• No results found

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens · dbnl"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Valère Depauw

bron

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens. Met illustraties van Victor Quienen. Manteau, Brussel 1942

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/depa002late01_01/colofon.php

© 2016 dbnl / erven Valère Depauw

(2)

AAN VICTOR QUIENEN mijn kameraad.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(3)

I

WIE had ooit durven veronderstellen, dat Remi Zwartekens een dichter was?

Hij had niets van een dichter; noch het lange haar (van er aan te trekken om inspiratie te krijgen), noch de dwepende oogen (van naar de muse te lonken), noch de excentrieke manieren (die een wezenlijk dichter hebben moet). Zwartekens was daarentegen een echt burgermannetje, goed in het vleesch en in de kleeren, met vinnige oogjes in den bolronden kop, waarop stekelig haar groeide, dat kort geknipt was omdat het in geen ordentelijke streep wou liggen. Hij was altijd pikfijn in orde, gladgeschoren en met zuivere nagels en in 't Ministerie van Openbare Werken, waar nochtans zeer nette heeren werkten, werd de ‘commis-rédacteur’ Zwar-

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(4)

tekens beschouwd als een voorbeeld van zorg en nauwgezetheid.

En zoo'n mensch was een dichter...

Hoe hij er toe gekomen was om verzen te schrijven? De liefde had ook dit mirakel verwezenlijkt. Jaren geleden, toen hij nòg verkeerde - vóór zes maand vierden hij en zijn vrouw hun koperen jubileum - had hij voor zijn Martha een kort gedichteke geschreven, dat hij ergens in een brief te pas bracht. Een pijpenrek

waarop geschreven stond ‘In kommer en verdriet, vergeet Uw pijpje niet!’ had hem de gedachte gegeven en het rijm ‘verdriet - niet’ had hij in zijn gedicht kunnen gebruiken. Maar hij herinnerde zich ook hoe hij wanhopig gezocht had naar een rijm voor ‘Martha’ en zich ten slotte had moeten tevreden stellen met ‘een pakje chocola’, dat hij zijn geliefde koopen zou... Martha was er zoo door ontroerd geweest, dat ze bij

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(5)

de eerstvolgende samenkomst bijna niet spreken kon als hij haar het pakje chocolade gaf en met tranen in de oogen had ze hem omhelsd. En Remi Zwartekens had zijn vocatie ontdekt... Geen enkelen brief heeft hij sinds nog naar Martha geschreven of er kwamen een paar gedichten bij te pas en - oefening baart kunst - hij zelf en Martha vonden, dat zijn verzen van langs om schooner klonken.

't Kwam zoo ver, dat Martha ook dichterlijke neigingen begonte krijgen, maar daar zij zelf geen woord kon doen rijmen, schreef ze net-

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(6)

jes al de gedichten van haar geliefde over in een dik schrijfboek van 4,95 Fr. met een gemarbreerd kaft. Zij deed dit buiten de weet van haar vent en op hun trouwdag gaf ze hem het schrijfboek. Nu was het de beurt aan Zwartekens om van ontroering een krop in de keel te krijgen.

Eens getrouwd moest hij Martha natuurlijk geen brieven meer schrijven, maar nu las hij haar het gedicht voor als hij er een aaneen gekregen had. In het begin ging het nog altijd over liefde en wat er betrekking mee heeft, maar op den duur geraakte dit onderwerp versleten en Zwartekens begon zijn inspiratie elders te zoeken: in de eerste zwaluw en het eerste madeliefje, in den maneschijn (maar hij had nog nooit den moed gevonden om uit het gemakkelijk bed te kruipen en den maneschijn van dichtbij te bewonderen), in de sneeuw en in een manken bedelaar, dien hij voor de gelegenheid blind maakte. Stilaan ging hij echter dieper tasten en hij schreef nu al eens een gedicht waarin hij zijn verlangen naar een kindje uitdrukte, want zijn huwelijk was, helaas, onvruchtbaar gebleven... Martha

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(7)

schreef alles braafjes over in het gemarbreerd schrijfboek en toen het vol was kocht zij er een nieuw, een van 6,95 Fr., want in het tempo waarin Remi nu schreef, was een van 4,95 Fr. te gauw vol.

Ach... wie van ons heeft er zijn stille liefhebberij niet? Zijn kanarievogel, zijn mandoline, zijn postzegels, zijn houtzaagje, zijn gedresseerde witte muis, zijn meccano? Waarom mocht Remi Zwartekens zijn brave gedichtjes niet hebben?

Waarom moest een vriend er hem van af trekken? Zonder dien vriend had hij wellicht zijn leven lang die innige verzen geschreven en Martha had ze met dezelfde zorg en liefde overgepend in een schrijfboek en nooit was iemand het te weten gekomen.

Door de schuld van dien vriend zou echter deze late troubadour de paden van de gemoedelijke poëzij verlaten en zich ontpoppen tot een hartstochtelijken barbaar, die den modernsten expressionist zou doen blozen. En, wat het ergste was, de wereld zou het weten en zijn oordeel vellen.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(8)

II

EN hier hebt ge nu den vriend in kwestie, Ray (van Raymond), Ray Wittewrongel.

Wittewrongel was ook verbonden aan het Ministerie van Openbare Werken, maar tot ‘commis-rédacteur’ had hij het nog niet gebracht. Wel was zijn bevordering tot dezen graad nakend en daarom verwaardigde Remi Zwartekens zich om met Wittewrongel tamelijk vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden, al stond hij er anders erg op, dat een superieur den afstand bewaarde tusschen hem en een ondergeschikte. In het begin bestonden die betrekkingen hierin, dat zij op den

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(9)

trein, die hen naar de hoofdstad voerde en terug naar huis bracht - zij woonden in hetzelfde provincienest - den tijd kortten met whisten; twee bedienden van het Ministerie van Volksgezondheid waren hun partners. Later, toen Zwartekens en Wittewrongel hetzelfde pension gekozen hadden om er 's middags te eten, whisten zij nog meer samen en werden hun betrekkingen nog een graad hartelijker. Zwartekens wachtte nog slechts op de promotie van Wittewrongel om familiaar te worden en hem met Raymond aan te spreken; voorloopig noemde hij hem nog Wittewrongel en deze zei: ‘Ik pas, Mijnheer,’ als hij gewaar werd dat Zwartekens schoone kaarten had en graag solo wou spelen.

Maar onverwachts speelde Wittewrongel zelf solo, dit tot groote ontsteltenis en moeilijk te verbergen afgunst van Zwartekens.

Dien maandagmiddag, vóór de soep op tafel kwam, haalde Wittewrongel triomfantelijk ‘De Lens - Periodiek voor Kunst en Letteren’ uit zijn zak, sloeg ze open op bladzijde 5 en gaf ze aan Zwartekens met een gebaar alsof hij een nieuwjaarsbrief afgaf.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(10)

En er stond een gedicht in, een authentiek gedicht, getiteld ‘Tango Notturno’ en geteekend ‘Ray Wittewrongel’... Die kerel dichtte ook! Zwartekens was er het hart van in. Dat die lummel van een Wittewrongel ook verzen fabriceerde was reeds een beleediging voor zijn eigen kunst, maar dat die verzen gedrukt geraakten deed hem effenaf pijn. Zijn gewrochten werden niét gepubliceerd... En zie, ineens leken zij hem haast zonder waarde en zelfs dit gedoe van Martha om al zijn gedichtjes over te schrijven, iets wat hij vroeger zoo apprecieerde, vond hij nu belachelijk.

Dit naar gevoel ging echter eenigszins over bij het lezen van Wittewrongel's literair product:

‘zacht en weemoedig wenken mij sterren aan den hemel verleidend zingen nachtegalen hun hartstochtelijk lied guitaren luiten zuchten

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(11)

luchtig wemelen er meisjes door het hooge gras waarin krekels sjirpen in wilde onverschrokkenheid ...er is leven.’

Waren dat verzen? Zwartekens keek verdwaasd naar Wittewrongel op, een oogenblik meenend, dat die poespas als een grap bedoeld was, maar aan het zegevierend gezicht van den dichter zag hij goed, dat het hem bloedige ernst was... En Zwartekens sloeg zijn vragende oogen neer en las nog eens het gedicht. En, kijk, nu bemerkte hij ineens, dat er geen enkel rijm in te vinden was. Bijna had hij zijn schouders minachtend opgetrokken: een klein kind kon zulke verzen aaneenstooten. Was juist het vinden van een rijm niet het moeilijkste in het dichten? Hij herinnerde zich hoe dikwijls hij gezwoegd had om het passend woord te vinden, hoe dikwijls hij zijn zinnen en zelfs zijn gedachten had omgekeerd omdat zij maar niet wilden rijmen... En, ziedaar, deze slimmerik stapte zoo maar godvruchtig over al deze moeilijkheden heen en maakte gedichten die niet rijmden!

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(12)

‘Hewel?’ wilde Wittewrongel weten wat Zwartekens er van dacht en hij duwde vol verwachting zijn spitsen snuit vooruit.

