• No results found

Zoo als nu in een kamer van de stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zoo als nu in een kamer van de stad "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

n

n

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

Poëzie/proza Herman Gorter

Democratisch-socialisme Fr. De Jong Edz.

Pieter Jelles Troelstra

Deze maand 50 jaar geleden overleed Pieter Jelles Troelstra.

De Amsterdamse historicus en Troelstrakenner Fr. De Jong Edz.

belicht leven en werk van een socialistisch voorman, wiens denk- beelden opnieuw in de belangstelling lijken te komen.

Wolfgang Beck en Jaap de Jong Zes jaar progressieve politiek in Naarden

In Naarden is de afgelopen zes jaar geprobeerd om de vaak een- zijdige gerichtheid van de PvdA op parlementair-bestuurlijk werk te doorbreken, en de gemeentepolitiek een 'meer-dimensionaal' ka- rakter te geven. Wolfgang Beck en Jaap de Jong doen verslag van een experiment. -

Sociaal-economische vraagstukken Frans Leijnse en Frans van Waarden

Economische planning en socialistische economische politiek De jaren 70 hebben het thema ordening en planning weer boven- aan de socialistische agenda gebracht. Frans Leijnse en Frans van Waarden grijpen terug op de periode kort na de Tweede We- reldoorlog, toen de planningsgedachte ook actueel was, en gaan na wat er sindsdien is gebeurd.

Document

Pieter Jelles Troelstra De politieke werkstaking

WBS-mededellngen Boeken

Marnix Krop over eurosocialisme

H. Priemus over de PPR-uitgave De toekomst van de verzorgings- staat

(2)

s'

206

(3)

poëzie/

proza

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

Herman Gorter

Ter gelegenheid van de viering van de eerste mei en de Troelstraherden- king is besloten in het meinummer van S en D een kort prozastuk en een tweetal gedichten van Herman Gorter op te nemen. Zij zijn afkomstig uit de bundel Verzamelde lyriek tot 1905 (Athenaeum Polak & Van Gennep, Am- sterdám 1977).

Één mei

Schitterend als zonnestralen kwamen mannen. Op het veerkrachtig gras kwamen zij samen. Zij gaven elkaar de hand. Uit hunne monden begon het woordengespreek. Helder als de lucht klonk het over de organisatie. De ar- beiders moesten te samen zijn 's middags te drie uren. Dan zouden zij spreken over de regeling. In hunne stemmen was de klare klank van hoop.

In hunne stemmen was de klare klank van het bewustzijn der toekomst. In hunne stemmen ging als een dag open de zekerheid van de toekomst, ze- ker en klaar als de wereld zelf met zijn horizon voor hunne oogen. Zeker als het gras en het water en de boomen. Zeker als de blauwe hemel en de witte wolken.

Een zei er: ik zal spreken over den a-uren dag. Dit was een jong man, blond met een gouden gezicht, met rood bloed en geel gouden haar. En in zijn stem klonk de zekerheid van de gouden eeuw der toekomst. In zijn stem was zoetheid en zekere bevrediging. Die lag ook op zijn lijf, op zijn heupen, op zijn borst en buik. Zijn voeten waren vast en zijn lippen vol en zoet. Ik zal spreken over het algemeen stemrecht, het middel tot de ver- overing der politieke macht, den grooten strijdhamer tegen het kapitalisme.

Die dit zeide had een grooten, zwarten baard en zware schitterende oogen.

Over zijn hoofd golfde de blauwe hemel omhoog schitterend van lentebelof- ten. Takken van witte bloesem en gouden regen hing uit de blauwe lucht achter zijn hoofd.

Ik zal spreken tot de vrouwen, zei een man met dunne lippen en bleek. Zijn neus was groot en mager en de oogkassen waren hoekig en scherp en scherpziende dreef zijn oog daarin, fijn er. stekelig de oogharen, de oog en grijs. Hij had zulk een fijnen scherpen spot om zijn mond en zijn bovenlip en kin waren groot met gespannen vel.

Zoo stonden die drie daar op het gras, op de vlakte, als drie standbeelden schoon en ridderlijk, maar vol beweging en lenig.

Rondom hen suisde de wind. Zij waren klaar en vast en helder. Om hun grijze kleeren suisde de wind en dreunde het goud der lentezon. Het daver- de door de lucht, maar een einde van hen af stonden de boschjes vast en verder strekte zich de aarde met zijn boomen en water en was groen. Maar de boomen bloeiden, de hemel was blauwen het licht gonsde.

Zoo stonden zij daar bij elkaar en dachten wat zij zouden zeggen en wachtten tot de arbeiders en hun vrouwen kwamen. Drie mannen met zui-

(4)

poëzle/

proza

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980 208

vere lijnen, met wel begrepen snit, met schoone klare handen, met zuivere oogen, drie mannen zoo klaar als daden.

Aan hun lijnen terwijl zij wachtten was vriendschap en kameraadschap te zien. Er ging zekerheid van hen uit, hoog in de lucht, van de toekomst. Met zekerheid en vastheid in hun bewegingen heen- en weergaande, wachtten zij de arbeiders of stonden stil te zien of ze al kwamen.

Zoo als nu in een kamer van de stad

Zoo als nu in een kamer van de stad de mannen zitten die het werken staakten, en zijn gekozen om de eersten te zijn.

Zij hebben nu een bode uitgestuurd om te hooren wat hun heeren besloten, en wachten nu hoe de beslissing valt.

Wanneer het ja is op hun voorstellen, dan is het overwinning, en iets meer geluk - wanneer het neen is, is het honger voor hen, voor vrouwen kind, voor duizenden.

Zoo zitten ze en kijken stil en helder en ernstig, bij een enkle is een lach,

zeer fijn en flauw, een schaduw van een lach.

Zoo wachten ze en het duurt uren, uren;

de lamp schijnt en het geelgrijs licht is stil Daar begint een ruischen onder duizenden daar buiten, en zij, zij staan allen op, zooals de golven doen, het rumoer klimt,

is' 't woede of vreugde? het is vreugd! Daar komt de man zijn hoofd binnen de deur, men weet het, hij zegt het: 'ze zeggen ja!' Zoo was dan vreugde binnen die wanden, en zooals die man

kwam, zoo komt de zon over de aarde, en 't socialisme schijnt steeds helderder.

Meer dan de zon schijnt mij het socialisme

Meer dan de zon schijnt mij het socialisme.

De zon verlicht het buiten, maar dit maakt mij zelven van het hoofd tot voeten wit van binnen. En daardoor zie ik de dingen van binnen, want wij meten al wat is naar ons zelven. Het socialisme maakt dat ik mij zelf begrijp, mijn bloed, mijn pols, mijn denken. En in 't zelfde licht zie ik nu ook de binnenkant der dingen. 't Breekt uit alles, elk mensch, elk ding, dat rein licht.

democ

SOt

St

(5)

~re I

Ie Met ten

democratIsch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

209

Fr. de Jong Edz

Pieter Jelles Troelstra

Pieter Jelles Troelstra leefde van 20 april 1860 tot 12 mei 1930. Het is in deze meimaand dus vijftig jaar geleden dat hij overleed. Daaraan wordt op verschillende manieren aandacht besteed. In Den Haag vindt een herden- kingsbijeenkomst plaats. Er verscheen bij Van Gorcum, Assen een studie over Troelstra en de nieuwe staat. De PvdA geeft een boek met foto's en tekeningen uit. Er is een tweede Troelstra-publikatie in voorbereiding. De Amsterdamse historicus Fr. de Jong Edz heeft, samen met de historici Hueting en Ney, een actief aandeel in de Troelstra-herdenking die, hopen zij, niet tot herdenken beperkt blijft maar leidt tot hernieuwing van de be- langstelling voor zijn ideeën. Frits de Jong sprak enige keren over Troel- stra, op een bijeenkomst van het NIVON en van oud-AJCers. De tekst van deze lezing drukken wij hieronder, enigszins bekort door de redactie, af.

'Kalm, met rustigen eenigszins zware tred, zag ik hem, slanken, bleeken jongeman van eenigszins donker uitzicht, bij gelegenheid eener huishoude-

lijke vergadering in "Constantia ", het groote beneden lokaal binnenkomen. ' Zo had één van zijn tijdgenoten, Pieter Wiedijk, hem gezien, Pieter Jelles Troelstra. Dat moet omstreeks diens eerste optreden in Amsterdam, in 1893, geweest zijn. Hij was uit Friesland naar de hoofdstad gekomen.

Dáár, wist hij, klopt het hart van de strijd, dáárheen dus moest hij gaan. Im- mers, als één ding Troelstra kenmerkte dan was het zijn onvermoeibare strijdersnatuur.

