• No results found

‘De vrouw zoo als zij behoort te zijn’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘De vrouw zoo als zij behoort te zijn’"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘De vrouw zoo als zij

behoort te zijn’

Een vergelijkend onderzoek naar het vrouwbeeld in Ladies’

Magazine (1828-1836) en Penélopé (1821-1835)

Naam student Laura van Dam

Studentnummer s1605992

Instelling Rijksuniversiteit Groningen

Naam opleiding Master Journalistiek

Studiepad Dagbladjournalistiek

Hoofdbegeleider Prof. dr. M.J. Broersma Tweede lezer Dr. T.A.C. Witschge

(2)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 2 INLEIDING ... 3 1. THEORETISCH KADER ... 9 1.1HET BEGRIP VROUWENTIJDSCHRIFT ... 9 1.2HET BEGRIP VROUWELIJKHEID ... 10 1.3HET BEGRIP REPRESENTATIE... 16 1.4HET BEGRIP BOODSCHAPSYSTEEM ... 23 2. ONDERZOEKSOPZET ... 26 2.1METHODE ... 26 2.1HET ONDERZOEKSMATERIAAL ... 31

3. INHOUDELIJKE ANALYSE VAN PENÉLOPÉ ... 32

3.1INLEIDING ... 32

3.2DE HISTORISCHE CONTEXT VAN PENÉLOPÉ ... 32

3.3ENKELE GEGEVENS OVER PENÉLOPÉ ... 33

3.4.DE INHOUDELIJKE ANALYSE ... 34

3.4.1 Domeinanalyse ... 34

3.4.2 Argumentatieanalyse ... 45

4. INHOUDELIJKE ANALYSE VAN LADIES’ MAGAZINE ... 50

4.1INLEIDING ... 50

4.2DE HISTORISCHE CONTEXT VAN LADIES’MAGAZINE ... 50

4.3ENKELE GEGEVENS OVER LADIES’MAGAZINE ... 53

4.4DE INHOUDELIJKE ANALYSE ... 53

4.4.1 Domeinanalyse ... 54

4.4.2 Argumentatieanalyse ... 63

CONCLUSIE ... 70

BIBLIOGRAFIE ... 75

BIJLAGE 1: CODEERFORMULIER DOMEINANALYSE ... 79

(3)

Voorwoord

Met het schrijven van dit voorwoord komt een einde aan een intensieve periode. Van tevoren had ik niet verwacht dat de laatste loodjes, wat betreft de afronding van deze master

Journalistiek, zo zwaar zouden wegen. Het doen van dit onderzoek is een langdurig, moeizaam proces geweest, waar ik desondanks met tevredenheid op terugkijk. Ik heb met plezier aan deze scriptie gewerkt en ben blij met het uiteindelijke resultaat.

Het werkstuk dat voor u ligt is een project geworden waarin ik mijn interesses in de

Amerikaanse cultuur en geschiedenis, de tijdschriftjournalistiek en de positie van de vrouw in de samenleving heb kunnen combineren. Met veel belangstelling heb ik mij de afgelopen tijd dan ook verdiept in het door mij gekozen onderwerp, de eerste succesvolle

vrouwentijdschriften in Nederland en Amerika.

Deze scriptie was er niet geweest zonder de steun en hulp van een aantal personen. Ik wil daarom allereerst mijn begeleider, Marcel Broersma, bedanken voor zijn feedback en assistentie gedurende dit proces. Daarnaast Mayla en Dirk, voor de nodige afleiding en een luisterend oor. Mijn broer Daniël, voor zijn steun en hulp bij alle Word-gerelateerde problemen. En bovenal mijn ouders, Joke en Ben. Ontzettend bedankt voor jullie bemoedigende woorden en hulp op de momenten waarop ik dat nodig had.

(4)

Inleiding

Het vrouwentijdschrift is een gangbaar verschijnsel in het dagelijks leven. Veel vrouwen lezen deze bladen ‘voor en door vrouwen’. Niettemin bevinden vrouwentijdschriften zich de laatste paar jaren in een netelige situatie. Grote titels als Beau Monde, Grazia, Marie Claire en Nouveau zijn door mediaconcern Sanoma te koop aangeboden.1 Een ander voorbeeld vormt het maandblad Opzij dat in november 2013 door de Weekbladpers Groep werd afgestoten, maar vervolgens in januari 2014 een doorstart kon maken.2

Het is, gezien de algemeen erkende en dominante positie in het medialandschap van het vrouwentijdschrift, opmerkelijk hoe gering de wetenschappelijke interesse in het fenomeen is. Dit gebrek aan wetenschappelijke belangstelling geldt in het bijzonder voor vrouwentijdschriften uit vroegere perioden in onze geschiedenis. Als een van de weinige onderzoekers, besteedde historica en feministe Johanna Naber aandacht aan het verschijnsel van het historische vrouwentijdschrift, door haar beschouwd in het licht van de

persgeschiedenis als geheel. Zo schreef ze naar aanleiding van de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ een korte tekst over de oudste Nederlandse modebladen.3

Ruim tien jaar na de heropleving van de vrouwenbeweging in de twintigste eeuw, verschenen de eerste bibliografieën en in 1984 bracht Inge Polak een bloemlezing uit die betrekking had op Nederlandse vrouwenbladen uit de periode van 1870 tot 1920.4 Suzan van Dijk en Dini Helmers ondernamen begin jaren 90 een poging om een compleet overzicht te

bieden van alle Nederlandse achttiende-eeuwse vrouwentijdschriften.5 Een goed voorbeeld van een serieuze wetenschappelijke benadering van het fenomeen

van het historische vrouwentijdschrift is het werk van Lotte Jensen. Deze historica liet onder andere zien dat het overzicht van Van Dijk en Helmers verre van compleet was. Jensen stelde onder meer een nieuwe bibliografie samen, waarin het aantal titels bijna verviervoudigd werd.

1http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/grazia-en-marie-claire-toch-niet-weg-bij-sanoma/ 2http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/opzij-naar-uitgever-veen/102798/

3 Dat buiten de wetenschap sprake was van een toenemende aandacht voor het vrouwentijdschrift, blijkt uit het feit dat tijdens de zogenaamde ‘tweede feministische golf’ een tentoonstelling werd georganiseerd door het Nederlands Persmuseum over vrouwentijdschriften uit de periode 1760-1970. ‘Lees je ze wel of lees je ze niet’, naar aanleiding van de doctoraalscriptie van Selma Leydesdorff met de gelijknamige titel (Amsterdam, 1976).

4 A. Boeve, M. Jansen, J. Relleke en I. Roldaan, ‘Bibliografie vrouwentijdschriften 1800-1920 in het bezit van UBA en IAV’, in De negentiende eeuw 3 (1979) 3: 166-184. Claar Willems-Bierlaagh, Nederlandse

vrouwentijdschriften 1800-1945. Bibliografische lijst (Amsterdam: IIAV, 1992) en Inge Polak, Geloof mij vrij, Mevrouw. Een bloemlezing uit vrouwentijdschriften tussen 1870 en 1920. Den Haag: Sara, 1984.

5 Suzan van Dijk en Dini Helmers, ‘Nederlandse vrouwentijdschriften in de achttiende eeuw’, in Balans &

Perspectief van de Nederlandse cultuurgeschiedenis. De productie, distributie en consumptie van cultuur,

(5)

In haar dissertatie uit 2001 Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt behandelt ze op systematische wijze de ontwikkeling van het Nederlandse vrouwentijdschrift vanaf de eerste publicaties in de achttiende eeuw tot en met 1870. Jensen richt zich hierbij op de betekenis die vrouwentijdschriften hebben gehad voor het ontstaan van het vrouwelijk schrijverschap, het ontstaan van een vrouwenbeweging en het feminisme in ons land.6 Ten slotte kan nog genoemd worden dat incidenteel wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar bepaalde thema’s op het gebied van vrouwenperiodieken, zoals de mode en de rol die

vrouwentijdschriften vervulden in de vorming van internationale vrouwennetwerken. Hoewel verschillende onderzoekers zodoende op verschillende manieren hebben bijgedragen aan onze historische kennis over de eerste vrouwentijdschriften, zijn vele vragen nog niet beantwoord. Volgens historica Marloes Hülsken ontbreekt vooral systematisch onderzoek naar de functie en de inhoud van vrouwentijdschriften.7 Ook merkt de hierboven genoemde Jensen op: “Als bron voor de bezigheden en sociaal-maatschappelijke positie van vrouwen zijn de negentiende-eeuwse vrouwentijdschriften echter nog lang niet uitgeput: ze bevatten ook tal van gegevens over andere onderwerpen zoals kinderopvoeding, mode, lezen, borduren, tekenen, schilderen, muziek maken, het huishouden en vrouwelijke beroepen zoals onderwijzeres en verpleegster”.8

Jensen stelt dat meer onderzoek nodig is naar de verhouding tussen het vrouwentijdschrift en de rest van de tijdschriftpers, de ontwikkeling van het

vrouwentijdschrift na 1870 en het bestaan van internationale netwerken waarvan de auteurs van Nederlandse vrouwentijdschriften deel van uitmaakten. Van Dijk en Helmers wijzen niet alleen op het wetenschappelijk belang van voor het algemene publiek bestemde publicaties zoals almanakken, maar benadrukken tevens het nut van vergelijkend internationaal

onderzoek naar vrouwenbladen. De onbeantwoorde vraag die hier optreedt, is of de functies die buitenlandse vrouwentijdschriften vervulden ook door Nederlandse bladen werden uitgeoefend.9

Met dit onderzoek wil ik me begeven op dit grotendeels onontgonnen terrein. Hierboven is al genoemd dat vrouwen tegenwoordig kunnen beschikken over een ruim aanbod van tijdschriften die specifiek op hun behoeften en idealen zijn afgestemd. In

tijdschriften als bijvoorbeeld Margriet en Libelle worden onder meer oplossingen aangeboden

6 Een paar jaar eerder had Jensen al onderzoek gedaan naar het eerste Nederlandse vrouwentijdschrift De

Dames-Post

7 Marloes Hülsken, ‘Fascinerend en veelzijdig: het vrouwentijdschrift als bron. Een leidraad voor de (beginnende) onderzoeker.’ (2005), www.vrouwentijdschriften.nl. 12-12-2013.