‘Maar mensch,’ antwoordde Zwartekens, ‘dat is geen gedicht! Dat rijmt niet...’

Wittewrongel nam wanhopig zijn soeplepel vast en stak hem naar omhoog gelijk een zwaard.

‘Rijmen? Rijmen, mijn ziel? Maar Meneer Zwartekens, we leven in de twintigste eeuw en welke dichter, die zich zelf respecteert, rijmt nu nog? Ja, onze voorouders, die gebruikten zulke trukjes, Vondel, Cats, Gezelle... Maar wij, de moderne dichters?

Het rhythme, dat in onze verzen ligt, volstaat...’

En weer meende Zwartekens, dat de andere hem voor den aap hield. Vondel en Cats en Gezelle... hij had nog geen verzen van hen gelezen, maar hij wist toch, dat het groote dichters waren geweest. En Wittewrongel

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(13)

maakte die mannen zoo maar uit voor charlatans... Die vent moest stiepelgek zijn!

Zwartekens voelde het echt aan als een persoonlijke beleediging; alles goed ingezien, hadden Vondel en Cats en Gezelle toch gedicht zooals hij en hij achtte het zijn plicht hen te verdedigen. Hij zou uitschieten, maar Wittewrongel was hem voor. En wat deze toen allemaal verteld heeft, vóór het diner

en er na en op weg naar het Ministerie, daar heeft Zwartekens heel weinig van begrepen, maar 't was iets geweldigs.

Sommige oogenblikken geleek het er op of Wittewrongel een missie predikte; hij bokste met woorden en namen gelijk een pater met hemel en hel, hij jongleerde met kubisme en

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(14)

futurisme en dadaïsme, noemde namen, zoo gek, dat Zwartekens zich afvroeg of het Chineezen waren of Hottentotten en hij stopte maar om van tijd tot tijd eens te vragen:

‘Verstaat ge mij? Volgt ge?’ En Zwartekens, die ten geenen prijze wilde doorgaan voor dommer dan een ondergeschikte, zei telkens een lang, lastig ‘ja’ en hij deed juist of hij veel opmerkingen te maken had. Maar hij zweeg, want op gansch dien rimram kon hij niets antwoorden.

‘Er staan geen komma's, geen punten of geen hoofdletters in...’ vond hij eindelijk toch iets om af te breken. Maar Wittewrongel had ook hierop zijn antwoord klaar.

‘Die zijn er niet noodig!’ zei hij kategoriek. ‘Niet noodig? En hoe weet de lezer waar een zin eindigt en een andere begint?’

‘Luister, Meneer Zwartekens...’ - Wittewrongel zei nog eerbiedig Meneer, maar in zijn toon lag een zeker medelijden en hij nam de houding aan van een

schoolmeester, die aan een leerling iets moet uitleggen. ‘Luister: een mensch, die gevoel heeft, die dichterlijk is aangelegd, heeft geen punten

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(15)

of hoofdletters noodig. Hij ‘voelt’ wat de dichter zeggen wil. Wij, dichters, zijn een elite en onze lezers moeten ook een elite zijn. Wij schrijven niet voor schouwvegers.’

Ja... daarin had Wittewrongel wel gelijk, dat moest Zwartekens toegeven. Een dichter was zeker een buitengewoon mensch en zijn lezer mocht dan ook de eerste de beste niet zijn. Ditmaal was het ‘ja’ van Zwartekens veel meer affirmatief dan de vorige keeren en graag had hij hierover verder gesproken. Maar voor Wittewrongel was dit onderwerp niet belangrijk genoeg en hij vloog weer verloren in het kubisme en het dadaïsme... Bijna kwamen zij te laat op het bureau.

Dien namiddag heeft de ‘commis-rédacteur’ Remi Zwartekens heel weinig gewerkt.

De theorieën van Wittewrongel, al had hij er niet veel van begrepen, bleven in zijn kop spoken en hij begon zich af te vragen of die wildeman per slot van rekening geen gelijk had. Alles moest zich toch aanpassen aan den modernen tijd en waarom de poëzie niet? Dat Wittewrongel's gedicht gepubliceerd werd was wel het klinkendste bewijs, dat er

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(16)

iets in stak en dat Wittewrongel het wellicht bij het rechte eind had.

Zwartekens zou dit eens goed onderzoeken...

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(17)

III

‘MAIS enfin...’ zei Zwartekens, die graag Fransche woorden gebruikte wanneer hij het zeer lastig had om iemand te overtuigen, ‘dat gedicht moet toch iets beteekenen, anders had “De Lens” het toch niet opgenomen!’ ‘Dit bewijst doodeenvoudig, dat de heeren van “De Lens” al zoo gek moeten zijn als Wittewrongel,’ hield Martha vol en ze was van haar meening niet af te brengen.

Zwartekens had te Brussel een exemplaar van ‘De Lens’ gekocht en thuis had hij Martha aanstonds op de hoogte gebracht van de discussie, die hij met Wittewrongel gevoerd had. Tenminste, hij stelde het voor of zij gediscussieerd hadden, want het ging toch niet om Martha te zeggen, dat hij gelijk een schooljongen naar Wittewrongel geluisterd

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(18)

had. Martha hoorde echter gauw, dat hij zich reeds half had laten overtuigen en dat vond ze absoluut niet kranig van hem. Voor haar waren de gedichten van haar man immers het summum, dat in de poëzie te bereiken was en zoo'n zot epistel, waaraan kop noch staart te krijgen was, ging hij zelf straks beter vinden dan zijn eigen werk!

‘Toe, Remi...’ drong ze aan. ‘Laat u toch niet door die dwaasheden van

Wittewrongel beïnvloeden.’ - 't Was zonderling, Martha begreep het waarom niet, maar ze kreeg schrik voor dat moderne gedoe; haar man trok het zich te erg aan. Hij, die anders zoo halsstarrig aan den gewonen gang der dingen hield, liet zich nu ineens overhalen om iets te verdedigen, dat heelemaal verschilde met wat hij tot nu toe gehuldigd had... Intuïtief voelde Martha, dat daarin een groot gevaar schuilde voor de rust in haar huishouden. En ook Zwartekens kreeg den indruk, dat er iets

abnormaals met hem gebeurde; hij schudde lastig het hoofd en zei om te besluiten:

‘Waarom daarover zoo piekeren? dat heeft ten slotte heel weinig belang...’

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(19)

Maar dit zei hij niet aan Martha: dat hij de volgende dagen daarover veel piekerde en met zich zelf maar niet tot een akkoord komen kon.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(20)

IV

VEERTIEN dagen later publiceerde ‘De Lens’ een tweede

gedicht van Ray Wittewrongel:‘ Two o'clock in the Morning’. 't Was waarachtig nog gekker dan ‘Tango notturno,’ want Wittewrongel, die in avondlessen de Engelsche taal studeerde, had uitgepakt met zijn geleerdheid en om de drie, vier Vlaamsche woorden gebruikte hij een Engelsch. Hij dacht een kolossaal effect hiermee te bereiken en gedeeltelijk was hij daarin wel geslaagd, zij het ook anders

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(21)

dan hij bedoeld had. Ditmaal was Zwartekens zoo roekeloos niet om maar dadelijk zijn oordeel te latenkennen. Wittewrongel zou wellicht weer een redevoeringske ten beste geven en dit moest hij kost wat kost vermijden: vandaag had de hospita juist zijn lievelingsgerecht bereid, roode kool met worst...

‘Laat mij dit eens op mijn gemak overknabbelen,’ zei hij voorzichtig. ‘Morgen zeg ik u dan hoe ik uw gedicht gevonden heb.’ Maar Wittewrongel had nog een verrassing voor hem en hij kon niet langer wachten om het hem te zeggen.

‘Kijk eens naar de opdracht!’ toonde hij ijdel en tot zijn groote verwondering zag Zwartekens bovenaan het gedicht in heel kleine letters gedrukt:

‘Aan den heer Remi Zw. uit dankbaarheid voor de belangstelling.’

Ge moet heden Remi Zwartekens niet meer spreken over deze opdracht; hij zal doen of hij ze nooit ernstig heeft opgenomen en medelijdend zal hij glimlachen om die onnoozelheid van Wittewrongel. Sinds is er ook reeds zooveel gebeurd... Maar ik weet vast,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(22)

dat hij geweldig ontroerd was toen hij die opdracht onder de oogen kreeg. En waarom niet? Kom, laten wij niet verwaand doen, gij en ik en alle menschen, die een hart in het lijf hebben en geen kasseisteen, zeg eens, zouden wij niet ontroerd zijn als er ons een gedicht moest opgedragen worden?

