de Nederlandse markt. Deze kan proberen toe te treden door geheel vanaf nul te beginnen. Tot dusverre heeft toetreding door buitenlandse partijen in Nederland plaatsgevonden door overnames, zo hebben Electrabel, E.on, en RWE een Nederlandse leverancier overgenomen. Buitenlandse producenten worden hier apart onderscheiden omdat ze ten opzichte van starters voordelen hebben als het gaat om bijvoorbeeld garanties. Maar ook hebben ze al meer kennis en ervaring met de energiemarkt, wat een voordeel is. Tegelijkertijd kan deze groep bedrijven tegen andere problemen aanlopen dan al in Nederland actieve producenten en leveranciers, bijvoorbeeld omdat er nog geen Nederlandse vergunning is.

Zoals met alle indelingen valt ook hier natuurlijk op af te dingen. Zo is de indeling niet compleet. Een al in Nederland actieve leverancier kan bijvoorbeeld een nieuwe wederverkoper beginnen. Deze heeft dan een eigen naam, maar geen eigen leveringsvergunning en Programma Verantwoordelijkheid.

Wederverkopers en inkoopcombinaties

Een groep die we verder in het rapport niet apart bespreken, zijn de wederverkopers (soms ook aangeduid als retailers) en de inkoopcombinaties.

Wederverkopers zijn bedrijven die wel toetreden tot de energiemarkt, maar niet als leverancier. Ze beperken zich tot het verkopen en eventueel enige andere activiteiten. De andere onderdelen (zoals de inkoop van de energie en Programma Verantwoordelijkheid) laten ze over aan een andere leverancier. Deze andere leverancier treedt als officiële leverancier op en heeft de leveringsvergunning. Deze constructie is door bijvoorbeeld de HEMA gebruikt.

Inkoopcombinaties bundelen de vraag van kleine afnemers om een betere onderhandelingspositie te hebben bij leveranciers, voorbeelden zijn United Consumers en de Vaste Lastenbond.

(25)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 15

4.2 Toetredingsdrempels

Ten tijde van de evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in 2006 werd geconcludeerd dat, omdat op de kleinverbruikersmarkt voor alle spelers dezelfde regels gelden, sprake is van een gelijk speelveld. Voorts werd geconstateerd dat, omdat er veel nieuwe toetreders en weinig uittreders zijn en er afnemers zijn overgestapt, het erop lijkt dat er op dit moment geen hoge drempels zijn voor toetreding tot de leveringsmarkt. Ecorys (2006, p. 25) concludeert dat het toetreden tot de markt geen probleem blijkt te zijn, maar dat het duurzaam verkrijgen van een stabiele positie lastiger is.7

In deze paragraaf bespreken we de drempels om toe te treden tot de markt voor levering aan kleinverbruikers en de drempels om door te groeien in deze markt. Tabel 4.2 geeft een illustratief overzicht van alle in interviews en (beleids)documenten8 genoemde toetredingsdrempels. In de

navolgende paragrafen worden de verschillende toetredingsdrempels besproken en geduid met behulp van het in hoofdstuk 3 beschreven afwegingskader. In tabel 4.2 staan de verschillende soorten toetreders/groeiers in de kolommen. In de rijen staan de toetredingsdrempels die zijn ingedeeld naar onderdeel van de bedrijfskolom waar het effect optreedt.

Per effect en per toetreder wordt in de tabel vervolgens het relatieve gepercipieerde belang van een drempel aangegeven. Met een ‘0’ wordt weergegeven dat het effect niet van belang is voor die partij. Een ‘+’ geeft aan dat het belangrijk is, een ‘++’ dat het heel belangrijk is, ‘+++’ is voor de zeer problematische drempels. Als binnen een categorie toetreders sterk verschillende meningen worden weergegeven, dan laten we dat in de tabel terugkomen door de uitersten weer te geven gescheiden door een ‘/’. Omdat met sterk verschillende partijen is gesproken en de interviews open waren opgezet, is het niet mogelijk om effecten precies te kwantificeren.9

De indeling van de rest van dit hoofdstuk volgt de indeling van tabel 4.2. We bespreken deze drempels in vijf paragrafen. Deze paragrafen volgen de productiekolom naar boven. Achtereenvolgens toetredingsdrempels die samenhangen met de levering (4.3), de netbedrijven (4.4), het transmissienet (hoogspanning elektriciteit of hoge druk transport van gas (4.5) en productie (4.6). Drempels die overal bij horen worden in een laatste paragraaf besproken (4.7). Voor ieder effect staat weergegeven in welke subparagraaf deze wordt besproken. Iedere paragraaf begint met een korte samenvatting van de drempel. Daarna volgt een uitgebreidere beschrijving van de drempel. Tot slot lopen we voor iedere drempel het afwegingskader van hoofdstuk 3 na. In hoofdstuk 5 staan de uitkomsten van dit afwegingskader op dit afwegingskader weergegeven in een tabel.