8 Jensen, Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt, 239.

(6)

voor problemen die vrouwen ervaren in hun dagelijks leven. Het weinige onderzoek naar het fenomeen van de huidige vrouwentijdschriften wijst uit dat steeds dezelfde thema’s aan de orde worden gesteld, namelijk typisch ‘vrouwelijke’ thema’s als uiterlijk of relaties met andere personen.10 In zowel Amerikaanse meisjesbladen als Sassy, Seventeen en Young Miss als het Nederlandse meisjesblad Yes, wordt veel aandacht besteed aan zaken als uiterlijke schoonheid en kleding, gezondheid en andere genderspecifieke aangelegenheden. Gegeven deze inhoudelijke overeenstemming van de moderne vrouwentijdschriften, rijst dus de vraag of deze overeenstemming ook bestond bij historische vrouwentijdschriften. Deze kwestie vormde de inspiratiebron voor het formuleren van de globale probleemstelling van het onderzoek.

Het doel van dit onderzoek is om een vergelijking te maken tussen het

boodschapsysteem van het Nederlandse blad Penélopé enerzijds en dat van het Amerikaanse tijdschrift Ladies’ Magazine anderzijds. De term ‘boodschapsysteem’ of ‘message system’ is in het leven geroepen door communicatiewetenschapper George Gerbner. Hiermee doelde hij op het systeem van boodschappen dat door een bepaald medium wordt voortgebracht.11 De bedoeling is na te gaan op welke wijze de leefwereld van vrouwen wordt gerepresenteerd door het betreffende boodschapsysteem. Meer in het algemeen, is mijn streven erop gericht een bijdrage te leveren aan de vergroting van ons inzicht in de wijze waarop de eerste vrouwentijdschriften precies hebben gefunctioneerd als boodschapsysteem. Specifieker is mijn streven een bijdrage te leveren aan de verwerving van meer inzicht in het vrouwbeeld zoals dat in typische vrouwentijdschriften en hun boodschapsysteem naar voren wordt gebracht.

Om deze doelstelling te realiseren is de volgende vraagstelling geformuleerd:

Verschilt de representatie van vrouwelijkheid in het vrouwentijdschrift Penélopé van de representatie van vrouwelijkheid in het vrouwentijdschrift Ladies’ Magazine?

Deze vraagstelling kan worden gesplitst in twee deelvragen:

1. Welke representatie van de leefwereld van de vrouw wordt gearticuleerd door het boodschapsysteem van Penélopé?

2. Welke representatie van de leefwereld van de vrouw wordt gearticuleerd door het boodschapsysteem van Ladies’ Magazine?

10 Annette van der Mooren, Wat een meisje weten moet. Een studie naar Yes en haar lezeressen (Amsterdam: Rozenberg Publishers, 2001), 4.

(7)

Historisch gezien geldt het tijdschrift Penélopé als een van de eerste succesvolle Nederlandse vrouwentijdschriften. Het blad was namelijk niet alleen een voorbeeld voor alle

daaropvolgende vrouwentijdschriften, maar stond daarnaast onder leiding van een vrouw en kende met een looptijd van 1821 tot 1835 ook een betrekkelijk lange levensduur. Een qua succes vergelijkbaar vrouwentijdschrift is het blad Ladies’ Magazine. Dit Amerikaanse tijdschrift – onder leiding van Sarah Josepha Hale – verscheen tussen 1828 en 1836 en werd, om dezelfde redenen als hierboven genoemd, gezien als het eerste succesvolle Amerikaanse vrouwentijdschrift.

Wat een vergelijking van beide bladen interessant maakt, is dat ze tevens gemeen hebben dat ze beschouwd kunnen worden als historische verhalenvertellers. Daarmee wordt bedoeld dat in de ‘verhalen’ die door deze bladen worden verteld een deel van de historische werkelijkheid wordt gerepresenteerd. Met name dat deel van de werkelijkheid waarin

vrouwen optreden. Door een beeld te (re)produceren van de leefwereld van de vrouw wordt een specifieke invulling van het begrip ‘vrouwelijkheid’ verwoord. Net zoals de huidige media bepaalde boodschappen presenteren aan het publiek met betrekking tot het bestaande, welke zaken van belang zijn, wat nastrevenswaardig is en wat niet, zo presenteerden ook vrouwentijdschriften als Penélopé en Ladies’ Magazine hun boodschap met betrekking tot (een deel van) de ‘vrouwelijke’ werkelijkheid.

De concrete veronderstelling die aan dit onderzoek ten grondslag ligt is dat

tijdschriften als Penélopé en Ladies’ Magazine beschouwd kunnen worden als voorbeelden van media waarin een complex van telkens terugkerende boodschappen over vrouwelijkheid naar voren werd gebracht. Dat wil zeggen, concepten ten aanzien van wat vrouwelijkheid inhoudt, welke eigenschappen van een vrouw nastrevenswaardig zijn en welke niet, wat voor een vrouw goed en is wat niet en hoe deze genoemde elementen met elkaar samenhangen.

Deze veronderstelling kan onder meer in verband worden gebracht met het

inhoudelijke onderzoek dat Lotte Jensen heeft verricht naar de beelden van vrouwelijkheid zoals die door Penélopé onder de aandacht van het vrouwelijk lezerspubliek werden gebracht.12 Een van de conclusies van Jensen is dat in Penélopé een zekere spanning te

bespeuren is tussen twee pretenties van de redactrice Anna Barbara van Meerten-Schilperoort. Enerzijds meende zij een uniek Nederlands tijdschrift te hebben voortgebracht, anderzijds pretendeerde zij met Penélopé de lokale context te overstijgen en bij te dragen aan een

(8)

internationale vrouwelijke ‘traditie’.

De vraag die opdoemt, is dus of het werk dat van Meerten-Schilperoort heeft verricht slechts een geïsoleerd geval was of niet. Jensen stelt in dit verband het volgende: “Het is vruchtbaar om het werk van Van Meerten-Schilperoort in een internationale context te situeren, omdat dan duidelijk wordt dat Penélopé past in een internationale traditie van opvoedkundige literatuur, in het bijzonder in een specifiek vrouwelijke traditie”.13

Fundamenteel voor iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek is het vaststellen van overeenkomsten en verschillen tussen fenomenen. Zo ook hier. Is het zinvol te spreken van een ‘specifiek vrouwelijke traditie’ die de lokale context overstijgt? Is het mogelijk om een meer algemeen inzicht te krijgen in de wijze waarop vroege vrouwentijdschriften het vrouwbeeld hebben gecultiveerd en gerepresenteerd? Dit onderzoek pretendeert slechts een eerste oriëntatie te bieden voor het beantwoorden van dit soort abstracte kwesties. Door twee case-studies te verrichten en de resultaten daarvan met elkaar te vergelijken, hoop ik in ieder geval een eerste stap te hebben gezet.

In het volgende hoofdstuk zal ik om te beginnen het theoretisch kader schetsen waarin de onderzoeksvraag moet worden gesitueerd. Dit kader verschaft ook de middelen om de belangrijkste begrippen uit de onderzoeksvraag: representatie, vrouwelijkheid en

vrouwentijdschrift scherper te omlijnen. De twee genoemde tijdschriften gelden als

‘succesvolle’ vrouwenbladen. Wat betekent ‘succesvol’ in dit verband? Een belangrijk aspect van ‘representatie van vrouwelijkheid’ is de culturele dimensie ervan, veelal aangeduid met de term ‘gender’. Ook de betekenis van deze term zal ik hier bespreken. Ten slotte wordt er aandacht besteed aan het begrip ‘boodschapsysteem’.

Na de kenschets van het frame-work voor deze studie, zal in hoofdstuk twee de werkwijze worden toegelicht. Ik heb gekozen voor een kwalitatieve inhoudsanalyse volgens de systematiek die is ontwikkeld door Gerbner en toegepast door Annette van der Mooren op het meisjesblad Yes. Deze analyse bestaat uit een meer inventariserende domein- en een kwalitatieve argumentatieanalyse die in dit hoofdstuk toegelicht worden. Verder verantwoord ik de keuze voor enerzijds Penélopé en anderzijds Ladies’ Magazine.

Hoofdstuk drie is gewijd aan de eigenlijke analyse van het boodschapsysteem van Penélopé. Het onderzoeksobject van hoofdstuk vier is het tijdschrift Ladies’ Magazine. In beide hoofdstukken zal zowel een – in het voorgaande hoofdstuk uiteengezette –

domeinanalyse als een argumentatieanalyse worden uitgevoerd.

(9)
(10)

1. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk adresseert een aantal theoretische aspecten van de geformuleerde onderzoeksvraag:

Verschilt de representatie van vrouwelijkheid in het vrouwentijdschrift Penélopé van de representatie van vrouwelijkheid in het vrouwentijdschrift Ladies’ Magazine?