Van dien dag af was Zwartekens definitief gewonnen voor de poëzie van Wittewrongel. En als hij het toch nog één keer beproefd heeft om zich met zijn gedichten een plaatsje te veroveren op den Parnassos, dan is dit alleen geweest om genoegen te doen aan Martha, die een laatste, wanhopige poging aanwendde om haar man te redden, een poging, die trouwens gansch faliekant uitliep. Hartstochtelijk had Zwartekens ‘Two o'clock in the Morning’ verdedigd - ‘dat gekkenwerk,’ gelijk Martha het gedicht misprijzend noemde - hartstochtelijker zelfs dan hij het wel meende, want hij wou absoluut zijn vrouw overtuigen. Maar Martha wàs niet te overtuigen en even hartstochtelijk als haar man Wittewrongel verdedigde brak zij hem af. Het werd hun eerste heftige twist, een tra-

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(23)

gische twist omdat hij vernietigde wat zoolang het innigste bindteeken in hun liefde was geweest. Geloof mij, het was voor beiden zeer hard, voor Zwartekens om zijn eigen kunst af te breken en

voor Martha om afstand te doen van de illusie, dat haar man een groot dichter was...

Ja, Martha werd het gewaar, Remi had ook zijn kleinmenschelijke zijden. Ze begreep nu, dat het hem niet meer voldoende was te schrijven voor zijn vrouw alleen, maar dat hij, gelijk Wittewrongel, gedichten van hem wilde gepubliceerd zien. Nog een oogenblik aarzelde zij om haar laatste, gevaarlijke argument in den strijd te werpen, maar plots deed zij het toch.

‘Als de gedichten van Wittewrongel in “De Lens” opgenomen worden, is dat nog geen

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(24)

bewijs, dat alleen zijn werk goed is...’ - Zij wachtte even en zei dan stil en rap:

‘Waarom zoudt gij het niet eens probeeren, Remi?’

‘Wat?’ vroeg Zwartekens bruusk.

‘Stuur ook een gedicht in. Wie weet vindt men het niet beter dan Wittewrongel's werk...’ 't Duurde twee dagen eer zij hem overtuigen kon. Dan stuurde hij naar ‘De Lens,’ samen met een beleefden brief, ‘Verlangen’, zijn beste gedicht.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(25)

V

TOEN dien zaterdagmiddag Wittewrongel weerom zoo triomfantelijk het pension binnengestampt kwam, dacht Zwartekens niets anders of ‘De Lens’ had een derde gedicht van hem gepubliceerd. Maar ditmaal had de pret van Wittewrongel onedeler motieven; Zwartekens zou het tot zijn schaamte en schande aanstonds ondervinden.

‘Meneer Zwartekens,’ begon Wittewrongel - de ‘commis-rédacteur’ merkte verontwaardigd op, dat zijn ondergeschikte overdreven den nadruk legde op den verkleiningsuitgang ‘kens’ en spottend zijn tanden toonde - ‘ik ontving van den redactiesecretaris van “De Lens,” die mijn vriend is, uw gedicht “Verlangen ”...’

Het gezicht van Zwartekens, zoo strak ineens,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(26)

deed Wittewrongel er plots aan denken, dat hij nog altijd ‘commis-d'ordre’ was en nog geen ‘commis-rédacteur’ en hij liet maar dadelijk zijn spottenden toon varen.

Alleen een licht trillingsken verraadde nog zijn leedvermaak.

‘Het spijt de redactie erg, dat zij uw “Verlangen” niet in “De Lens” kan opnemen...’

zei Wittewrongel gewichtig. Hij dacht eens na en voegde er nog bij, dat men het gedicht naar hem gestuurd had omdat men veronderstelde, dat hij als stadsgenoot van den dichter, dien heer Zwartekens moest kennen. Beleefdheidshalve en ook uit voorzichtigheid verzweeg hij hoe de redactiesecretaris, die soms nogal vulgair kon zijn, geweldig den draak gestoken had met ‘Verlangen’ en tekstueel geschreven had

‘liever dan het gedicht, het water van Zwartekens wilde opnemen om hem er in te laten verzuipen...’

‘En welk is de reden van de weigering?’ kon Zwartekens hem eindelijk vragen, heel zwakjes, al deed hij zijn best om nog ‘grand seigneur’ te spelen en te doen of het hem onverschillig liet. Hier wilde Wittewrongel

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(27)

hem hebben en hij trok van leer. Hij haalde nog eens zijn theorieën boven en verzekerde andermaal, dat gedichten in den aard van ‘Verlangen’ niet meer van dezen modernen tijd waren. Zeker, hij gaf het toe, de inhoud van het gedicht, al was het thema oud als de straat, kon er door en in een modernen vorm gegoten was er misschien iets goeds van te maken... Voor de duistere blikken van Zwartekens deed Wittewrongel nog verdere concessies: nu beweerde hij dat, al ging hij absoluut niet akkoord met den vorm, hij toch de overtuiging had, dat alleen een dichter, een waarachtig dichter zoo iets schrijven kon. Als die dichter nu maar in godsnaam naar hem wilde luisteren, de techniek van het vrije vers wilde aannemen, hij zou...

‘Zwartekens,’ riep hij geestdriftig uit, ‘als ge verzen schrijft gelijk de mijne wordt ge een groot dichter!’ - Maar de rest van den lof ging voor Zwartekens verloren:

Wittewrongel, dat stuk ‘commis-d'ordre’, had Zwartekens gezeid, Zwartekens zonder Meneer, Zwartekens tout court! Waar was de eerbied voor den superieur te zoeken?

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(28)

En nu werd Zwartekens gewaar hoe zeer Wittewrongel hem reeds ingepalmd had, hoe hij zelfs een zeker geestelijk overwicht op hem uitoefende. Eigenlijk had hij zijn ondergeschikte met eenige gepaste woorden op zijn plaats moeten zetten en die woorden kon hij voor den duivel niet vinden. Gelukkig dat de hospita juist den voornaamsten schotel op tafel bracht, zoo kon Zwartekens zijn verontwaardiging verwerken op zijn patatten. Maar in den trein, die hen 's avonds naar huis bracht, beloofde

hij toch half en half het te zullen beproev e n o m m o d e r n e verzen te schrijven.

Wittewrongel zou hem eenige werken over het expressionisme aan de hand doen en ook eenige bundels van de modernste dichters. En, natuurlijk, zou hij hem met raad en

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(29)

daad bijstaan en er voor zorgen, dat zijn werk gepubliceerd werd.

Moet ik nog zeggen, dat Wittewrongel geen enkelen keer nog Meneer zei, maar altijd kortaf Zwartekens? Hij deed dit zoo natuurlijk of het altijd zoo was geweest en Zwartekens legde er zich bij neer...

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(30)

VI

ZWARTEKENS bestudeerde ijverig het expressionisme en andere moderne

kunstuitingen, las en herlas de gedichten van jonge poëten - beroemde en onbekende - en meer en meer geloofde hij, dat dáár de waarachtige poëzie lag. Toen hij zich dan op zekeren avond waagde en een gedicht bijeen gestoken kreeg, dat zijns inziens gemakkelijk de vergelijking kon doorstaan met wat in tijdschriften en dichtbundels gedrukt stond, was hij heelemaal overtuigd en in zijn verbeelding zag hij reeds zijn gedicht gepubliceerd, 't Was niet noodig, dat Wittewrongel hem nog opmaakte;

Zwartekens was reeds zoo'n apostel van de moderne poëzie geworden,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(31)

dat hij zijn leermeester lessen had kunnen geven.

't Gemakkelijkste was nu geweest, dat hij zijn gedicht aan Wittewrongel gaf; dank zij zijn connectiën had deze het zeker in ‘De Lens’ geplaatst gekregen en dan stond voor Zwartekens de weg open naar grooter roem. Maar Martha stak nog eens stokken in de wielen.

Toen hij zijn gedicht voorlas - zei ik reeds, dat het als titel ‘De Wissel van het Leven’

droeg? - en Martha tot de overtuiging kwam, dat Remi het zeer ernstig meende en voor geen enkele rede zou vatbaar zijn, trachtte de ongelukkige te redden wat er nog te redden was en haar man een nieuwe vernedering bij Wittewrongel te besparen.

‘Er zijn toch nog andere tijdschriften dan “De Lens”...’ begon ze voorzichtig. ‘Waarom moet Wittewrongel daarbij gemoeid zijn?’ - Omdat Zwartekens aarzelde ging ze nog een beetje verder:

‘Hij is nog altijd uw ondergeschikte, Remi

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(32)

en 't is nooit goed wanneer ge aan een ondergeschikte iets te danken hebt...’ - Zwartekens gaf zich over.

Hij kocht den zaterdag een nummer van elk der vijfentwintig verschillende

tijdschriften ‘voor kunst en letteren’ en den zondag namiddag, in plaats van een wandeling te doen, bespraken hij en Martha welk blad het meest in aanmerking kwam om het gedicht op te nemen. Ten slotte, na lang wikken en vegen, kozen zij ‘De Blauwe Eenhoorn’ omdat het nog een jong en mager tijdschriftje was - het beleefde zijn derde nummer van den eersten jaargang - maar bijzonder omdat zij er moderne gedichten in vonden waarvan de eindwoorden der versregels niet rijmden. Zwartekens schreef weer een zwierigen brief aan den ‘Hooggeachten Heer Redactiesecretaris,’

liet hem weten, dat hij de som van vijftig frank stortte voor een jaarabonnement op het tijdschrift en verzocht hem, in het postscriptum,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(33)

om opname van zijn gedicht. ‘De Wissel van het Leven’ ging een zegerijke toekomst in...