7 Ecorys (2006), Evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet: Deelonderzoek 1 (Economische analyse), Directie Toezicht

energie, Den Haag/Rotterdam.

8 We keken o.a. in: Directie Toezicht Energie (2006), “Een markt (z)onder spanning”: Marktmonitor,

ontwikkeling van de Nederlandse kleinverbruikersmarkt voor Elektriciteit en Gas, januari 2006 – juni 2006, Menno van Liere, Bas Postema en Mark te Velthuis, Den Haag, oktober. Directie Toezicht Energie (2006), Evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet: Eindrapport, Den Haag, november. Ministerie van EZ (2006), Evaluatie operationele doel Optimale ordening en werking van de energiemarkt, Den Haag. Office of Fair Trading (1999), Assessment of Market Power, OFT, London; Tweede Kamer (2006), Liberalisering energiemarkten, Brief van de minister van Economische Zaken, vergaderjaar 2005–2006, 28 982, nr. 51, 10 februari.

9 Dit nadeel van de open interviews wordt gecompenseerd doordat de openvraagstelling meer uitnodigde tot

(26)

16 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

Alle in deze paragraaf weergegeven informatie over drempels komt uit de interviews, mits expliciet een andere bron wordt vermeld.

Tabel 4.2: Bruto lijst van toetredingsdrempels met door marktpartijen gegeven indicatie van de impact voor verschillende type toetreders

Para-graaf

Toetredingsdrempel Starter In Nederland actieve producent In Nederland actieve leverancier in ander(e) regio Buitenlandse energiebedrijf 4.3.1 Leveranciers onderling

Hogere kosten door switchproblemen +/++ + + +

4.3.2 De relatie met de klant

4.3.2 Desinteresse/Overstapaversie van klanten

+/++ +/++ +/++ +/++ 4.3.2 Wens van veel huishoudens om dual

fuel af te nemen

+/++ +/++ + +

4.3.2 Soms gebrekkige kwaliteit van informatie voor de klant

+/++ +/++ +/++ +/++

4.4 Distributienetten Interactie leveranciers en netbeheerders

4.4.1 Trage levering meetgegevens door netbeheerder

0/++ 0/+ 0/+ 0/+ 4.4.1 Hogere kosten door switchproblemen ++ + + +

Integratie netbeheerders en sommige leveranciers

4.4.2 Betere persoonlijke contacten binnen een geïntegreerde

leverancier/netbeheerder en daardoor sneller in staat problemen op te lossen

0/+ 0/+ 0/+ 0/+

4.4.2 Reclame door netbeheerders ten gunste van leveranciers binnen dezelfde holding

0/++ 0/+ 0/+ 0/+

4.4.2 Verwarring doordat de naam van netbeheerders lijkt op die van leveranciers

0/++ 0/+ 0/+ 0/+

4.5 Transmissienetten

4.5 Te hoge rekening van onbalans voor kleine partijen

+ 0 0 + 4.5 Niet kunnen uitbesteden van

Programma verantwoordelijkheid (PV)

0 0 0 0 4.5 Schaalvoordelen bij exitpunten van

het gastransmissienet

0/+ 0/+ 0/+ 0/+

4.6 Groothandelsmarkt Gas

4.6.1 Moeilijk om onderscheidend te zijn als gasleverancier door de positie Gasterra

++ 0/++ 0 0

4.6.1 Moeilijk om als starter een gascontract te krijgen door de verplichte minimum afname van Gasterra

+++ 0 0 0/+++

4.6.1 Voor een toetreder leggen de garanties die Gasterra eist een zwaar beslag op de liquiditeit

(27)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 17

Tabel 4.2: Bruto lijst van toetredingsdrempels met door marktpartijen gegeven indicatie van de impact voor verschillende type toetreders (vervolg)

Para-graaf Toetredingsdrempel Green-fieldstarter / Starter met stevige financiering In Nederland actieve producent In Nederland actieve leverancier in ander(e) regio/ segment Buitenlandse leverancier /producent Elektriciteit

4.6.1 Het aantal producenten waar toetreders kunnen inkopen is beperkt: de markt is geconcentreerd en inkopen bij de verticaal geïntegreerde partijen brengt extra risico met zich mee

+++ 0 0/+ 0/++

4.6.1 Verticaal geïntegreerde bedrijven (producenten en leveranciers) lopen minder risico bij prijsfluctuaties.

0/+ 0 0 0/+

4.6.2 Een paar van de leveranciers zijn verticaal geïntegreerd met productie (gecombineerd met geconcentreerde groothandelsmarkt): marge levering daardoor laag

