• No results found

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Valère Depauw, Niet versagen, Mathias · dbnl"

Copied!
288
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Valère Depauw

bron

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias. Manteau, Brussel 1947

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/depa002niet01_01/colofon.php

© 2016 dbnl / erven Valère Depauw

(2)

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(3)

Aan Pascal Kobia en Yvonne Moal, zeer hartelijk

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(4)

I

Maria opende het zware, in donker leer gebonden boek en bekeek tevreden de titelbladzijde met de sierlijk gedrukte letters ‘Atala, René, Les Natchez’. Zij glimlachte. Irène zou opgetogen zijn. Zij dweepte immers met Chateaubriand. Zij bezat weliswaar in haar bibliotheek ‘René’, en ‘Atala’, en ‘Les Natchez’, maar deze prachteditie, met die mooie steendrukplaten, was wel het mooiste geschenk, dat haar op haar verjaardag kon worden aangeboden. En het was zoo aangenaam Irène iets cadeau te doen; zij was zoo dankbaar, zelfs als het geschenk niet heelemaal in haar smaak viel. Hoe verheugd zou ze nu zijn met dit boek van haar geliefden auteur.

Maria doopte de pen in den inktkoker en schreef bovenaan de eerste bladzijde:

‘Voor onze lieve zus, bij haar acht en twintigsten verjaardag. Steenbrugge, 27 Augustus 1890.’

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(5)

Waarna zij onderteekende met haar voornaam, heelemaal links onder den datum, om voldoende plaats te laten, waar Mathias ook onderteekenen kon.

Juist dreunden door het oude huis zeven zware slagen en Maria schrok op. Zeven uur reeds? Zij stond op en opende de deur van de keuken.

‘Grietje,’ zegde zij tot het jonge meideke, ‘loop eens tot aan het atelier en vraag meneer, dat hij aanstonds naar huis komt.’

Maria, terug in het woonvertrek, nam uit de wieg haar jongstgeborene, Anton, en zette zich in den leunstoel met het kind op den schoot. Zij opende haar corsage en gaf het kind de borst.

Op vijf en twintig jarigen leeftijd leek Maria nog slechts heel vaag op het witte, glinsterende figuurtje, zooals ze was toen Mathias Wieringer haar voor de eerste maal ontmoette, dien heerlijken Meimorgen toen over hun leven werd beslist. Zij was vrouw geworden, een zeer mooie vrouw, die iets aristocratisch over zich had en eerbied afdwong. Een dame.

Zeer jong - zij waren amper negentien - huwden Maria en Mathias. Té jong had toen mevrouw Lobert, de moeder van Maria, gevonden, maar voor het groote geluk van die twee jonge menschen, had ze zich niet kunnen verzetten en zij had in het huwelijk toegestemd. En

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(6)

wat Pieter-Jan Wieringer betreft, den vader van Mathias, die wenschte niets liever dan het huwelijk en hij had heelemaal geen bezwaren.

Zes jaar was het geleden, reeds zes jaar. In den loop van die zes jaar werden er drie kinderen geboren. Na één jaar een jongetje, Lambert. Een jaar later een dochtertje, Annemarieke. En nog een jongetje, zeven maanden geleden, Anton.

En wat was er nog gebeurd in die zes jaar?

De moeder van Maria, die goede mevrouw Lobert, was gestorven, twee jaar na het huwelijk van haar dochter. Zij was reeds lang ziek en geleidelijk was haar gezondheidstoestand erger geworden. De laatste maanden leed ze veel en de dood was eigenlijk een verlossing voor haar. Het was voor Maria, die haar moeder aanbad, een zware slag.

En haar broer Simon was gehuwd. Simon, die een verstokt jonggezel zou worden, had Maria gevreesd, was ten slotte toch verliefd geraakt. Op Irène De Lorier, de dochter van den voornaamsten aandeelhouder in ‘La Louisiane’, de spinnerij, waar Simon nu algemeen directeur geworden was. ‘Mariage de raison’, had men in de burgerfamilies van Steenbrugge gefluisterd, wat echter niet waar was, want Irène en Simon hadden elkander oprecht lief. Enkele maanden na den dood van de moeder waren zij

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(7)

in stilte gehuwd en zij bewoonden het huis van de Lobert's, juist naast het huis van de Wieringer's, waarin Mathias en Maria woonden. Zij hadden reeds een kindje een meisje, Daniëla. En had Irène een paar dagen geleden niet laten verstaan, dat er opnieuw...?

En Pieter-Jan Wieringer, de vader van Mathias? Hij had zich heelemaal uit de zaak teruggetrokken. Hij had redenen daarvoor, Zijn tijd was voorbij, een jongere moest nu de fabricatie leiden. Hij wilde zelfs niet in het oude huis blijven wonen, zooals Mathias en Maria het hem hadden gevraagd, bij hen. Zoodra er sprake was van het huwelijk, had hij uitgezien naar een huis. Misschien heeft hij er wel aan gedacht om terug te keeren naar zijn geboortedorp Lierde, maar hij had dan toch Steenbrugge verkozen. Hij kocht een buitengoed aan, niet zoo ver afgelegen van zijn vroegere woning en hij verbleef er met zijn oude huishoudster. Van tijd tot tijd kwam hij nog eens naar de fabriek, maar het was louter uit nieuwsgierigheid, want hij wilde zich met niets meer bemoeien.

Mathias kwam binnen.

Ook hij was gedurende die zes jaren erg veranderd. Hij zag er beduidend ouder uit dan hij werkelijk was. Hij begon kaalhoofdig te worden en door het gedunde haar was reeds

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(8)

het lidteeken te zien van den mokerslag, die hem trof, toen hij zich tusschen de werkstakers had gewaagd, de werkstakers, die de fabriek van Charles Lagrange bestormden... Een groote, sterke man was Mathias geworden, met zelfs een begin van zwaarlijvigheid. En het was alsof hij altijd veel zorgen had, zoo diep waren de rimpels in zijn voorhoofd gegroefd.

‘Mathias, Mathias...’ zegde Maria beschuldigend. ‘Ge hebt natuurlijk weer eens het uur vergeten. Irène verwacht ons voor halfacht.’

‘Ik moest nog een paar brieven schrijven,’ verdedigde zich Mathias.

Hij kwam voor zijn vrouw staan en, plots verteederd, zooals dat soms nog gebeurde, keek hij op haar neer. Wat was ze mooi, zooals ze daar zat met het kindje aan de borst... Hij glimlachte. En Maria die opkeek, moest ook glimlachen.

‘Haast u nu,’ drong ze aan.

‘Maar ik ben klaar,’ zegde hij.

Maria schudde echter het hoofd.

‘Altijd dezelfde,’ beknorde zij hem. ‘Ge denkt er toch niet aan met dit kostuum naar het feest te gaan?’

‘Waarom niet?’ vroeg Mathias. ‘Er zal toch niemand anders zijn dan Simon en Irène.’

‘Dat is nog geen reden,’ beweerde Maria. ‘Ga u gauw verkleeden nu, alles ligt klaar op

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(9)

het bed. En maak geen gerucht, want Bertje en Annemarieke zijn nog maar pas te slapen gelegd.’

Mathias ging gewillig. In die dingen deed hij altijd den zin van zijn vrouw, maar slechts dan wanneer zij er hem op wees. Dat hij moest veranderen van kostuum. Dat hij zich moest scheren. Dat er vuil onder zijn nagels stak... Zooveel dingen, die hij uit zichzelve had moeten doen en laten, maar die hij altijd verwaarloosde. Telkens nam hij zich voor voortaan beter op te passen, want hij wist, dat het Maria genoegen deed wanneer hij er net en verzorgd uitzag. Gedurende hun zesjarig huwelijksleven was er reeds heel wat aan hem veranderd, maar toch was er nog veel in hem en aan hem overgebleven, dat Lierde, zijn achterlijk geboortedorp verraadde.

Toen hij weer beneden kwam, was Maria klaar met de verzorging van het kind en zij gaf nu aan Grietje aanwijzingen voor wat er moest gedaan worden tijdens haar afwezigheid. Dan moest zij zichzelf nog eventjes opschikken.

‘'t Is erg,’ plaagde Mathias. ‘Ik word opgejaagd als wijd en dan moet ik nog wachten op mevrouw...’

‘Dat is voor de keeren, dat ik op u moet wachten,’ zegde Maria. ‘En ge hebt ook nog

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(10)

wat te doen: die opdracht in Irène's boek onderteekenen.’

Het had reeds halfacht geslagen toen zij eindelijk vertrokken. Zij gingen niet langs de straat, maar wel, zooals gewoonlijk, langs achteren, waar de haag, die vroeger de twee eigendommen scheidde, over de gansche lengte was omgehakt, zoodat het wel leek alsof er maar één eigendom was.

De wevers en de andere arbeiders, die om halfacht ophielden met werken, vertrokken juist en Mathias keek met voldoening naar den stoet, die luidruchtig langs hen voorbij ging. Ruim honderd mannen en twintig vrouwen werkten nu in zijn fabriek, wevers, scheerders, intrekkers, emballeurs, magazijniers, bedienden, en de vrouwen, die spoelen maakten. Maar buiten deze arbeiders gebruikte Mathias nog veel thuiswerkers, handwevers en een veertigtal vrouwen, die bobijnden. Ja, zijn zaak had tijdens die zes jaren een geweldige uitbreiding genomen.

