• No results found

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland · dbnl"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Johanna Wildvanck

bron

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland. C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1928 (10de druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wild054hans01_01/colofon.php

© 2010 dbnl / erven Johanna Wildvanck

(2)

3

[Hansje in 't Bessenland]

Klein Hansje was dol op zijn Maatje.

En Maatje's verjaardag kwam gauw.

Dus dacht hij: ik haal voor mijn Maatje Boschbessen mooi rood en mooi blauw.

Hij nam in elk handjen een mandje En wandelde ver naar een woud.

Hoe vindt je zoo'n dapper klein klantje?

'k Wed dat je nu al van hem houdt.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(3)

Toen ging ons Hansje zoeken Liep heel het bosch in 't rond En keek in alle hoeken

Of hij geen bessen vond.

Maar ach, hij zag zoowaar geen een, En barstte los in luid geween.

Nu kwam een dwergje naar hem toe Zoo groot maar als zijn voetje.

Kom Hansje! of ben je soms te moe?

Zoo zei hij na een groetje.

Ik ben de vorst van Bessenstein En breng je graag waar bessen zijn.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(4)

7

Dan, met zijn tooverstafje, tikt Hij Hansjen aan heel even.

Die wordt opeens piepklein, en schrikt En roept: de bloempjes zweven Nu boven mij, en 't laagste mos Lijkt wel zoo hoog als 't hoogste bosch!

Maar ach! mijn mandjes, Wat is dat naar!

Zijn voor mijn handjes Nu veel te zwaar!

Toen sprongen twee eekhoorntjes vlug uit het groen, En riepen: Wacht, Hansje, wij zullen 't wel doen.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(5)

Nu nam vorst van Bessenstein Hansje aan de hand.

En voerde hem mee door zijn tooverland.

Daar ziet Hansje een spin: hij wordt waarlijk bang.

Hu! Hu! wat een pooten, zoo groot en lang!

Hij moest mij eens grijpen vorst Bessenstein!

Maar 't dwergje zegt, dat hij niet bang hoeft te zijn.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(6)

11

Toen ze verder gingen Kwamen ze aan een woud.

Groote blauwe dingen Hingen er aan 't hout.

Vorst Bessenstein lachte:

Kom, pluk nu maar gauw!

Maar Hansje zei:

Hé! groeien de appels hier blauw?

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(7)

Wel Hansje, mijn Hansje, wat ben je nu dom!

't Zijn allemaal blauwbessen hier rondom!

Mijn jongens die kunnen 't getuigen.

Daar staan ze voor 't huisje; ze wachten je al.

Hoe vindt je mijn prinsjes, mijn zevental?

Leerde ik hun niet netjes te buigen?

Zoo sprak vorst van Bessenstein: Hansje ging gauw Naar de aardige prinsjes, zoo keurig in 't blauw.

Kom jongens, klim vlug in de takken!

Zei Bessenvorst weer; en pluk snel onzen gast Een korf vol met bessen; maar goed opgepast, Dat nergens je een twijgje laat knakken.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(8)

15

Nu ging het, hei! hopsa! de boomen in.

Dat was ons klein Hansje eerst naar den zin.

Wel, wel, had hij 't ooit kunnen droomen?

Toen 't mandje gevuld was riepen ze blij:

Kom, nu gaan we zeilen op 't meer bij de wei:

Het windje is zoo juist gekomen.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(9)

Het zeil was een boomblad, van boomschors de boot.

Klein Hansje mocht sturen. Wat voelt hij zich groot!

Hoe zalig, zoo zeilen op 't windje!

Maar plots dacht hij weer aan Mama, en hij vroeg:

Zeg, roodbessen, staan die hier ook?...

O, genoeg!

Wacht nog een klein poosje, lief vrindje!

Dan gaan we naar Roodbessenmoedertje toe.

Maar die woont heel ver, en we zijn al wat moe!

We zullen de muispaardjes halen.

Die draven zoo heerlijk, in éénen galop, Door bosschen en weiden, bergaf

en bergop,

En laten ons nimmer verdwalen.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(10)

19

Hop! Hop! gaat het hier door het Blauwbessenland.

Zie, Hans houdt zijn hoedje stijf vast met zijn hand.

De prinsje die lachen: We zijn er nu gauw!

Daar ginds op het mos woont de Roodbessenvrouw Met vijf kleine meisjes, zoo snoezig en fijn, Als op heel de wereld geen meisjes er zijn.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(11)

Daar zitten zij al met hun zessen, En boenen en wrijven de bessen.