+++ 0 0/+ 0/++

4.6.2 Niet geïntegreerde leveranciers hebben een Informatieachterstand

+ 0 0/+ 0/+

4.7 De markt als geheel

4.7.1 De markt is relatief complex + 0 0 0/+

4.7.2 Wet- en regelgeving

4.7.2 Schaalvoordelen bij het uitvoeren van regelgeving

++ + 0 ++ 4.7.2 Vanuit de overheid worden

beperkingen opgelegd aan het gedrag waardoor het onderscheiden van de concurrent moeilijk is

+++ ++ ++ ++

4.7.2 Grote bedrijven hebben relatief veel invloed op regelgeving

+ 0/+ 0 0/+ 4.7.2 Grote bedrijven hebben relatief lage

kosten door de vormgeving van marktinstituties (als NEDU/EDSN)

++ ++ 0 ++

Bron: SEO Economisch Onderzoek

Noot: Met een ‘0’ wordt weergegeven dat het effect niet van belang is voor die partij. Een ‘+’ geeft aan dat het belangrijk is, een ‘++’ dat het heel belangrijk is, ‘+++’ is voor de zeer problematische drempels. Als bin-nen een categorie toetreders er sterk verschillende meningen weergegeven zijn dan laten we dat in deze tabel terugkomen door de uitersten weer te geven gescheiden door een ‘/’.

(28)

18 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

4.3.1 Leveranciers

onderling

Drempel:

Bij het overstappen van klanten (switchen) ontstaan fouten tussen de leveranciers die de kosten om klanten te winnen vergroten.

Als een leverancier een nieuwe klant binnenhaalt, dan moet deze klant overgedragen worden van de ene naar de andere leverancier. Bij dit administratieve proces kunnen problemen optreden die veel tijd en geld kosten om op te lossen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geswitcht wordt zonder dat de oude leverancier een switchbericht krijgt. Dit leidt ertoe dat de oude leverancier moet nagaan wat er gebeurd is (waarom er bijvoorbeeld geen meterstanden meer worden doorgeven) en er vervolgens tijd en energie in moet steken om het administratief op te lossen. De nieuwe leverancier moet hier ook tijd en moeite insteken, onder andere omdat de nieuwe leverancier het aanspreekpunt is voor de klant. Ook kan het gebeuren dat de nieuwe leverancier te laat is met het doorsturen van het switchbericht, het verbruik van die klant wordt dan aan de oude leverancier gealloceerd. De oude en nieuwe leverancier moeten dit onderling verrekenen. Over de hoogte hiervan moet iedere keer weer onderhandeld worden, omdat er geen heldere regels voor zijn. Dit werkt kostenverhogend en dat is problematisch omdat vooral groeiende leveranciers hier last van hebben en omdat de ene leverancier de kosten van zijn concurrent beïnvloedt.

Informatie over het verbruik van nieuwe klanten is voor sommige leveranciers een probleem. Het verbruik van switchende klanten wordt soms erg laat, niet of foutief doorgegeven door de oude leverancier. Hierdoor moet dan een schatting van het verbruik gemaakt worden. Dit kan weer leiden tot extra werk (beantwoorden van vragen) en ontevreden klanten.

Dit probleem speelt voor alle leveranciers die nieuwe klanten winnen, maar lijkt zich iets sterker voor te doen bij de kleine leveranciers en recente toetreders.

Afwegingskader

Dit probleem met de administratieve gang van zaken wordt verderop besproken (bij interactie met de netbeheerders). Daar gaan we ook kort in op het gebruik van het afwegingskader bij deze drempel.

4.3.2 De relatie met klanten

Drempels:

Klanten zijn terughoudend met overstappen (overstapaversie of desinteresse). Hierdoor moet een toetreder flinke uitgaven doen om nieuwe klanten te werven. Hoe groter deze kosten, hoe minder aantrekkelijk het werven van klanten en dus toetreden of doorgroeien wordt (gegeven de marge).

Huishoudens willen gemak en daarom kopen veel huishoudens gas en elektriciteit graag bij dezelfde leverancier in. Dit creëert voor een toetreder een drempel, vanaf het begin moet gas en elektriciteit worden geleverd of er zijn extra marketingkosten noodzakelijk.

(29)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 19

Op de leveringsmarkt is uiteraard ook het gedrag van klanten van belang voor toetredende en doorgroeiende bedrijven. Hierbij speelt een aantal aspecten een rol.

Veel klanten willen niet overstappen.10 Uit verschillende consumentenonderzoeken van o.a.