Veertien dagen nadien liep Zwartekens al de boekhandels af, maar ‘De Blauwe Eenhoorn’ was nergens in Europa te vinden. Een kort briefje, dat Zwartekens een paar dagen later als abonné toegezonden kreeg, lichtte hem echter in: gezien de onoverwinnelijke moeilijkheden zag ‘De Blauwe Eenhoorn’ zich genoodzaakt zijn strijd voor kunst en kultuur op te geven. De redactie trof echter een akkoord met de directie van ‘De Lens’ en de abonnés zouden zoolang als hun abonnement liep dit tijdschrift ontvangen... Veel beleefde groeten en hartelijke dankwoorden voor den steun konden Zwartekens niet milder stemmen jegens de mannen van den Eenhoorn, die zich zelfs de moeite niet gaven zijn gedicht terug te sturen. Maar ontmoedigd was hij niet.

‘Er bestaan nog meer tijdschriften!’ riep hij nijdig tot Martha en zonder langer na te denken schreef hij weer een brief, nu naar den redactiesecretaris van ‘De Roep!’. En hij betaalde weer een jaarabonnement.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(34)

‘Als het deze maal mislukt...’ - Maar Zwartekens zei niet wat hij dan zou doen. 't Was ten andere niet noodig het to zeggen, want hij zelf zoowel als Martha wist, dat zij in dit geval nog ergens anders zouden probeeren.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(35)

VII

EN 't mislukte andermaal...

Dezen keer verloor Zwartekens bijna zijn zelfvertrouwen, niet zoodanig omdat men zijn gedicht niet opnam - er waren immers nog meer tijdschriften en op een

jaarabonnement meer of minder kwam het niet aan - maar om een gansch andere reden. Als ge nu bedenkt, dat de redactie-secretaris van ‘De Roep!’ hem schreef, dat het tijdschrift zich niet kon bezighouden met zinloos geëxperimenteer en dwaze pseudo-poëzie en hem verwees naar het jongste nummer van ‘De Roep!’, waarin inderdaad een half dozijn gedichten stonden, die allemaal geschreven

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(36)

waren naar het oud recept en wel bleken afgekeken te zijn van Zwartekens' eerste verzen!

Was die brief niet zoo koud afwijzend opgesteld geweest, misschien had Zwartekens het gewaagd om zijn ‘Verlangen’ op te sturen... Maar de toon, die de

redactie-secretaris aansloeg, was al te onbeleefd en in Zwartekens zat er nog genoeg zelfrespect om zich zoo'n beleediging maar niet te laten welgevallen. Wat verbeeldde die kerel van ‘De Roep!’ zich wel? Dat alleen zijn stemmetje gehoord werd in de kunstwereld? Zwartekens zou hem bewijzen, dat er Voor dichters nog andere deuren openstonden... Martha, die gezwegen had om haar man niet nog meer op te winden, al was ze zoo verontwaardigd als hij, vroeg nu:

‘En wat gaat ge doen?’

‘De Lens,’ siste Zwartekens en Martha hoorde, dat er aan die beslissing niets meer te wijzigen viel: haar man stortte zich onvoorwaardelijk in de armen van

Wittewrongel.

Natuurlijk was Wittewrongel vlam en vuur

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(37)

voor het gedicht. Hij vond het merkwaardig... ontroerend... origineel... voornaam...

en had Zwartekens hem niet tegen gehouden, hij had, zoo waar, direct ‘De Wissel van het Leven’ op den trein uitgegalmd! Of ‘De Lens’ het zou opnemen?

Als zoo iets niet gepubliceerd werd, kapte Wittewrongel liever zijn twee vuisten af dan nog een enkel vers te schrijven. Zwartekens mocht heel gerust zijn; vandaag nog stuurde hij het gedicht naar zijn vriend, den redactie-secretaris en hij zou aandringen opdat het in het eerstvolgend nummer zou verschijnen.

En Wittewrongel slaagde: in het volgend nummer van ‘De Lens’ stond, en op de eerste bladzijde nog wel, ‘De Wissel van het Leven’ afgedrukt! Of Zwartekens gelukkig was? Luister: gij, die nooit een gedicht of wat

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(38)

anders gepubliceerd hebt, kunt u de diepe vreugde niet voorstellen, die een dichter deelachtig wordt, wanneer hij zijn werk, met zijn naam onderteekend, gedrukt ziet.

En bijzonder de eerste maal is dit gevoel overweldigend. Ge zult dan ook niet begrijpen, dat Zwartekens een zaligheid kende, grooter dan toen hij tot

‘commis-rédacteur’ bevorderd werd... Waarachtig, hij, die nooit het intense geluk van het vaderschap had gesmaakt, kon er zich nu een voorstelling van maken. En Martha? Zeker, zij had het nooit kunnen goedkeuren, dat haar man zoo in het spoor van Wittewrongel liep en met leede oogen had ze die evolutie van ‘Verlangen’ tot

‘De Wissel van het Leven’ zich zien voltrekken. Maar nu zij de poëzie van Remi gedrukt zag en er aan dacht hoeveel menschen ze zouden lezen, nu was Martha zoo fier of zij die zelf geschreven had. En dan: haar man was gelukkig... En is dit voor een goede vrouw niet het grootste genoegen? Heel precieus plakte zij het gedicht in het schrijfboek van 6,95 Fr. en ze teekende er een kaderke rond in rooden inkt.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(39)

Dien avond vaarde het genie door het brein van Zwartekens en hij schreef ineens twee gedichten... Toen hij ze voorgelezen had waren de oogen van Martha nat van de tranen, want ze had er iets in teruggevonden van zijn vroegere liefdeverzen...

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(40)

VIII

ZWARTEKENS werd het zoo stilaan gewoon zijn vriend Wittewrongel van tijd tot tijd te zien aangedraven met een of ander interessant nieuws over zijn literair werk:

ofwel zou ‘De Lens’ weer eens een gedicht van hem opnemen, ofwel had men in een tijdschrift over zijn poëzie geschreven - of het lovend was of afkeurend kwam er niet zoodanig op aan, hoofdzaak bleef, dat men er over schreef -, ofwel had een onbekende lezer van ‘De Lens’ hem een brief met gelukwenschen gestuurd.

Zoo glorieus als dien maandagmorgen had Zwartekens hem echter nog nooit gezien. Wittewrongel leek wel een klap van den molen te hebben gekregen, zoo gek deed hij en 't duurde een paar minuten eer hij kon

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(41)

zeggen wat er op handen was. Stel u voor: hij gaf een verzenbundel uit! Zaterdag - hij had er niemand over gesproken omdat het een verrassing moest zijn - zaterdag dus was hij bij den drukker van ‘De Lens’ geweest en zij waren tot een akkoord gekomen. Wittewrongel zou een bundel samenstellen met zijn twaalf beste gedichten en de drukker zou hem hiervan tweehonderdvijftig exemplaren leveren tegen een zeer schappelijk prijsje.

‘En hoe zult ge die tweehonderdvijftig exemplaren verkoopen?’ waagde Zwartekens het den zakelijken kant onder de oogen te zien. Maar hierover maakte Wittewrongel zich geen zorgen: hij had veel

vrienden, die een bundel zouden koopen en ‘De Lens’ zou ook wel pro-paganda maken voor het boek van haar medewerker. Daarbij - Wittewrongel kreeg met veel omhaal een notaboekje en een potlood uit zijn

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(42)

zak - zoo geweldig veel exemplaren moesten er niet verkocht worden om de

drukkosten te dekken. Hij maakte gauw de berekening voor Zwartekens en deze kon er zich van overtuigen, dat de bundel een financieel succes zou zijn als hij uitverkocht geraakte, iets waaraan Wittewrongel geen oogenblik twijfelde. Hij ging zelfs verder:

de drukker zou best doen het zetsel te bewaren voor een mogelijken herdruk...

Wittewrongel mocht in veel dingen een zonderlinge kwast zijn, één groote eigenschap bezat hij: doorzettingsvermogen; wat hij zich voornam te doen volbracht hij, 't mocht kosten wat het wilde. Maar niemand, zelfs Zwartekens niet, die hem nu nochtans goed kende, had durven veronderstellen, dat hij er zou in slagen om in zoo'n korten tijd zijn verzenbundel klaar te hebben. Top zeventien dagen na zijn onderhoud met den drukker kon hij Remi Zwartekens ‘Verzen I door Ray Wittewrongel’

aanbieden.

't Was een mager, danig mager boekje en Zwartekens vond den prijs, 15 Fr., betrekkelijk hoog. Wittewrongel niet; hij wees op

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(43)

de verzorgde uitvoering, op het magnifiek papier en, al bleef dit onuitgesproken, Zwartekens kon uit zijn houding verstaan, dat voor hem, Wittewrongel, de inhoud minstens 15 Fr. waard was. Nu, 't bundeltje had vijftig frank mogen kosten, Zwartekens had het nog gekocht, want hij vergat niet welke verplichtingen hij, als dichter, aan Wittewrongel had. ‘Maar waarom is de titel “Verzen I”?’ wilde Zwartekens nog weten.