Eigenlijk moet ik de vorige zin direct corrigeren. Troelstra was niet alleen strijder. Zijn persoonlijkheid is te gecompliceerd om haar onder één bena- ming te vangen. Maar naar buiten toe komt hij in de eerste plaats als de vechter over, aanvoerder van de sociaal-democratische arbeiders, de pro- pagandist die het land doortrekt en die daarbij voortdurend in de aanval is.

In de aanval tegen een maatschappelijk stelsel, dat voor de overgrote meerderheid van het volk ellende meebrengt. Ellende niet als een uitwas, maar als grondslag van het winststreven waarop de hele economie rust:

één roep naar de zucht zich te verrijken. En verrijken kan alleen als er an- deren verarmd worden.

Tegenwoordig zijn wij allemaal, hier in het Westen, min of meer rijk, hoe groot de onderlinge verschillen tussen Jan Modaal en de leiders van een multinational ook mogen zijn, zij zijn klein als wij uitsluitend in geldbedra- ~

gen en niet in macht denken. Klein in vergelijking met die uit de wereld, waarin Troelstra zijn optreden begon. De echte armoe die toen het bestaan van arbeiders, pachtboeren en kleine zelfstandigen ondergroef - die echte armoede is nu als het ware van ons weggeschoven. Ze is niet meer in de lompen van de hongerlijdende werklozen te zien; ze is te zien in dat over- grote deel van de wereld, dat wij als Derde Wereld aanduiden. Daar valt ze het meeste op, de ellende die het kapitalistisch stelsel tot levensvoorwaar- de voor zichzelf en haar rijkeren heeft.

(6)

democratisch- De klassenstrijd

so~ialisme 'Er is als het ware geen enkel genot te smaken in onze maatschappij, waarop niet schuld kleeft. ( ... ) het eenvoudigste, wat men kan eten is brood en wie de armoede en ellende, den overmatigen kinderarbeid op het platte- land kent, die in de zomerweken schoolverzuim stereotyp maken - die zal weten dat aan eIken broodkruimel als het ware bloed kleeft.

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

Ook is er geen vak, waarin zulk een menschenmoordende uitbuiting be- staat als in het bakkers vak - ook die vreeselijke schuld rust op het gebruik van brood. ZÓÓ is, maak ik mij sterk, van elk artikel van verbruik, hoe een- voudig ook, aan te toonen, dat het besmet is met den vloek van uitbuiting, van diefstal aan de gezondheid, de levenslust, het loon dergenen die het hebben vervaardigd.'

Dit citaat is van 1896. Als, en voor zover dat soort zaken in onze wereld gunstiger is komen te liggen sedertdien - dan is dat mee te danken aan de strijdlust van hem die deze regels schreef: aan Pieter Jelles Troelstra, die juist door het signaleren van het foute beginsel in de menselijke samen- leving zelf gewekt werd uit de dichterlijke dromen van zijn jeugd. Anderen wekte hij ermee om op te staan uit de berusting van 'zo is de maatschappij nu eenmaal'.

Strijd tegen de uitbuitende maatschappij - ja, hoe doe je dat eigenlijk? Niet zelf minder brood gaan eten en soberder leven - niet gaan tieren ook voor de paleizen der rijken. Maar de mensen bewust maken, dat het in de we- reld allemaal heel anders moet worden ingericht. Dat betekent ook: kennis hebben van de manier waarop die boze maatschappij functioneert, inzicht in de processen van verandering waaraan die maatschappij onderhevig is.

De technische ontwikkeling, de steeds verfijndere organisatie, de toene- mende mogelijkheden om allen te doen delen in de produkten der aarde - dát zijn kenmerken van dat proces van maatschappelijke verandering. Ook hoort bij die maatschappelijke veranderingen, die zich als het ware door de mens voltrekken: de klassenstrijd.

'Wie - zo zegt Troelstra in de vroege jaren '90 - arbeidt aan de organisa- tie der arbeiders in den klassenstrijd' - werkt daarmee aan de toekomst der mensheid. 'In die organisatie worden die arbeiders gevormd en ge- schooId die eerlang als voorganger in de vakbeweging, als propagandisten voor het socialisme, als leden van Gemeenteraad en Kamer de belangen hunner klassen zullen verdedigen. In dien strijd ontwikkelt zich de solidari- teit, die de arbeiders samensmeedt tot eene machtige partij en hen leert, hun persoon te stellen beneden hunne klasse, zich te gevoelen als deel van een groot geheel. ZÓÓ wordt de grondslag gelegd voor dat hoogere ge- meenschapsgevoel, dat in eene socialistische maatschappij onmisbaar zal zijn. Dan zal, zo zegt Troelstra elders, de 'strijd tussen de natiën voor een internationale broederschap plaats maken; elk volk produceert voor eigen behoeften en de ruiling van land tot land geschiedt volgens de besluiten van een wereldcongres, dat internationale productie regelt naar de behoef- ten der volkeren. '

Dat is één kant van de toekomst zoals Troelstra die in 1895 schetst. Het jaar daarop schrijft hij over de barbaarse weelde der rijken. Dom en dwaas

en lelijk stellen zij hun rijkdom ten toon, bevestigen zij er hun status en hun macht mee. Maar straks zal 'die weelde, veredeld tot kunst, verhuizen uit de particuliere woningen der rijken naar de talrijke openbare gebouwen, waarin het komend geslacht het grootste deel van hun tijd doorbrengt, in de concert- en schouwburgzalen, de musea en vergaderlokalen, de restau- raties en leeszalen, de stations en arbeidsbeurzen, de kerken en schooIen, de administratiegebouwen en fabrieken enz.' Eten en drinken zullen een-

democ soc

(7)

democratisch- voudiger worden 'voor zeebaden, gezonds- en vacantiecolonies, en studie- socialisme reizen zal voor allen die er behoefte aan hebben, de gelegenheid open lod staan: de luxe van nu, zal in de socialistische maatschappij communistisch

tte- bezit zijn. '

~al

uik n- g,

I

,ln-

1

pij

liet lor

is

t

).

a-

m

re- Il

1

f-

IS

m

I J- '1,

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980 211

Kiesrecht voor allen

Troelstra de strijder? Is in deze woorden niet eerder Troelstra de dromer, de dichter, te beluisteren? Neen! Dit is Troelstra die het eindpunt van de strijd schetst en die weet, dat die maatschappij zich die kant op ontwikke- len m6ét - mits we de goede strijd inderdaad strijden. In woorden van haar leider gaf ik de denkbeelden, die in de sociaal-democratische gele- deren leefden, haar bezielden, die de klassenstrijd van de uitgebuite arbei- ders tot strijd om het hoogste der mensheid maken moesten. Troelstra was evenzeer dichter en wekker als strijder. Die drie eigenschappen combineer- de hij in het bewustzijn 'woordvoerder der arbeiders' te zijn. Vertolker wilde hij zijn - wás hij van wat leefde, wat begon te leven in de harten en hoof- den van allen die onder zijn gehoor waren. Duizenden malen is dat het ge- val geweest. Tienduizenden heeft hij gewekt; en, wakker geworden, heeft hij hun gesterkt.

Ook wanneer hij in de Tweede Kamer sprak, wist hij zich 'woordvoerder' voor die klasse die niet in maar buiten de Kamer de geschiedenis maakt.

Hoe ook thuis in de politieke arena van het parlement, striemend, spelend, spottend; niet dáár, wist hij, vallen de werkelijke beslissingen. Dat gebeurt daarbuiten in de botsingen van de klassen in de maatschappij. Wat de Ka- mer doet is de maatregelen vaststellen die telkenmalen de warrelende gang der maatschappij vastleggen. Zo kan de politiek waarborg ervoor zijn dat de maatschappelijke veranderingen niet tot een voortdurende chaos leiden en dat ze gedwongen worden te verlopen in de banen die de mèerderheid van het volk wenst.

Daarvoor dient dan echter het kiesrecht wel voor allen te zijn: het volk moet doordringen tot de regering. Het moet dat niet verdeeld naar confessie kun- nen doen - in de godsdienstige antithese van Kuyper steekt een reactio- naire trek. Die te doorbreken is dan ook een eis van democratie. Het onge- deelde arbeidende volk moet de regering laten optreden naar zijn wensen - dát is democratie. En die democratie staat tegenover iedere regering van een minderheid - of ook tegenover iedere regering die de belangen van een minderheid bevordert. Bedoeld zijn natuurlijk de belangen van die heel speciale minderheid die machtig is in handel, bankwereld, scheepvaart en industrie.

Voor het Algemeen Kiesrecht dient gevochten te worden. Demonstratie op demonstratie zal het telkens aan de heersers moeten tonen: jullie bent een minderheid - jullie macht loopt ten einde. Wij willen wetten invoeren op de tienurige, straks de achturige arbeidsdag. Wij willen staatspensioen voor al- len die nu oud en uitgestoten zijn. Wij willen een eind maken aan de nacht- arbeid der bakkers en het veldwerk der kinderen.