En zooals steeds wanneer hij iets opmerkte, dat getuigde voor de machtspositie, die hij had weten te veroveren, moest Mathias denken aan het verleden en aan het begin van deze zaak, tien jaar geleden nu. Hij herinnerde zich den tijd toen zijn vader en hij de fabricatie in Steenbrugge begonnen, toen zij den eersten hand-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(11)

wever aanwierven, toen zij op het groote stuk land achter hun huis een eerste atelier lieten optrekken. En nu? En nu? Honderd en twintig mannen en vrouwen werkten in de fabriek, deze groote fabriek, die zich met haar schijnbaar eindelooze

opeenvolging van eigenaardige driehoekige daken uitstrekte tot zeer dicht bij de rij hooge populieren, waar de grens was van Wieringer's eigendom.

‘Weet ge Maria,’ zegde Mathias, terwijl hij arm in arm met zijn vrouw door het park stapte, ‘weet ge waaraan ik vandaag heb gedacht?’

‘Nu?’ deed ze nieuwsgierig.

‘Dat ik dit stuk grond moest aankoopen, ginder aan den overkant van den weg.

Als ik daarover kon beschikken...’

‘Is er weer te weinig plaats in uw fabriek,’ glimlachte Maria.

‘Het zal toch niet lang meer duren of ik moet weer nieuwe getouwen opstellen,’

zegde hij. ‘En hier op onzen grond kan er niet veel meer gebouwd worden. Ik zal den boer, aan wien het land toebehoort, toch maar eens polsen. Misschien wil hij wel verkoopen als ik hem veel bied...’

Zij waren nog een heel eind van de woning af toen ze reeds Simon zagen, die van op het terras uitkeek.

‘De arme jongen,’ lachte Maria. ‘Irène zal

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(12)

hem op den uitkijk hebben gezet. Waren wij nog vijf minuten langer weggebleven, hij was ons moeten komen halen.’

‘Wat wilt ge,’ zegde Mathias medelijdend. ‘Ook Simon is een slachtoffer van het huwelijk.’

‘Ook?’ deed Maria strijdvaardig.

Maar zij waren nu reeds dicht bij het huis en zij hoorden Simon.

‘Komt ge dan toch?’ vroeg hij.

‘Mathias moest weer eens enkele brieven schrijven,’ zegde Maria. ‘Hij kan ook nooit ergens op tijd komen...’

Maar Mathias verontwaardigd:

‘Geloof er niets van, Simon. Ik was reeds lang klaar toen Maria nog haar toilet in orde moest brengen. Maar de vrouwen schuiven nu eenmaal graag alles op den rug van de mannen, dat weet ge ook wel, nietwaar?’

‘Ge kunt u bij Irène verantwoorden,’ zegde Simon. ‘En ik verwittig u: zeer tevreden is ze niet...’

Een grooter contrast als er bestond tusschen Simon en Irène was moeilijk denkbaar.

Bij hen kon men werkelijk spreken van twee uitersten, die elkaar hadden ontmoet.

Uiterlijk: wanneer Simon den arm strekte, kon Irène er juist onder door zonder het hoofd te bukken. En zoo kalm als hij was en zoo bedachtzaam in al zijn han-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(13)

delingen, zoo impulsief en zoo enthousiast was Irène.

Mooi was ze eigenlijk niet, maar ze was lief en zij had een goed karakter. En voor haar man had ze een ware bewondering. Wat echter niet belette, dat ze hem zóó had weten te drillen, dat hij thuis in alles haar willetje deed.

‘Ik weet ook niets van huishoudelijke zaken af,’ zegde Simon, als Mathias hem soms plaagde om zijn onderworpenheid. ‘En daarbij,’ voegde hij er aan toe, ‘gij doet net alsof ge thuis de baas zijt en in feite hebt ge evenmin iets te vertellen als ik.’

‘Zoo hoort het ook,’ beweerde Maria, en Irène was het daarin steeds roerend met haar eens.

Ditmaal keek Irène echter heelemaal niet lief.

‘Ik had u nochtans gevraagd om zeven uur hier te zijn,’ overdreef zij. ‘En kijk eens hoe laat het is...’

‘Knor niet,’ zegde Maria en zij omhelsde haar. ‘Voor uw verjaardag hebben wij een geschenk meegebracht, dat u voorzeker genoegen zal doen.’

Zij gaf haar het boek en zooals zij het had verwacht, was Irène er opgetogen over.

Uitbundig dankte zij, zij kuste Maria, zij kuste ook Mathias.

‘Het is het mooiste geschenk, dat ge kiezen

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(14)

kondt,’ zegde zij. ‘En kom nu; wij kunnen niet langer meer wachten met het souper.’

Reeds tijdens het maal beproefden Simon en Mathias om over zaken te spreken, maar de twee vrouwen verzetten er zich tegen.

‘Wat hebben wij toch interessante mannen, nietwaar Maria?’ schampte Irène.

‘Nauwelijks hebben zij elkanders neus gezien of zij beginnen over katoen en geweefsels. Wat anders kennen zij blijkbaar niet. Zelfs mijn verjaardag wordt niet geëerbiedigd.’

‘Maar...’ beproefde Simon te protesteeren.

Hij kreeg echter én zijn vrouw én zijn zuster op den hals en hij zweeg. Mathias lachte.

‘Grinnik maar niet,’ zegde Maria. ‘Ge zijt geen zier beter dan Simon.’

‘Dan heeft hij mij zoo gemaakt,’ beweerde Mathias. ‘Herinnert gij u nog hoe hij, de eerste maal, dat ik hier kwam, dadelijk over zaken begon? Herinnert gij u nog?’

‘Wat een lafaard!’ zegde Simon verontwaardigd. ‘In plaats van mij bij te staan wanneer deze twee... deze twee...’

‘Nu, zeg het maar,’ drong Irène aan. ‘Geneer u vooral niet. Welke beleedigingen zullen wij nog te slikken krijgen, Maria?’

‘Ik vind de passende benaming niet,’ zegde voorzichtig Simon. ‘En daarover gaat het ook niet. Maar ik blijf er bij, dat Mathias aan zijn

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(15)

mannenplicht te kort komt als hij mij niet bijstaat wanneer ik door twee vrouwen aangevallen word.’

‘Gedaan nu,’ besliste Irène. ‘Er moet over wat anders gebabbeld worden...’

En eerst na het souper, toen Irène en Maria de meid hielpen bij het afruimen van de tafel, konden de mannen spreken over het onderwerp, dat hen beiden zoo bezig hield.

‘Dus niets bijzonders?’ vroeg Mathias.

‘Niets bijzonders,’ antwoordde Simon. ‘Lagrange en de andere fabrikanten blijven onverzoenlijk en willen er niet van hooren om u aan de tentoonstelling te laten deelnemen.’

‘Maar ik wensch ook niet hùn toelating!’ zegde Mathias driftig. ‘En ge moet ook niet trachten te verkrijgen, dat zij mij in hun kringetje toelaten, Simon. Indien uw schoonvader kon bewerken, dat ik...’

‘Ik weet 't, ik weet 't...’ onderbrak Simon. ‘Ge moet echter aannemen, dat mijn schoonvader zeer voorzichtig te werk moet gaan. Hij wil mij wel een genoegen doen en bij den gouverneur uw zaak bepleiten, maar... Hij is in de eerste plaats

aandeelhouder in ‘La Louisiane’ en in geen geval kan hij in conflict komen met de groote fabrikanten van Steenbrugge, die de voornaamste afnemers zijn van de spinnerij.’

‘Maar hij beloofde toch...’

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(16)

‘En hij zal ook woord houden,’ bevestigde Simon. ‘Maar heb wat geduld, Mathias, alles kan niet zoo dadelijk in orde worden gebracht...’

Dit jaar zou te Gent de groote nijverheidstentoonstelling voor de beide Vlaanderen worden ingericht en verschillende fabrikanten van Steenbrugge zouden er aan deelnemen. Er werd te Steenbrugge een plaatselijk comité samengesteld, dat als officieel werd erkend door de inrichters van de tentoonstelling en door de provinciale besturen, en dat de deelneming van Steenbrugge, wat de textiel betrof, zou ordenen.

Van dat comité was, natuurlijk, Lagrange, de groote tegenstander van Wieringer, de voorzitter en de feitelijke meester.

Nu had hij weten te bewerken, dat Mathias Wieringer niet tot het comité behoorde, wat reeds een eerste onrechtvaardigheid was, want Wieringer, als een van de voornaamste fabrikanten van Steenbrugge, mocht zeker aanspraak maken op medezeggenschap. Maar Lagrange dreef het nog verder. Hij wist te bereiken, dat Wieringer, die, niettegenstaande de onrechtvaardigheid te zijnen opzichte gedaan, toch maar had ingeschreven, niet aan de tentoonstelling deelnemen mocht, zoogezegd omdat hij nog niet lang genoeg te Steenbrugge was

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(17)

gevestigd! Wat een grsve uitvlucht was en niemand liet er zich door vangen. Men wist, dat de werkelijke reden van Wieringer's verwijdering heelemaal anders was.

Maar Lagrange dreef zijn wil door en hij had het zelfs niet zoo heel moeilijk, want de meerderheid van de patroons was tegen Wieringer gekant.