‘Waarom? Wel, over een paar maand, wanneer deze verzenbundel zal uitverkocht zijn, kom ik met een nieuwen voor de pinnen en deze wordt “Verzen II”. En als er andere volgen, noem ik ze “Verzen III”, “Verzen IV”, enzoovoort...’

Die vent twijfelde parmantelijk aan niets! Zwartekens had al de moeite van de wereld om zijn jaloerschheid te verbergen voor dit onverstoorbaar optimisme van Wittewrongel, een gewettigd optimisme, ten andere, want Zwartekens wist, dat met dezelfde hardnekkigheid waarmee hij zijn eersten verzenbundel tot stand had gebracht, Wittewrongel zou werken om den volgenden uit te geven. Op dit

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(44)

oogenblik kende Zwartekens een gevoel als dien keer toen Wittewrongel hem zijn eerste gedtukt gedicht toonde. Gelijk hij toen geoordeeld had, dat het niets beteekende een schrijfboek vol gedichten te bezitten, vond hij het nu nul en van geen waarde in een tijdschrift gepubliceerd te hebben. De overwinning behaalde de dichter eerst met een verzenbundel en Zwartekens voelde, voelde duivels goed, dat hij geen rust zou kennen eer ook van hem een boekje zou verschenen zijn.

Nog ongeduriger werd hij door de berichten over den glansrijken verkoop van

‘Verzen I’. 't Boek ging geweldig! Trouw elken morgen zei Wittewrongel hem hoeveel exemplaren er verkocht waren den dag er voor en Zwartekens werd er zich van bewust, dat hij bij zijn ondergeschikte een tweede groote eigenschap geïgnoreerd had: zijn handelsgeest. De duivel kon weten waar Wittewrongel allemaal die bundels verkocht kreeg, voor Zwartekens bleef het een raadsel. Iederen dag wist hij er te plaatsen, drie exemplaren, vijf, twee, eens elf op één dag. Had hij het

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(45)

zoo enkele weken kunnen volhouden, de bundel was waarachtig uitverkocht geweest, maar geleidelijk verminderde de verkoop en nu kwamen er reeds dagen, dat

Wittewrongel geen zegebulletijn te melden had. De zaak was echter gered: hij had reeds meer ontvangen dan hij den drukker zou te betalen hebben.

Maar niet alleen financieel werd ‘Verzen I’ een succes, ook op ander gebied lachte het geluk Wittewrongel toe. Ik wil hier niet spreken over de vele geestdriftige brieven, die de dichter van bewonderaars en bewonderaarsters toegezonden kreeg, al was dit reeds voldoende om iemand het hoofd op hol te brengen. Van meer belang was de reactie van de critiek en over deze had Wittewrongel ook niet te klagen. Zwartekens begreep maar niet hoe het kwam, dat haast al de besprekingen over Wittewrongel's werk lovend waren, dan als de critiek sommige dichters zoo giftig kon te lijf gaan...

Hij wist niet, dat Wittewrongel deze gunstige besprekingen te danken had aan allerhande intriges; hij wist niet hoe de slimmerik de recensenten

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(46)

platte brieven schreef, hen zelfs bezocht, hoe hij maneuvreerde tot zij niet anders konden dan goed over zijn werk te schrijven. Dat zijn roem slechts een artificieele roem was, had Wittewrongel nooit toegegeven, nog aan zich zelf niet. Hij glorieerde rustig en kreeg een stap of hij secretaris-generaal was in plaats van een doodgewone

‘commis-d'ordre’. Die hoogmoedige manieren van zijn ondergeschikte, samen met het eigen minderwaardigheidsgevoel en dit verlangen om ook een beetje roem te verwerven maakten het leven van Remi Zwartekens effenaf zuur. Ja, hij zou ook een bundel uitgeven... hij kon er niet buiten. En om te beginnen liet hij zijn haar groeien.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(47)

IX

TWAALF gedichten is zeker de wereld niet, maar als ge twaalf donderslagen wilt doen losbarsten, moogt ge natuurlijk niet overhaast te werk gaan. Zoo kwam het, dat er meer dan twee maanden verliepen eer Zwartekens met zijn verzenbundel klaar kwam.

Maar... 't Wàs een verzenbundel...

Zwartekens, die er alles op gezet had om een kolossaal effect te bereiken was slechts tevreden geweest wanneer zijn gedichten moderner waren dan het allermodernste dat reeds verscheen. Wilt ge een voorbeeld? Kijk,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(48)

hierna volgt het liefdegedicht van Dokus, ‘Frag' nicht warum’:

‘dokus heeft een liefje dat liefje heeft een dokus wat is dokus zonder liefje wat is liefje zonder dokus dokus heeft zijn liefje lief liefje heeft haar dokus lief waarom heeft dokus zijn liefje lief waarom heeft liefje haar dokus lief dokus heeft een eksteroog

maar eksteroog heeft geen dokus waarom heeft liefje een dokus en eksteroog helemaal geen waarom heeft dokus zijn liefje lief waarom verfoeit hij dat oogje saltrates rodell is een

o n f e i l b a a r

middel tegen eksterogen dokus heeft een hoed gekocht’

Meen nu niet, dat dit het meesterstuk van

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(49)

den bundel was. De elf andere gedichten waren op zijn minst ‘Frag' nicht warum’

waard, maar zij bezongen andere onderwerpen. En dit had zijn goeden kant, vond Martha, want het zou bewijzen, dat de dichter een mensch was met uitgebreide kennis.

Er was een gedicht over een demi-mondaine, die ‘paradeert met opgestoken rode parasol boven haar geverfde bol,’ over ‘de fine-fleur van onze jeugd, die tuk loopt op dans en jazzmuziek,’ over ‘drie beren, een grote, een kleine en een teddybeer,’

over een vlieg, die... Maar dit gedicht is te schoon en ik moet het heelemaal overschrijven:

‘Mort de Mouche’

‘een vlieg vloog vliegens- vlug

tegen een vliegevanger en was dood

dood als een pier dood als een vlieg dood als een dode vlieg

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(50)

vader vlieg had veel verdriet ging naar de matkt

en kocht een nieuwe vlieg op het huis van de vlieg hing de vlag halfstok en men vergat de dode vlieg bewonderd werd de schone vlag’

Er was zelfs een politiek gedicht bij, over en tegen het communisme, dat voor deze gelegenheid gekoppeld werd - waar had Zwartekens dàt gevonden? - aan... den Vlaamschen wielrenner Haemerlinck:

‘hamer en sikkel hamerland en sikkelland hamerlink zijn binnenband domineren de wereld...’

Dit gedicht zou, volgens Zwartekens, de ‘clou’ zijn van zijn verzenbundel. En hij sloeg den nagel op den kop, want toen Wittewrongel het 's anderendaags te lezen kreeg,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(51)

krijschte hij van geestdrift.

‘Dat gedicht is zijn gewicht in goud waard!’ verzekerde hij en hij las het nog eens luidop voor om er al de finesses van te smaken. Maar ook de rest van den bundelvond hij degelijk werk en, hij kon het niet verstoppen, 't was goed te zien, dat hij hem beter vond dan zijn eigen ‘Verzen I’.

Toen Zwartekens, reeds eenigszins gerustgesteld door zijn uitbundigen lof, hem vroeg of de bundel het publiceeren waard was, ging Wittewrongel hem bijna te lijf.

Wat durfde hij vragen? Als hij deze gedichten niet publiceerde verdiende hij het niet van God zoo'n rijk talent gekregen te hebben! Hij moést publiceeren, hij moést de oude pruiken, die nog altijd het hooge woord

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(52)

voerden in onze literatuur, van hun troon slaan met zijn jonge, levenskrachtige poëzie, hij moest... Wittewrongel was aan den gang en hij vond wel twintig redenen, die Zwartekens verplichtten, moreel verplichtten zijn verzenbundel uit te geven.

‘Het land door zal men er over spreken!’ jubelde Wittewrongel en hij stelde Zwartekens voor dat hij, Wittewrongel, als dichter die reeds een verzenbundel publiceerde, een voorwoord zou schrijven waarin hij het standpunt van de modernisten zou uiteenzetten en verdedigen. Wittewrongel geraakte nu heelemaal in vlam en hij werd roekeloos: een interessant voorwoord bij den bundel zou het succes natuurlijk nog aanwakkeren en hij durfde verzekeren, dat een oplage van 300 exemplaren, ja, driehonderd exemplaren, gemakkelijk kon geplaatst worden. Kijk eens, van de 250 exemplaren van zijn boek waren er op dit oogenblik reeds 167 verkocht en de bundel liep nog geen drie maand... Waren die 167 koopers van ‘Verzen I’, ten andere, geen ernstige kandidaat-koopers voor het werk van Zwartekens als zij zouden weten, dat de

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(53)

dichter Ray Wittewrongel een voorwoord schreef? Zwartekens mocht gerust zijn, heel gerust... Met notaboekje en potlood bewees Wittewrongel andermaal dat de uitgave van een verzenbundel noodzakelijk een gezonde zaak moet zijn, als er zich menschen mee bemoeien, die er iets van kennen...