Dáárvoor is de macht van het kiesrecht nodig en, als dat kiesrecht er is, na 1918, de macht in de bedrijven, de medezeggenschap, en de macht over de bedrijven, de socialisatie.

Kiesrecht en sociale wetgeving - dat heeft alleen zin als het bewustzijn van de arbeidersklasse er achter staat. Als er een sterke sociaal-democrati- sche beweging is en een daarmee samenwerkende vakcentrale. Ook: als er verenigingen zijn, die het cultureel besef der arbeidersklasse verstevi- gen. AI die organisaties moeten zich gezamenlijk weren, én ieder voor zich, om de arbeiders af te houden van allen die ze niet op het rechte pad naar het socialisme willen zien gaan. De katholieken, de protestanten, de libera-

(8)

democratlsch- Ie rattenvangers, die allen het kapitalisme in een of andere vorm willen socialisme handhaven. In het begin vooral keert Troelstra zich ook tegen de anarchis-

ten, die afbrekers van de organisatie, die vernielers van de staat en het menselijk vertrouwen. De strijd van de sociaal-democratie is voor een groot deel niet alleen strijd tegen het kapitalisme maar ook strijd om de arbei- dersziel - is overtuigen, is opvoeden, is duidelijk maken, dat de ellende af- wendbaar is voor die de maatschappij kennen en de wegen welke die maatschappij zelf tot haar verandering aanwijst.

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980 212

'Kennis van knechtschaps grond wijst den weg ter bevrijding. '

Zo dichtte Henriëtte Roland Holst bij een van de wandschilderingen die haar man had gemaakt voor de bondsraadszaal van het gebouw van de Diamantbewerkersbond. Dáár wás dus de weelde der rijken ontdaan van de oog uitstekende machtslust en tot kunst voor allen geworden.

Buitenparlementaire actie

Om der wille van die organisatie had Troelstra zich allereerst geweerd te- gen al te vlotte revolutionairen, de anarchistisch gezinde sociaal-democra- ten die Domela Nieuwenhuis volgden. In de volle kracht van zijn strijdbaar- heid had hij in 1893 en 1894 de moeilijkste vergaderingen, de zwaarste in- nerlijke strijd om de organisatie in de Amsterdamse arbeidersbeweging te doorstaan. Het hoogtepunt, tevens het keerpunt in die strijd, zou komen in 1903, en wel in de zo juist genoemde bondsraadszaal van de ANDB.

Dat was geweest aan het eind van de spoorwegstakingen van 1903. 'De leeuw heeft zijn klauw getoond', zo had hij, hoofdredacteur van de partij- krant Het Volk geschreven, toen onverwachts de eerste staking gewonnen was. 'Wat nu?', zo moest hij later schrijven, aan het eind van dat 'woelige kwartaal' toen een algemene staking tegen Kuypers 'worgwetten' op niets was uitgelopen. Het was niet gelukt met een revolutionaire massa-actie het stakingsverbod voor overheidspersoneel en spoorarbeiders af te weren. Zo min als dat buiten het parlement lukte, lukte het daarbinnen. Troelstra's fel opponeren tegen de regering Kuyper had geen resultaat. Troelstra zelf, on- dertussen, had in die paar maanden duidelijk de weg afgelegd van bewon- deraar van buitenparlementaire macht naar parlementair practicus, althans voor de komende tijden. Nog enige malen in zijn leven zou hij, als de machtsverhoudingen veranderden, zelf, tactisch, meeveranderen. Bij alle strijdbaarheid en bij de zo bewonderde overgave aan de strijd, bleef hij toch immer ook de wendbare tacticus. Of, misschien, was hij een zoeker, die, als het nodig was, een welhaast te overtuigende greep deed?

In 1903, na de stakingen, stond de arbeidersbeweging voor het tactische probleem, dat welhaast een principieel probleem zou worden: Hoe verhou- den zich parlementaire en buitenparlementaire acties tot elkander? In hoe- verre kan een parlementaire partij ook actiepartij zijn - of liever in Troel- stra's visie in hoeverre kan een actiepartij ook parlementaire partij zijn. On- middellijk aan dit probleem verbonden is het vraagstuk van de relatie tus- sen de partij, principieel en parlementair centrum, en de vakbeweging, die iedere dag op de fabrieken voor 'een centje meer en een ,uurtje minder' te vechten heeft. De SOAP was van huis uit een parlementaire partij maar zij heeft nog lang haar revolutionaire inslag behouden. Omdat de eerste so- ciaal-democratische partij in dit land, de SOB van Oomela Nieuwenhuis, de weg opgegaan was van het anti-parlementair optreden, hadden de 'parle- mentairen' al in 1894 een nieuwe beweging gevormd. Troelstra was daarin

demo sc

(9)

s- lot af-

'-

)

democratisch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

de centrale figuur geworden. Met elf anderen, waaronder Polak, Schaper, Vliegen, Van Kol en Van der Goes had hij de Sociaal-Democratische Arbei- derspartij gesticht. Dat was niet zonder moeite gegaan.

Kort voor de stichting van de SDAP was juist Troelstra een zeer omstreden figuur. Niemand wist precies wat hij aan de felle, maar wendbare jongeman had. Hij had immers zoekend en tastend, maar ook tactisch, geprobeerd zijn eigen weg te vinden in de oude beweging van Domela. Zich verwerend tegen deze daar zo blindelings vereerde leider had hij zich toch ook gepro- beerd bij hem aan te sluiten.

In deze eerste jaren is de onduidelijkheid overduidelijk. Niet alleen bij Do- mela zocht Troelstra plaats. Ook in de links-liberale - de radicale - bewe- ging probeerde hij een rol te spelen. In het Friesland van de vroege jaren '90 was die beweging sterk. Vooral voor het Algemeen Kiesrecht kwam ze op. Troelstra, immer graag haantje de voorste, wilde de 'Friese Volkspartij' naar een socialistisch standpunt voeren. Dat lukte niet. Dan wendt hij zich weer tot de oude Sociaal Democratische Bond. Er zijn er daar die net als hij wel verandering willen. Maar ieder op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Het loslaten van een groep waarin men een deel van zijn leven heeft gestoken, is altijd moeilijk. Vliegen en Schaper hielden wat langer aan Domela vast; Van der Goes was geroyeerd omdat hij niet alle persoonlijk eigendom wilde opheffen. Het ging slecht in die Sociaal Democratische Bond. Persoonlijke moeilijkheden deden zich in de kleine sterk geïsoleerde groep voor. De solidariteit was door wantrouwen vervangen.

In die atmosfeer moest Troelstra werken, zich waarmaken als de leider waartoe hij zich geroepen voelde. Een persoonlijke trek in hem vermengt zich met een politieke tactiek. Iedere keer als hij tegenslag had vertrok hij, de anderen ontheemd achterlatend. Elders begint hij dan opnieuw of be- reidt vanuit zijn teruggetrokkenheid zijn weeropkomst voor. Zo vertrok hij in 1893 van Sneek naar Amsterdam. Het jaar daarop, als het met zijn blad De nieuwe Tijd niet goedgaat, naar Utrecht. Daar begon de victorie, van een dieptepunt uit. Zonder middelen, een zieke wanhopende vrouw, kleine kin- deren, stortte hij zich in de propaganda en in de tactische vraagstukken; in het bespelen van mensen en stromingen.

Het is Troelstra's verdienste geweest het algemeen heersende wantrouwen althans onder de aanhangers van een nieuw te maken partij te overwinnen.

En dat, terwijl hij het op zijn beurt juist wekte, de keurige heer die zich on- der de arbeiders begaf. Hij stortte zich in het gewoel, waarbij hij nu eens hier dan daar opdook; propagandist was hij in Sneek, Utrecht, Middelburg, Maastricht, Amsterdam en Leeuwarden. Als advocaat van arbeiders in de klassenstrijd kreeg hij meer en meer naam. Dat laatste vooral in de vroege jaren '90 als hij in Leeuwarden zijn praktijk begint op te bouwen. Om zich heen verzamelde hij in de zomer van '94 de kern van de nieuwe partij.

Hoe kwam het dat Troelstra te gemakkelijk en tegelijk te ingenieus pratend en daarom vaak van 'advocaterij' beschuldigd toch het wantrouwen wist te overwinnen? Ik geloof omdat hij zo voorbeeldig het voorbeeld wist te ge- ven. Hij offerde zich geheel aan de Zaak. Zijn praktijk als advocaat en een rustig - burgerlijke opgroei van zijn gezin - hij overspoelde dat alles door de ongelooflijke overgave waarmee hij zich in de propaganda stortte. Hij verloor zijn geld bij de exploitatie van zijn propagandablaadjes: De - eer- ste - Nieuwe Tijd in Amsterdam in 1893 en de Baanbreker in Utrecht in 1894. Daar stond dan in het laatste geval het gemelde succes tegenover.

