Hansje Knipperdolletje
Jan Bleys
bron
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje. J. Vlieger, Amsterdam ca. 1920
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bley015hans01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
Zakdoekje leggen, Niemand zeggen,
'k Heb den heelen nacht gewaakt, Twee paar schoenen afgemaakt
Eén van stof en één van leer Hier leg ik mijn zakdoekje neer.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
2
Hansje Knipperdolletje, Die zat laatst aan den dijk, Hij krabde daar zijn bolletje Zijn mutsje viel in 't slijk.
Hansje wil je je mutsje verkoopen?
Neen zus, malle zus, Wie verkoopt er ooit zijn muts?
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Klein, klein, muisje.
Waar zit ie?
In 't huisje Wat doet ie?
Hij werkt.
Voor wie?
Voor de kleine poppedijne, Voor de groote bombam, Goeien avond, speelman.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
4
Juffrouw, wil je je jongetje verbieden?
Hij komt 's avonds aan mijn deur.
Tingelingeling, klop, klop, klop, Juffrouw blief je een zwavelstok?
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Bom, bam, beieren,
Klapperman lust je wel koek, Met jou verschoten apenrok, En jou gelapten broek?
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
6
Er waren vier oude wijven, Die konden malkander niet krijgen, Zij liepen alle even rad,
Ra, ra, wat is dat?
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Voort paardje, in den draf.
Morgen is het Zondag, Daar komen de groote heeren, Met hun mooie kleeren.
Daar komen de rijke vrouwen, Met de bonte mouwen.
Dan komt de akkerman, Met zijn paardje achteran.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
8
Ben je boos?
Pluk een roos, Zet hem op je hoed,
Dan ben je morgen weer goed.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Jantje zou eens kermis houën, Met zijn zusje Trijntje, Wie zal Jantje's huis bewaren?
Pruimpje en rozijntje.
Ik niet, wie dan?
Jantje moet er zelf an.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
10
Amsterdam, die groote stad Is gebouwd op palen, Als die stad eens ommeviel, Wie zou dat betalen?
Ikke niet en jij niet
En heel en half Holland niet.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
In den Haag daar woont een graaf, En zijn zoon heet Jantje.
Als je vraagt waar woont je pa?
Dan wijst hij met zijn handje,
Eerst met zijn vinger en dan met zijn duim.
Hij heeft een jagermutsje op, Met een huzarenpluim.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
12
Jan-oom Zat op een boom Te wachten, Toen brak de boom Toen viel Jan-oom En al de koetjes Lachten.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Berend Botje ging uit varen Met zijn scheepje naar Zuidlaren, De weg was recht, de weg was krom - Nooit kwam Berend Botje weerom.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
14
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, Anne Mie de Lapper kwam mij tegen,
Op het glazen bruggetje.
Meester mag ik naar huis toe gaan?
Neen jongen, jij hebt kwaad gedaan.
Boven op den zolder Spelen ze holderdebolder
Boven op de vliering Bakt mijn moeder spiering.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
Meester, mag ik naar huis toe gaan?
't Is al twalef uren.
Moeder heeft de pap al gaar, 't Zal niet lang meer duren.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje
16
Waar ben je toch geweest?
Bij tante - bij tante.
Waar ben je toch geweest?
Bij tante op het feest.
Wat heb je daar gehad?
Een koekje - een koekje.
Wat heb je daar gehad?
Een koekje met een gat.
Jan Bleys, Hansje Knipperdolletje