Het was een gemeene streek van Lagrange en van de fabrikanten. Erger konden zij Mathias niet treffen. Hij had immers de grootste verwachtingen gesteld in de tentoonstelling. Dat was nu de gelegenheid om te toonen waartoe hij in staat was, om te bewijzen, dat hij niemand vreezen moest, Lagrange niet en de andere fabrikanten niet. Zijn artikelen zouden de mooiste zijn en in het geheele land zou men er over spreken... En toen vernam hij, dat hij geweerd werd.

Maria beproefde het om hem op te monteren.

‘Het beste bewijs, dat men u vreest, Mathias,’ beweerde zij.

Maar de ontgoocheling was te groot en Mathias leed er werkelijk onder. En des te meer leed hij, omdat hij volslagen machteloos was en zich tegen zijn vijanden niet kon verdedigen.

Toen Simon hem voorstelde om te beproeven de leden van het comité tot een andere zienswijze over te halen, opdat Wieringer toch aan de tentoonstelling zou deelnemen, was Mathias

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(18)

daar aanvankelijk niet voor te vinden geweest. Hij zou Lagrange te voet vallen?

‘Wie spreekt van te voet vallen?’ pleitte Simon, die door Maria de les werd gespeld.

‘Ge hoeft zelfs niets te doen. Ge moét aan de tentoonstelling deelnemen, Mathias, en hoé dat wordt bereikt heeft niet zooveel belang. Als uw geweefsels te Gent ophef maken, als ge Lagrange en de anderen de loef afsteekt, zal de vernedering, die zij u hebben doen ondergaan, dubbel en dik gewroken zijn.’

En Simon bewerkte dan de invloedrijke patroons, sprak misschien ook Lagrange aan, maar een resultaat behaalde hij vooralsnog niet. Hij en Maria kregen het hoe langer hoe moeilijker om Mathias kalm te houden, want Mathias wilde over dat smeeken - zooals hij het noemde - niet meer hooren. Ten slotte stuitte die botte halsstarrigheid van Lagrange en de patroons ook Simon tegen de borst. Zij wilden dus niet redelijk zijn? Dan zou hij andere middelen gebruiken.

‘Ik spreek er mijn schoonvader over,’ besliste hij. ‘Hij heeft machtige connexies in de provinciebesturen en hij is zelfs bevriend met den gouverneur, meen ik. Indien hij kon bereiken, Mathias, dat men u tóch aan de tentoonstelling moet laten

deelnemen...’

Hij sprak er De Lorier over, die zich over-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(19)

halen liet om ten gunste van Mathias Wieringer op te treden bij de fabrikanten van Steenbrugge en bij de inrichters van de tentoonstelling. En als het moest...

‘Maar hij moet voorzichtig zijn,’ herhaalde Simon. ‘Hij kan zich toch om mijnentwil geen moeilijkheden op den hals halen. En daarbij... hij geeft uw tegenstanders niet heel en al ongelijk...’

‘Niet?’ vroeg Mathias. ‘Waarom?’

‘Ja, hoe moet ik dat uitleggen,’ begon Simon voorzichtig. ‘De Lorier is op verre na niet zoo kleingeestig als Lagrange en de andere patroons en hij kan breed oordeelen, maar niettemin heeft uw houding tijdens de werkstaking hem ontsteld.

En ge moet dat begrijpen, Mathias. Ten slotte hebben gij en uw vader de partij gekozen van de opstandige arbeiders en zooiets is te Steenbrugge nog nooit gebeurd.

Denk eens na: een patroon, die met de werkstakers heult, die ze ondersteunt, die er zooveel mogelijk te werk stelt... Ge blijkt er u geen rekenschap van te geven wat voor een verontwaardiging dat heeft gewekt in de kringen van de nijveraars...’

Maria en Irène, die klaar waren met het opruimen van de tafel, kwamen nu bij de mannen zitten, maar ze lieten Simon verder spreken.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(20)

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(21)

‘Ge zult zeggen,’ vervolgde hij, ‘dat de arbeiders redenen hadden om op te staan, dat Lagrange hen willekeurig en hardvochtig behandelde, dat hun loon onvoldoende was. Ik betwist dat niet. Maar een fabrikant ziet dat alles anders, moét dat anders zien. Zelfs een patroon, die overtuigd is, dat de werkvoorwaardenvoor de arbeiders dienen verbeterd te worden, vergeet niet, dat hij meester moet blijven, want daarvan hangt alles af. En het is gedaan met de heerschappij van de patroons als ze niet meer eensgezind zijn.’

Maar nu kon Mathias zich verdedigen.

‘Eerst en vooral,’ zegde hij, ‘heb ik die werkstaking niet uitgelokt en niet goedgekeurd. Ik vond het zelfs een vergissing van de arbeiders het werk neer te leggen en in 't bijzonder om de reden, die zij inriepen. Wat echter niet belette, dat ik hun opstand begreep. Lagrange had inderdaad hardvochtig met zijn wevers gehandeld en wat er gebeurde, is uitsluitend zijn schuld. Een patroon moet meester blijven, zegt ge. Er zijn twee manieren om meester te zijn. Ge kunt meester zijn met de zweep en meester met goedheid en rechtvaardigheid. Ge hebt me reeds genoeg voor democraat uitgekreten, maar ik verkies de laatste methode. Als de anderen de eerste gebruiken, des te erger voor hen. Lagrange kan gerust een kijkje komen nemen

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(22)

in mijn fabriek, hij zal zien wat ik van mijn arbeiders gedaan krijg en het zijn nochtans bijna allemaal opstandelingen geweest.’

‘Het is juist dàt wat Lagrange en de anderen het zwaarst valt,’ meende Simon. ‘Ge hebt hun de beste wevers ontnomen en er is geen kans, dat zij ze terug krijgen, Ge hoeft u er dan ook niet over te verwonderen, dat zij trachten u overal waar ze maar kunnen tegen te werken. De tentoonstelling biedt daartoe een gelegenheid, dus maken zij er gebruik van. Zij zullen van alle gelegenheden gebruik maken en dat ze veel durven, hebt ge reeds ondervonden...’

‘Ik vrees hen niet,’ zegde Mathias overmoedig.

Hij keerde zich naar zijn vrouw:

‘Nietwaar, Maria, wij vreezen hen niet?’

‘Zeker niet,’ glimlachte zij. ‘Wij krijgen Lagrange en die andere goden wel klein.’

‘Hoor me dat eens aan,’ deed Simon. ‘Gij zijt al even hardnekkig als Mathias.’

‘Is dat niet natuurlijk?’ vroeg Maria. ‘Heb ik niet van den beginne af de partij van Mathias gekozen tegen Lagrange? Nietwaar, Mathias? Wij hebben toch samen het eerste armuur vervaardigd...’

‘Wat een pocherij,’ zegde Simon verontwaardigd.

‘En was ik hier geweest toen die opstand van

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(23)

de wevers losbarstte, ik was naast Mathias opgestapt en met de arbeiders had ik de weverij van Lagrange bestormd!’

‘Dat... is mogelijk,’ meende Simon. ‘Het zou echter niet geweest zijn uit solidariteit of uit medelijden met de arbeiders, maar omdat ge tot over uw ooren verliefd waart op Mathias.’

‘Dan moet ik nog altijd zeer verliefd zijn,’ lachte Maria, ‘want ik sta nog steeds even onwankelbaar aan zijn zijde. En op Lagrange ben ik al even woest als hij.’

Maar Irène had er nu meer dan genoeg van.

‘Wij praten over wat anders,’ besliste zij. ‘En wees gerust, Mathias, ik zal mijn vader eens spreken over die tentoonstelling.’

‘Dan is de zaak in orde,’ verzekerde Simon. ‘Papa De Lorier heeft nog nooit iets aan zijn dochtertje geweigerd en hij zal het nu ook wel niet doen. Bereid u maar flink voor op die tentoonstelling, Mathias, en zie dat ge ginder uw man staat.’

‘Waarop zullen wij drinken?’ vroeg Irène. ‘Op het succes van Mathias of op mijn acht en twintig jaar?’

‘Op uw acht en twintig jaar,’ zegde Simon haastig. ‘Op het succes van Mathias kunnen wij later drinken. Het wordt in elk geval een reusachtige fuif als hij op de tentoonstelling de gouden medaille losmaakt...’

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(24)

II

Het was 's anderen daags beduidend later dan gewoonlijk toen Mathias opstond. En ook Maria was lui. Mathias had zich reedsgewasschen en geschoren toen zij nog altijd te bed lag en zich onder het laken uitstrekte.

‘Wilt ge mij verleiden om weer bij u te komen?’ vroeg Mathias.

‘Zeker niet,’ zegde Maria. ‘Ik sta dadelijk op. De kinderen zullen nu gauw wakker worden.’

Maar zij kon er niet toe beslissen om uit het bed te komen. Het feestje gisteren avond had ook zoo lang geduurd en het was reeds zeer laat toen ze naar huis waren teruggekeerd. En daarna...

Mathias had zich op den rand van het bed neergelaten en schoof voorzichtig den arm onder den hals van zijn vrouw. En zij, ze knorde wel en herhaalde; dat ze opstond, maar dan gaf ze toe en nestelde zich zalig tegen zijn borst.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(25)

Zij keken elkander in de oogen en waren nog altijd zeer verliefd.

‘Wat zal het zijn, Maria?’ fluisterde hij.

Zij glimlachte, een verrukkelijke glimlach, en zij haalde de heerlijk-gevormde schouders op.

‘Hoe kan ik het weten?’

‘Wat zoudt ge 't liefst hebben?’ wilde hij weten.

‘Nu, als ik mocht kiezen, liefst een meisje,’ bekende Maria.