Voor hij in 1897 in de Kamer gekozerl werd, leefde hij vaak van het geld dat arbeiders bij centjes voor hem bijeen brachten en dat zij heimelijk door de brievenbus van zijn arbeidershuisje lieten glijden. En enige malen moest hij een beroep doen op de edelmoedigheid van de radicale, naar het socia-

(10)

democratisch- socialisme

socialisme en democratie, nummer 5, 'me11980 214

lis me neigende houtkoopman uit Middelburg. F. M. Wibaut.

Troelstra die zich, hoe ook misschien gedrongen door een innerlijke onze- kerheid, zó volop in de strijd wierp, won de warmte van zijn genoten. Het was die warmte waarmee hij het wantrouwen wist te overwinnen. Toch bleef hij zelf vaak van standpunt, zeker van tactisch standpunt wisselen en dan kon, wat voor hem nieuwe zekerheid was, voor zijn aanhang onzeker- heid lijken. Wantrouwen - vertrouwen; zekerheid - onzekerheid. Deze merkwaardige tegenstelling geldt niet alleen in 1894 bij de oprichting van de SOAP, zij geldt ook voor de tijd der twisten, waarmee de theorie binnen de SOAP van 1901 tot 1909 als het ware ontleed werd. Troelstra heeft toen een groep marxisten, wier dogmatiek en kritiek hem tegenstond, maar wier revolutionair élan hij niet kon missen, uit de partij gestoten. De tegen- stelling gold in 1903 toen de grote stakingen, de problemen waarom zijn partij was opgericht scherp stelden: hoe met de parlementaire actie; hoe met de vakbeweging; hoe met hervormingen, geweld, dwang, revolutie en democratie? Kort gezegd: op welke wijze kan vanuit de politiek het econo- misch leven gericht worden?

Regeringsdeelname

De tegenstellingen in Troelstra, zijn wendbaarheid, golden ook, en overdui- delijk in 1913 toen na een grote verkiezingsoverwinning de vraag van de regeringsdeelname aan de orde kwam. Eerst was Troelstra tegen het aannemen van ministerzetels. Druk van zijn oppositie zou de liberale rege- ring wel in de Kamer naar het Algemeen Kiesrecht voeren. Maar toen dan de kiesrechthervorming niet dreigde door te gaan, was hij wèl bereid tot deelneming aan de regering. Zijn partij volgde hem in zijn tactische draaien niet. Zijn medeleiders gromden over zoveel wendbaarheid, zoals diegenen gedaan hádden die vier jaar tevoren als rechtlijnige marxisten de partij ver- laten hadden. Maar zijn aanhang bleef de 'woordvoerder' trouw. De arbei- ders vertrouwden hem. Hen had hij gewonnen, zij hem. Had hij niet juist in de jaren vóór 1913 zijn befaamde zweep door de Kamer laten knallen. In redevoeringen, interrupties, interpellaties? Vaak had hij zo de ministers en het land laten voelen hoe weinig aan werkelijke sociale maatregelen te verwachten was van rechts en van liberalen.

Met een beroep op de radicaal-sociale elementen in de confessionele par- tijen probeerde hij de voorstellen over de bakkersnachtarbeid, de ziektewet, het ouderdomspensioen vergaander te doen regelen als de christelijke mi- nister Ta/ma voor ogen stond. Hij had daardoor het klassebewustzijn van veel arbeiders gewekt en deze naar de SOAP weten te trekken. Ook ver- ontruste burgers kwamen naar de partij toe. Hoe weinig er ook in die jaren voor de Eerste Wereldoorlog bereikt was, het principe van staatsingrijpen op sociaal terrein werd aanvaard en de ergste misstanden waren onder de drang van de SOAP-propaganda en van de Kamerfractie onder Troelstra's leiding verdwenen. Veel zou nog volgen, zo verwachtte men van Troelstra en de zijnen; en eens zou de staat het uitvoerend orgaan der arbeiders worden, die het economische en het sociale leven zou gaan beheersen.

Hij was zijn aanhang dramatisch voorgegaan - letterlijk - bij de grote en soms verboden demonstraties voor het Algemeen Kiesrecht die als Rode Dinsdag de geschiedenis zijn ingegaan. Vurig had hij zich in 1912 ge- schaard aan het hoofd van de Friezen en Groningers die jn optocht het Binnenhof trachtten te bereiken. Bereden politie zou dat verhinderen. Troel- stra had de paardenhoofden echter getrotseerd om doortocht te verkrijgen. Hij deed dat overigens niet zonder een typerende tactische zet; hij deed een gemoedelijk beroep op de politie-commissaris die hem nog uit zijn joli- ge en brutale Groningse studententijd bekend was. Maar niet het tactische

demo.

so

s

(11)

democratisch- socialisme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

moment, wel het dramatische hoort bij de legende-Troelstra. Zijn aanhang was hem trouw om zijn onwankelbare overgave. En Troelstra zelf moest, om niet onder te gaan in twijfels en in het niets van de dood zich aan die overgave overgeven. Op de momenten waarop de onzekerheid hem na een politieke mislukking in haar greep kreeg, stortte hij in. Met gedachten in het hoofd aan zelfmoord.

Wereldoorlog en revolutie

Zijn aanhang volgde hem, en toch, soms werd ze ook bevangen door dat wantrouwen, die vraag: waar staat Troelstra eigenlijk? Dat was 1 augustus 1914 toen hij tegen diepgewortelde pacifistische gevoelens inging. De we- reldoorlog was uitgebroken: daarin, zo zou blijken, zou de oude Europese wereld en ook het oude socialisme ten onder gaan. Dit falen voorziende - voorvoelende, zoals hij zoveel politieke veranderingen haast profetisch, zij het vaag, voelde aankomen - gooide hij het roer om. Voorlopig zou het socialisme zich alleen binnen de volksgemeenschap, binnen de eigen na- tie, kunnen breedmaken. Gelden voor de militaire mobilisatie werden aan- vaard. Het internationalisme lag in duigen. De aanhang, anti-militaristisch, internationaal van inslag, voelde zich losgelaten.

Opnieuw, als in 1903, moest de leeuw die eerst opstandig zijn klauw ge- toond had, zich afvragen: 'wat nu?'. De utopie, de dichterbron, week. De reactie bleek sterker: de realiteit van het kapitalisme, dat nu zijn ellende in de vorm van oorlog over de mensen miljoenenvoud en vernietigend uitstort- te.

Een toen nog vrijwel onbekende in de internationale sociaal-democratie, Lenin, besefte, dat uit de oorlogsellende een oppositie van revolutionaire kracht zou kunnen groeien. Ook Troelstra, wendbaar, hoorde bij .al zijn na- tionale politiek het rollen van die donder. Van 1916 af was er onrust onder sommige Amsterdamse arbeiders. In Rusland was die onrust, die er grote delen van volk en leger aangreep, veel groter; 1917 is het jaar van twee re- voluties. De laatste, meer een coup, bracht Lenin aan de macht. In Duits- land groeide de revolutie ook. Ze was er in november '18. In 1917 aan het Oostfront, in 1918 in het Westen brak het militair-industrieel complex in stukken. Arbeiders en soldaten stonden op. Zij vormden eigen bestuurs- bijna regeringsorganen: de Raden. Zou, toen gelijktijdig met de revolutie de wapenstilstand er was en de machtige Duitse keizer verdween in het revo- lutievuur, dat vuur bij onze grens wel halthouden?

Op het partijcongres in februari 1918, in de vergaderingen van het partijbe- stuur in oktober, had Troelstra gewaarschuwd: wij moeten klaarstaan als de revolutie komt. Van der Goes was de enige die achter hem stond - Vlie- gen was een fel tegenstander - Wibaut noch Schaper zágen de kansen op omwenteling. Voor een vergadering van donkere mannen - om Gorters woorden te gebruiken - die op de dag van de wapenstilstand in Rotterdam gehouden werd, sprak Troelstra.

'De arbeidersklasse grijpt thans de macht', zo hoorde hij zichzelf zeggen.

De zaal juichtte en leek onstuitbaar. Troelstra liet zich meeslepen, door de mensen en evenzeer door zijn eigen vurig verlangen. Hij zou die speech herhalen, de dag daarop in de Tweede Kamer. 'Het economische en poli- tieke stelsel', zo betoogde hij, 'functioneert niet meer. Er is onrust in het le- ger, de regering vindt er geen steun meer in' - ach, er waren inderdaad wat relletjes in een kamp op de Veluwe. Er broeide een groot verlangen naar een betere wereld. Troelstra kende dat verlangen maar al te goed uit zijn eigen partij: dat verlangen tot bewustzijn maken, was steeds zijn wek- kende taak geweest. Het leek zich nu ook, eindelijk en onverwachts, van grote groepen buiten de SOAP meester te maken: alle arbeiders, veel klei-

(12)

I democratisch- socialisme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 19BO 216

ne zelfstandigen, misschien sommige fabrikanten. In ieder geval beefden de groten der burgerij en in hun kranten en in de regering klonken radicale geluiden.