De bedoeling is om door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse van twee

vrouwentijdschriften een eerste stap te zetten naar het formuleren van algemene uitspraken over het karakter van het boodschapsysteem dat in dergelijke tijdschriften gebruikt wordt. Ten grondslag aan dit onderzoeksmodel ligt de theorie van Gerbner over de belangrijkste aspecten van het boodschapsysteem van een massamedium als de televisie. Op een vergelijkbare manier wil ik in dit onderzoek het boodschapsysteem van Penélopé en Ladies’ Magazine bestuderen. Eerst zal ik echter aangeven welke definities ik hanteer voor de grondbegrippen waaruit de onderzoeksvraag is opgebouwd. Daarbij is geprobeerd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de bestaande literatuur.

1.1 Het begrip vrouwentijdschrift

Verschillende onderzoekers hebben aangegeven dat het lastig is de precieze betekenis van de term ‘vrouwentijdschrift’ of zelfs van de term ‘tijdschrift’ op ondubbelzinnige wijze vast te leggen. Om onnodige misverstanden en Babylonische spraakverwarring te voorkomen is het niettemin noodzakelijk zo duidelijk mogelijk te zijn waarnaar wordt verwezen bij het gebruik van deze termen. In dit onderzoek gebruik ik de uitdrukking ‘tijdschrift’ om te verwijzen naar een periodiek werk dat vaker dan één keer per jaar, maar niet dagelijks verscheen. Het moet publiekelijk verkrijgbaar zijn, een continuïteit hebben qua uiterlijk en geproduceerd zijn door een redactie.14

Binnen deze brede categorie kan dan een nadere specificatie worden gemaakt naar het vrouwentijdschrift. Volgens Hülsken kan met de term ‘vrouwentijdschrift’ drie verschillende dingen worden bedoeld: tijdschriften geschreven voor, door of over vrouwen.15 In dit

onderzoek duid ik het begrip vrouwentijdschrift aan als ‘een door vrouwen geschreven tijdschrift dat is gericht op een vrouwelijk lezerspubliek’. De twee tijdschriften die ik met

14 Ik sluit me hiermee aan bij de criteria opgesteld door Stouten 1984, 117 en Jensen 2001, 14. 15 Marloes Hülsken, ‘Fascinerend en veelzijdig: het vrouwentijdschrift als bron. Een leidraad voor de

(11)

elkaar ga vergelijken, Penélopé en Ladies’ Magazine, voldoen aan deze twee criteria en verdienen dus de naam ‘vrouwentijdschrift’. (Overigens zal ik in het vervolg soms de aanduiding ‘damesblad’ gebruiken als synoniem voor ‘vrouwentijdschrift’.)

Ten slotte een verduidelijking van de kwalificatie ‘succesvol’ in combinatie met het vrouwentijdschrift. Penélopé en Ladies’ Magazine gelden als toonbeelden van succesvolle vrouwentijdschriften. Uit de onderzoeksliteratuur blijkt dat meerdere onderzoekers deze kwalificatie toekennen vanwege de pioniersrol die de bladen hadden.16 Over Penélopé zegt Jensen: “Het wist op overtuigende wijze de concurrentie met buitenlandse vrouwenbladen aan te gaan en had tijdens zijn bestaan geen serieuze concurrentie van andere Nederlandstalige vrouwentijdschriften te verduren.”17 Een ander criterium voor het succes van zowel Penélopé als Ladies’ Magazine is dat het de eerste periodieken waren die langer dan vijf jaar bestonden, hogere lezersaantallen en oplages haalden dan hun voorgangers, en daarnaast niet alleen geschreven waren voor, maar ook door vrouwen. Als in mijn onderzoek wordt gesproken over ‘succesvolle’ vrouwentijdschriften, dan is dus daarmee geïmpliceerd dat de zojuist genoemde criteria van toepassing zijn.

1.2 Het begrip vrouwelijkheid

De tweede term uit mijn onderzoeksvraag – ‘vrouwelijkheid’ – staat voor, dat wil zeggen representeert een veel moeilijker te omlijnen begrip. Te denken valt in eerste instantie onder meer aan de verzameling van aspecten of eigenschappen die in een culturele leefgemeenschap typerend worden geacht voor vrouwen en middels het boodschapsysteem van de verschillende media aan het publiek worden gepresenteerd. Met ‘cultuur’ bedoelen we dan: “(…) dat wat in een samenleving gemeengoed is, de gedeelde praktijken, normen en waarden, en hun

praktische geldigheid in de dagelijkse leefwereld van mensen”.18

Volgens Van Dale’s Woordenboek (2009) betekent het bijvoeglijk naamwoord ‘vrouwelijk’ onder meer: ‘tot het biologisch geslacht behorend dat nakomelingen kan voortbrengen’, maar ook ‘zoals van een vrouw verwacht wordt’ zoals in de combinatie ‘vrouwelijk gedrag’. Dit laatste is dus aanzienlijk ruimer dan het louter biologische

gezichspunt. ‘Vrouwelijkheid’ in ruime zin verwijst dus naar een bepaalde manier van zijn of zich gedragen, naar bepaalde deugden, naar wat in een bepaalde cultuur als nastrevenswaardig

16 Zie bijvoorbeeld Jensen (2004), 27 en 31, Johannes (1995), 103 en Aronson (2001), 3.

17 Jensen, ‘Geheel aan de vrouwelijke kunne toegeweid’, in Van zeep tot soap: continuïteit en verandering in

geïllustreerde vrouwentijdschriften, A. Sens en M. Hagdorn (red.) (Amsterdam: Stichting het Nederlands

Persmuseum, 2004), 31.

(12)

of verwerpelijk wordt beschouwd.

Het bovenstaande idee van vrouwelijkheid kan worden toegelicht door de notie van gender in de beschouwing te betrekken. De wetenschappelijke bestudering van gender ontwikkelde zich vooral tijdens de tweede feministische golf in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Inzichten vanuit onder andere de psychologie, sociologie, linguïstiek en antropologie vormden de basis voor het concrete onderzoek. De onderzoeksvragen hadden betrekking op kwesties als wat vrouwelijkheid nu precies inhoudt, op welke manier relaties tussen mannen en vrouwen per tijd en plaats veranderen, hoe verschillen tussen vrouwen en mannen ontstaan en op welke manier vrouwen worden geportretteerd in verschillende vormen van media.19

Vóór deze tweede feministische golf werd door de meeste theoretici aangenomen dat sociale verschillen tussen mannen en vrouwen veroorzaakt worden door de biologische verschillen tussen beide geslachten (nature). Vanaf de jaren 70 werd er steeds vaker scherper onderscheid gemaakt tussen sekse en gender. Sekse werd voortaan gezien als het biologische onderscheid in geslacht, en gender voor het historisch en cultureel bepaalde en geconstrueerde verschil tussen mannen en vrouwen (nurture).20

Deze opvatting van gender als sociale constructie houdt in dat wat mannelijkheid of vrouwelijkheid is, wordt bepaald door diens omgeving en ontwikkeling. Via onder andere de opvoeding, ons onderwijs en de media krijgen we van kinds af aan mee hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen. De Amerikaanse filosoof en gender theoreticus Judith Butler duidt dit aan als de ‘performativiteit van gender’.21

Gender kan volgens haar gezien worden als een aangeleerde seksespecifieke rol. Alledaagse handelingen, uitspraken, gedrag,

representaties, culturele waarden en normen en bijvoorbeeld taboes hebben allemaal een aandeel in de productie en het uitdragen van een mannelijke of vrouwelijke identiteit.

Butler verwerpt dan ook het idee dat er onvermijdelijke grenzen bestaan tussen mannen en vrouwen. Ze trekt de conclusie dat niet alleen gender, maar ook het begrip sekse gezien moet worden als construct. Het veronderstelde onderscheid tussen beide is volgens Butler het product van ‘genderdenken’.22 Met andere woorden, het idee van gender maakt deel uit van een denken dat ideeën rondom de natuurlijkheid van sekse voortbrengt. Volgens Butler verwijst ‘sekse’ niet naar natuurlijke fenomenen, maar komt het net als gender voor uit

19 Na de jaren 80 kwam er ook geleidelijk meer aandacht voor mannen en mannelijkheid in dit type wetenschappelijk onderzoek.

20 Cynthia Carter en Linda Steiner, red., Critical Readings: Media and Gender (Maidenhead: Open University Press, 2004) 3.

(13)

sociale en culturele gebruiken en een specifieke discourse. De opvattingen over de verschillen tussen de beide geslachten ontstaan volgens Butler dus door het constant aanhalen en herhalen van de boodschap van genderidentiteit: de culturele normen en opvattingen met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid zoals die in de concrete leefwereld van mannen en vrouwen worden geconcretiseerd. Net als de Franse filosoof en feministe Simone de Beauvoir in haar publicatie Le Deuxième Sexe al eerder aangaf, was ook Butler daarom van mening dat men niet als vrouw wordt geboren maar als vrouw wordt ‘gemaakt’.

Door middel van een ‘genderhiërarchie’ wordt bepaald wat een ‘goed’ en wat een ‘fout’ gender is.23

Met dit cultureel bepaalde stelsel van normen en waarden die onder meer betrekking hebben op de nastrevenswaardige aspecten van het mannelijk en vrouwelijk gedrag worden dus de grenzen van gender in stand gehouden. ‘Abjecte lichamen’ die zich hier niet aan houden of er, bijvoorbeeld door hun seksuele geaardheid, niet aan kunnen voldoen worden buitengesloten van de samenleving en onderstrepen zo de grenzen van dit normatieve kader. Niettemin is er altijd de mogelijkheid om deze heersende normen te

doorbreken. Door elke performatieve handeling of uitspraak ontstaat er namelijk een verschil, hoe gering ook, met de oorspronkelijke norm. Hierdoor wordt er ruimte gecreëerd voor verandering.

