BESLUIT
Betreft: mededeling van niet-toepasselijkheid van artikel 34 van de Mededingingswet
Zaaknummer: 2665/Rabobank LTO Nederland
Naar aanleiding van de melding van 31 augustus 2001 in bovengenoemde zaak is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit van oordeel dat geen sprake is van een concentratie in de zin van artikel 34 jo. 27 van de Mededingingswet, omdat de gemelde operatie niet binnen het
toepassingsbereik van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet neergelegde concentratietoezicht valt.
Ook belangenorganisaties zoals LTO Nederland kunnen economische activiteiten hebben.[1] In het onderhavige geval behoeft daarover echter geen uitspraak te worden gedaan, aangezien uit de bij de melding ter beschikking gestelde informatie gebleken is dat in ieder geval niet is voldaan aan de voorwaarde dat LTO Nederland in het voorafgaande kalenderjaar een omzet van ten minste 30 miljoen gulden in Nederland heeft behaald. Ons onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat, wellicht met uitzondering van de stichting genaamd Uitvoering Projecten LTO-Nederland, geen andere organisaties met LTO Nederland verbonden zijn. Derhalve behoeft de omzet van deze
organisaties op grond van de maatstaven van artikel 30 van de Mededingingswet niet te worden meegerekend.
Gelet op het bovenstaande is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit van oordeel dat artikel 34 van de Mededingingswet niet van toepassing is. Dit oordeel laat onverlet het bepaalde in artikel 6 en artikel 24 van de Mededingingswet.
Datum: 28 september 2001
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:
w.g. Mr. J. Schnau
Directeur Concentratiecontrole
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse
---[1] In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen (hierna: HvJ) is het begrip onderneming uitgelegd als elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm of de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Zie bijvoorbeeld het arrest van het HvJ van 23 april 1991 in zaak C41/90, Hfner en Elser, Jur. 1991, I1979. Zie bijvoorbeeld ook het besluit van 31 juli 1998 in zaak 5/Kunstzinnige vorming en onderwijs en van 25 februari 1998 in zaak 52/Hotel Zuiderduin vs. Brandweer van de gemeente Egmond.