Het was voor iedereen dus zonneklaar dat het kapitalisme gefaald had. De banken, zo redeneerde Troelstra, vormden de grootste hindernis op weg naar een betere toekomst, én allen die, hoe bang ook, in het oude stelsel leiding gegeven hadden: de heersende klasse der burgerij, reders als Nier- strasz die het parlement al eerder had willen ontkrachten, omdat de arbei- dersmacht er in zijn ogen te groot dreigde te worden. Een vroege fascist, zo zou Troelstra hem later noemen. Een man als Colijn van de Bataafse Petroleummaatschappij, die zo goed voor de defensie van Nederlands In- dië zou willen zorgen 'Waar immers de olie vandaan komt. En die er in de re- volutiedagen voor zorgde dat de Engelse regering een handelsblokkade zou leggen voor de Nederlandse kust voor het geval Troelstra de macht in handen zou krijgen. Van deze tegenmaatregelen was Troelstra, meer ge- grepene dan tacticus in die dagen, zich niet bewust. De algemene onvrede, zo dacht hij, zal zijn tegenstanders thans kunnen dwingen heen te gaan.

Zoals hij al van het voorjaar af betoogd had, moest de sociaal·democratie klaar staan om de macht over te nemen. De manier waarop zij die macht zou uitoefenen, zou zo overduidelijk tot heil van het hele volk zijn, dat het in korte tijd onverdeeld achter de sociaal-democratie zou staan. Het zou bevrijd zijn van de verdeling in confessies en de door die confessies ge- voede vooroordelen tegen de Roden. Van zichzelf wist hij, dat hij met zijn machtig woord het centrum van een trouwe volksbeweging kon zijn - als hij, en het volk, geëlektriseerd waren met de schok der vernieuwing zou die grove verandering als bij toverslag kunnen gebeuren. De maatschappelijke ontwikkeling was er rijp voor. De voorwaarden ertoe schenen vervuld. De 'organische ontwikkeling' - in de maatschappelijke ontwikkeling komt het één uit het ander voort, maar de echte veranderingen doen zich, onvermij- delijk, vaak als schokken voor - beleefde een van haar revolutionaire mo- menten, zo moet Troelstra gedacht hebben.

Op de klaarblijkelijkheid van het mislukken van het kapitalisme, de uitbui- ting, en van een sterke kracht die in de maatschappij gaat heersen, de ar- beidersklasse - dáárop had de sociaal-democratie, had Troelstra, sinds 1890 de toekomstvisie gebaseerd. In en door de strijd zou het inzicht in de maatschappelijke ontwikkeling sterker worden en op den duur welhaast vanzelf in alle gelederen van het volk baanbreken. Zou dat dan niet gebeu- ren nu de wereldorde zo overtuigend plat lag? Ongetwijfeld beheersten der- gelijke gedachten Troelstra in november 1918. Maar Troelstra's denken reikte voorbij de revolutie. De organen die al op sociaal-economisch gebied waren ingesteld zouden onder het nieuwe regime openbaar moeten wor- den, arbeidersafgevaardigden zouden in adviserende commissies en over- legorganisaties de meerderheid gaan vormen. Zo zou een nieuw staatsbe- stel kunnen ontstaan met een verbeterd parlement en een niet meer te bre- ken macht van het proletariaat.

Lange tijd had Troelstra zulk soort gedachten over het politiek systeem der sociaal democratie gekoesterd. Zij moeten wel in diens revolutionaire con- ceptie meegespeeld hebben. Troelstra wilde de grondslagen leggen voor de inrichting van de sociaal-democratische staat, die hij in november '18 een ogenblik voor het grijpen achtte en waarvoor hij de revolutionaire kan- sen voorlopig nog niet als voorbij beschouwde. Die staat zou, zich hecht organiserend, democratisch zijn; de vrijheid zou er eerst recht heersen, want ieder zou er aan zijn trekken komen. Het socialisme zou die staat planmatig moeten doorvoeren. Maar pas als de oude heersers en hun poli- tieke beheersvormen verdwenen waren, kon die staat gevormd worden. De

democ

SOl

sc

(13)

democratIsch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

socialistische staat met haar democratische gemeenschap zou het burger- lijk regime aflossen. Hij zou zijn eigen beheersvormen op den duur overbo- dig maken en naar het woord van Engels het beheer van mensen over mensen beëindigen.

lets in die geest had Troelstra al in 1902 betoogd. In de jaren na 1918 leek het even waarheid te kunnen worden. Deze staatkundige veranderingen, deze recht revolutionaire perspectieven noemde De Savornin Lohman niet zonder bewondering 'Troelstra's revolutionaire staatsrecht'. Ik ben ervan overtuigd dat het moet worden betrokken in iedere beschouwing over Troelstra's zogenaamde revolutiepoging. Doorgaans wordt daar nogal sma- lend over gesproken. Maar iedereen weet dat kort daarop in haast alle fa- brieken de achturendag afgekondigd werd en dat deze korte tijd later in een wet werd verankerd. 'De polsslag van den tijd', zoals Wilhelmina het noemde, werd ineens van alle kanten gevoeld. Er werd zelfs een staats- commissie voor de socialisatie ingesteld en er kwam een 'Hooge Raad van Arbeid'. Internationaal werd de Volkenbond opgericht, een eerste aanzet, naar het lijken kon, van dat volkerencongres, die wereldregering, waarvan Troelstra al in 1896 gesproken had. De invloed der sociaal-democraten zou in alle lichamen weliswaar aanvankelijk beperkt zijn. 'De contra-revolutie was er voor dat de revolutie er was', placht Troelstra later te zeggen. En in- derdaad, de confessionele arbeiders, waarop Troelstra had gehoopt als nieuwe aanhang, lieten zich gemakkelijk voor het karretje van de tegen-re- volutie spannen. Soldaten uit Brabant kwamen in Holland de orde herstel- len en letterlijk spande men zich voor de wagen van de reactie: het volk werd aangespoord spontaan de paarden van de gouden koets uit te span- nen en zelf, bukkend voor reactie en Oranje, de vorstin te trekken. Onder deze geruststellende omstandigheden kon zich nu een radicale !\laar anti- socialistische overtuiging veilig en bevredigend onder de confessionelen breed maken.

Toen SOAP en NVV een manifest opstelden, waarin vergaande sociale eisen voorkwamen, deden 'de Roomsen' dat ook. En merkwaardig: veel van die eisen der elkaar vurig bestrijdende partijen kwamen in de praktijk op hetzelfde neer. Toch veranderde er in de daaropvolgende jaren niet zo heel veel.

Studiecommissies

De SOAP zette zich aan de studie, onderzocht verdergaande maatregelen en stelde haar rapport over de socialisatie op; een strijdleus voor de ko- mende jaren. Maar nooit heeft socialisatie hetzelfde enthousiasme kunnen wekken als het streven naar algemeen kiesrecht, waargemaakt in de zomer van '18. Ook werd een commissie ingesteld om Troelstra's meest eigen bij- drage, een nieuw politiek systeem, nader uit te werken. Het ging merkwaar- dig toe in die commissie. De intellectuelen die haar bevolkten hanteerden argumenten waar Troelstra, de woordvoerder der arbeiders, nauwelijks te- gen op kon. Zij waren de realisten uit het na-revolutionaire tijdvak. De bur- gerlijke democratie die Troelstra wilde ondergraven, wensten zij eerder uit- gebreid te zien. Niet een ander stelsel bepleitten zij, maar een meer effec- tief werken van de Tweede Kamer. Voortdurend stootten zij zich aan Troel- stra's revolutionaire denkwijze en optreden. 'Dat moet je niet doen', hadden Vliegen en Schaper al gezegd in de novemberdagen. Het bestuur van de partij en dat van het vakverbond zeiden het Vliegen en Schaper na: 'je moet je houden aan de puur parlementaire democratie; als je zo door gaat als je nu doet kom je bij Domela Nieuwenhuis uit die je toch hebt willen verlaten?' Herhaalde zich hier bij Troelstra de oude aarzeling tussen de re- volutionaire bond van Domela en de radicaal-liberale volkspartij? Misschien

(14)

democratIsch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

hadden de revolutionairen en marxisten Troelstra kunnen steunen. Maar zij waren negen jaar eerder uit zijn partij verdwenen.

Troelstra, altijd geneigd zijn psychische en fysieke gezondheid op het spel te zetten, en zo in overgave zijn wankelmoedigheid te overspelen, was na de verwijten aan zijn adres in 1918 ingestort. Op een demonstratief con- gres werden kort daarna vergaande eisen van partij en vakbeweging gefor- muleerd in het manifest dat ik al noemde. Radeloos en ziek lag Troelstra thuis. 'Troelstra moet hier komen' werd er gezegd. En toen kwam hij.