Vergelijkbaar met de positie van Butler is de opvatting van Hall. Volgens deze

constructivistische visie op representatie (zie hieronder), moeten de termen ‘man’ en ‘vrouw’ – zowel het woord als het beeld – gezien worden als ‘culturele signifianten.’ Deze

signifianten (bijvoorbeeld woorden of foto’s) reflecteren niet, maar construeren gender definities, identiteiten en betekenissen.24 Dit maakt dat gender veranderlijk is – en verschilt per tijd, plaats/context en cultuur – ook al houdt het de schijn op van een vaste identiteit. Butler verwoordt het als volgt: “gender is what you do at a particular time, rather than a universal who you are”.25

Butler’s ideeën zijn hebben grote invloed uitgeoefend op de zogenaamde ‘queer theory’, ontstaan in Amerika in de jaren 90. Deze theorie benadrukt dat normen en grenzen rondom gender altijd veranderen en bestrijdt traditionele ideeën rondom gender en

seksualiteit. Belangrijk hierbij zijn vragen over wat normaal is, hoe onze opvattingen hierover tot stand komen en wie er door die normen worden onderdrukt of buitengesloten. Volgens

23 Ibidem, 16-17.

24 Stuart Hall, Representation: Cultural Representations and Signifying Practices (Londen: Sage/The Open University, 1997) 346.

(14)

deze theorie is het onjuist om te stellen dat er maar twee genders bestaan en twee vormen van geaardheid. Deze en andere culturele constructies zijn niet alleen altijd ontstaan in een

bepaalde historische en culturele context, maar bepalen ook de heersende normen omtrent gender. Heteroseksualiteit wordt daarom door queer theoristen gezien als een vorm van culturele hegemonie, een genaturaliseerde sociale norm.

De invloed van de media en de boodschappen die worden gepresenteerd staat bij onderzoek naar gender vaak centraal. Veel van deze boodschappen hebben betrekking op het idee van vrouwelijkheid respectievelijk mannelijkheid. Net zoals ze kunnen bepalen welke onderwerpen op de publieke agenda worden gezet, zo hebben de media ook de macht te bepalen op welke manier er over bepaalde zaken wordt gedacht. Constant worden er betekenissen op het publiek overgebracht op het gebied van seksualiteit, mannelijkheid en vrouwelijkheid in de samenleving.26 Deze aspecten worden hierbij op een bepaalde manier geconstrueerd. In de boodschappen die worden overgebracht blijken bepaalde elementen in hun onderlinge samenhang telkens weer terug te keren. Elementen die betrekking hebben op ‘what is’, ‘what is important’, ‘what is right/wrong, good/bad etc’, ‘what is related to what and how’.27

Daardoor spelen de media niet alleen een belangrijke rol bij het verspreiden, maar ook bij het produceren van ideeën rondom gender.

Deze uit de media voortkomende representaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid bevatten vaak stereotyperingen, dat wil zeggen kenschetsen van bepaalde groepen op basis van een beperkte selectie van eigenschappen. In de westerse media zijn stereotypes

bijvoorbeeld gebaseerd op het idee dat mannen en vrouwen van nature tegenpolen zijn en fundamenteel van elkaar verschillen.28 Liesbet van Zoonen, onderzoeker op het gebied van gender en de media, noemt de media de belangrijkste factoren in het overbrengen van stereotypische, patriarchale en hegemonische waarden over vrouwen en vrouwelijkheid.29 Hierbij wordt vrouwen vaak een ondergeschikte rol toebedeeld. Hall stelt dat: “in western society the norm of what counts as human is provided by the masculine and only women’s culture needs to be marked as specifically gendered.”30 Linda Steiner, vooraanstaand theoreticus op het gebied van media en gender, onderstreept dit standpunt. Volgens haar

26 Hannah Goodall, “Media’s influence on gender stereotypes,” Media Asia 39 nr. 3 (2012): 17.

27 George Gerbner, ‘Mass Media Discourse: Message System Analysis as a Component of Cultural

Indicators’, in Discourse and Communication: New Approaches to the Analysis of Mass Media Discourse and

Communication, ed. Teun A. van Dijk (Berlijn/New York: De Greyter, 1985) 20.

(15)

worden vrouwen in de media en journalistiek beschouwd als uitzondering, probleem en indringer.31

Onderzoek naar representaties van gender in de media is belangrijk. Als

mediaconsument is het vrijwel onmogelijk om niet tot op een zekere hoogte beïnvloed te worden door de beelden en boodschappen die op ons gericht zijn. Dit heeft een weerslag op de manier waarop we naar onszelf kijken, aangezien gender een belangrijk deel uitmaakt van onze identiteit en van ons in de leefwereld van alledag gevormd zelfbeeld.32 Van Zoonen noemt gender een van de meest cruciale componenten van cultuur.33 Media kunnen volgens haar aangeduid worden als de technologieën van gender, waarmee seksueel onderscheid wordt geproduceerd, aangepast, en gereconstrueerd. Daarom is het van groot belang te kijken op welke manier het proces van ‘encoderen’ van gender discourse in de media plaatsvindt.

Mediateksten geproduceerd voor een vrouwelijke doelgroep zijn relatief laat onder de aandacht van onderzoekers gekomen. Lang zijn ze, ook door journalisten en feministen, beschouwd als triviaal en betiteld als ‘infotainment’.34

Het kan echter niet ontkend worden dat ze een belangrijke bron van informatie vormen op het gebied van gender. Dit geldt in het bijzonder voor historische vrouwentijdschriften, het onderwerp van dit onderzoek. Deze bladen waren de eerste journalistieke producties waarbij vrouwen niet alleen het initiatief namen, maar ook de eindverantwoordelijkheid droegen. Ook was het de eerste journalistieke vorm uitsluitend gericht op een vrouwelijk lezerspubliek. Verscheidene onderwerpen en maatschappelijke kwesties werden erin besproken, en hiermee waren de tijdschriften een invloedrijke bron van informatie voor haar lezers. De representatie van vrouwen kon per tijdschrift verschillen. Stereotypen werden bekrachtigd of juist aan de kaak gesteld. Door middel van het analyseren van de inhoud van vrouwentijdschriften kan duidelijkheid worden gegeven over de manier waarop het vrouwbeeld werd gerepresenteerd en welke betekenissen via de tekst aan vrouwen werd overgebracht.

In dit onderzoek zal het begrip ‘gender’ worden gebruikt in de betekenis van ‘seksespecifieke socialisatie’. De term ‘socialisatie’ kan zowel in een proces- als in een productbetekenis worden gebruikt. Van Dale spreekt onder ander over ‘de sociale inlijving, opneming van een individu in de cultuur van zijn omgeving’. Deze betekenis is goed

31 Linda Steiner, “Failed Theories: Explaining: Explaining Gender Difference in Journalism,” The Review of Communication 12 nr.3 (2012): 201-223.

32 David Gauntlett, Media, Gender and Identity: an Introduction (Londen: Routledge, 2008) 13. Ook: Meta G. Carstarphen en Susan C. Zavoina, Sexual Rhetoric: Media Perspectives on Sexuality, Gender and Identity (Westport: Greenwood Press, 1999) XVII.

33 Van Zoonen, Feminist Media Studies, 66.

(16)

bruikbaar voor dit onderzoek. De uitdrukking ‘socialisatie’ verwijst dan naar het proces van enerzijds inleiden, anderzijds ingeleid worden in het dominante patroon van opvattingen, normen en waarden van een bepaalde cultuur. In de productbetekenis staat ‘socialisatie’ dan voor de door Berger & Luckmann onderscheiden fenomenen als de internalisatie van

waarden- en normenpatronen, het daarmee ontwikkelde wereldbeeld en ten derde het op individueel niveau ontwikkelde zelfbeeld.35

Een zeer belangrijk aspect van dit ontwikkelde zelfbeeld heeft betrekking op het biologische onderscheid tussen vrouwen en mannen en in het bijzonder de culturele vormgeving van dit biologische onderscheid. Met andere woorden, de uitdrukking ‘ socialisatie’ kan verder worden gespecificeerd tot ‘seksespecifieke scocialisatie’. Daarmee wordt globaal gesproken mee bedoeld dat de cultureel bepaalde betekenissen en handelingen die worden geassocieerd met het biologische onderscheid tussen de beide seksen het product zijn van een inleidingproces in het dominante patroon van opvattingen over wat is en wat hoort.

In de woorden van Van der Mooren: “Seksespecifieke socialisatie is dus het proces van overdracht dat verschillend is voor beide seksen en dat resulteert in een als objectief ervaren wereldbeeld en de daarmee samenhangende normen en waarden, en in een

identiteit”.36 ‘Gender’ of ‘sekserollen’ zijn geen statisch gegeven, maar ontwikkelen zich in de loop van de geschiedenis.

Op microniveau speelt gender of sekserol een belangrijke rol in de concrete leefwereld van personen. In het socialisatieproces maken individuen zich de cultureel gedefinieerde opvattingen eigen over wat als typisch ‘vrouwelijk’ en wat als typisch ‘mannelijk’ geldt. Omdat deze culturele overdracht ook consequenties heeft voor het individuele zelfbeeld, is het een logische stap om aan te nemen dat gender ook van invloed is op het denken en de gedragingen van personen in de alledaagse leefwereld.