NMa/DTe (2006a) en CPB (2005) blijkt dat kleinverbruikers niet bereid zijn over te stappen vanwege het geringe prijsvoordeel dat zij verwachten te behalen, de hoge kosten van de overstap (waaronder het gedoe en onzekerheid die dit in hun ogen oplevert over lange wachttijden, onjuiste afrekeningen e.d.), het feit dat er geen natuurlijk overstapmoment is (het contract hoeft vaak niet expliciet verlengd te worden) en het feit dat energie als basisvoorziening wordt gezien waar je niet voor gaat shoppen (een low interest product). Op het moment dat de overstapproblemen het omvangrijkst waren, was er sprake van overstapaversie. Dit lijkt nu te zijn afgenomen, maar de desinteresse is gebleven. Zonder klanten die tot overstappen bereid zijn, is toetreden of groeien uiteraard onmogelijk. Hoewel de switchaversie (door de problemen rond switchen) nu afneemt, is de switchbereidheid is nog steeds laag. Deze lage switchbereidheid heeft naast de administratieve redenen te maken met de onbekendheid met de markt en de onduidelijkheid over de eigen mogelijkheden en rol, en met de lage verwachte opbrengst van switchen. Naar dit laatste heeft NMa/DTe onderzoek gedaan.11&12 Uit dit

consumentenonderzoek bleek dat de gemiddelde consument bij een prijsverschil van ongeveer € 180 (ruwweg 10% van de totale energiekosten) wel wil switchen. Echter, niet alle respondenten waren bij dat prijsverschil ontvankelijk voor een overstap. Bij een prijsverschil onder de € 100 is 26% van de respondenten bereid om over te stappen. Gemiddeld verwacht de consument dat met overstappen bijna € 50 te besparen valt, terwijl meer dan de helft van de consumenten verwacht dat het financiële voordeel kleiner is dan € 25. Volgens NMa/DTe (marktmonitor 2007) is dit een onderschatting van de werkelijk te behalen besparing. Het daadwerkelijke besparingspotentieel bij een overstap van een gemiddelde naar de goedkoopste leverancier was per 1 juli 2007 € 60 (50 voor elektriciteit en € 10 voor gas). Duidelijk is dat het gewenste prijsverschil ver verwijderd is van het verwachte prijsverschil. Het werkelijk te behalen voordeel ligt daar tussen in. Wel is de prijsdrempel om te gaan switchen licht afgenomen ten opzichte van vorig jaar.

Naast een financieel voordeel gaat het de huishoudens ook om gemak; ze willen maar één rekening. Dit maakt dat een toetreder of een partij die wil groeien op de markt voor levering aan huishoudens een nadeel heeft zolang deze alleen gas of elektriciteit kan leveren. Gezien de moeite die het kost om op een concurrerende manier aan gas te komen, is dit een extra barrière. Dit laatste bespreken we verderop bij de werking van de groothandelsmarkt/productie van gas. Het leveren van alleen gas of elektriciteit is in ieder geval een nadeel, maar de meningen zijn verdeeld

10 Sinds de volledige liberalisering van de Nederlandse energiemarkt (1 juli 2004) is 14% van de consumenten

geswitcht voor elektriciteit (16% inclusief de vroege groene stroomoverstappers) en 11,3% voor gas (dit is inclusief de kleinverbruikers die weer terug zijn gegaan naar hun oorspronkelijke leverancier). Het potentiële aantal overstappers is beperkt tot zo’n 33% (uit het NMa/DTe-Consumentenonderzoek blijkt dat één derde van de consumenten in de afgelopen twee jaar ontvankelijk is geweest voor een switch van energieleverancier). Tussen juli 2006 en juni 2007 is 7,0% van de consumenten geswitcht van elektriciteitsleverancier en 6,8% van gasleverancier. Dit betekent dat voor elektriciteit 525.000 switches plaatsvonden en voor gas 450.000. Het switchpercentage is voor zowel elektriciteit als gas in vergelijking met vorige jaren behoorlijk hoog. Gemiddeld switchen per jaar tussen de 5 en 6% van de consumenten. De switchdruk komt de komende twee jaar van 27% van de consumenten. Deze mensen overwegen om de komende twee jaar te switchen of zeggen dit zeker te gaan doen. (Bron: NMa/DTe, 2007b, monitor 2007).

11 NMa/DTe (2006a), “Een markt (z)onder spanning”: Marktmonitor, ontwikkeling van de Nederlandse

kleinverbruikersmarkt voor Elektriciteit en Gas (januari 2006 – juni 2006), oktober.

(30)

20 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

over de ernst van deze barrière. Voor levering aan kleinzakelijke afnemers speelt dit probleem niet.