Bleek, trillend van emotie hield hij een korte rede: 'Ik heb me, , zo zei hij, 'in de machtsverhoudingen vergist.' Men zou verwachten dat de partij hem na deze belijdenis van politiek falen in de steek zou laten. Maar het wonder gebeurde: nooit nog was de aanhang trouwer, nooit heeft de Internationale meer ontroerd geklonken - leefde niet in aller harten het socialisme, de verwachting van die betere toekomst, waarvoor alle congresgangers zich een levenlang hadden ingespannen? In al zijn tragiek voor zijn partijgeno- ten staande, was Troelstra daarvan het symbool. Troelstra, de verloochen- de, Troelstra, de gevierde. Troelstra, die men soms moeilijk kon volgen in zijn tactische wendingen werd in aller genegenheid opgenomen.

Leiders en achterban

Het lot van grote politieke leiders in Nederland is, aldus Jan Romein, dat ze in de loop van hun leven in de steek gelaten worden. Dat geldt, dunkt mij, duidelijk voor de tijd waarin een origineel man voor zijn medebestuurders te ver denkt, te ver ziet, meer of anders wil dan mogelijk lijkt. Dat gaat ook op voor Troelstra maar ... wij zagen: slechts ten dele. Zijn medebestuurders bleven na '18 wantrouwend kijken en in de commissie voor het politiek sys- teem legde hij het af. Maar niet bij hen berustte zijn merkwaardige invloed.

Er is een prent van Albert Hahn uit 1913, uit de tijd dat Troelstra regerings- verantwoordelijkheid afwees. Hij staat er, groot getekend op de voorgrond.

Zijn hand wijst naar drommen mensen die een heel veld vullen. Niet de Ne- derlandse staat, niet het belang, dat de bourgoisie daarin had, zijn het, waarvoor hij verantwoordelijkheid dragen kon. Het was de massa der arbei- ders waar hij zijn kracht in gevonden had en die van hem hun kracht ont- vingen. Deze wisselwerking was kenmerkend voor Troelstra in de verhou- ding tot zijn partij. Zijn strijderschap was daarvan afhankelijk. Was hij leider, hij was dat omdat hij in zich de wensen der massa's wist en de weg naar de toekomst voelde.

Om dit goed te begrijpen moeten wij nog één keer terug naar zijn jeugd. Er was toen een periode waarin hij zijn levenslijn uit het oog dreigde te verlie- zen. Zijn kracht hervond hij onder de strijdbare arbeiders. In de woorden en de daden uit zijn eerste tijd, de jaren '92 tot '96 hebben we het begin van die gebondenheid met de arbeiders gezien. Simpel schetste hij het marxis- tische toekomstbeeld. Verwarmend was het, maar niet zonder naïviteit.

Daar is de kunst der gemeenschap en het congres der volkeren dat de economie naar behoeften zal regelen.

Hij was toen nog een jongeman van even in de dertig, een magere, bleke figuur. Deze jaren aan het eind van de vorige eeuw, die voor de westerse wereld een omslag inluidden - de neergaande economische lijn werd weer naar boven gebogen - zijn voor Troelstra's leven van beslissende beteke- nis geweest. Hij was vóór die tijd in Friesland een gevierd man. In moderne termen een soort entertainer, een pop-ster bijna. De Friese dorpen was hij met zijn voordrachten langsgegaan. Herbergzalen vol had hij laten zingen, menigeen had hij vermomd als Foekje-Moei de toekomst voorspeld. Zijn roem onder het volk en vooral onder de Friese meisjes moet bijzonder groot geweest zijn. Zelf schreef hij zijn (nog altijd populaire) liedjes over het

democ soc

81

(15)

democratisch- Friese land, het wijde; het Friese volksleven, het bruisende; de Friese ge- socialisme schiedenis, de roemrijke. Der traditie getrouw volgde op de avondvoorstel-

ling een lange vrij-nacht. Zijn meeste versjes zijn dan ook aan deze folklo- ristische wijze van liefde vieren gewijd. De Friese letterkunde, in het volk echt levend, heeft hij met zijn gedichten een grote dienst bewezen. Zange- rig zijn ze, en op hun best als hij een avondstemming beschrijft:

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

Aid tsjerkhöf, Iyts tropke beammen sa stil yn è goud ene joun.

Je ziet het hele kleine dorpje liggen, het troepje bomen van het oude kerk- hof dat stil in de avondglans ligt. Het is Ter Oele, waar zijn geslacht, boe- ren, landarbeiders, scheepsbouwers van stamt: Ter Oele St ra heetten ze sedert de vroege negentiende eeuwen om beurten heet natuurlijk de oud- ste zoon Jelle Pieters en in een volgend geslacht Pieter Jelles. Als 'Pieter Jelles' is de onze dan ook bekend geworden toen hij dichtte. Terwijl hij zich overgaf aan het spel van een toch waarschijnlijk voor hem gemakkelijk dichterschap, wilde hij toch ook daarbij de Friezen opstuwen naar nieuwe hoogten van vrijheidszin en van zuiver gevoel voor de natuur en ook wilde hij hun de gelijkheid der mensen tonen in hun eigen eenvoudig plattelands- leven.

De populaire idealist die na zijn Friese jaren als dichter ook als meester in de rechten uit Groningen terugkwam, werd advocaat in Leeuwarden. Als advocaat kreeg hij met arbeiders te maken die oproerige, en dus strafbare taal spraken. Hij leerde hun levens kennen om hen te kunnen verdedigen, de sociale omstandigheden waartegen zij in opstand waren. En ook zag hij de kleine middenstanders die failliet gingen en de kleine boeren en pach- ters die het onder het vernietigende stelsel van het kapitalisme niet konden harden. Hij had land en volk in zijn gedichten bezongen. Hij wilde vertolker zijn voor wat er leefde onder hen, een woordvoerder in hun eigen taal. Hij wilde ook op zijn manier vroom zijn - dienstbaar dus - en de vooruitgang dienen: de technische ontwikkeling en de verlichte denkbeelden der libera- len verdedigen. Hij was, beginnend dichter, tegelijk een vlot leerling van de nog jonge HBS, die voorschool voor de moderne wetenschappen.

Terug van studie, bleek hij te moeten leven in een land dat het oude niet meer was. Juist de moderne technieken en de economische ontwikkeling, die modernisering die hij zowat had leren toejuichen, brachten de ellende mee. De Amerikaanse graanexpansie, die ten gevolge van de vervoers- techniek en de grote landbouwarealen was ontstaan, bracht in Friesland ar- moe. Twijfel beving hem - persoonlijk zag hij geen mogelijkheden - de gevierde zanger kon hij niet blijven. Het hogere boven hem, waaraan hij zich wilde geven - het Friese volksleven - bleek ondermijnd te worden.

En dan?

Langs zijn huis marcheerden op die allereerste eerste mei, die van 1890, arbeiders uit Het Bildt. Ernstig en blij, in hun nette pakken, liepen zij. Ge- disciplineerd, zeker van hun toekomst, zeker van de taak, die zij op zich genomen hadden: te strijden in eensgezindheid voor een beter leven, een betere maatschappij, een nieuwe mensheid. Van hun strijdbaarheid, van hun overgave, straalde wat af op de jonge, onzekere advocaat. In de ko- mende jaren zou hij zich steeds nauwer met de arbeiders en hun beweging gaan verbinden. En dat, naarmate zijn kennis van de maatschappij toenam.

Socialistische brochures en ernstiger geschriften van rode hand wezen hem de weg. En als er ooit weer twijfel in hem kwam, en dat is vaker ge- beurd, wist hij naar zijn eigen getuigenis, dat het de arbeiders waren, die hem er bovenop hielpen en hielden.

(16)

democratisch- In Friesland doodgelopen, begon hij een nieuwe loopbaan: die van Neder- socialIsme lands arbeidersleider. Later zou hij, toen de moeilijkheden in de beweging groot werden, opnieuw zijn horizon verwijden, en in de Internationale zijn rol gaan spelen. Tegenslagen pleegden hem in leed en strijd hogerop te stuwen. Nieuwe kansen wilde hij vinden en oude vlieden.

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

220

Maar hoe dan ook, in het volk, de arbeiders, trachtte hij steeds zichzelf te hervinden. Het zijn, zo schreef hij voor zijn bundel verzamelde artikelen uit 1898, 'het zijn weer de arbeiders zelve, die mijn vertrouwen in hen en hun zaak hebben bevestigd, telkenmale wanneer de afdwalingen der beweging mij aan de mogelijkheid der bevrijding van het arbeidende volk konden doen vertwijfelen.' .