Wat wordt eigenlijk bedoeld met ‘leefwereld’? Simpel gezegd betreft het de sociaal-culturele situatie waarin het denken en handelen van concrete personen zich voltrekt. Of in de woorden van Van der Mooren: “(…) het min of meer vaste patroon van denken en handelen van mensen in het leven van alledag”.37

In navolging van Van der Mooren wordt in dit onderzoek het idee van een ‘leefwereld’ gebruikt in de vorm van een systeem van domeinen. Voorbeelden van zulke levensgebieden

35 P. Berger en T. Luckmann (1966) in: Van der Mooren, Wat een meisje weten moet: een studie naar Yes en

haar lezeressen, 25.

(17)

of verschillende contexten waarin zich het leven van alledag voltrekt zijn onder meer het gezinsleven, de context van een school, werk, kerk, verenigingen en vrije tijd, waarin massamedia zo’n belangrijke rol vervullen. De veronderstelling van dit onderzoek is dat de inhoud van media als bijvoorbeeld vrouwentijdschriften invloed uitoefenen bij de

genderspecifieke socialisatie en het overbrengen van een cultureel bepaald beeld van vrouwelijkheid. Bovendien wordt aangenomen dat dit ook geldt voor de historische tijdschriften die het eigenlijke onderzoeksobject vormen.

Dit gedeelte samenvattend, kan worden gesteld dat in dit onderzoek de term

‘vrouwelijkheid’ wordt gebruikt om te verwijzen naar de cultureel bepaalde eigenschappen en deugden die aan vrouwen worden toegeschreven en via het boodschapsysteem van de

verschillende media worden gepresenteerd aan het publiek.

1.3 Het begrip representatie

Zo mogelijk nog lastiger is het bepalen van de betekenis van de term ‘representatie’. Zoals wel vaker bij problematische termen, is het een goede strategie om te beginnen met na te gaan hoe het woord in de omgangstaal wordt gebruikt. Van Dale (2009) noemt onder meer de volgende betekenissen:

1. Het in de plaats treden 2. Plaatsvervulling 3. Uitbeelding, weergave

4. Uitdrukking van, formulering, teken, symbool enz. voor iets abstracts of iets dat afwezig is.

Een concreet voorbeeld waarin deze betekenissen terug te vinden zijn, is het gebruik van een landkaart die ‘staat voor’ bepaalde heuvels, wegen en rivieren in een landschap. Zo opgevat gaat het om een relatie tussen iets dat betekent en iets anders dat betekend wordt. Een vergelijkbare representatie-relatie, waarbij woorden en zinnen ‘staan voor’ iets anders

(begrippen), vinden we in het systeem van een taal.

Woorden en zinnen hebben niet alleen een syntactische vorm, ze hebben ook betekenis (semantiek). Zelfs eenvoudige woordjes als ‘en’ of ‘niet’ hebben een betekenis.

(18)

staat onderscheid te maken.

Uiteraard zijn niet alleen talige elementen tot een dergelijke representatie in staat. Bovengenoemd voorbeeld van een landkaart geeft dit al aan. Ook andere zaken als geluiden, kleding, objecten, gebaren, mimiek, afbeeldingen of muzieknoten zijn in staat betekenissen over te dragen. Al deze tekens in ruime zin maken het mogelijk om gevoelens, begrippen en ideeën – en dus betekenissen - te produceren, op te nemen en aan elkaar over te brengen. Desondanks vervult het taalsysteem een prominente functie bij de totstandkoming en de werking van betekenis en cultuur.38

Representatie is dus een betekenisrelatie. Zoals een foto van de aarde de aarde zelf representeert, zo stelt taal ons in staat om over de werkelijkheid te spreken. Nadenken over dingen die we waarnemen, betekent nadenken over hun betekenissen. De tekens hebben als functie deze betekenissen van dingen vast te leggen, te fixeren. Hiervoor maken mensen die deel uitmaken van dezelfde groep of samenleving gebruik van gedeelde ‘culturele codes’.39 Dit zijn concepten, begrippen, beelden en ideeën die we in ons leven aanleren en die het mogelijk maken om de wereld op een vergelijkbare manier te interpreteren. Met behulp van deze codes kunnen allerlei concepten worden vertaald in taal en andersom (zie afb. 1).

Culturele codes

De betekenissen van tekens zijn niet altijd en overal hetzelfde. De mensen die deel uitmaken van een cultuur geven betekenis aan medemensen, objecten en gebeurtenissen. Ons denken, de wijze waarop we dingen ervaren en de manier waarop we deze gedachten en ervaringen uiten en delen – ze representeren – is voortdurend aan verandering onderhevig. Het proces van betekenisgeving is dus dynamisch en afhankelijk van de cultuur of historische context waarin dit proces plaatsvindt.

Dit hele proces laat zich ontleden in vijf verschillende, aan elkaar gerelateerde elementen of deelprocessen. Deze kunnen worden worden ‘gerepresenteerd’ met behulp van het cultureel circuit (zie afbeelding 2).40

(19)

Afbeelding 2: Cultureel circuit

De processen staan voor praktijken die van toepassing zijn bij de vorming van betekenissen en cultuur. Een van de schakels in dit proces van betekenisgeving is identiteit. Door zelf betekenissen te geven, en door betekenissen die anderen toekennen, wordt als het ware gebouwd aan de menselijke identiteit. Deze betekenissen bepalen voor een belangrijk deel onze opvattingen over wie we zijn en bij wie we horen, en spelen op die manier een rol bij het markeren van verschillen tussen mensen.

Objecten in de meest ruime zin krijgen tijdens hun productie altijd bepaalde betekenissen mee. Een geproduceerde stoel kan de betekenis hebben van een economisch object dat bijdraagt aan de winst van een bedrijf, het kan ook de betekenis hebben van een dierbaar erfstuk. Met andere woorden, objecten zijn nooit zo maar objecten an sich, maar altijd omgeven met betekenissen.

Tijdens het proces van ‘encoderen’ worden objecten betekenisvol oftewel cultureel gemaakt. Deze objecten worden vervolgens gebruikt en toegepast – gedecodeerd – door consumenten. Zij doen dit op een eigen manier, en creëren zo zelf ook waarde en betekenissen, die kunnen afwijken van de betekenissen die zijn meegegeven tijdens het productieproces. Daarnaast spelen betekenissen een rol bij het reguleren en organiseren van ons doen en laten. Ze helpen bij het vaststellen van de regels, normen en gebruiken waarmee het sociale leven is ingericht en kan worden bestuurd. Zo associëren we bijvoorbeeld blauw met jongens en roze met meisjes. Representatie wordt gezien als een bepalend proces in het cultureel circuit.

(20)

van taal – oftewel talige representatie. Dit zijn de reflectieve, de intentionele en de

construerende benadering. Het loont de moeite de verschillen tussen deze benaderingen kort te bespreken. Uitgangspunt is dat betekenis een relatie is tussen de elementen van een taal en een onafhankelijke niet-talige werkelijkheid. Een traditioneel discussiepunt is dan of deze relatie een natuurlijke of een conventionele is.

Volgens de reflectieve benadering bevindt de betekenis zich in een bepaald object, persoon, idee of gebeurtenis en wordt deze simpelweg weerspiegeld (gereflecteerd) door taal. Een probleem voor deze opvatting is dan wel de vraag waarom de meeste mensen het

aanleren van een ‘vreemde’ taal lastig vinden.

Bij de intentionele benadering is het de spreker of schrijver zelf die ergens een betekenis aan geeft door middel van taal. De intentie van een auteur bepaalt wat iets, bijvoorbeeld een woord, betekent. Hier rijst de vraag hoe dan onderlinge communicatie mogelijk is. Als de subjectieve betekenis maatgevend, dan blijft onduidelijk hoe we het eens kunnen worden over elkaars betekenissen.

De constructivistische benadering erkent het publieke en sociale karakter van taal. Betekenis bevindt zich niet in een object of gebeurtenis en het komt ook niet uitsluitend voort uit het individu. Het ontstaat vanuit de relatie tussen de materiële wereld, de conceptuele wereld en de tekens die symbool staan voor deze concepten. Deze relatie is niet van nature gegeven, maar is het resultaat van culturele conventies. De drie niveaus worden verbonden door onze taalkundige en culturele codes. Het is deze constructivistische benadering die in de afgelopen jaren de grootste impact heeft gehad op de cultuurwetenschappen. De opvatting dat de betekenisrelatie niet van nature gegeven is, maar grotendeels bepaald wordt door

conventies, wordt inmiddels algemeen aanvaard.

(21)

Volgens de Amerikaanse filosoof Charles Sanders Peirce kunnen we tekens op basis van die relatie tussen signifiant en signifié onderverdelen in drie soorten: icoon, symbool of index.41 Iconen zijn visuele tekens, waarbij de vorm een sterke overeenkomst heeft met de persoon, het object of de gebeurtenis waar ze naar verwijzen. De betekenisrelatie

veronderstelt een zekere isomorfie. Denk bijvoorbeeld aan een foto van een boom.

Geschreven of gesproken tekens zijn symbolisch, er is van nature geen verband met de dingen waarnaar ze verwijzen.42 Zo kunnen de letters ‘h’ ‘o’ ‘n’ en ‘d’ gecombineerd worden tot ‘hond’. Dit is een inscriptie die verwijst naar het beeld, de betekenis, van het viervoetige huisdier. Het had net zo goed een ander woord kunnen zijn, de relatie tussen betekenis en teken – in dit geval ‘hond’ – is arbitrair. Het zijn de sociale codes in een samenleving die hierbij de betekenis bepalen. Index-tekens zijn verwijzende tekens. Hier vallen oorzaak-gevolg verbanden onder, denk bijvoorbeeld aan rook/vuur of symptoom/ziekte.