‘Accoord,’ zegde hij, ‘op één voorwaarde: dat ik den naam kies.’

‘Neen,’ schrikte Maria, ‘dàt in geen geval. Ge hebt reeds éénmaal uw smaak en uw vindingrijkheid getoond toen er een naam voor ons Annemarieke moest worden gekozen, en ge zijt voor altijd gedisqualificeerd. Hoe was ook weer de naam, dien gij aan ons meisje wildet geven?’

‘Brunhilde,’ zegde Mathias fier.

‘Brunhilde,’ deed Maria hem spottend achterna. ‘Waar in 's hemelsnaam hebt ge dien naam opgevischt?’

‘Uit een boek, maar ik weet niet meer hetwelk. Ik herinner mij alleen, dat Brunhilde een sterke en dappere vrouw was... En is Brunhilde dan geen mooie naam?’

‘Buitengewoon,’ vond Maria. ‘Zoek in elk geval wat anders als ge wilt, dat er toch nog

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(26)

met uw meening rekening wordt gehouden wanneer...’

Mathias legde nu ook den anderen arm over haar en drukte haar vast tegen zich aan. Ja, hij was zeer verliefd en Maria moest hem intoomen.

‘Kalm, jongen, kalm,’ zegde zij en zij toonde zich zeer wilskrachtig. ‘Wat moet Grietje wel van ons denken?’ vroeg ze zich af. ‘Straks gelooft ze, dat we

gisterenavond...’

‘Een fameus stuk in onzen kraag hebben gedronken,’ voltooide Mathias.

En ze bleven stil liggen. Zij moesten voortmaken, wisten zij. Het was dwaas zoo te blijven luieren, terwijl er zooveel werk wachtte, maar het gaf zulk een aangenaam gevoel hier bij elkander te liggen.

Mathias, kalmer nu, dacht weer na over die tentoonstelling en over de beloften van Simon en Irène.

‘Altijd maar aan het piekeren, Mathias?’ vroeg Maria.

‘Denkt ge dat De Lorier iets zal bereiken?’ vroeg hij. ‘Denkt ge, dat er werkelijk nog kans is?’

‘Natuurlijk,’ stelde zij hem gerust. ‘Ge weet toch hoe voorzichtig Simon met beloften is. Hij moet bijna zekerheid hebben gehad, dat De Lorier iets bereiken zal, of hij had u over die tusschenkomst nog niet gesproken. Irène zal nu

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(27)

ook aandringen en aan zijn dochter kan De Lorier zeker niet weerstaan.’

‘Kon het lukken,’ verlangde Mathias als een kind. ‘Kon ik buiten dat comité van Lagrange om tot de tentoonstelling toegelaten worden...’

‘Maar zelfs wanneer dit laatste niet gaat, Mathias, wanneer De Lorier slechts bereikt, dat ge uw inschrijving opnieuw kunt insturen, zelfs dan moet ge aanvaarden, hoe vernederend dit ook lijkt. Simon zegde het zeer juist: hoe het wordt bereikt, dat ge aan de tentoonstelling kunt deelnemen heeft zoo weinig belang. Dat ge deelneemt is hoofdzaak. Wat een revanche, Mathias, als ge Lagrange en de anderen ginder meester kunt...’

De zes klerken waren dien morgen zeer verwonderd geweest, dat de patroon ditmaal niet, zooals gewoonlijk, vóór hen op het bureau was. Zooiets gebeurde haast nooit.

Toen hij om half tien eindelijk binnenkwam, hadden zij nog niet veel uitgericht, maar Mathias maakte geen opmerkingen. Zij konden immers zoo weinig doen als hij er niet was, wist hij, want zóó hield hij alles wat de fabricatie aanging in handen, dat er op het bureau niet veel zelfstandig kon worden gewerkt. Dat was misschien een fout van Mathias, maar hij was die werkwijze nu gewoon.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(28)

De post lag op zijn schrijftafel en hij begon dadelijk de ingekomen brieven na te zien. Naarmate hij hiermee vorderde, kon hij de klerken instructies geven en weldra werkte het bureau op volle kracht.

Want Mathias kon zijn personeel doen werken, de klerken evengoed als de wevers.

Hij maakte zich nooit zenuwachtig, hij riep nooit. Maar wie niet naar behooren zijn opdrachten uitvoerde, werd met een paar woordjes tot de orde geroepen en zoo groot was het prestige van Mathias over zijn menschen, dat die enkele woordjes volstonden.

Toen hij klaar was met de post, ging hij naar het atelier, wat tegen zijn gewoonten indruischte, want 's voormiddags bleef hij meestal op zijn bureau. Maar deze morgen was niet als andere ochtenden. Er was een onrust in Mathias, een ongedurigheid. En hij zou maar eens door de ateliers wandelen, tusschen de getouwen, het zou hem rustiger maken, meende hij. En hij zou eens bij den staalwever gaan, bij Raas Evenepoel.

Er was heel wat veranderd in de fabriek.

Het magazijn, waarin vroeger alles geborgen werd, de grondstoffen, de brute geweefsels en de afgewerkte stukken, en waar ook nog de scheermolens stonden, diende nu nog alleen voor de grondstoffen. Een derde van het maga-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(29)

zijn werd immers ingenomen door het bureau van de klerken, want Mathias behield voor zich zelf het oude bureau, en anderzijds was de voorraad katoen zooveel aanzienlijker dan vroeger.

En daar stond in een hoek ook nog het oude handgetouw, waarop Mathias vroeger had geweven, waarop hij zijn eerste armuur had gemonteerd, waarop hij de mooie artikels had samengesteld, die zijn naam hadden gemaakt. Het werd niet meer gebruikt, dat oude getouw, maar Mathias wilde niet, dat het uitgebroken werd. Het moest daar blijven staan, altijd, als een zinnebeeld.

Het was in het aanpalende gebouw, waar eens de eerste armuurgetouwen werden opgesteld, dat nu de geweefsels lagen opgestapeld. Hier werkten de vijf mannen, die onder het toezicht van een chef-magazijnier de verzendingen verzorgden. Vaak kwam Mathias 's namiddags in dit magazijn, in 't bijzonder op die dagen, dat het apprêt een zending stukken afleverde en er met man en macht moest worden gewerkt om zooveel mogelijk denzelfden dag nog weg te voeren naar het station. Soms gebeurde het, dat Mathias aan de verleiding geen weerstand bood - en vergat, dat Maria hem weer eens onder handen zou nemen omdat zijn goed kostuum vol jute-pluisjes zat - en ook een baal toereeg. Want kende hij niet meer de ontroering van

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(30)

vroeger bij de gedachte, dat deze geweefsels, door hem ontworpen en gefabriceerd, overal in het land zouden gedragen worden, toch gaf het hem nog immer een voldoening de emballeurs te zien werken en hen mee te helpen.

In het volgende atelier, waar ook de armuurgetouwen hadden gestaan, waren nu de scheermolens opgesteld, twaalf molens, die dag in dag uit draaiden, begeleid door het eentonig gebrom van de loopende bobijnen. Een gebrom, dat slechts nu en dan onderbroken werd, wanneer een der scheerders een lied zong. Maar ook dat lied was eentonig, want het was afgestemd op de trage cadans van de altijd gelijke bewegingen van de scheerders.

Mathias stapte voorbij de scheermolens en uit gewoonte bleef hij bij elken molen een oogenblik toekijken. Hij liep ook eens langs de bakken, die tegen den muur waren aangebracht en waarin de bobijnen lagen, en hij keek na of de scheerders, zooals zij het wel eens durfden, de bobijnen waarop slechts weinig garen was niet lieten liggen om alleen de volle te nemen.

Hij was nu aan het einde van dit atelier gekomen en opende een van de deuren, die toegang gaven tot de weverij. Meteen overheerschte het machtige geluid van de mechanische getouwen het gebrom van de bobijnen.

De tijd was echter voorbij, dat Mathias zich

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(31)

hierdoor meesleepen liet. Die zes jaren arbeid hadden hem alles zooveel nuchterder en zakelijker doen inzien. Eens had hij gestaan voor de weverij van Lagrange en geluisterd, met eerbied en verlangen geluisterd naar dat wondere geluid, dat hem toen een lied had geleken, een dreigend en onverzoenlijk lied, zooveel krachtiger dan het lied van de oude handgetouwen...

Dat was voorbij, de betoovering was gebroken. Hij was meester nu over de kracht van de mechaniek, hij kende die kracht en zij had geen geheimen meer voor hem.

Maar vol lust snoof hij den vreemden, prikkelenden geur op van de weverij, dien geur van olie en katoen en staal en leder. Hij hield van dien geur en telkens wanneer hij in de weverij kwam, ademde hij diep, opdat hij er heelemaal zou van doordrongen zijn.

Van waar hij stond overschouwde Mathias het reusachtige atelier en hoe kwam het, dat hij op dit oogenblik weer denken moest aan Lagrange? Hij dacht er aan, dat hij zoo had gestaan in de weverij van Lagrange, toen de opstandige wevers het gebouw binnendrongen. En hij vergeleek zijn weverij met Lagrange's weverij, zooals hij ze zich herinnerde, en hij was trotsch.

Honderdveertig mechanische getouwen stonden er, in zeven lange rijen van twintig.