Zijn overgave aan hun strijd - dat werd voor hem de verlossende kracht in rijn leven. Meer nog dan een strijdbaar man was hij een man die uit die

overgave leefde. Zo kon hij de leider van een partij worden die zijn koers vaak niet volgde. Onbegrepen leek hij vaak. En, wat zijn gecompliceerde persoonlijkheid betrof: die moest wel vaak onbegrepen blijven. Maar, heel duidelijk werd hij door honderdduizenden begrepen, wekker die hij was in de welgeorganiseerde, op klassenstrijd gerichte arbeidersbeweging, of, in zijn eigen woorden, die hij ontleende aan William Morris, als hij 'het volk dat opmarcheert' aanvoerde. Het is deze verbondenheid met het volk, de arbeidersmassa's, die Adama van Scheltema voor ogen stond, toen hij Troelstra op diens vijftigste verjaardag toedichtte:

'Zoo nam het volk U in zijn vloed en ebbe en schuurde U als de steenen van de zee:

zoo leefde Uw wezen met zIJn golven samen en draagt Uw geest zIJn tekens met zich mee.

Dat volk was het dat, diep ontroerd, bij duizenden langs zijn baar trok, zoals zij zo vaak achter hem, die de kop van de stoet nam, aangegaan wa- ren. Nog maar 70 jaar oud, moegestreden en ziek, was hij op 12 mei 1930 gestorven. Voor de ouderen gold hij als een voorbeeld, voor de jongeren, die nooit zijn machtig geluid gehoord hadden, als 'een schoone legende'.

Zo luidde dan ook het onderschrift van een tekening die Funke Küpper van de begrafenis voor de krant, Het Volk, gemaakt had. Hij geeft er de AJC'ers op weer, wier vlaggen neigen voor de baar. De partijvlag alleen dekte die en - een klein tuiltje voorjaarsbloemen van de Friese weiden: In lêst farwol fen 't alde heitelan.

Frits de Jong Edz. is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

democ so

(17)

democratisch- socialisme

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980 221

Wolfgang Beck en Jaap de Jong

Zes jaar progressieve politiek in Naarden

De ontwikkelingen binnen de parlementaire democratie, de verhouding tus- sen de PvdA en de parlementaire organen alsmede de gang van zaken binnen de PvdA zelf, worden in SenD met enige regelmaat aan de orde ge- steld. Daarbij wordt zowel aandacht besteed aan algemeen-theoretische kwesties terwijl ook concrete gevallen aan de orde worden gesteld.

In de navolgende pagina 's gaat het om een concrete ontwikkeling en wel die binnen Naarden, waar PvdA, PSP en PPR samenwerken in PN, Pro- gressief Naarden, een politieke organisatie die er nadrukkelijk naar streeft parlementair en buitenparlementair werk met elkaar te verbinden, een wat ze zelf noemen 'meerdimensionale politiek' te bedrijven. Voor parlementa- riërs en activisten.

Politiek bedrijven gebeurt niet in een vacuüm. Voor een realistische in- schatting van mogelijkheden is zicht op de gegroeide, plaatselijke situatie noodzakelijk. Hieronder willen wij aangeven welke plaatselijke omstandig- heden van invloed zijn op de politieke situatie.

Naarden is een gemeente van 17 000 inwoners, liggend in het Gooi. In het Gooi wonen relatief veel welgestelden, dat is te merken aan de grote aan- hang die de VVD heeft. In Naarden is de VVD dan ook de grootste partij, lange tijd zelfs onbetwist, maar sinds 1978 op de voet gevolgd door het CDA (VVD 6 zetels, CDA 5 zetels, Progressief Naarden 4 zetels, D'66 1 zetel en Naardens Belang 1 zetel).

Naarden ligt gunstig ten opzichte van Amsterdam en telt dan ook veel fo- rensen. Daar komt nog bij dat het Gooi wat betreft wonen en werken eigen- lijk als één grote gemeente functioneert; veel mensen uit Naarden werken in Hilversum of Bussum. Er is één woningbouwprogramma voor het hele gewest, waar Naarden ook woningen uit toegewezen krijgt, in nieuwbouw- wijken als de Huizermaat en de Hilversumse Meent.

Wonen en werken zijn in Naarden dan ook nogal sterk gescheiden. Die dubbele betrokkenheid is voor het deelnemen aan politieke en andere maatschappelijke activiteiten niet bevorderlijk. Daarbij betekent het elders werken ook een grotere reistijd - een niet te verwaarlozen extra inspan- ning - waardoor niet veel energie overblijft voor andere zaken.

De plaats is verdeeld in een aantal kleinere wijken die van elkaar geschei- den zijn door een spoorbaan, vestingwerken en twee drukke rijkswegen.

Elk wijkje heeft zijn eigen specifieke bevolkingssamenstelling. Veel wijken zijn te klein om een eigen winkelbestand of andere voorzieningen, als scholen, te hebben. Een aantal wijken verkeert duidelijk in een isolement, openbaar vervoer komt er niet. Dit is vooral nadelig voor de oudere inwo- ners en ouders met kleine kinderen.

Vooral na de oorlog is Naarden een geliefd woonoord geworden, de prijzen van de huizen zijn de afgelopen jaren meer dan trendmatig gestegen. Het particuliere huizenbezit maakt tachtig procent uit van het totale woningbe- stand. Het gevolg is dat de oorspronkelijke Naardense bevolking uit Naar-

(18)

democratlsch- den verdreven is of in ieder geval verplaatst naar wijken met goedkopere socialisme huizen. Er is in Naarden veel import en deze mensen, met een gemiddeld

hoger inkomen en een betere opleiding, zijn de dienst gaan uitmaken in een aantal maatschappelijke organisaties. De echte Naarders hebben zich teruggetrokken in de voetbalvereniging, enkele zangkoren en toneelvereni- gingen.

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980

222

Naarden is volgebouwd. Jongeren die huisvesting zoeken, wijken uit naar andere plaatsen, waardoor de bevolking heel langzaam terugloopt en ver- grijst.

Naarden kent geen 'grote problemen', natuurlijk is er woningnood en die treft zoals overal elders de laagstbetaalden. Maar er is nauwelijks georga- niseerd verzet, bijv. in actiegroepen.

In de gemeenteraad maken de VVD en het CDA de dienst uit, zij bezitten samen 11 van de 17 raadszetels. Het college van B en W telt drie wet- houders, waarvan tot 1978 twee van de VVD. De linkse partijen vormen een minderheid en zullen dat, gezien de samenstelling van de bevolking, nog lang blijven. De hegemonie van rechts maakt dat de gemeentelijke po- litiek de volgende kenmerken heeft:

• Bestuurlijk lijkt het alsof ontwikkelingen als planmatig bestuur, participa- tie en democratisering aan deze gemeente zijn voorbijgegaan. Het college werkt zonder beleidsplan. Begrotingen zijn meer beschouwingen achteraf dan een visie op de toekomst. De raadscommissies zijn besloten.

• De gemeentelijke belastingen zijn het laagst van alle gemeenten in de omgeving.

• De collectieve voorzieningen, waaronder de bezetting van het gemeente- lijk apparaat, zijn dienovereenkomstig minimaal; 'individuele rijkdom te mid- den van collectieve armoe'.

Wij zullen deze drie uitgangspunten hierna verder uitwerken.

In een dergelijke situatie is oppositie voeren in de politiek een moeizame aangelegenheid. Het college van B en W kan het zich permitteren elk kri- tisch geluid naast zich neer te leggen; 'de arrogantie van de macht'. De po- litieke betrokkenheid van de bevolking is gering. De linkse onmacht drijft echter wel partijen als de PvdA, PSP en 0'66 naar elkaar toe. In 1974 vin- den deze groepen elkaar om gezamenlijk op te trekken onder de naam Progressief Naarden. Bij de verkiezingen in 1974 haalt deze nieuwe combi- natie vier zetels. Opnieuw wordt de vraag gesteld hoe zo effectief mogelijk oppositie te voeren in deze situatie. De politiek die door Progressief Naar- den (PN) de afgelopen zes jaar gevoerd is, kan herleid worden tot drie uit- gangspunten:

1. Politiek maken heeft meer dimensies dan alleen gemeenteraadswerk.

2. Strategisch handelen (vooral vanuit een minderheidspositie) vraagt om een nauwkeurige analyse van de plaatselijke politieke verhoudingen, be- wuste keuze van de strijdpunten en een duidelijke fasering.

3. Er moet een herkenbare samenhang bestaan tussen het politiek doel en de eigen, partijpolitieke praktijk.

Politiek In en bulten de raad

Politiek maken heeft meer dimensies dan alleen het gemeenteraadswerk.

In de beginfase van PN neemt de fractie een centrale plaats in. AI het poli- tieke werk is geconcentreerd op het werk in de gemeenteraad, de grootste activiteit van de partij vindt plaats rond de verkiezingen. Een keer per maand is er fractievergadering, waar de agenda van de gemeenteraad be- handeld wordt. Een eerste uitgangspunt dat zich in de loop der jaren ont-

democ soc

s

(19)

democratIsch- socialIsme

soclall me en democratie, nummer 5, mei 1980

223

wikkeld heeft, is dat de gemeenferaadsfractie en daarmee het gemeente- raadswerk, niet langer de spil mag zijn voor de politiek van PN.