De Saussure introduceerde vervolgens voor het taalsysteem een onderscheid tussen langue en parole. De gedeelde regels en codes van het taalkundige systeem dat we gebruiken om te kunnen communiceren noemt hij langue. Dit is de structuur, het gedeelte dat we ons eigen maken bij het leren van een taal. De individuele handeling van spreken, schrijven of bijvoorbeeld tekenen duidt hij aan als parole. Langue is het sociale gedeelte van taal, geschikt om in detail te bestuderen. Parole moet gezien worden als de ‘oppervlakte’ van taal. Het bevat geen duidelijke structuur, en vanwege de oneindige mogelijkheden waarop taal geuit kan worden is het wetenschappelijk bestuderen van parole haast onmogelijk.

Barthes breidde de tekenleer van De Saussure uit met een tweede laag van

betekenisgeving: het niveau van mythe (zie afb. 3).43 Op het eerste niveau, waarbij het teken werd gevormd, is er sprake van ‘denotatie’. Dat wil zeggen datgene waarnaar het teken verwijst. Dit is het beschrijvende gedeelte waarbij mensen het over het algemeen eens zijn over de betekenis (mevrouw met een rood stipje op haar hoofd). Bij het nieuwe tweede niveau van betekenisgeving – op het niveau van de mythe – wordt het ontstane teken van het eerste niveau een signifiant op het tweede niveau. Op dit niveau is sprake van betekenissen in de zin van ‘connotaties’, kortweg associaties of gevoelsmatige betekenissen die door het teken zoals het woord worden opgeroepen.

41 Van Zoonen, Feminist Media Studies, 75.

42 Hall, Representation: Cultural Representations and Signifying Practices, 20-21.

(22)

In de terminologie van Barthes kunnen we zeggen dat de oorspronkelijke signifiant op het tweede betekenisniveau wordt gekoppeld aan een nieuw signifié, waarbij deze

betekenislaag innig verbonden is met de bestaande cultuur, bepaalde kennis of geschiedenis (bijvoorbeeld de Hindoestaanse cultuur of religie) dan wel met de bestaande mythes. Zo kan op dit niveau een teken een religieuze betekenis hebben die betrekking heeft op de schoonheid en de nabijheid van God). Deze boodschap of betekenis is ideologisch getint en verbonden aan heersende concepten, ideeën of thema’s. Omdat mythes cultureel en historisch gebonden zijn, zijn ze veranderlijk en kunnen ze verdwijnen. Het zijn verborgen betekenissen die, bijna ongemerkt, als natuurlijk en als waar worden aangezien, hoewel ze zoals gezegd zijn

gebaseerd op een conventionele relatie.

De tweede variant van de constructivistische theorie van representatie is het discursieve systeem. Deze benadering wordt vaak verbonden aan de Franse historicus en filosoof Michel Foucault. Hij richtte zich, in tegenstelling tot De Saussure, niet op de manier waarop individuele woorden fungeren als tekens, maar op een breder veld van tekens en representatie. De Saussure was van mening dat het domein van betekenissen systematisch in kaart gebracht kon worden. Volgens Foucault zijn betekenissen sterk afhankelijk van de discourses in een bepaalde cultuur. Met ‘discours’ bedoelt Foucault ‘a group of statements which provide a language for talking about – a way of representing the knowledge about – a particular topic at a particular historical moment’.44

Het gaat dus om de manier waarop een groep, cultuur of samenleving praat over bepaalde zaken, en over de ideeën in zo’n groep die bepalen hoe mensen de wereld waarnemen. Het discours van vrouwentijdschriften heeft zo betrekking op de manier waarop deze tijdschriften over mannen, vrouwen en het sociale leven praten en op de aannames die daarbij gedaan worden.45

Betekenissen worden gevormd in het discours, niet in taal. Zaken hebben volgens Foucault dan ook geen betekenis wanneer ze zich buiten het discours bevinden. Dat betekent niet dat ze niet kunnen bestaan, maar dat ze pas iets kunnen betekenen als we er onze sociale

44 Geciteerd in Hall, Representation: Cultural Representations and Signifying Practices, 44. 45 Gauntlett, Media, Gender and Identity: An Introduction, 16.

(23)

conventies (onze aangeleerde kennis) aan koppelen. Deze ‘sociale kennis’ verschilt per cultuur en historische periode. Dingen betekenen daarom alleen iets, en zijn alleen waar, in een bepaalde historische context.

Kennis is volgens Foucault altijd gekoppeld aan macht. Kennis leidt tot macht over de waarheid en de macht om waarheid te worden. Wanneer er in een samenleving gedeelde manieren van denken en handelen over bepaalde zaken ontstaan – discursieve formaties – leidt dat tot een waarheidsregime.46 Dit betekent dat wanneer we allemaal denken dat iets waar is, en daar vervolgens naar handelen (bijvoorbeeld met wetten en regels), dat leidt tot echte effecten en zo waarheid wordt. Macht behoort volgens Foucault nooit tot één groep of instituut in de samenleving. Het circuleert en komt tot uiting in alle domeinen van het sociale leven, zowel in de privésfeer als in de publieke ruimte.

De dominantie van de constructivistische theorie in de cultuurwetenschappen brengt met zich mee dat het subject, oftewel het individu op zichzelf, minder belangrijk wordt in het proces van representatie.47 Hoewel Foucault meer aandacht besteedde aan het subject dan De Saussure – in wiens theorie het individu alleen in beeld kwam als auteur/spreker (parole) – is het subject ook volgens Foucault geen sleutelfiguur in het proces van betekenisgeving. Het is het discours, en niet het subject, dat kennis en betekenis produceert. Het subject kan wel zelf een tekst produceren, maar doet dat altijd binnen de grenzen van de discursieve formatie, het waarheidsregime en binnen wat Foucault het episteme noemt (het conceptuele kader, of geheel van de kennis en discourse in een bepaalde periode). Het discours brengt daarbij zelf subjecten voort die bepaalde vormen van kennis uit het discours belichamen (bijvoorbeeld de zorgzame moeder of de huisvrouw). Daarnaast produceert discours ook een plaats voor het subject als lezer/kijker van waaruit dit discours en de bijbehorende betekenissen begrepen kunnen worden. Dit noemt Foucault subject-posities.

De media spelen een niet te onderschatten rol in het representatieproces. Ze

beschikken over een grote discursieve macht en hebben zo invloed op menig discours in de samenleving. De representaties die de media naar buiten brengen, met de bijbehorende betekenissen, hebben invloed op het beeld dat mensen van zichzelf en de rest van de wereld vormen. Volgens Hall zijn deze boodschappen van de media altijd gefilterde of vervormde versies van de waarheid.48 Alleen als deze ‘representatiekloof’ wordt herkend, en het verschil tussen de werkelijke betekenis en de gerepresenteerde betekenis duidelijk is, kan een

46 Ibidem, 49. 47 Ibidem, 55.

(24)

representatie echt begrepen worden.

Ik vat dit gedeelte samen. In de bovenstaande paragraaf is het representatiebegrip aan de orde gesteld. Duidelijk is geworden dat met het woord ‘representatie’ een betekenisrelatie kan worden aangeduid. Als we ons beperken tot de relatie tussen de tekens van een taal en de niet-talige werkelijkheid, dan wordt met ‘representatie’ een correspondentie bedoeld tussen taal en de rest van de werkelijkheid. Een traditioneel geschilpunt betreft de aard van deze relatie: is deze relatie van nature gegeven of eerder te beschouwen als het resultaat van conventies?

Geconcludeerd kan worden dat deze laatste opvatting het pleit heeft gewonnen. In aansluiting hierop zal in dit onderzoek de term ‘representatie’ dan ook worden gebruikt als een op conventies gebaseerde betekenisrelatie. De veronderstelling is dat zowel in Penélopé als in Ladies’ Magazine een bepaald beeld van de vrouw naar voren wordt gebracht. Welk beeld is dat? Een tweede relevante vraag is, op welke wijze een dergelijk beeld tot

uitdrukking kan worden gebracht. Anders gezegd: door middel van welk systeem worden boodschappen met betrekking tot de nastrevenswaardigheden van mannelijk en vrouwelijk gedrag overgebracht op de afnemers van dergelijke media? Daarover meer in de volgende paragraaf.

1.4 Het begrip boodschapsysteem

Tijdschriften als Penélopé en Ladies’ Magazine kunnen beschouwd worden als

cultuuruitingen door middel waarvan leden van een gemeenschap elkaar en buitenstaanders informeren over wat de leden van die gemeenschap beschouwen als de feiten, waarden en gebeurtenissen van het menselijk leven.

Net als de hedendaagse massa-communicatiemiddelen zoals internet, radio, televisie en kranten, kunnen ook vrouwentijdschriften zoals Penélopé als Ladies’ Magazine benaderd worden vanuit het perspectief van wat Gerbner noemt een ‘public message system’. Daarmee bedoelt hij structuren of instituties die zich toeleggen op het verzamelen, selecteren,

interpreteren en presenteren van informatie over ‘wat is’, ‘wat van belang is’, ‘wat navolging verdient’ en de wijze waarop deze aspecten onderling met elkaar verbonden zijn.49

In de onderstaande tabel zijn deze aspecten gecategoriseerd.

49 George Gerbner, ‘Toward ‘Cultural Indicators’: The Analysis of Mass Mediated Public Message Systems’,

AV Communication Review, 17 (1969): 137-148. En Gerbner, ‘Mass Media Discourse: Message System

(25)

Dimensions Existence Priorities Values Relationships

Assumptions about:

What is? What is

important?