Maar Wittewrongel hoefde niet meer te pleiten, Zwartekens was reeds ten volle overtuigd, dat zijn verzenbundel er absoluut noodig was om de Vlaamsche literatuur nieuwen luister bij te zetten en hij besliste vast:

‘Wij drukken!’

‘Wie?’ wilde Wittewrongel weten.

‘Natuurlijk de drukker van “De Lens”...’ meende Zwartekens, maar Wittewrongel stak zijn handen naar omhoog en schudde energiek den kop.

‘En waarom niet?’ vroeg verwonderd Zwartekens. ‘Uw bundel heeft hij toch ook gedrukt.’

‘Juist daardoor weet ik wat voor een ellendige bedrieger hij is!’ schoot

Wittewrongel los. ‘Ge kunt mij gerust gelooven, mij zal hij geen tweede maal liggen hebben en hij zou

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(54)

me nu nog mogen voorstellen een verzenbundel te drukken op eternit en gratis voor niets, 'k zou nog weigeren...’ - Hij slikte zijn verontwaardiging in en vertelde hoe de drukker hem beetgenomen had. Uit alles wist die bandiet geld te kloppen: dat het gebruikte papier veertien grammekens zwaarder woog dan de oorspronkelijk gekozen soort moest betaald worden; dat Wittewrongel graag op het omslag zijn naam in een andere kleur zag dan de titel, natuurlijk ook; zoo ver dreef de Jood het, dat hij de onkosten van de tweede correctie op den rug van den dichter schoof! Per slot van rekening kostte de bundel bijna het dubbele van wat eerst berekend werd... Ineens vond Zwartekens, dat Wittewrongel schromelijk overdreven had wanneer hij zoo roemde op de goede zaak, die het uitgeven van een verzenbundel is en hij keek bijlange zoo enthousiast niet meer als daar straks. Wittewrongel bemerkte het en direct sloeg hij weerden optimistischen toon aan. ‘Ge zijt eerst geleerd als ge naar school zijt geweest,’ zei hij wijs. ‘En nu bén ik geleerd en men zal mij geen kei meer koken.’

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(55)

‘Maar ik ben nog niet naar school geweest...’ wierp Zwartekens ongerust op.

‘Sta ik niet nevens u?’ vroeg Wittewrongel groot. ‘Denkt ge dat het woorden in den wind zijn wanneer ik zeg, dat gij op mij moogt steunen? Ik verzeker u: de drukker, die u in doeken wil draaien, heeft met mij te doen.’ - En met enkele goed gekozen woorden wist hij bij Zwartekens het geschokt vertrouwen te herstellen.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(56)

X

ER bleven nu nog twee belangrijke kwesties op te lossen: den geschikten drukker te zoeken en een passenden titel voor het boek te vinden. Voor beide zorgde

Wittewrongel en zoo bewees hij, dat het geen ijdele belofte was geweest toen hij Zwartekens zijn hulp toezegde.

Eerst zocht hij naar een drukker, die tegen een civielen prijs den bundel wou drukken en die daarenboven waarborgen gaf, dat hij later geen ‘onvoorziene’ onkosten in rekening zou brengen.

Laat mij eerst zeggen, dat Wittewrongel dezen geschikten vogel niet zoo gemakkelijk vond als men het achteraf wel zou geloofd hebben. Vooraleer hij de hand kon leggen op Silveer Lauwereys had hij te Antwerpen en te Brussel

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(57)

veel drukkerijen afgeloopen en met veel drukkers discussies gevoerd. Tot

Wittewrongel's eer moet er getuigd worden, dat hij te werk ging of het voor hem zelf was en als hij het tot geen overeenkomst bracht, dan was het omdat hij vermoedde, op grond van de opgedane ervaringen, dat Zwartekens een slechte zaak zou doen;

ofwel stelden de drukkers hun prijs te hoog, ofwel waren zij onbetrouwbaar. Ten slotte vond Wittewrongel den geschikten persoon in zijn eigen stadje.

Silveer Lauwereys was de drukker-uitgever van ‘DE Vrije Stem’ het plaatselijk weekblad van de christendemocratische partij, waarin hij overigens een gewichtige rol speelde, want hij was algemeene secretaris en bij de verkiezingen bekleedde hij op de lijst altijd de strijdplaats: de vierde, bijvoorbeeld, wanneer er zeker drie gekozenen zouden zijn. Maar een overwinning behalen was hem nog niet gegund geweest en een mandaat had hij nog niet moeten vervullen. Er werd

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(58)

gezeid, dat dit de oorzaak was van Lauwereys' onmogelijk karakter en men noemde hem hierom in de partij ‘de ijsbeer.’

Lauwereys was een goedkoope drukker,. dit uit noodzakelijkheid des gebods, want hij geraakte niet gemakkelijk aan werk. De leden van de partij waren immers menschen, die behalve hun doodsbrief omzeggens niets te drukken hadden. En anderzijds kon Lauwereys geen werk loskrijgen bij de rijken, die natuurlijk bij den drukker van hun partij gingen voor hun brieven en visitekaarten en voor alles wat een rijke mensch nog noodig heeft.

Een boek te mogen drukken was voor Lauwereys dan ook een buitenkans en hij aanvaardde met beide handen als Wittewrongel, na al de mislukte pogingen met de andere drukkers, bij hem aanlandde. Veel moest er niet gediscussieerd worden:

Sylveer Lauwereys was zeer menschelijk en hij stelde zijn prijs zóó laag, dat Wittewrongel nog eens met bitterheid dacht aan de factuur van ‘Verzen I’. Daarbij gaf Lauwereys al de garanties, die Wittewrongel maar wenschte,

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(59)

want deze had laten

verstaan, dat hij later wellicht met nog verzenbundels zou afkomen.

‘Bezorg mij het handschrift,’ zei Lauwereys kategoriek. ‘We zullen er iets van maken dat gezien mag worden.’

't Was Zwartekens, die hem 's anderendaags het manuscript bracht en hij vond een gansch anderen Lauwereys dan deze waarmee Wittewrongel onderhandeld had. De overeenkomst was immers gesloten, dus hoefde hij niet meer lief te zijn en anderzijds lag de prijs,

dien hij werkelijk té laag had gesteld, hem ellendig op de maag. Lauwereys bewees aanstonds, dat hij zijn naam van ijsbeer ten volle waardig was.

‘Meneer Zwartekens, vooraleer gedichten uit

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(60)

te geven zoudt ge mogen uw taal leeren,’ zei hij bruut gelijk altijd en hij plaatste zijn zwarten vinger onder het woord ‘bomen’, dat met één o geschreven stond, dan als een schooljongen uit het derde studiejaar weet, dat het met twee o's moet zijn.

‘Meneer Lauwereys,’ antwoordde waardig Zwartekens, ‘ik kan u verzekeren, dat ik mijn taal goed ken, zéér goed. Als ik echter bomen met één o schrijf, dan is het omdat ik de moderne spelling volg.’

Van zoo iets had Lauwereys nog nooit gehoord. En hij was drukker... Bestonden er dan twee manieren om zonder fouten te schrijven? Zwartekens had een half uur noodig om hem uit te leggen waarin de moderne spelling verschilde met de oude.

‘Soit,’ gaf Lauwereys eindelijk toe. Maar daar bemerkte hij opeens, dat er nergens hoofdletters of zinteekens gebruikt werden. ‘Is dit misschien ook moderne spelling?’

‘Dat niet,’ bekende Zwartekens. Hij wachtte eenige oogenblikken en vervolgde dan aarzelend, want hij vond het zelf nogal straf:

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(61)

‘Een moderne dichter heeft het niet noodig hoofdletters te gebtuiken.’

‘En punten heeft hij ook niet noodig? En komma's?’

‘Ook niet.’

Waren, bijvoorbeeld, de linotype en de groote pers van Lauwereys op dit oogenblik de ‘Brabançonne’ beginnen te zingen, hij zou zeker niet dwazer gekeken hebben.

Waar ging de wereld naar toe met zulke theorieën? Hij zag reeds zijn ‘Vrije Stem’

gedrukt zonder hoofdletters of zinteekens... Garantie: zijn abonnenten zouden de drukkerij komen verwoesten! Hij peuterde bedachtzaam met den pink in zijn groote rechteroor.

‘Soit,’ zei hij weer. Ten slotte moest Zwartekens maar weten wat hij deed en als een klant er graten in vond, zou hij zeggen, dat het zijn schuld niet was als dichters onnoozel zijn. ‘Toekomende week krijgt ge de eerste drukproeven,’ brak hij het onderhoud af. Want hij dacht er ineens aan, dat er nog twee bladzijden moesten gezet worden van ‘De Vrije Stem’ en 't was reeds Donderdagavond...

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(62)

XI

EN nu de titel.

Dit kan ik zeggen: die titel voor den verzenbundel van Zwartekens heeft Wittewrongel nog meer zweet gekost dan het zoeken naar den drukker. Over dit onderwerp hebben de twee dichters eindelooze besprekingen gevoerd en tweemaal is het gebeurd, dat zij

in het vuur van hun discussie vergaten van uit den trein te stappen en een station te verreden. Eerst ging het er om te weten of het wel noodzakelijk was dat de bundel een titel droeg.