De activiteiten moeten verbreed worden en een andere organisatie ontwik- keld.

Een van de eerste activiteiten die in de beginfase van PN ontplooid wordt, is de uitgave van een eigen blad. Voor de redactie wordt een aantal le- den gevraagd die met elkaar het mandaat krijgen, los van bestuur en frac- tie, het blad een eigen gezicht te geven. Elk jaar dient de redactie een be- groting in en op de jaarvergadering staat het beleid ter discussie. De enige verplichting die de redactie naar bestuur en fractie heeft, is het opnemen van mededelingen en het aankondigen van vergaderingen. In de loop der jaren heeft PNieuws zich ontwikkeld tot een zeer leesbaar blad, dat ook technisch goed in elkaar zit. De tamelijk losstaande positie heeft gemaakt dat de redactie zich kritisch opstelt naar bestuur en fractie.

In de beginfase zijn ook werkgroepen opgericht. In eerste instantie waren deze bedoeld als ondersteuning van het werk van de gemeenteraadsfrac- tie. Een paar van deze groepen hebben zich los van het fractiewerk ontwik- keld. Zo heeft er een werkgroep 'Behoorlijk bestuur' gefunctioneerd, die op allerlei manieren getracht heeft de bestuurljke gezapigheid en beslotenheid te doorbreken. De acties van deze groep hebben de fractieleden nogal eens in een lastig parket gebracht. De werkgroep 'Almere-spoorlijn' is de motor geweest achter de grote manifestaties voor het beholld van het Naardermeer.

Aan alle werkgroepen heeft een bestuurslid deelgenomen. Dit bestuurslid heeft enerzijds tot taak de verbinding te leggen naar andere activiteiten en groepen binnen PN. Anderzijds moet er speciale aandacht gegeven .worden aan de voortgang van de werkgroep, zorgen dat de deelnemers niet afha- ken, een goede sfeer proberen op te bouwen. 'Politiek maken moet ook leuk zijn'.

Leden van PN zijn vaak actief in andere organisaties (buurthuizen, woning- bouwvereniging en kruiswerk) en actiegroepen. Deze verbreding van activi- teiten zorgt voor een bruisend politiek leven, de gezapigheid van de Naar- dense politiek wordt doorbroken, het stimuleert ook anderen, niet PN-Ieden, op te komen voor hun belangen. We merken dat het gemeentebestuur schichtig wordt van al die activiteiten die niet langs het geëigende kanaal - de gemeenteraad - binnenkomen.

Organisatorische consequenties

In de beginjaren van PN zijn alle activiteiten geconcentreerd rond het ge- meenteraadswerk. De leden van PN ontmoeten elkaar één keer per maand op de openbare fractievergadering ten huize van de fractievoorzitter. We zagen dat in de eerste jaren van PN een veelvoud aan activiteiten wordt gestart. Deze activiteiten zijn maar voor een deel op het werk van de ge- meenteraad gericht. PN als politiek systeem wordt hiermee ingewikkelder.

In plaats van de eenzijdige gerichtheid op de Raad ontstaan er ook andere aangrijpingspunten om met politiek bezig te zijn, PN is op verschillende fronten actief.

Dat deze activiteiten elkaar kunnen bijten, spreekt voor zich. Als de redac- tie van het PN-blad een vernietigend stuk schrijft over het beleid van B en W van Naarden, krijgt de fractie dat van haar mederaadsleden in niet mis te verstane taal te horen. Door de achterban worden de verhoudingen in de gemeenteraad verscherpt en de druk op de fractie groter. De fractie rea- geert hierop met verwijten naar de achterban, de redactie moet haar taal kuisen. PN-Ieden die zitting hebben in een actiegroep tot het behoud van kleinere ziekenhuizen, dringen er constant bij de fractie op aan dat zij feller.

(20)

democratisch- dienen te ageren in de gemeenteraad. Het is in die jaren vooral de fractie socialisme die het hard te verduren krijgt.

socialisme en democratie, nummer 5, mei 1980 224

Dit alles vraagt om afstemming van de diverse gerichte activiteiten op el- kaar. Aan de ene kant mogen leden niet voor het blok gezet worden, zoals herhaaldelijk de fractie overkomt. Aan de andere kant moeten activiteiten elkaar steunen, op hetzelfde doel gericht zijn. Zo'n coördinatiepunt wordt in de loop der jaren het bestuur van PN. Daarmee verschuift het politiek cen- trum van de raadsfractie naar het bestuur. De fractie wordt als het ware één van de werkgroepen; raakt haar centrale plaats kwijt en wordt onder- deel van een groter geheel.

Het bestuur is daarbij niet het centrale comité dat alies bepaalt en uitstip- pelt, maar ziet zich als een schakel tussen de werkgroepen en de algeme- ne ledenvergadering. De algemene ledenvergadering die een keer of drie per jaar gehouden wordt, functioneert als hoogste orgaan in PN. Daar wordt in grote lijnen het beleid voor de komende periode vastgesteld. Dat dit alies niet zonder spanningen verloopt, zal niemand verbazen.

Het heeft een aantal jaren gekost om deze visie op het functioneren van PN aanvaard te krijgen en heeft uiteindelijk geleid tot een wijziging in het huishoudelijk reglement. Wij willen hierna de gewijzigde artikelen van het huishoudelijk reglement citeren.

Hieraan wordt duidelijk hoe de verschillende groepen binnen PN zich tot el- kaar verhouden.

• Van de fractie

De fractie heeft een dubbele verantwoording. Zij is afgeleide van de leden en gekozen door de burgerij. Dit werkt door in het raadswerk in engere zin en in brede zin. Het raadswerk in engere zin is het reageren op voorstellen van B en W in de Raad en in de commissies. Hierbij is de fractie auto- noom. De openbare fractievergadering biedt anderen de gelegenheid daar- op invloed uit te oefenen. Het raadswerk in bredere zin is het werk dat ge- plaatst wordt binnen de andere activiteiten van de vereniging. Hierbij is de fractie relatief autonoom. Acties die verder reiken dan de gemeenteraad worden in nauw overleg met het bestuur en de andere betrokkenen (werk- groepen, deelnemers aan scholing enz.) geregeld.

• Van het bestuur

Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de politieke lijn. Het coördineert in samenspraak met de andere organen van de vereniging de activiteiten, initieert activiteiten als werkgroepen en scholing en benoemt een redactie voor Progressief Nieuws.

• Van de werkgroepen

De werkgroepen zijn autonoom in de planning en uitvoering van hun werk.

Zij leggen jaarlijks een verslag van hun werkzaamheden ter beoordeling aan de ledenvergadering voor. Tussentijds zijn zij verantwoording schuldig aan het bestuur. Zij treden niet zelfstandig naar buiten, behalve via PNieuws.

• Van de redactie van Progressief Nieuws

De redactie informeert de leden over de activiteiten binnen. de vereniging. Zij is t.a.v. de inhoud van PNieuws autonoom. Zij legt op de jaarvergade- ring een plan van activiteiten aan de leden ter goedkeuring voor en legt verantwoording af over haar activiteiten in het afgelopen jaar.

democl soc

s,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen de organisatie van de EU is hervorming nodig om uitbreiding met nieuwe lidstaten mogelijk te maken (naar NRC Handelsblad van 11 december 2000).. 2p 33 † Welke belangen zijn

Voor de Roemenen en Bulgaren zou deze vrije toegang ingegaan zijn op 1 januari 2012, maar de ministerraad heeft op 16 december 2011 beslist om de vrije toegang tot de

‘contractuele arbeidsduur’ van vrouwen in het algemeen gevoelig gedaald is door onder meer de substantiële toename van deeltijdwerk bij vrouwen (zie verder).. Net als bij de man-

Husly’s ontwerp voor de marmeren vloer van de Burgerzaal in het stadhuis van Weesp ge- tuigt zowel van een kennis van de klassieke Italiaanse architectuurtraktaten en de

Dit boek wil in deze historiografische lacune voorzien, door de program- matische en parlementaire opstelling van de Nederlandse politieke partij- en te beschrijven ten aanzien

En met deze hoofdpersonen zijn het vele andere oude kennissen, die in dit boek weer op het tapijt verschijnen, zoals tante Foke en tante Koos met hun trouwe gedienstige Bet en

Welk spelen waren vroeger min of meer verboden.. Hoeveel spelers heb je voor een gezelschapsspel

Niet alleen licht, maar ook geluid worden tijdens de voorstelling de “speeltjes” van deze werkgroep.. Hoewel Revue heel lang zonder hen heeft moeten functionneren, kan in dit