En die

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(32)

honderdveertig volstonden niet meer; opnieuw moesten er bij geplaatst worden om den verkoop bij te houden en de bestellingen tijdig af te leveren. Maar hoe, vroeg Mathias zich af. Nog twee rijen van twintig getouwen konden er opgesteld worden, als er een andere plaats gevonden werd voor de intrekkers en de spoelsters, die rechts van de getouwen een breede strook bezetten. Een atelier bouwen op wat nog overbleef van den grond? Er was geen andere oplossing. Hij zou dààr dan de spoelsters en de intrekkers onderbrengen, en de kisten met spoelen plaatsen, die nu hier en dan daar werden neergezet en vaak hinderlijk waren. En de mechanische bobijnmolen, dien hij had besteld, zou ook in het nieuwe gebouw kunnen worden opgesteld.

Maar veertig getouwen méér volstonden niet, redeneerde Mathias. Nog te veel handwevers had hij in dienst en reeds dikwijls had hij er aan gedacht om niet meer met de handgetouwen te laten weven. Het duurde al te lang vooraleer een ketting geweven was op zulk een getouw, en was het geen zuiver verlies als de grondstoffen zoo lang in bewerking bleven en zooveel kapitaal opslorpten? Geen handwevers meer, tenzij die van Lierde, waar Marin Wieringer nog altijd de vertegenwoordiger was van de fabriek, en er de kettingen en den inslag be-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(33)

deelde, die hem om de veertien dagen toegezonden werden. Marin kon immers niet zonder werk en zonder inkomen worden gezet. En dan was er bij Mathias nog dit eergevoel van den Wieringer, die in zijn geboortedorp nog zijn macht wilde laten voelen.

Geen handwevers meer... Maar dan moesten er nog veel mechanische getouwen geplaatst worden. En Mathias overwoog weer de mogelijkheid om een tweede fabriek te bouwen op het groote stuk land aan de andere zijde van de straat. Ja, hij zou met den boer, aan wien de grond toebehoorde, eens spreken.

Mathias liep tusschen de getouwen. Nu en dan bleef hij staan en keek toe, en als het gebeurde, dat hij in een dessin een of ander zag, dat verbeterd kon worden, of als een dessin hem een idee gaf voor een nieuw, noteerde hij het in een notaboekje, want hij kon niet meer zoozeer op zijn geheugen betrouwen als vroeger. Opmerkingen om slordigheid of fouten in het weefsel hoefde hij niet te maken en andermaal verheugde hij er zich over, dat hij zulke bekwame wevers had.

En dat waren eens opstandelingen geweest! Diezelfde mannen hadden zich verzet toen Lagrange het stelsel van twee getouwen voor één man wilde invoeren...

Daar was sinds lang geen sprake meer van.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(34)

De wevers vonden het nu heel normaal twee getouwen te moeten onderhouden, en als zij er nu over spraken, bekenden zij, dat zij zich hadden vergist toen zij in staking waren gegaan om dit te beletten. Dàt was geen reden om het werk neer te leggen.

Dat was de onvermijdelijke vooruitgang, waaraan men zich aanpassen moest en waaraan niet te weerstaan was. Zoo had Mathias het hun ook uitgelegd toen hij hen aanwierf voor zijn mechanische weverij, want ook bij hem zou het stelsel van twee getouwen voor één man van toepassing zijn. Maar Mathias had het aantal werkuren verminderd en het tarief verhoogd, en bij geen enkele van de vroegere werkstakers was het opgekomen zich nog te verzetten tegen het nieuwe stelsel.

Wat beteekende dat trouwens bij vele andere verbeteringen, die aan de mechanische getouwen werden aangebracht! Vroeger waren het lage, smalle getouwen, waarop alleen de eenvoudigste artikels konden worden geweven. Nu was op elk getouw een armuur gemonteerd en alle artikels kon men mechanisch vervaardigen.

En iets als weemoed vervulde Mathias nu hij terugdacht aan den tijd toen hij zijn eerste armuur bouwde. Met welke geestdrift had hij toen gewerkt en hoe trotsch en gelukkig was hij geweest toen hij Maria het armuur kon laten zien... En nochtans, hoe onvolmaakt en primi-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(35)

tief was het nog. Zooveel had hij uit het oog verloren, feilen, die hij had moéten opmerken, had hij niet gezien. Maar was het niet immer zoo in de fabricatie? Men loste groote moeilijkheden op en klaarblijkelijke tekortkomingen zag men eenvoudig niet...

Mathias bekeek het armuur en de verschillende deelen van het getouw. Alles leek volmaakt, maar zooveel was onvolmaakt, wist hij. Er waren nog vele gebreken aan deze armuurs, aan deze getouwen, en veel kon nog worden verbeterd. Dikwijls bekeek Mathias aldus het getouw en zocht en zocht... En het ontmoedigde soms niets te vinden en niettemin bewust te zijn, dat er veel te vinden was.

Mathias stapte verder. Hij kwam aan het einde van het atelier en sloeg dan links af naar het ‘staalkot’ toe. Zoo noemden de wevers den hoek van het atelier, die door een afsluiting met ramen in matglas van de rest afgescheiden was en waar één getouw stond, het staalgetouw, dat door Raas Evenepoel werd bediend.

Die Raas Evenepoel was een van de oudste en beste wevers van Lagrange. Toen hij elf jaar oud was - de oude Lagrange, de vader van den huidigen patroon, leidde toen nog de zaak - werd hij aangeworven en hij had zich weten op te werken. Eerst had hij geweven op een getert-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(36)

getouw. Daarna, bij het invoeren van het armuur, werd hij op een armuurgetouw geplaatst. En toen Lagrange zijn ‘Tissage Mécanique’ had ingericht, behoorde Evenepoel tot de uitverkorenen, die een mechanisch getouw mochten bedienen.

Maar al stond hij bekend als één van de beste wevers van Steenbrugge, toch werd hij door Lagrange met geen goed oog gezien, en dat hij niet ontslagen werd, dankte hij uitsluitend aan zijn vaardigheid.

Hij was immers niet onderworpen zooals Lagrange het van zijn arbeiders eischte.

Hij was een van diegenen, die door Lagrange en de andere fabrikanten ‘socialisten’

werden genoemd, in wie zij de mogelijke leiders zagen van een arbeidersbeweging naar het voorbeeld van de socialistische partij van Gent.

En Lagrange vergiste zich niet. Raas Evenepoel was inderdaad een opstandeling.

Van in zijn jeugd droeg hij in zich den haat tegen den patroon. Een woeste, verbeten, voorzichtige haat, want hij wist zich zoo hopeloos zwak tegenover Lagrange en de andere fabrikanten. Zag en ondervond hij niet iederen dag hoe zij naar willekeur met den arbeider konden handelen, terwijl die zich onmogelijk verdedigen kon? Meer dan zijn werkgezellen voelde Raas de onrechtvaardigheid van het lot aan en

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(37)

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(38)

meer dan zij leed hij onder die machteloosheid. Maar met dien haat droeg hij ook een hoop in zich: dat de arbeiders eens eendrachtig zouden opstaan tegen de heerschappij van de patroons om te veroveren waarop zij recht hadden.

Toen aan de mechanische getouwen de wijziging werd aangebracht die zou toelaten, dat één wever twee getouwen zou kunnen bedienen - een uitvinding van

Vanderschelde, die ook het armuur had ingevoerd - toen ook de andere fabrikanten, die ‘met het vuur’ weefden, het nieuwe systeem in gebruik stelden, toen brak er tusschen de patroons en de wevers een conflict uit, dat de eersten zou toelaten af te rekenen met de ‘socialisten’, maar dat tevens het sein zou zijn voor de arbeiders om zich te verzetten tegen de tyrannie van hun meesters.

En Raas Evenepoel was een van de leiders van de opstandelingen, een verwoed menner, die zijn vroegere voorzichtigheid nu varen liet. Hij had er op aangedrongen, dat het werk zou worden neergelegd. Hij was één van de onverzoenlijken, die de werkstakers tot volharding aanzetten, wanneer in vele gezinnen honger werd geleden.

Hij organiseerde een hulpactie om de meest beproefden bij te staan. Hij vroeg steun aan de socialistische partij van Gent, hij kreeg ook geld van den ouden Pieter-Jan Wieringer... Hij was bij de eersten, die de weverij

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(39)

van Lagrange binnendrongen, toen de verbitterde werkstakers en hun vrouwen en kinderen, na een manifestatie door Steenbrugge, de fabriek van Lagrange bestormden.

En ook hij had den moker gezwaaid, en ook hij had vernield...

Maar hij was het ook, die Mathias Wieringer naar huis had gedragen, toen deze werd neergeslagen. Ook hij, die een van de ijverigste bestrijders was geweest van den brand, die 's nachts uitbrak in het atelier van de Wieringer's.

En voorzeker daarom behoorde Raas Evenepoel tot de eerste wevers, die Mathias Wieringer aanwierf, toen hij de baas was geworden en een mechanische weverij had ingericht. Het waren trouwens meestal werkstakers, die Mathias Wieringer had aangeworven en al had hij zich hiermee de groote fabrikanten tot onverzoenlijke vijanden gemaakt, toch betreurde hij het niet zoo gehandeld te hebben. Geen enkele patroon beschikte immers over zulk bekwaam en ervaren personeel als hij en hij kon daarbij rekenen op hun trouw.

Tot de trouwsten behoorde Raas Evenepoel. Niet, dat hij voor zijn nieuwen patroon de onderworpen houding aannam, die hij Lagrange immer had geweigerd. Dat verlangde Mathias ook niet. Maar in Wieringer erkende Raas

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(40)

Evenepoel een patroon, die er niet op uit was om de werklieden uit te buiten.

