bron
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom. J. Vlieger, Amsterdam ca. 1885
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_rom004romb01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
[Rom, bom, bom. Zoo slaat de trom.]
Bom, bam, beieren!
De poes die lust geen eieren.
Wat lust zij dan?
Spek in de pan,
Daar wordt het poesje vet van
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom, Tamboer, hoû je armpjes krom,
Tamboer, hoû je stokken stijf, Houd ze sierlijk aan je lijf.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
3
Haken en oogen, Tikke-takke togen,
Goud papier, Tirelirelier.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
Juffrouw, wil je je jongetje verbieden?
Hij komt 's avond aan mijn deur;
Klep, klep, klep; schel, lel, lel!
Dat je je jongetje verbieden zel.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
5
Daar heb je een daalder!
Koop een koe, Een stukje van de lever toe, Een stukje van de longen;
Is goed voor een zieken jongen;
Een stukje van de lever.
Is goed voor een zieken wever;
Een stukje van de pens Is goed voor een ziek oud mensch.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
Buiten in de biezen, Daar ligt een hondje dood, Toen kwam Jan, de slager, Die zei: Dat hondje is mager;
Toen kwam Lijsje Lonken, Die zei: Dat beestje is dronken;
Toen kwam Louw, de timmerman, Die timmerde 't hondje 't staartje weer an.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom
7
Daar komt Paul Jonas aan, 't Is zoo'n aardig ventjen;
Ziet hem deftig schoolwaarts gaan, Hij lijkt wel een studentjen.
Rom, bom, bom, zoo slaat de trom