Leveranciers geven aan door de regulering beperkt te worden in de mogelijkheden om een onderscheidend product in de markt te zetten. Dit wordt ook beschreven in de beleidsdocumenten. Volgens marktonderzoeksbureau GfK (geciteerd in NMa/DTe, 2006a, p.12) hebben veel bedrijven geen groot onderscheidend vermogen ten opzichte van concurrenten. Zo is productdifferentiatie sinds de liberalisering wel enigszins, maar niet sterk toegenomen. Kleinverbruikers kunnen kiezen uit verschillende producten (naast grijze stroom kan gekozen worden uit verschillende soorten groene stroom en ook gas komt tegenwoordig in een groene uitvoering) en contractvormen variëren in looptijd (onbeperkt of beperkt, variërend van 1 tot 5 jaar) en tarief (vast, variabel). Energie blijft echter een homogeen product en afnemers percipiëren op de markt weinig differentiatie op het gebied van dienstverlening.

Dit bespreken we verderop onder drempels samenhangend met wet- en regelgeving.

De kwaliteit en de hoeveelheid van de informatie op de energiemarkt is volgens sommige partijen niet goed. Dit hindert overstappen en maakt toetreden en doorgroeien daardoor lastig. We geven twee voorbeelden van dit informatieprobleem. Ten eerste is de informatie vaak niet transparant (afnemers zien door de bomen het bos niet meer). Prijzen zijn niet vergelijkbaar, omdat de voorwaarden per aanbieder (sterk) verschillen en niet duidelijk zijn en/of alleen met veel moeite zijn te achterhalen. Ten tweede wordt aangegeven dat informatie die concurrerende leveranciers op hun website geven niet altijd zou kloppen met de daadwerkelijke voorwaarden in hun contracten, waardoor er voor eerlijke leveranciers een concurrentienadeel is (onbetrouwbare informatie). Niet-juiste informatie hindert de marktwerking. Informatie, ook die van de prijsvergelijkers, is nog niet altijd correct en onafhankelijke prijsvergelijkers zijn niet altijd echt objectief. NMa/DTe voert actief beleid op dit punt en voert onder andere onderzoek uit naar de kwaliteit van de vergelijkingssites en de kwaliteit van de informatie op de websites van de energiebedrijven.13 Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de vergelijkingssites in de loop van de tijd

verbeterd is.

Deze drempels zijn voor alle bedrijven min of meer van even groot belang. Deze toetredings- en doorgroeidrempels zijn vaak gemeld tijdens de interviews en ze lijken ook de keuzes van leveranciers om al dan niet te investeren in het werven van nieuwe klanten te beïnvloeden. Alleen voor de al in Nederland actieve leverancier zal het dual fuel vereiste waarschijnlijk minder belangrijk zijn (omdat hij veelal al zowel gas als elektriciteit levert).

Afwegingskader

Het afwegingskader wordt op de eerste twee bullets samen toegepast. Daarna wordt het toegepast op de laatste.

Afwegingskader: Overstapaversie/desinteresse en dual fuel voor huishoudens

• Sommige geïnterviewde partijen geven aan dat de lage switchbereidheid mogelijk een gevolg is van gedrag van marktpartijen (een puinhoop creëren waardoor klanten niet weglopen, is een winstmaximaliserende strategie voor een geïntegreerd bedrijf op een geliberaliseerde markt), deels een gevolg is van de structuur (bij het veranderen van een structuur, zoals bij de invoering van marktwerking, zullen eigenlijk altijd (tijdelijke) problemen optreden) en deels

13 Zie bijvoorbeeld: NMa/DTe (2007), NMa werkt aan betere webinformatie voor energieconsument, Persbericht 07-15 /

(31)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 21

een gevolg is van de manier waarop marktwerking is geïntroduceerd. De afnemers is maar beperkt uitgelegd dat de markt vrij is en dat ze kunnen overstappen. Omdat energie een low interest product is en omdat de winst van overstappen gering is door de geringe prijsverschillen en omdat overstappen gedoe geeft, zijn afnemers van nature niet geneigd over te stappen; een actieve voorlichting had deze geneigdheid vanaf het begin kunnen mitigeren. • Beide punten zijn niet relevant bij de borging van een bepaald publiek belang.

• De partijen die bij de introductie van de marktwerking de grootste reclamebudgetten hadden, waren de incumbents die geen belang hadden bij het op een effectieve manier promoten van de vrije marktwerking. Er is wel een voorlichtingscampagne van de overheid geweest, maar deze is beperkt aangeslagen. Het is de vraag of een overheidscampagne nu nog veel bijdraagt. • Het is waarschijnlijk het meest effectief en efficiënt als NMa/DTe zich (blijft) richt(en) op het

minimaliseren van overstapgedoe.