Wieringer was de eerste patroon in Steenbrugge, die breed en begrijpend stond tegenover de nooden en de verzuchtingen van de arbeiders, de eenige patroon, dien Raas niet haten moest en ook niet haten kon.

Hij was hem daarentegen dankbaar. Dankbaar ook om de eigen redding en de redding van het gezin van de ellende, want zoo Wieringer hem niet had aangeworven, had Raas waarschijnlijk nooit nog werk gevonden te Steenbrugge.

En daar kwam nog bij een besef van lotsverbondenheid. Raas wist hoe Wieringer door Lagrange en de andere fabrikanten gehaat en bekampt werd en omdat zijn eigen vijanden ook de vijanden van zijn patroon waren, stond Raas zoo fanatiek aan zijn zijde en gaf hij voor hem, maar voor hém alleen, zijn onverzoenlijke principes van klassestrijd op.

Mathias nu waardeerde Evenepoel, om zijn trouw en om zijn arbeid. Hij had weldra ingezien, dat Raas een zeer sterk wever was en wanneer hij nieuwe dessins

samenstelde, was het Raas die ze weven moest. Ten slotte werd Raas de stalenwever van de fabriek en kreeg hij een aparte plaats, ‘het staalkot’, waar hij de op-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(41)

drachten van Mathias uitvoerde, en zelf dessins ontwierp of aanpaste en verbeterde.

Raas Evenepoel lag over den garenboom van zijn getouw en knoopte op den staalketting een nieuwe kleurschakeering in, maar toen Mathias binnenkwam, richtte hij zich op. Een beenderige, sterkgebouwde kerel was Raas, met een ruw gekapt gelaat, waarin groote, hartstochtelijke oogen gloeiden.

‘Wel, patron?’

Zijn stem klonk hard en metaalachtig en alles behalve onderworpen. Maar juist die vrijmoedigheid beviel Mathias zoo zeer in Raas Evenepoel.

‘Iets nieuws?’ vroeg Raas gespannen.

Evenepoel was onder het personeel de eenige met wien Mathias had gesproken over de raogelijkheid toch aan de tentoonstelling deel te nemen. Raas leefde dien strijd immers even zeer mee als hij zelf.

‘Nog niets bijzonders,’ antwoordde Mathias. ‘Lagrange blijft zich hardnekkig verzetten.’

Raas mompelde enkele vloeken.

‘Maar er is nog kans,’ zegde Mathias en hij glimlachte, want die woede van Evenepoel deed hem goed. ‘Er is nog niets verloren, Raas. En wij moeten doorwerken aan de nieuwe artikels

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(42)

om er zeker mee klaar te zijn als de tentoonstelling geopend wordt...’

Mathias was voor het getouw komen staan en keek naar de reeds geweven stof, al die stroken, de eene naast de andere met de verschillende samenstellingen en kleurschakeeringen. Dit was een van de nieuwe artikels, die Mathias had ontworpen en waarmee hij op de tentoonstelling uitpakken zou. Een broekstof. Maar het was een heel bijzondere broekstof, iets nieuws, dat voorzeker ophef maken zou. Broekstof in dien aard werd reeds vervaardigd; de kruising en de schikking van de strepen waren slechts varianten op die van reeds bestaande artikels. Maar het eigenaardige was, dat de stof gedubbeld was door een kruising, die aan de keerzijde van het artikel als het ware een voering vormde. Een effen, grijze voering, in een goedkoope carde fileuse, die zou gewold worden, wat het geweefsel nog dikker maken zou. Zooiets was slechts bereikt kunnen worden dank zij den draaibak, die op de getouwen werd aangebracht en die toeliet met twee tot zes schietspoelen te weven. Alle fabrikanten werkten met draaibakken, die in 't bijzonder in de écossais prachtige samenstellingen mogelijk maakten. Niemand had echter gedacht aan zulk tweezijdig geweefsel en het was ook toevallig, dat Mathias op het idee gekomen was. Hij ver-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(43)

wachtte veel van dit artikel. Zooveel duurder dan een gewone broekstof zou het wel niet zijn, met die goedkoope carde fileuse aan den onderkant, maar hoeveel zwaarder was het niet!... Liet hij den vertegenwoordiger, den ouden Leonard Bruneel, ermee op reis gaan, welke bestellingen zou hij niet mogen noteeren...

‘Wanneer komt ge klaar met die dessins?’ vroeg Mathias aan Evenepoel.

‘Over een dag of vier,’ beloofde Raas.

‘Ge bezorgt mij dan dadelijk de stalen. Wij zullen de mooiste uitkiezen en daarvan moeten er dan dadelijk korte kettingen geschoren worden, die de beste wevers zullen opleggen. Daar zorgt gij voor, Raas. Intusschen kom ik klaar met het ontwerp van een mantelstof, ook een tweezijdig geweefsel. En er zijn nog verschillende andere artikels die naar dit stelsel kunnen vervaardigd worden... Wij zullen ons echter moeten haasten om met alles klaar te komen.’

‘Als ge maar moogt meedoen, patron,’ vreesde Raas.

‘Wij zullen in elk geval alles doen wat mogelijk is en Lagrange is toch niet oppermachtig. En als wij meedoen, Raas, dan moeten wij ginder overwinnen.’

‘Dat zullen wij,’ zegde Raas fanatiek.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(44)

Na den middag bracht Mathias een bezoek aan zijn vader.

Al stelden zij het nu heel goed samen, toch zagen zij elkaar niet zoo dikwijls.

Mathias had immers zoo weinig vrijen tijd om bezoeken af te leggen en Pieter-Jan liet zich slechts zeer zelden in de fabriek zien. Als hij soms eens kwam, was het telkens alsof hij zeer gehaast was en nooit zou hij een opmerking hebben gemaakt.

Hij had niets meer met de fabricatie te maken, hij wilde er niets meer mee te maken hebben, wat wel zonderling was voor iemand, die zooveel jaren in het bedrijf was geweest. Mathias had soms den indruk, dat zijn vader schrik had om zich nog met iets te bemoeien en hij vroeg ook niet meer naar zijn meening, zooals hij het vroeger wel eens deed wanneer er een ernstige beslissing te nemen was.

‘Gij zijt nu de baas, Mathias,’ had Pieter-Jan gezegd. ‘Laat een ouden man rusten.’

Zij hadden toen allebei gelachen om dien ‘ouden man’, maar die lach was niet oprecht geweest. Want Pieter-Jan was inderdaad oud, hij was vroeg oud. Nu, op zeven en vijftigjarigen leeftijd, was zijn haar reeds heelemaal wit en hij liep voorover gebogen, hij, die vroeger zulk een forsche, rechte gestalte had.

Hij leefde teruggetrokken op zijn buitengoed en bracht den tijd door met zijn hof te onder-

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(45)

houden en allerhande werkjes, meestal nuttelooze werkjes, uit te voeren. Die liefhebberij van zijn vader, Jacobus Wieringer, om vernuftige dingen uit te denken en te vervaardigen, bleek hij overgeërfd te hebben en hij plaatste een zonnewijzer, hij smeedde een windhaan, hij legde een fontein aan...

Mathias vond zijn vader in een prieeltje, dat Pieter-Jan zelf had opgetrokken. Hij las weer in den bijbel, den ouden familiebijbel, waaruit hij vroeger, te Lierde, zoo vaak voorgelezen had. Hij had Mathias niet hooren naderen, en zooals deze zijn vader daar zag, met dien hoogen rug en dat lange witte haar, trof het hem weer hoe oud vader er uitzag, veel ouder dan hij in werkelijkheid was. En daar had Mathias nu plots het pijnlijke voorgevoel, dat zijn vader wel niet lang meer leven zou.

‘Vader,’ zegde Mathias, zachter dan hij gewoonlijk sprak. ‘Het is hier frisch in het prieeltje,’ liet hij er luchtiger op volgen, want hij vreesde, dat vader iets had gemerkt van zijn plotse ontroering.

‘Ik wilde juist naar u toekomen,’ zegde Pieter-Jan en hij stond recht. ‘Gilles heeft geschreven.’

‘En...’

‘Een meisje ditmaal, eindelijk een meisje,’ glimlachte Pieter-Jan. ‘Een Cathelijne, schrijft

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(46)

Gilles. Ge kunt u voorstellen hoe gelukkig Antonia is.’

Reeds tien jaar was Antonia met Gilles Blommaert gehuwd en dit meisje was hun vijfde kind. Maar de vier eerste waren jongens en nu werd Antonia's hartewensch vervuld: zij had nu ook een dochtertje.

Nog altijd woonden zij te Droesbeke, op de schismatieke wijk, zooals de katholieke bevolking de protestantsche gemeente noemde. Bij haar huwelijk was Antonia tot het protestantisme overgegaan, den godsdienst van haar man, en Pieter-Jan had zich hiertegen niet verzet, al kwam het daardoor tot een breuk tusschen hem en de familie van zijn overleden vrouw.

‘Antonia noodigt ons uit,’ zegde Pieter-Jan. ‘Ik denk volgende week eens naar Droesbeke te gaan, en naar Lierde, bij Marin. Gij zult wel niet weg kunnen, Mathias?’

‘Neen, dat zal ik niet kunnen,’ antwoordde Mathias. ‘De nieuwe artikels geven mij veel werk en moest ik aan die tentoonstelling van Gent kunnen meedoen...’