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(63)

‘Ge kent mijn standpunt,’ zei Wittewrongel. ‘Verzen I, Verzen II, III, enzoovoort...’

- Maar zoo slaafs wou Zwartekens in het spoor van zijn kunstbroeder niet loopen.

Hij stond er op, dat de titel van het boek iets zei, dat hij zoo min of meer aankondigde wat de inhoud was.

En ze zochten... Bespaar mij de moeite om hier de lijst te maken van al de titels, die ze uitdachten en die achteraf om de eene of de andere reden niet geschikt bleken te zijn. Het zou een lange, lange lijst worden... Ten

slottevond W i t t e - w r o n g e l den magnif i e k s t e n naam, die uit e e n menschelijk brein kon ontspruiten: ‘Sens-unique op den

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(64)

Parnassos.’ Zóó en niet anders moest de bundel heeten... Glimlach als 't u blieft niet;

weet, dat deze titel de vrucht was van diepzinnige overpeinzingen, van minutieus wikken en wegen. En weet ook, dat Wittewrongel nu nog altijd bereid is om een tweegevecht aan te gaan met den barbaar, die zijn titel belachelijk zou vinden.

Ten andere, wie de meesterlijke inleiding las, die Ray Wittewrongel voor den dichtbundel van Zwartekens schreef, zal zeker niet spotten, want hij zal overtuigd zijn, dat ‘Sens-unique op den Parnassos’ waarachtig de gepaste titel is. Klaar en duidelijk openbaart Wittewrongel de diepe beteekenis er van:

‘Die titel is de synthese, niet alleen van dezen bundel, maar van gansch de jonge Vlaamsche dichtkunst. Gelijk er maar één weg leidt naar de zaligheid, zoo is er voor den modernen mensch maar één weg, die leidt naar de pure poëzie: deze getrokken door het machtig vers van de jonge dichters, van wie Remi Zwartekens de exponent is.’ - Komaan, waar is de held, die hierop iets aan te merken heeft?

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(65)

In verband met den titel moet ik nog een klein feit aanhalen, dat 200 danig veel belang niet heeft, maar goed onze drukker Lauwereys typeert en bewijst dat hij een man is met zooveel kunstgevoel als een achterdeur. Toen hij dien titel ‘Sens-unique...’

onder de oogen kreeg, ging er plots een licht in hem op. Hij duikelde in een vuilnisbak en haalde er een oud cliché uit, dat hij vroeger gebruikt had voor een strooibiljet van een Vlaamsche kermis. Wat het verbeeldde? Een dikke gardevil, die manhaftig het verkeer regelde! Lauwereys meende oprecht een passende teekening voor het omslag gevonden te hebben... Maar kan ik Lauwereys geen kunstgevoel toekennen, zijn stielkennis mag ik toch niet loochenen. Hij wàs een drukker, misschien iets te ouderwetsch en te grijs, maar toch een vakman. Over het drukken van ‘Sens-unique op den Parnassos’ is er dan ook weinig te vertellen: het verliep zonder in- of

accidenten en het boekje maakte werkelijk een flinken en prettigen indruk.

Nooit, Remi Zwartekens mag zoo oud worden als Mathusalem zaliger, nooit zal hij dien

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(66)

glorieusen dinsdag vergeten waarop zijn boek klaar kwam. 't Was eigenlijk een verrassing, want 's morgens, vooraleer naar Brussel te vertrekken, was hij nog bij Lauwereys binnen geloopen om te weten hoe ver het er mee stond en Lauwereys, die juist in een helsch berenhumeur was, had hem toegesnauwd, dat hij zwart van 't werk zat en eerst over een paar dagen een exemplaar kon leveren, Maar 's avonds toen Zwartekens thuis kwam. was het boekje daar. Lauwereys, in een plotsen elan van geestdrift, had een krachttoer verwezenlijkt en 's namiddags had de loopjongen een exemplaar thuis gebracht.

Martha, die brave ziel, had er iets plechtigs van gemaakt. Zij had een fijn souper bereid en te midden van de tafel, die opgesmukt was als voor de kermis, lag

‘Sens-unique op den Parnassos’ in een krans van gele rozen... Francesco Pe-

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(67)

trarca, toen hij te Rome de dichterskroon ontving, zal zeker zoo ontroerd niet geweest zijn als Remi Zwartekens wanneer hij zijn gewrocht daar in al zijn glorie zag pralen.

Deze avond is de mooiste avond geweest in het huwelijksleven van Remi en Martha.

Zij kenden een volmaakt geluk. De toekomst lachte hen stralend tegen. En wanneer Remi, eenigszins beneveld door een flesch Bourgogne, op de eerste bladzijde van den dichtbundel deze opdracht

schreef: ‘Aan m'n liefste vrouwtje, uit oprechte genegenheid’ ja, dan kon Martha zich weer niet goed houden en ze lei haar snikkenden kop op den schouder van haar echtgenoot Gunnen wij hun dezen avond van intens geluk. Zooveel onaangenaams hebben zij immers achteraf omwille van de poëzie moeten dragen...

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(68)

XII

HEBT ge al eens driehonderd exemplaren van eenzelfde boek bijeen gezien? Dat is een hoop, een groote hoop, maar 't wordt een berg, wanneer ge zelf die boeken verkoopen moet. En als het daarbij dan nog uw eigen werk is, dan hebt ge meer lust om er u nevens te leggen, dan het voor den verkoop aan te bieden.

Zoo'n ontmoedigend gevoel kende ook Remi Zwartekens wanneer

hij de totale oplage van ‘Sens-unique op den Parnassos’ thuis kreeg en bedacht, dat hij allemaal die boeken één voor één verkoopen

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(69)

moest. Het hielp niet dat Martha de exemplaren ordelijk schikte in negen en twintig stapeltjes van tien en één van negen - het exemplaar, waarin Remi die opdracht schreef, lag te pronk op het lage tafeltje in het salon - dat zij glimlachte en vol vertrouwen bleek... Remi geraakte dien dag dat nare gevoel maar niet kwijt. Maar 's anderendaags, niettegenstaande een incident, dat hem zeer pijnlijk was, zag hij de toekomst reeds veel hoopvoller in, want de stock dichtbundels slonk met meer dan drie stapels. Natuurlijk werden die exemplaren niet allemaal verkocht, men moet geen mirakels willen; daar waren drie en twintig recensieexemplaren bij, die Remi stuurde naar de voornaamste bladen en tijdschriften, dan drie exemplaren, die hij cadeau deed - ik zeg aanstonds aan wie - en de andere, zegge: zeven exemplaren, werden verkocht.

De drie presentexemplaren gingen naar een suikertante, die niet lezen kon, maar die omwille van haar flink fortuin in eere diende gehouden te worden, naar een nonkel, die in een stom boerendorp de leiding had in

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(70)

een tooneelgroep en misschien koopers kon vinden onder zijn leden en naar Mijnheer Dumortier, het bureelhoofd, aan wien Zwartekens, als ondergeschikte, zich verplicht achtte zijn werk aan te bieden, 't Was bij dezen laatste, dat Remi een affront te slikken kreeg, want toen hij Mijnheer Dumortier een exemplaar van ‘Sens-unique op den Parnassos’ gaf, fier en hopend een complimentje in ontvangst te mogen nemen, kreeg hij van zijn overste te hooren, dat een degelijke ‘commis-rédacteur’ met zijn kop bij zijn werk moest zijn en niet bij de muzen... Remi Zwartekens kreeg bijna een beroerte.

Van de zeven verkochte exemplaren kwamen er vijf op het actief van Martha te staan. Den ganschen namiddag was ze op gang geweest en de vijf vriendinnen, die

zij te knippen kreeg, had ze een exemplaar opgesolferd. En ze had nog vriendinnen en dan nog veel verre kennissen, die ook aan te spreken waren... Morgen ging ze weer op

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(71)

jacht. Zwartekens zelf vond slechts twee klanten: Wittewrongel en één der collega's van het Ministerie van Volksgezondheid met wien hij gewoonlijk in den trein whistte.

De andere whister had geweigerd, maar zou zeker later wel een exemplaar koopen, want dien dag had hij afschuwelijke kaarten gekregen en hij was veel centen kwijt.

‘Laat mij tijd...’ verdedigde Zwartekens zich omdat Martha er hem op wees, dat hij zoo ten achter stond. Maar hij voelde zich onzeker: hij werd gewaar, dat hij bijlange geen handelsman was als Wittewrongel, die een verzenbundel zou verkocht hebben aan een beenhouwer om er worsten in te draaien. Zijn groote hoop was ten andere gevestigd op Wittewrongel, die hem de cliënteele van zijn ‘Verzen I’ zou bezorgen.

Daarom had deze aangeraden prospectussen te laten drukken om te zenden naar menschen, die zich in de poëzie interesseerden en in de eerste plaats aan de koopers van zijn werk, 't Was een buitengewone uitgave, maar 't zou winst opleveren, verzekerde Wittewrongel. En

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(72)

Zwartekens bestelde vijfhonderd prospectussen bij Lauwereys.