Afwegingskader: Kwaliteit van de informatie voor de afnemers.

• Het transparantieprobleem is deels een structuurkenmerk: elektriciteit is een van nature homogeen product, hetgeen maakt dat partijen zich zullen proberen te onderscheiden met specifieke en afwijkende leveringsvoorwaarden. De partijen hebben er zelf maar een beperkt belang bij dat de informatie transparant is, omdat dan de mogelijkheden om je in de perceptie van de klant te onderscheiden afnemen. Meer transparantie maakt toetreding waarschijnlijk makkelijker. Bij perfecte informatie is het waarschijnlijk lastiger om toe te treden: alleen het efficiëntste bedrijf houdt dan uiteindelijk klanten over. Een gevaar van te veel transparantie is dat het kan leiden tot uniformiteit.

• Onjuiste, incomplete of intransparante informatie borgt geen publiek belang. Het publiek belang waar het hier om gaat is het mogelijk maken van keuzevrijheid en daardoor effectieve marktwerking met de bijbehorende lagere prijzen. Als elke individuele consument de betrouwbaarheid en compleetheid van alle informatie moet gaan uitpluizen, is dat geen doen. Een transactiekosten motief pleit dus voor bundeling van de informatievergaring. Bundeling van informatievergaring hoeft niet persé door de overheid te gebeuren, maar kan net zo goed door een private partij gebeuren. Overheidsingrijpen is alleen daar nodig waar het geweldsmonopolie noodzakelijk is om juiste en volledige informatie af te dwingen; dat kunnen private partijen niet (behalve als een schandpaal mogelijk is).

• De kosten van het verbeteren van informatie zullen vooral bestaan uit het monitoren van prijzen en voorwaarden. De kosten hiervan zullen vermoedelijk opwegen tegen de maatschappelijke baten.

(32)

22 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

4.4 Drempels samenhangend met de distributienetten

4.4.1 Interactie tussen leverancier en netbeheerder

14

Drempels:

De trage aanlevering van meetgegevens zorgt voor liquiditeitsproblemen bij toetreders, dit stelt hogere eisen aan de financiering van toetreders.

Fouten bij het switchproces zorgen voor extra kosten bij een leverancier die klanten wint. Dit maakt klanten winnen en dus toetreden of doorgroeien onaantrekkelijker.

Leveranciers geven aan dat er een aantal knelpunten is rond de interactie met de netbeheerders15.

Een deel van deze problemen geldt voor alle leveranciers en een deel wordt opgelost als de splitsing van de energiebedrijven een feit is. De problemen die gelden voor alle leveranciers hoeven geen toetredingsbarrières te vormen wanneer iedereen er in dezelfde mate last van heeft. Indien deze problemen vooral bij overstappende klanten, toetreders en doorgroeiende leveranciers optreden, worden zij onevenredig zwaar getroffen door deze problemen.

Een van de klachten is dat de netbeheerders traag zijn met aanleveren van de meetgegevens, waardoor nieuwe toetreders zonder diepe zakken in de liquiditeitsproblemen kunnen komen. De nieuwe leverancier kan zijn rekening naar de afnemer immers pas versturen nadat hij de verbruiksgegevens (van telemetrieklanten) heeft ontvangen. Hierdoor moeten toetreders meer kapitaal achter de hand hebben dan ze anders zouden moeten hebben. Dit zou geen probleem zijn als de kapitaalmarkt voor startende bedrijven in de energiesector perfect zou werken. Dat lijkt echter een te sterke aanname.

Bij het switchen worden bijna geen tot heel veel fouten – de mate waarin dat het geval is verschilt sterk per geïnterviewde marktpartij – gemaakt (tot 60% van de switchen). Het herstellen van fouten bij het switchen kost veel tijd en dus geld. Dit maakt het winnen van klanten en dus toetreden of doorgroeien financieel minder aantrekkelijk. Ook kunnen startende leveranciers niet al hun aandacht richten op het winnen van klanten, waardoor het meer tijd kost om een efficiënte schaal te bereiken.

De trage levering van de meetgegevens lijkt een probleem te zijn dat wel een drempel vormt, maar dat niet heel groot is. De switchproblemen en de kosten die daaruit voortvloeien, zijn daarentegen substantiëler, waarbij dit voor de greenfieldstarters relatief een groter probleem is dan voor de andere typen toetreders.

