bron
Wip! zei de kikvorsch. J. Vlieger, Amsterdam ca. 1885
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_wip001wipz01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
[Wip! zei de kikvorsch.]
Sinterklaas, goed heilig man!
Trek je beste tabbert an, Blief je wat te geven, 't Is voor al mijn leven;
Al mijn leven heb ik je lief,
In den Haag, daar woont een graaf, En zijn zoon heet Jantje;
Als je vraagt: waar woont je pa?
Dan wijst hij met zijn handje;
Eerst met zijn vinger en dan met zijn duim.
Hij heeft een jagersmutsje op, Met een huzarenpluim.
3
Ik zou laatst door een boomgaard gaan, Daar ontmoette mij een kikvorsch;
Ik meende hem te grijpen, Ik meende hem te knijpen, Met zoo sprong zijn broekjen los,
Wip! zei nu de kikvorsch.
Moeder, Moeder! de beer is los, Hoor dat dier eens brullen;
Snijd hem neus en ooren af, Dan hebben wij wat te smullen.
5
Och, Jantje, wil niet huilen, Daar heb je mijn beste muilen;
Daar heb je mijn mooie beugeltasch, Daar al mijn goeie geld in was.
Suja, susa, kindje, Moeder is je minn'tje.
Vader is je winnebrood, Over een jaar is 't kindje groot.
7
Draai het wieltje nog eens om, Klap eens in je handjes, Zet je handjes in je zij, Op je borstjes allebei; - Dat gaat kindjes neusje voorbij.