Kom, 'k zal u maar dadelijk zeggen, dat er van deze prospectussen en van al de andere bemoeiïngen niet veel in huis gekomen is en... dat ‘Sens-unique op den Parnassos’ niet het glansrijk succes werd, dat Wittewrongel voorspeld had. Er kwamen enkele inschrijvingen binnen, een tiental, maar vier der inschrijvers betaalden nooit en dit was dus zuiver verlies. Wittewrongel van zijn kant plaatste een klein dozijn exemplaren, wat niets was, gelet op het voorwoord, dat zoo'n ophef zou maken...

Dan schreef er nog een declamator, die een bundel wenschte - gratis, wel te verstaan - om er bij gelegenheid uit voor te dragen. En van een sanatorium voor zieke onderwijzers ontving Remi een roerende brief opdat ‘de groote dichter zijn werken zou sturen om de zieken wat ontspanning te bezorgen...’ Naar den declamator zond Zwartekens één exemplaar en naar het sanatorium drie.

Persoonlijk de mogelijke liefhebbers aanspreken bleek de beste verkoopmethode te

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(73)

zijn. Maar... 't was lastig en

soms vernederend. Een dichter is ten slotte geen groentenboer, die van deur tot deur zijn savooien en zijn raapkoolen gaat aanbieden... Nu, er waren onbeschofterikken, die precies deden alsof en die Zwartekens lieten praten tot hij naar zijn adem zocht en koopen deden zij dan nóg niet. En er gebeurden ook van die onmogelijke, aartsdomme dingen. Een politieagent ging voort op den titel ‘Sens-unique...’ en kocht het boekje in de meening, dat het betrekking had met zijn stiel. En de keukenmeid van één der koopers van Zwartekens' werk vroeg Meneer den Dichter of hij soms geen goed keukenboek geschreven had... Maar het affrontelijkste avontuur beleefde Remi, met Karel Brons.

Brons was ploegbaas bij de metsers en zoo iets als ondervoorzitter van het syndicaat der christene werklieden, waarin de drukker Lauwereys ook een belangrijke rol vervulde, zooals ik reeds zei, 't Was Lauwereys, die

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(74)

Zwartekens het lokaal binnenloodste, niet om hem als lid te doen aanvaarden - Zwartekens had lak aan alle politiek - maar omdat hij meende, dat er wellicht enkele boekjes zouden te verlappen zijn; Lauwereys had er wel niets bij te winnen of te verliezen, maar voor een klant moet men iets doen. Zwartekens werd door Lauwereys aan enkele leiders voorgesteld en dezen konden niet anders dan een exemplaar van

‘Sens-unique...’ koopen, wilden zij hun reputatie van ontwikkeld mensch niet te kort doen. Bij zich zelf foeterden zij wel op Lauwereys en zijn dichter, maar zij betaalden en dat was het voornaamste.

Karel Brons, die daar in een hoek te kaarten zat, was nog niet aangesproken geworden, maar daar kreeg Lauwereys hem in 't oog en door Zwartekens gevolgd, stevende hij er op af.

‘Troef! En troef! En nog troef!’ klopte Brons zijn kaarten op tafel en hij draaide zijn geweldigen kop om, want Lauwereys had de hand op zijn schouder gelegd.

‘Wat is 't?’

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(75)

‘Karel,’ zei Lauwereys zoo joviaal als hij maar kon, ‘gij zult zeker ook wel een verzenbundel koopen van onzen dichter Remi Zwartekens?’

‘Hoeveel kost dat?’ vroeg Brons.

‘Vijftien frank,’ kwam Zwartekens tusschen en hij deed zijn pak open om een boekje te laten zien.

Wist Brons toen nog niet wat een verzenbundel is? Of verkeerde hij in den waan, dat Zwartekens verschillende werken te koop bood? Ik weet het niet. In ieder geval, lang dacht hij er niet over na, maar hij zei op een toon of hij pakjes tabak kocht:

‘Geef er mij twee...’ - En hij haalde zijn brieventasch boven.

In een zekeren zin was dit een goede zaak, maar wacht, nu volgt het affront.

Kort daarop werd het jaarlijksch feest van het christen syndicaat gevierd, waarvan het hoogtepunt telkens een tombola was. De prijzen voor deze tombola waren giften van leden en van menschen, die met de partij sympathiseerden. En Brons, die den dichter Zwartekens niet vergeten was, kwam hem

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(76)

vragen of hij niet een paar bundels voor hun feest wou afstaan. Een paar? Zwartekens, die zijn stock maar niet verminderen zag, was breed en gaf een gansch dozijn exemplaren. ‘Dat zullen de christen werklieden nooit vergeten!’ zei ontroerd Karel Brons en hij liet Zwartekens niet gerust eer hij beloofd had het feest bij te wonen.

‘Natuurlijk komt Madame mee,’ zei Brons, als hij reeds buiten stond en Zwartekens verzekerde, dat hij er Martha zou over spreken, Remi Zwartekens heeft, ongelukkig genoeg aan deze uitnoodiging gevolg gegeven en zijn levensdagen lang zal hij hierom spijt hebben. Want Brons, al was hij met de beste bedoelingen bezield, bracht hem op dit feest in een zeer benarde

positie.

Als ondervoorzitter van het syndicaat had hij het op zich moeten nemen om de gelegenheidsrede uit te spreken en hij

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(77)

kweet zich goed van zijn taak. Met zijn zwaarste tremolo's en met de breede gebaren van een profeet sprak hij over de broederlijkheid en de solidariteit, die de werklieden groot en sterk zouden maken. Dan bedankte hij de milde gevers en nu werd hij bijna lyrisch. En als voorbeeld van broederlijkheid en solidariteit stelde hij... den dichter Remi Zwartekens, die twaalf van zijn boeken aan de tombola geschonken had. De aanwezigen juichten uitbundig toe en Martha porde zoo lang in de ribben van haar man tot hij rechtstond en verlegen de menschen toeknikte. De geestdrift had Karel Brons nu heelemaal te pakken: hij verklaarde dat er, als blijk van dankbaarheid, een gedicht van Remi Zwartekens zou voorgedragen worden en hij, Brons, zou zich daarmee belasten.

Zwartekens hield zijn hart vast. ‘Martha,’ fluisterde hij ontsteld, ‘dat wordt een moord.’ - Een moord werd het wel niet, maar 't scheelde toch niet veel. Brons had ineens een ‘Sens-unique op den Parnassos’ in zijn pooten, hij bladerde er even in en stak dan van wal met het politiek gedicht:

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

(78)

‘hamer en sikkel hamerland en sikkelland hamerlink zijn binnenband domineren de wereld...’

Ge weet, zinteekens of hoofdletters kwamen er niet voor in de gedichten van Zwartekens. De lezer werd verondersteld genoeg dichterlijk gevoel te hebben om zonder zinteekens en hoofdletters de poëzie van den modernen dichter te genieten.

Maar... die lezer mocht toch geen Karel Brons zijn. Op de onmogelijkste plaatsen stopte die aap en waar hij

wèl stoppen moest kreeg hij de woorden niet rap genoeg uit zijn mond. En dan de gebaren... Iemand, die 't delirium tremens kreeg, kon zeker niet erger doen.

't Zonderlingst was, dat de voor-

Valère Depauw, Het late geluk van Remi Zwartekens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En met het wenden en verwikken van zijn hoofd, nu eens naar de stil rumoerende klas, dan weer terug naar de gekleurde landkaart, die voor 't bord hing, of even soms door 't raam weg,

Raas wist hoe Wieringer door Lagrange en de andere fabrikanten gehaat en bekampt werd en omdat zijn eigen vijanden ook de vijanden van zijn patroon waren, stond Raas zoo fanatiek

En de vrouw van die gefusilleerde, die met sigaren leurt en er zeer weinig verkoopt, want zij kan niet verkopen, en die sukkelaar, die al zijn kinderen zag vertrekken naar

De Pastoor had diep gezucht, en meegevoerd door zijn meewarigheid had hij heur schuchter toegesproken: dat ze tegen heur goesting niet blijven moest, dat ze gerust terug naar

‘Ik zie het toch goed dat jullie het eens zijn?’ Hij wendde zich tot zijn vriend: ‘Ik dank mijn geluk aan jou; sta toe dat ik mij erop kan beroemen het jouwe bespoedigd te hebben.’

Errina liet zich niet verder prikkelen, ging weer de kamer uit, Jules en Free tegemoet?. Ed Coenraads, Eiland

Eens had zij gedroomd, dat zij op haar knieën voor het doek lag en hui- lend om genade riep, iemand lachte toen luid achter haar; dat was Albrecht en hij was het toch weer

EN DE VOGELS, DIE LIEVER WILDEN BLIJVEN PRONKEN, ETEN, DRINKEN EN VECHTEN, KEERDEN HUN RUG NAAR DE UILEN, EN ZETTEN HUN OUDE LEVEN VOORT.