‘Uw schoonbroer heeft de zaak nog niet in orde kunnen brengen?’ vroeg Pieter-Jan.

‘Nog niet, Lagrange laat niet af...’

‘Maar het komt wel in orde, nietwaar?’ vroeg Pieter-Jan. ‘Het komt in orde, nietwaar?’

Enkele oogenblikken vond hij iets terug van

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(47)

den ouden strijdlust, waarmee hij vroeger Lagrange had bekampt.

‘Ge zult aan de tentoonstelling deelnemen? Ge zult Lagrange overwinnen?’

‘Ik hoop van wel,’ glimlachte Mathias. ‘De Lorier zal nu aandringen bij den gouverneur en het provinciebestuur. Jawel, er bestaat een groote kans, dat alles in orde komt.’

‘En uw nieuwe artikels?’ vroeg Pieter-Jan.

‘Ge moet eens komen zien, vader,’ zegde Mathias. ‘Het is reeds een heelen tijd geleden, dat ge nog in de fabriek zijt geweest. En er is heel wat nieuws. Ik heb daar een artikel, dat ophef maken zal als ik het op de markt breng, een tweezijdig

geweefsel. Er ligt een staalketting op het getouw. Ge moest eens komen zien.’

‘Ja, ik kom een dezer dagen,’ beloofde Pieter-Jan. ‘Ik kom...’

Maar de belangstelling, die Mathias even bij zijn vader had weten op te wekken, was reeds voorbij en Pieter-Jan dacht weer aan iets anders.

‘Volgende week ga ik naar Antonia,’ herhaalde hij. ‘En naar Marin. In het begin van de week, Maandag of Dinsdag...’

Het was blijkbaar het eenige wat hem voor het oogenblik interesseerde: zijn kinderen en kleinkinderen terug te zien.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(48)

‘Maandag,’ besliste hij.

En 's avonds zegde Mathias tot Maria:

‘Ik weet niet wat vader scheelt... Hij is veel veranderd.’

‘Hoe dan?’ vroeg Maria.

‘Het is zonderling,’ zegde Mathias na een poos, ‘maar ik kan die gedachte maar niet kwijt geraken, dat vader niet lang meer zal leven.’

‘Hij is toch nog niet zoo oud,’ vond Maria. ‘Kom, kom... Ge stelt u wat voor, Mathias.’

‘Toch niet,’ beweerde hij. ‘Vader is op.’

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(49)

III

In den herfst van dit jaar 1890 stierf Pieter-Jan Wieringer. Hij was slechts zeven en vijftig, maar zooals Mathias het had opgemerkt en aan Maria had gezegd: vader was op. Zulk een plotse ineenstorting had echter ook Mathias niet verwacht en Pieter-Jan stierf zonder nog Antonia en Marin terug te zien. Het was alsof hij zijn dood voorvoeld had toen Antonia's dochtertje geboren werd, want al was hij toen reeds zeer vermoeid, toch was hij naar Droesbeke vertrokken. En ook Marin en zijn vrouw en hun kinderen was hij te Lierde gaan bezoeken. Dit was zijn laatste reis. Hij was daarna zelfs niet meer op straat gekomen, hij was ook niet meer naar de fabriek gekomen om de nieuwe artikels te zien, zooals hij Mathias had beloofd.

Op een morgen verwittigde de huishoudster Mathias en Maria, dat Pieter-Jan plots erg ziek was geworden en zij haastten zich naar hem toe. Het was inderdaad erg met hem gesteld en bij

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(50)

den eersten oogopslag had Mathias de pijnlijke zekerheid, dat wat hij had gevreesd, weldra gebeuren zou.

‘Gaat het niet, vader?’ vroeg Maria en zij vatte de groote hand, die onrustig over de dekens streek.

Pieter-Jan had koorts. Hij was rood in het gelaat en hij zweette. Zijn oogen hadden een starende uitdrukking alsof hij niet heelemaal bij bewustzijn was, maar nu Mathias en Maria bij hem waren, werd hij kalmer en kon hij weer madenken.

‘Neen, het gaat niet goed,’ antwoordde hij.

En de klank van zijn stem verraste Mathias. Zoo zwak, zoo moe was die stem.

‘Ik stuur dadelijk iemand naar den dokter, vader,’ zegde Mathias. ‘Het zal wel niet zoo erg zijn,’ voegde hij er geruststellend aan toe.

Maar Pieter-Jan bleek aan dat doktersbezoek geen belang te hechten. Zijn geest was vervuld met wat anders.

‘Marin,’ zegde hij en zijn stem klonk gejaagd nu, ‘Marin en Antonia.’

‘Wilt ge... wilt ge, vader, dat Marin en Antonia komen?’ vroeg Mathias.

‘Ja,’ knikte Pieter-Jan. ‘Gauw,’ zegde hij, angstig bijna.

En Mathias begreep, dat er geen tijd meer te verliezen was.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(51)

‘Raas Evenepoel zal met de koets naar Lierde en Droesbeke rijden en Marin en Antonia halen,’ zegde hij.

‘En Gilles en de vrouw van Marin,’ fluisterde Pieter-Jan en hij keek langs Mathias heen, alsof hij beschaamd was. ‘En de kinderen... Gauw,’ herhaalde hij.

‘Ja, vader, dadelijk,’ beloofde Mathias en hij ging weg om iemand naar den dokter te sturen en Raas Evenepoel te verwittigen.

De dokter kwam. Een oude, aarzelende man, die blijkbaar niet veel begreep van de ziekte en na het onderzoek slechts weinig antwoorden kon op de angstige vragen van Mathias.

‘Misschien een bloedvergiftiging,’ zegde hij, maar het was zonder overtuiging.

‘En wat moet er gedaan worden?’ vroeg Maria.

‘Ik kom dezen namiddag terug,’ antwoordde de dokter. ‘Moest het noodig zijn, dan zal ik aderlaten. Gevaar is er voorloopig niet en ik hoop wel, dat er gauw beterschap zal intreden.’

Maar het beterde niet, het verergerde daarentegen. Bij poozen kon Pieter-Jan helder nadenken en sprak hij, maar meestal verkeerde hij in een half bewusteloozen toestand en mompelde hij woorden zonder eenig zinsverband. Vaak noemde hij Marin en Antonia, meest Marin. Het was voor Mathias en Maria zeer pijnlijk hem

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(52)

daar zoo te zien liggen en niets voor hem te kunnen doen.

Toen was Pieter-Jan een langen tijd heelemaal bij bewustzijn en Mathias en Maria hoopten reeds, dat de dokter gelijk had en het met vader toch zoo erg niet was gesteld.

‘Ja, het gaat veel beter,’ zegde Pieter-Jan zelf.

Maria kon nu naar huis om Anton te voeden en te verzorgen, maar ze beloofde gauw terug te zijn.

‘En over enkele uren zullen Marin en Antonia hier ook zijn, vader,’ zegde zij.

Mathias was nu alleen met zijn vader. Hij zweeg. Hij keek naar Pieter-Jan en hij merkte op, dat hij hem iets te zeggen had en gewacht had op het vertrek van Maria om er over te beginnen. Maar hij aarzelde nog en sprak ten slotte over wat anders.

‘De tentoonstelling?’ vroeg hij.

‘Het komt in orde, vader,’ zegde Mathias. ‘Gisteren heeft Simon mij verzekerd, dat zijn schoonvader zijn doel heeft bereikt: Lagrange zal verplicht worden mij uit te noodigen.’

‘Dat is goed,’ glimlachte Pieter-Jan, ‘dat is goed.’

Maar dadelijk kwam weer die tragische trek om zijn mond en dacht hij aan het andere.

‘Marin...’ zegde hij.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(53)

En Mathias begreep hem, Mathias wist wat vader wilde: Marin mocht niet in den steek worden gelaten.

‘Ge kunt gerust zijn vader,’ voorkwam hij de woorden van Pieter-Jan. ‘Marin zal altijd voor de fabriek kunnen werken. De handwevers van Lierde zal ik behouden en Marin blijft ginder de bedeeler. Hij zal nooit iets tekort hebben.’

Het was voor Pieter-Jan een groote ontlasting. Hij zegde:

‘Irma is niet de geschikte vrouw voor Marin. Zij kan niets bijhouden, zij verspilt zooveel en zooveel méér nog gaat naar haar familie. Ge weet hoeveel Marin gekregen heeft bij de verdeeling, maar daar zal wel niet veel meer van overblijven. En als Marin geen vast werk heeft en geen regelmatig inkomen, zal het gauw armoede zijn.

Hij heeft geen karakter en is ook niet zeer verstandig.’

‘Ik zorg voor hem, vader,’ beloofde Mathias.

‘En slecht is Marin ook niet,’ beweerde Pieter-Jan.

‘Wel neen,’ gaf Mathias toe.

Daarna, zonder overgang bijna, verviel Pieter-Jan weer in dien half bewusteloozen toestand en toen Maria terugkeerde, herkende hij haar niet meer en mompelde hij weer woorden zonder beteekenis of verband. Maar weldra

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(54)

deed hij zelfs dàt niet meer en hij lag nu stil, onbeweeglijk, en de oogen hield hij gesloten.

Lang bleef hij zoo liggen en Mathias en Maria wisten niet of zij zich verheugen moesten om die rust ofwel er een kwaad teeken in moesten zien.