What is right or wrong, good or

bad, etc.?

What is related to what, and how?

Questions:

What is available for public attention? How

much and how frequently?

In what context or order of importance?

In what light, from what point of view,

with what associated judgments? In what over-all proximal, logical, or causal structure? Terms and measures of analysis: ATTENTION Prevalence, rate, complexity, variations EMPHASIS Ordering, ranking, scaling for prominence, centrality or intensity TENDENCY Measures of critical and differential tendency; qualities, traits STRUCTURE Correlations, clustering; structure of action

Tabel 1: analyseschema volgens Gerbner

Een cultuur als geheel kan men opvatten als een stelsel van gedeelde praktijken, waarden en normen dat door het overdragen van ‘boodschappen’ zorg draagt voor het reguleren van de sociale relaties. Wat is een ‘boodschap’? Het antwoord van Gerbner luidt: “Messages are formally coded symbolic or representational events of some shared significance in a culture, produced for the purpose of evoking significance. Social interaction through such messages is the “humanizing” process of Homo Sapiens”.50

Moderne communicatiemiddelen zoals hierboven genoemd, spelen een belangrijke rol bij het scheppen en onderhouden van een collectief bewustzijn van de verschillende aspecten van het menselijk bestaan. Het zijn cultureel bepaalde systemen die via massaproductie boodschappen genereren die ons waarnemen, denken, beslissen en handelen beïnvloeden. Het fundamentele uitgangspunt van Gerbner voor het bestuderen van deze boodschapsystemen, is dat veranderingen in de manier waarop dergelijke boodschappen worden geproduceerd en

(26)

verspreid, gepaard gaan met veranderingen in de inhoud van de boodschappen.51 Gebruikmakend van deze noties, wil ik proberen een beter inzicht krijgen in de typische kenmerken van het boodschapsysteem van respectievelijk Penélopé als Ladies’ Magazine. Door te bestuderen welke aspecten van het beeld van de vrouw naar voren worden gebracht en hoe vaak, wat het relatieve belang is van wat wordt gepresenteerd, welke

waardeoordelen ermee zijn verbonden en wat het onderliggende patroon is, hoop ik een bijdrage te leveren aan de vergroting van het inzicht in het fenomeen van het (historische) vrouwentijdschrift.

Tot zover dan de schets van het theoretisch raamwerk van deze studie. In het volgende hoofdstuk wil ik de onderzoeksmethode centraal stellen.

(27)

2. Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de methodische uitwerking van de analyse behandelt. De verschillende elementen waaruit een boodschapsysteem in de zin van Gerbner is opgebouwd komen aan bod. Voor dit onderzoek wordt aangesloten bij de methodische aanpak die Van der Mooren heeft gekozen voor de analyse van de inhoud van het meisjesblad Yes. Deze methode wordt besproken, waarbij de aanpassingen voor de toepasbaarheid op dit onderzoek worden genoemd. Daarnaast volgt een bespreking van het onderzoeksmateriaal en de selectie die daarin is gemaakt.52

2.1 Methode

In het voorgaande hoofdstuk is uitgelegd wat het boodschapsysteem van Gerbner inhoudt. De bedoeling van dit onderzoek is om met behulp van dit concept zowel Penélopé als Ladies’ Magazine aan een inhoudelijke analyse te onderwerpen. Dat wil zeggen dat ik ga proberen – met betrekking tot beide tijdschriften – de vragen: ‘wat is’, ‘wat is van belang’, ‘wat verdient navolging’ en ‘hoe zijn deze aspecten met elkaar verbonden’ te beantwoorden.

Zoals de tabel op pagina 24 laat zien vloeien deze vragen voort uit de door Gerbner onderscheiden aspecten van een boodschapsysteem, namelijk: ‘existence’, ‘priorities’, ‘values’ en ‘relationships’. Volgens Gerbner moeten we, om een dieper inzicht te krijgen in de aard en functie van een boodschapsysteem, op de eerste plaats letten op de onderwerpen, kwesties en demografische kenmerken die voorkomen en op de frequentie van dit voorkomen (‘attention’). Ten tweede moet worden nagegaan welke prioriteit of belang dat wat voorkomt precies heeft (‘emphasis’). Prioriteiten en het onderscheiden van wat meer en wat minder belangrijk is, veronderstelt een systeem van waarden. Ten derde moeten de waardeoordelen met betrekking tot de dingen die voorkomen – personen, kwesties, onderwerpen – aan het licht worden gebracht. Gerbner noemt dit het ‘tendency’ aspect. Ten slotte moet getracht worden de zojuist genoemde aspecten in hun onderling verband te beschouwen (‘structure’). Het onderliggende patroon of de structuur die de elementen in het boodschapsysteem verbindt kan op deze manier worden blootgelegd.

De volgende stap is dat deze aspecten worden gebruikt voor de formulering van een set van specifieke vragen, die leidend zijn voor de analyse van Penélopé en Ladies’

Magazine. Mijn uitgangspunt is namelijk de volgende. Ik veronderstel dat niet alleen het medium televisie, maar ook vrouwentijdschriften als Penélopé en Ladies’ Magazine een

(28)

boodschapsysteem bevatten. De hypothese is dat het specifieke karakter van zo’n

boodschapsysteem als dat van Penélopé of Ladies’ Magazine kan worden blootgelegd door de aandacht te vestigen op ‘wat is’, ‘wat is van belang’, ‘wat verdient navolging’ en ‘hoe zijn deze aspecten met elkaar verbonden’. De genoemde aspecten in hun onderlinge samenhang beschouwd, moeten dan een analyse mogelijk maken van het vrouwbeeld zoals dat in het betreffende boodschapsysteem wordt gerepresenteerd.

Geïnspireerd door de dissertatie van Van der Mooren zal de analyse van het boodschapsysteem de vorm aannemen van twee deelanalyses: een inventariserende domeinanalyse en daarop volgend een kwalitatieve argumentatieanalyse. Wat is een

domeinanalyse respectievelijk een argumentatieanalyse? Hierboven (zie pagina 15) is in de omschrijving van het begrip cultuur gebruik gemaakt van de uitdrukking ‘leefwereld’. Daarbij is duidelijk gemaakt dat onder leefwereld de concrete context waarin individuen denken en handelen zal worden verstaan. Media als televisie, radio, kranten en tijdschriften vervullen een specifieke functie in het vertalen van algemene waarden, normen en overtuigingen naar de concrete leefwereld van mensen. In deze zin zijn het ‘verhalenvertellers’ of boodschappers. Media in het algemeen verspreiden boodschappen die betrekking hebben op wat in een

bepaalde (sub)cultuur als gemeengoed wordt gezien, welke zijnsoordelen en welke normatieve oordelen als vanzelfsprekend worden beschouwd. Op deze manier dragen de media bij aan de constructie van de alledaagse leefwereld.

Zoals uit de omschrijving blijkt, is de term leefwereld een abstract begrip en theoretisch van aard. De vraag die nu opkomt, is op welke wijze dit theoretische construct operationeel, dus bruikbaar kan worden gemaakt voor het concrete onderzoek. Als we leefwereld, zoals eerder aangegeven, definiëren als het complex van levensdomeinen kunnen we gerichte vragen stellen die betrekking hebben op de verschillende ‘levensgebieden’ waarin vrouwen opereren. De domeinanalyse is dan ook bedoeld om in eerste instantie te achterhalen welke domeinen van de leefwereld van vrouwen in tijdschriften als Penélopé en Ladies’ Magazine voorkomen. Hierbij wordt gekeken naar de contexten die in het dagelijks leven van vrouwen een rol kunnen spelen. Voorbeelden hiervan zijn werk (binnen- of buitenshuis), opleiding of relaties (met familieleden, kinderen of met een partner).

(29)

Domeinen van de leefwereld van meisjes in in Yes 1. de persoon zelf 11. voeding

2. relatie tot partner 12. wonen 3. relatie tot peers 13. huishouden 4. relatie tot familie 14. zorgtaken 5. relatie tot volwassenen 15. financiën 6. vrije tijd 16. vervoer 7. mediawereld 17. cultuur 8. gezondheid 18. milieu

9. onderwijs 19. paranormale zaken

10. werk 20. anders

Tabel 2: domeinen in onderzoek Van der Mooren

Ze stelt het volgende: ‘Het overzicht van alle domeinen is zowel algemeen bruikbaar als voor specifieke doeleinden. Het biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid verschillende media, hier in het bijzonder tijdschriften voor meisjes of vrouwen, met elkaar te vergelijken met betrekking tot de elementen van de leefwereld van het publiek die erin voorkomen’53. Voor dit onderzoek is bovenstaande overzicht als uitgangspunt genomen. Vervolgens zijn de geselecteerde

tijdschriftnummers inductief doorgenomen om vast te stellen welke domeinen hierin voorkomen. Op basis daarvan is onderstaande lijst met domeinen vastgesteld waarmee de boodschapanalyse is uitgevoerd.

1. vrije tijd 2. persoon zelf 3. opvoeding 4. relatie tot partner

5. relatie tot overige familieleden 6. relaties tot overige volwassenen 7. relatie tot peers

8. wonen 9. huishouden 10. werk/vrijwilligerswerk 11. educatie 12. gezondheid

(30)

13. religie 14. cultuur 15. anders

Een korte toelichting op het tweede domein is op zijn plaats. Met de uitdrukking ‘persoon zelf’ wordt het domein van de persoonlijke identiteit bedoeld. Dat wil zeggen: de set van thema’s die betrekking hebben op het zelfbeeld, persoonlijke karaktereigenschappen, maar ook de wijze van kleden als uiting van dit zelfbeeld.54 Na de inventarisatie van de

verschillende levensdomeinen die worden gepresenteerd in de verschillende rubrieken van een tijdschrift, wordt er tevens nagegaan welk levensdomein centraal staat, welke personen daarbij voorkomen en welk thema uit dat domein naar voren wordt gebracht.