Afwegingskader

Of deze drempel het gevolg is van het gedrag van marktpartijen of van de structuur is lastig te beoordelen. Enerzijds is de slechte administratie in het voordeel van de holdings waar de netbeheerders deel van uit maken, immers de klanten van de leveringstak worden terughoudender om over te stappen. Anderzijds is het introduceren van marktwerking lastig en

14 In deze paragraaf komen switchproblemen aan de orde. Deze zijn deels al besproken in paragraaf 4.3.2. De

reden voor het op twee plaatsen bespreken van dit effect is dat de switchproblemen een drempel creëren omdat de afnemers minder genegen zijn over te stappen en omdat het een drempel creëert door hogere kosten. Paragraaf 4.3.2 focuste op het eerste effect. Hier ligt de nadruk op het kostenverhogende effect.

15 In deze paragraaf maken we geen onderscheid tussen de verschillende netbeheerders. De gesprekspartners

(33)

DREMPELS OP DE ENERGIEMARKT 23

gaat gepaard met grote administratieve veranderingen. De eerste vraag is daardoor niet eenduidig te beantwoorden.

De drempel lijkt geen effectieve manier om een bepaald publiek belang te borgen. Het aanpakken van de drempel dient overwogen te worden.

Het volledig oplossen van de administratieve problemen op korte termijn kan echter erg duur zijn. Onduidelijk is of het voorgenomen gebruik van slimme meters dit probleem volledig verhelpt.

4.4.2 Geïntegreerdheid van netbeheerder en sommige leveranciers

Drempels:

De leveringsbedrijven die geïntegreerd zijn met een netbeheerder kennen daar vaak mensen, waardoor als ze een probleem moeten oplossen (bijvoorbeeld rond de facturatie) ze dit relatief snel en dus goedkoop kunnen doen. Een toetreder heeft hierdoor relatief hoge kosten.

Reclame door de netbeheerder komt het leveringsbedrijf ten goede wat met dat netbedrijf in een holding zit, zonder dat dit uit de marge van de leverancier betaald hoeft te worden. Hierdoor kan een toetreder relatief weinig reclame maken.

Doordat de naam van het netwerkbedrijf en het leveringsbedrijf sterk op elkaar lijken snappen klanten niet goed bij wie ze nu precies afnemen. Bij onzekerheid worden ze terughoudender om over te stappen.

Op dit moment zijn nog vier leveranciers geïntegreerd met een netbeheerder. Deze leveranciers beleveren 80 tot 90 procent van de Nederlandse kleinverbruikersmarkt (gas en elektriciteit verschillen enigszins). Ook deze vorm van integratie kan de betreffende incumbents voordeel opleveren en als drempel fungeren voor nieuwe toetreders. Ten eerste brengt de integratie met het net, die een zeer stabiele en omvangrijke cash flow oplevert, een laag risicoprofiel met zich mee. Dit profiel gevoegd bij de grote waarde van de netten zorgt voor een hogere leencapaciteit (en lagere kapitaalkosten). Dit punt wordt in de interviews niet expliciet genoemd16, maar

toetreders geven wel aan dat het krijgen van vereiste bankgaranties (die nodig zijn om gas in te kopen op de groothandelsmarkt) problematisch is (zie paragraaf 4.6.1).

Ook kunnen geïntegreerde bedrijven synergievoordelen ervaren op het gebied van huisvesting, P&O, ICT en administratieve systemen. Dit punt dat in de beleidsdocumenten rond splitsing uitgebreid is beschreven, kwam in de interviews verder niet aan bod.

Tot slot geldt dat de namen van de netbedrijven en leveringsbedrijven van de geïntegreerde bedrijven veelal nog sterk op elkaar lijken waardoor het voor deze bedrijven eenvoudiger is om naamsbekendheid te krijgen of te behouden, dan voor nieuwkomers. Uit een onderzoek van het bureau GfK, dat in de marktmonitor van NMa/DTe uit oktober 2006 wordt beschreven, is gebleken dat het voor energieleveranciers zeer moeilijk is om zich (op landelijk niveau) te positioneren in de huidige geliberaliseerde energiemarkt. Van alle nieuwkomers heeft enkel Oxxio een zeer grote naamsbekendheid (80%) verworven. Van de ‘traditionele’ merken hebben alleen Nuon, Essent en Eneco een naamsbekendheid van nagenoeg 100% hetgeen samenhangt met de

16 Het netwerk mag niet gebruikt worden als onderpand voor commerciële activiteiten. Of het netwerk echter

(34)

24 HOOFDSTUK 4

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

relatief zeer hoge marketingbudgetten en landelijke marketingstrategie. Andere partijen, zoals Delta, maar ook Dong (vroeger Intergas) en Cogas (slechts bij 20% van de consument bekend), hebben bewust gekozen om zich meer regionaal te profileren. Er zijn diverse energiebedrijven (zowel nieuwkomers als voormalige energiedistributiebedrijven) die zich bewust als niche speler positioneren.