Want moeder beloofde, en zal het zoo zijn, Hun bessen te koken met honig en wijn.

Ze werken heel ijvrig en zitten heel stil.

En Roodbessenvrouw vraagt, wat Hansje graag wil?

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(12)

23

Lief vrouwtje, voor Maatje's verjaren Wou ik graag wat bessen vergaren!

Voor Maatje's verjaardag! Roodbessenvrouw, Laat meisjes, je werk maar, en helpt hem eens gauw!

En kom je daarvoor op je muispaardje hier?

Wel, dat doet Roodbessenvrouw dol veel plezier!

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(13)

Toen 't mandje met roodbessen vol was gedaan, Toen spande van spinrag een schommel men aan Waar Hansje in mocht slingerdeslangen.

Kijk Hansjen eens lachen! Zijn hoedje waait heen, De Roodbessenmeisjes staan blij er omheen.

En zingen de schommelgezangen.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(14)

27

Daar klingelt een klokje. Kom Hansje, kom!

Lief Roodbessenmoedertje wacht!

Zij kookte voor ieder een volle kom Van roodbessen, heerlijk zacht.

Wat smaakt me die lekkere roodbessenvla, Zegt Hansje, maar nú wou ik toch naar Mama.

Vlug sprongen de prinsjes nu op van het mos, En maakten weer handig de muispaardjes los.

Ik leen jullie nu mijn wagen!

Zei 't Vrouwtje; als je daarvoor je paadjes spant.

Dan mors je geen bes uit je volle mand, Want die is te zwaar om te dragen.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(15)

Nu vloog men door 't bosch weer in één galop, Naar 't huis van vorst Bessenstein

Die wachtte de prinsjes en Hans al op;

Want gauw zou het donker zijn.

Zoo jongens, dà 's goed! zet de mand maar neer!

Span je muispaadjes netjes af!

Zeg klein Hansje vaarwel, en treuzel niet meer:

Nu naar huis en naar bed op een draf.

Laat Hansje nog blijven, lief Paatje!

Dat wouên we toch zoo dòl!

Neen, Hans moet nú naar zijn Maatje:

Zijn mandjes zijn allebei vol.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(16)

31

Plots zat Hansje op een tronk van een ouden boom En hij dacht: is 't gebeurd? of is 't een droom?

Waar is alles opeens gestoven?

Waar is Bessenvorst? en waar is Roodbessenvrouw?

En de prinsjes, die wilden dat 'k blijven zou?

En de meisjes?... 't Is niet te gelooven!

Voor zijn voetjes daar ziet hij zijn mandjes staan:

't Eene blauw, 't andre rood. Hansje proeft er aan:

Dat zijn waarlijk wel echte vruchten!

Dan maar gauw naar Mama!... Wat die zeggen zal?

Misschien zoekt ze haar Hansje wel overal!

Misschien heeft hij wel straf te duchten!

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

(17)

Toen den volgenden morgen ons Hansje is ontwaakt, Heeft hij zooals je ziet, het portret gemaakt Van blauw-prinsjes en roodbessen-klantjes.

En zijn zuster schreef keurigjes tusschen de prent:

‘Voor Mamaatje's verjaadag, van kleine vent’, En dat zette hij tegen de mandjes.

Johanna Wildvanck, Hansje in 't Bessenland

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daar had de Prins voor moeten zorgen, En maken, dat 'er 't noodig kwam, - Mits hij het niet van 't onze nam - Al had hij 't dan ook moeten borgen!. Robert Hendrik Arntzenius,

Als de vlindertjes nog geen vlindertjes zijn, Maar popjes, voor 't vliegen nog veel te klein,.. Dan doen ze dansjes en spelletjes, Op voetjes, die trippelen pas voor pas Heel

Zijn blinkend stalen harnas ving alle zonnestralen op, en Hansje moest aldoor in de blauwe oogen van den koning zien.. Trelker, Hansje

Hansje Knipperdolletje, Die zat laatst aan den dijk, Hij krabde daar zijn bolletje Zijn mutsje viel in 't slijk.. Hansje wil je je

‘Neen,’ zoo juicht hij, ‘'t is geen schijn, 'k Moet wel een gelukskind zijn. Alles, alles is

‘'k Ben gelukkig 't varken kwijt, En zoo van mijn angst bevrijd!’. Zoo juicht

Buiten in de biezen, Daar ligt een hondje dood, Toen kwam Jan, de slager, Die zei: Dat hondje is mager;. Toen kwam Lijsje Lonken, Die zei: Dat beestje

Iconomanie, of Zoo maken de kinderen een