Daarna werd Pieter-Jan echter opnieuw onrustig. Nog hield hij de oogen gesloten, maar de handen gleden weer over de dekens. Handen en vingeren maakten nu immer aan dezelfde beweging; de rechterhand draaide, terwijl van de linkerhand duim en wijsvinger iets grepen, iets, dat zij zacht betastten, dat zij...

En plots wist Mathias wat vader nu deed: hij spon, hij spon vlas. Hij zat voor het oude spinnewiel en het rok, en spon. De bewegingen waren zwak en hoekig, soms onvolkomen, maar Mathias vergiste zich niet. Pieter-Jan beleefde opnieuw dien tijd van Lierde, zooveel jaren terug, toen hij bij zijn grootvader het spinnen aanleerde.

Maar de handen deden nu een andere beweging. Wijd open, in een begeerig grijpen, gingen zij langzaam naar omhoog. Zij vatten iets en sloten zich krampachtig als om nooit meer los te laten. Maar openden zich dan weer en nu was het alsof de vingeren een deeltje namen van de massa, die de handen hadden gevat. Heel zacht werden dan de bewegingen, zacht en eerbiedig,

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(55)

en aaiend gleden de vingeren heen en weer. En het was de katoen, die Peter-Jan nu vasthield, de katoen streelde hij, zooals hij ze had gestreeld toen hij ze voor de eerste maal in de handen kreeg, de nieuwe, schoone grondstof, die van overzee kwam en het vlas zou verdringen.

En de handen strekten zich op de deken uit, rustig, voldaan, verzadigd.

Doch slechts een poos genoten zij van dit nieuw verworven bezit en waren zij werkloos. Weer had de rechterhand die hortende, draaiende beweging, maar ditmaal bleven duim en wijsvinger van de linkerhand onbeweeglijk en hielden iets vast, leidden iets, want zeer traag ging de hand heen en terug, heen en terug... En vader bobijnde nu, wist Mathias, de katoen op strengen werd op bobijnen gebracht om er een ketting van te scheren.

En Pieter-Jan scheerde. De rechterhand hield het scheerbeen naar omhoog, waarover de draden gleden, de linkerhand stootte den scheermolen voort en onder de deken stootte ook de linkervoet. En het hoofd en de schouderen, gansch het lichaam wiegde rhythmisch mee op de eentonige melodie van de gonzende bobijnen, wiegde, wiegde...

Trager werden dan de bewegingen van voet en hand, trager het rhythmisch wiegen van

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(56)

hoofd en lichaam, en daar hielden zij heelemaal op: de ketting was gescheerd. Maar het werk moest worden voortgezet, er was nog zooveel te doen. Krachtig, en toch zoo machteloos, grepen de handen de dikke streng katoen vast, trokken, grepen opnieuw, trokken... Pieter-Jan trok nu den ketting van den scheermolen.

Doch hij haastte zich, zijn bewegingen werden rapper en rapper, alsof er gevaar bestond, dat hij met zijn werk niet klaar komen zou. Reeds hield hij den effenaar vast, die de draden over de gansche breedte van den garenboom regelmatig verdeelde, en de ketting werd opgeboomd. En er zou wel iemand anders, een werkman, den ketting op den kam intrekken, want Pieter-Jan richtte zich half op en breed werd hij en uitdagend, alsof hij nu het groote werk aanvatten zou. En dat deed hij ook.

Hij zat op het getouw, het oude handgetouw, dat zijn grootvader, Pieter-Jan Van Hove, had gebouwd en waarop deze zooveel jaren geweven had. En waarop hij zelf had geweven toen Van Hove oud was geworden en rusten mocht. Het oude

handgetouw met de geterten.

Traag, maar zonder eenige aarzeling ditmaal, ging de rechterhand naar het snoksnoer en zwaar, heerschend viel de linkerhand op de lade. En Pieter-Jan had plots geen haast meer. Hij was immers zeker, er kon hem niets meer

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(57)

gebeuren. Zijn oogen waren nu geopend en keken star, trots. Nog even bleef hij onbeweeglijk, alsof hij op een sein wachtte.

Toen werd het sein gegeven. Pieter-Jan duwde met de voeten de geterten neer en de gaap werd gevormd. Pieter-Jan trok aan het snoksnoer en de schietspoel schuifelde door den gaap. Pieter-Jan sloeg de lade tegen het weefsel en verschoof de voeten om een anderen gaap te vormen. De voeten op de geterten, en de hand aan het snoksnoer, en de hand op de lade maakten de oude, onvergankelijke, heilige gebaren.

Pieter-Jan weefde. Niet langer meer waren zijn bewegingen hoekig en zwak en onvolkomen. Er was een nieuwe kracht in hem, hij was sterk en niet te overwinnen.

Zijn oogen glansden, gansch zijn gelaat glansde. Hij was gelukkig, hij weefde...

...En voor de laatste maal hoorde nu Mathias het lied van de oude getouwen, het zware, brute, onverzoenlijke lied, dat hem in zijn jeugd had bezeten, maar dat hij de laatste jaren vergeten had. Nu hoorde hij het weer en bezat het hem weer. En ook Maria hoorde het lied, ook zij was als Mathias teruggeplaatst in den tijd van de oude handgetouwen, in dien tijd toen zij en Mathias elkander leerden kennen, in dien avond toen hij voor haar weefde en zij de beteekenis

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(58)

van het lied vatte, en hij de laatste geheimen er van doorgrondde. Hetzelfde oude lied...

Doch Pieter-Jan Wieringer had zijn taak volbracht. Traag en moe werden zijn bewegingen. Nog weefde hij, maar langzaam zakte zijn hoofd achterover. De handen bewogen nog...

‘Vader!’ riep Mathias.

Maar Pieter-Jan kon niet meer antwoorden. Wevend, wevend was hij de eeuwigheid ingegaan.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(59)

IV

Eigenlijk had Pieter-Jan de laatste jaren slechts weinig omgang gehad met zijn zoon.

Niet alleen uit de zaak, maar ook uit het dagelijksche leven van Mathias en Maria had hij zich teruggetrokken en al hun pogingen om vader naar hen toe te halen hadden niet bereikt, dat hij zijn eenzaamheid prijs gaf. Nochtans hield hij veel van Mathias en Maria en van de kinderen, daaraan viel niet te twijfelen, maar hij moest een reden hebben om zoo te handelen. Het besef, dat hij behoorde tot een tijd, die onherroepelijk voorbij was? De ervaring, dat hij het jonge geslacht niet begrijpen kon?

Dat hij echter niettegenstaande zijn afzijdigheid, toch een bijzondere plaats was blijven innemen in hun leven, dat ervoer Mathias nu vader gestorven was. Duidelijk voelde hij die leegte aan. Ook in de fabriek, en dat kon Mathias onmogelijk verklaren.

Want buiten het oude, doode handgetouw was er niets in de

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

(60)

ateliers, dat aan Pieter-Jan herinnerde. Zelfs de gebouwen niet, die nochtans voor het meerendeel door Pieter-Jan werden ontworpen. Het waren muren, die slechts beteekenis kregen door wat er zich binnen bevond. En de getouwen, de bobijnmolens en de scheermolens, en de geweefsels waren van Mathias. En toch bleef de geest van den vader er aanwezig, in de bureau's, in de ateliers, overal.

De eerste weken na het overlijden ontroerde dit vaak Mathias en het speet hem, dat er ooit verwijdering tusschen hen had bestaan. Maar schuldbewustzijn was het niet. Wat er was gebeurd, dat meeningsverschil toen Mathias mechanische getouwen wilde plaatsen en Pieter-Jan halsstarrig vasthield aan de oude handgetouwen, die hulp door Pieter-Jan verleend aan de wevers van Lagrange toen zij in werkstaking waren gegaan voor een zaak, die op voorhand verloren was, en die brand in het eigen atelier - het waren zooveel vergissingen geweest van Pieter-Jan. En hij kon niet anders dan zich uit de zaak terugtrekken; hij had de nederlaag geleden. Maar hierin had hij zich vergist: niet tegenover zijn zoon had hij de nederlaag geleden. Het was de nieuwe tijd, het waren de nieuwe methodes en de gewijzigde omstandigheden, die hem hadden overwonnen.

Mathias trof geen schuld.

Valère Depauw, Niet versagen, Mathias

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verdwenen zijn en nu vooral nog voorko- men in wegbermen, waar zich minder strooisel ophoopt (Keizer, 1993). Zo komen in 't Rot Beukerussula {Russuia fillea), Stevige

(brief title) Acronym or short title of study Capecitabine for Advanced Breast Cancer Official scientific. title of the study Official scientific title of study should include name

Human Sciences Research Council (HSRC) Education Skills Development Unit and North West University, School for Educational Leadership Development e-mail:

for setting standards for General and Further Education and Training in South Africa and for assuring their quality.. In addition to developing and managing the quality of

Practical implications of using the DBE vs SS cut-scores In this section, the practical implications of using the cut-scores for reporting on the percentage of learners

DATE/TIME PLACE WEAPONS USED CASUALTIES COMMENTS 4 September 1987 – 20h55 Elundu 60mm mortars, SKS rifle- grenades, Small arms Nine x SADF wounded 23 x mortars hit the

Table 4.7 to Table 4.13 showed the carcass characteristics, fat quality parameters, fatty acid composition and fatty acid ratios of BF of pigs from different classification

The aim of this study was to explore the role of gender as moderator in the relationship between emotional intelligence and aspects of psychological well-being (positive