Hieronder volgen de categorieën personen die voor de domeinanalyse bij dit

onderzoek zijn vastgesteld. Ook hierbij geldt dat de persoonscategorieën zijn bepaald na het inductief doornemen van beide tijdschriften.

1. vrouw (algemeen) 2. partner 3. andere gezinsleden 4. andere familieleden 5. volwassenen (algemeen) 6. kinderen (algemeen) 7. bekende personen

8. hoofdpersoon verhaal (vrouw) 9. hoofdpersoon verhaal (man)

Onder ‘vrouw (algemeen)’ vallen artikelen waarin over vrouwen in het algemeen wordt gesproken of waarin een specifieke vrouw centraal staat. De aanduiding ‘volwassenen

(algemeen)’ wordt gebruikt wanneer artikelen niet specifiek over mannen of vrouwen gaan of waarin het niet specifiek mannen of vrouwen zijn die als groep worden aangesproken. Dit zijn dus artikelen die draaien om volwassenen in het algemeen.

Deze domeinanalyse wordt uitgevoerd met een waarnemingsinstrument (terug te vinden in bijlage 1 en 2), dat is gebaseerd op de volgende vragen:

What is? (existence)

1. Welke levensdomeinen van vrouwen komen in tijdschrift X aan de orde en in welke

mate?

(31)

2. Welke categorieën van personen spelen in tijdschrift X een rol (in de verschillende levensdomeinen)?

What is important? (priorities)

3. Welke levensdomeinen staan in tijdschrift X centraal? 4. Welke personen staan in het tijdschrift X centraal? 5. Welke thema’s treden op in de levensdomeinen?

What is related to what? (relationships)

6. Welke levensdomeinen komen in tijdschrift X samen voor?

Vervolgens wordt er met behulp van de argumentatieanalyse bekeken hoe het tijdschrift de domeinen die voorkomen concreet ‘invult’. In deze fase worden niet alle rubrieken uit het betreffende tijdschrift aan een nader onderzoek onderworpen. De focus ligt op de rubrieken waarin op expliciete wijze argumenten worden gegeven voor de gearticuleerde waardering van bepaalde zaken die voor meisjes en vrouwen belangrijk zijn. 55 Het doel is om vast te stellen welke argumenten worden gepresenteerd voor de waardering van bepaalde thema’s binnen de levensdomeinen, waarom bepaalde zaken aan de orde worden gesteld en welke waardeoordelen in dit verband voorkomen. Op deze manier wordt de aandacht geconcentreerd op zaken die als nastrevenswaardig voor vrouwen naar voren worden gebracht, of die

vrouwen juist zouden moeten vermijden.

De argumentatieanalyse is gericht op het beantwoorden van de volgende vragen:

What is important? (priorities)

7a. Welke thema’s komen in tijdschrift X naar voren als belangrijk met betrekking tot de

belangrijkste domeinen?

7b. Hoe worden deze thema’s gerepresenteerd?

What is right/wrong, good/bad? (values)

8a. Wat wordt in tijdschrift X als nastrevenswaardig voor vrouwen gezien, met

betrekking tot de belangrijkste domeinen?

8b. Vindt er een verwijzing plaats naar seksekenmerken?

What is related to what? (relationships)

9. Is er een structuur/patroon in het boodschapsysteem van tijdschrift X? Dat wil zeggen,

zijn de verschillende elementen op de een of andere wijze met elkaar verbonden en zo ja, hoe dan?

(32)

Met behulp van deze analysevragen – die voor zowel Ladies’ Magazine (in hoofdstuk 3) als Penélopé (in hoofdstuk 4) worden beantwoord – kan vervolgens een antwoord worden gegeven op de eerder genoemde deelvragen bij de centrale onderzoeksvraag:

1. Welke representatie van de leefwereld van de vrouw wordt gearticuleerd door het boodschapsysteem van Penélopé?

2. Welke representatie van de leefwereld van de vrouw wordt gearticuleerd door het boodschapsysteem van Ladies’ Magazine?

2.1 Het onderzoeksmateriaal

Er zijn acht jaargangen van Penélopé verschenen in de periode van 1821 tot 1835. Het eerste deel werd gepubliceerd in 1821, deel 2 in 1822, deel 3 in 1824, deel 4 in 1826, deel 5 in 1829, deel 6 in 1831, deel 7 in 1833 en deel 8 in 1835. In het eerste jaar verscheen het tijdschrift maandelijks, daarna tweemaandelijks. De opzet van de jaargangen is gelijk aan de opzet van de losse nummers. Elk nummer bevat gemiddeld tweeënveertig pagina’s, waarvan een derde deel ‘Handwerken’ (gemiddeld zestien pagina’s) en twee derde deel ‘Lektuur’.

Het Amerikaanse Ladies’ Magazine verscheen tussen 1828 en 1836 en werd maandelijks uitgebracht. Er bestaan in totaal negen jaargangen, elk bestaande uit twaalf nummers. Een nummer bevat gemiddeld zevenenveertig pagina’s en bestaat uit verschillende onderdelen waaronder informatieve artikelen, verhalen, brieven, poëzie en informatie over verschenen literatuur.

(33)

3. Inhoudelijke analyse van Penélopé

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aandacht gericht op de beschrijving van de leefwereld van vrouwen zoals die gestalte krijgt in Penélopé. De doelstelling wordt gerealiseerd door middel van een analyse van de centrale boodschap die het tijdschrift tracht over te brengen aan de doelgroep.

Zoals in het vorige hoofdstuk is duidelijk gemaakt, kan de leefwereld van vrouwen worden opgevat als een stelsel of samenhangend geheel van levensdomeinen. Door een analyse te maken van deze verschillende domeinen, de relevante personen en de verschillende kwesties die daarin optreden, kunnen de eerste contouren worden geschetst van de door Penélopé geëxpliciteerde leefwereld van vrouwen. De achterliggende veronderstelling is dat op die manier het vrouwbeeld kan worden gereconstrueerd zoals dat in Penélopé wordt gepresenteerd. Dit hoofdstuk begint echter eerst met een korte schets van de historische context van het tijdschrift, gevolgd door een korte, algemene typering van Penélopé.

3.2 De historische context van Penélopé

In de eerste helft van de negentiende eeuw stond Nederland aan de vooravond van de industriële revolutie. Veel vrouwen uit de midden- en lagere sociale klassen werkten niet alleen binnenshuis- bijvoorbeeld in de gedaante van weven of andere vormen van handwerk-, maar begonnen ook in toenemende mate buitenshuis activiteiten te ontplooien.

Traditioneel droegen vrouwen alleen zorg voor het huishouden en de kinderen, dus het toenemende werk buiten de privésfeer impliceerde een zekere verandering in de traditionele rolpatronen. Getrouwde vrouwen hadden echter weinig rechten in de Nederlandse

samenleving. De man bezat de wettelijke zeggenschap over de kinderen, over het inkomen van de vrouw en over haar eventuele rechtshandelingen. Zo was het niet mogelijk voor vrouwen om zelfstandig arbeidscontracten aan te gaan. Ook was het zeer moeilijk om als vrouw een huwelijk te ontbinden. Gehoorzaamheid aan de man werd als vanzelfsprekend gezien. In ruil daarvoor was het de plicht van de man om zijn vrouw te beschermen.

Wat onderwijs betreft hadden Nederlandse vrouwen over het algemeen alleen toegang tot basisonderwijs. Dit gold lang niet voor elke vrouw. Het volgen van een vervolgopleiding werd voor de meesten als onnodig beschouwd. Meisjes uit de hogere sociale klassen

bezochten vaak meisjesscholen voor het volgen van basisonderwijs. Secundaire meisjesscholen zouden later, halverwege de negentiende eeuw, in opkomst komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

© Kathleen Amant • www.amant.be • Uit het pakket ‘Anna draagt een mondmasker’, gratis te downloaden op de pagina ‘gratis downloads ’ , map: ‘in uw kot.... Patroon

2.5 Aangezien Driehoek het Zand tot 2018 niet aan is besteed, is ook nog niet gekeken naar een nieuwe locatie voor de JOP.. Een JOP realiseren in het plangebied zonder over

Er zijn mogelijkheden voor iedereen, ook als u hulp of begeleiding nodig heeft.. Hulp nodig of vragen

In het Vektis bestand staat bij ‘Tabel 3: Totaal aantal cliënten met indicaties voor zorg dat overgaat naar de Wmo, maar zonder zorg’ onder het tabblad ‘totalen_1’ weergegeven

Hoe kan beschikbare kennis over kwaliteit van leven toegepast worden in de praktijk (bijv. kennis over de bijdrage van kwaliteit van leven aan succesvol ouder worden, over

Kijkend naar het affectieve domein kan gesteld worden dat er door de respondenten het meest gedacht wordt aan de subvaardigheden; ‘de neiging kritisch te willen zijn’; kritisch zijn

In het maatregelenplan Afvalbeleidsplan 2011-2015 is onder punt 3 opgenomen: optimaliseren inzamelstructuur verzamelcontainers. In samenwerking met HVC is een projectplan

VERORDENING betreffende rechtsconflicten en de regelen, volgens welke door den rechter moet worden beslist tot welke categorie van personen iemand behoort. He rechten, de staat en