Overigens zal de invoering van het leveranciersmodel dit nadeel voor nieuwkomers verminderen, omdat daarmee het voordeel van naamsbekendheid van de netbeheerder van een geïntegreerd bedrijf deels wordt geneutraliseerd doordat de nota voor transport dan niet meer door de netbeheerder (bijv. Continuon), maar door het leveringsbedrijf (bijv. Oxxio) wordt verstuurd. Het punt van reclame werd in de interviews meerdere malen genoemd (de geïntegreerde leverancier profiteert ervan dat de netbeheerder reclame voor hem maakt), maar over de mate waarin dat het geval is verschilt de mening sterk per geïnterviewde marktpartij.

Momenteel bestaan er nog steeds kortere lijnen tussen de geïntegreerde partijen dan tussen andere leveranciers en de netbeheerder van een geïntegreerde partij. Een aantal van de geïnterviewden geeft aan dat dit een aantal voordelen heeft voor de geïntegreerde leverancier: • Soms is het voor de geïntegreerde leverancier eenvoudiger om een overstap te regelen of om

problemen met de afrekening te verhelpen. De medewerker bij de leverancier weet precies met wie hij het probleem bij de netbeheerder kan oplossen – de lijntjes zijn kort. De oude persoonlijke banden bestaan nog, terwijl nieuwe leveranciers deze nog niet hebben opgebouwd (en nooit hetzelfde collegiale niveau zullen bereiken).

• De naamstelling van de netbeheerstak werkt verwarrend voor de klanten. Hierdoor zijn klanten terughoudender om over te stappen; ze snappen het niet en blijven daarom veiligheidshalve bij de oude leverancier. Leveranciers willen graag factureren volgens het leveranciersmodel17, omdat huishoudens maar één rekening willen. Bij enkele netbeheerders is

dit lastig of zijn de voorwaarden ongunstig. Hierdoor krijgen de klanten van toetreders twee rekeningen (een voor het net en een voor de elektriciteit) wat huishoudens vervelend vinden en wat ze ervan weerhoudt om over te stappen.

Deze problemen lijken voor alle typen toetreders een matig tot groot probleem te vormen.

Afwegingskader

Als gevolg van deze voordelen heeft een geïntegreerde leverancier een oneigenlijk concurrentievoordeel. De mogelijke oorzaken van deze drempel zijn de afgelopen jaren het onderwerp geweest van een zeer levendig debat. Daarin zijn de volgende aspecten genoemd: gedrag van de netbeheerders, niet volledig toegepaste regelgeving en de structuur van de markt. De uitkomst van dit debat is dat de geïntegreerde bedrijven gesplitst gaan worden. Na de geplande splitsing zullen deze problemen waarschijnlijk verdwijnen. De politieke uitkomst van het splitsingsdebat is dat het opbreken van de verticale integratie tussen leverancier en netbeheerders in het publieke belang is, onder andere omdat het concurrentie op de leveringsmarkt stimuleert en verondersteld wordt dat de kosten van het opheffen hiervan kleiner zijn dan de baten. Als het afgesplitste netbedrijf de naam wijzigt (wat waarschijnlijk lijkt) dan is

17 Bij het leveranciersmodel staan bij de kosten van de netbeheerder ook de rekening van de leverancier, en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer u voor het eerst een factuur probeert aan te maken, wordt u gevraagd om te navigeren naar “E-facturering instellingen” om een overmaken naar adres in te stellen....

Chronisch - Huid Gevaar geïdentificeerd maar geen DNEL beschikbaar.. Algemene populatie

Bij tactische inkoop wordt een keuze gemaakt welke leverancier de goederen of diensten mag leveren tegen welke prijs en inkoopvoorwaarden.. Bij de keuze van leverancier spelen

inkoopadviesbureau te betalen vergoeding uitsluitend ten goede komt aan dat bureau, mits voldaan is aan het transparantievereiste, in dier voege dat de afspraak over die

Daarna zal de Buyer zich op de markt richten en leveranciers werven door naar eerdere gelijkaardige projecten binnen VN-instituties te zoeken, door het checken van de UN

Onze leverancier biedt de mogelijkheid om groencertificaten te kopen zodat de afgenomen hoeveelheid energie gegarandeerd op een duurzame manier wordt opgewekt.. In 2016 zijn voor de

len op beide frequenties, die dus eventueel in stereo kunnen worden gebruikt, maar in hoofdzaak voor twee signalen in ruimten als kerken, theaters, congrescentra e.d., waarbij

Ingrid stelt Tafeltje Dekje aansprakelijk voor de geleden schade. Rechtsbijstandverzekering