Een nieuw lied: Rom bom bom zoo slaat de trom
bron
Een nieuw lied: Rom bom bom zoo slaat de trom. J. Wendel en Zoon, Amsterdam 1830
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie109nieu01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
Een nieuw lied,
Op een Fraije Wys.
1.
Rom bom bom zoo slaat de trom, Tomboer houw je Stokken krom, Tamboer houw je Armen styf,
Houd ze zindelyk aan uw lyf. rom bom bom.
2.
Alles zit in 't Kalfsvel.
Alles hoort naar zyn bevel,
2
Ieder buigt zich voor zyn wil,
En zwygt voor het Kalfsvel stil. rom &c.
3,
Ieder Vader knort en kyft, Op zyn Zoon, die koppig blyft, Maar hoort JANhet Tromgeluid.
Vlug is hy de Herberg uit. rom &c.
4.
Rom bom bom zoo slaat de trom, Tamboer houw je Stokken krom, Tamboer houw je Armen styf, Houd ze zindelyk aan uw lyf. rom &c.
5.
Domineé Preekt van de Stoel, JANTJEblyft toch koud en koel, Maar hoor JANde Storm-Marsch slaan, Dwars door 't Vuur zou JANTJEgaan. rom
6.
'T Meisje keek eens door een Glas, Keek waar of haar Minnaar was, Zogt een uit, drie vier op Straat, 'S Avonds als de Taptoe slaat. rom &c.
7.
Oude Stuurman stok en styf, Klopt het Hart nog in het lyf, En hy Huppelt op de maat,
'S Avonds als de Taptoe slaat, rom &c.
8.
NAPJEriep zyn Garde laast, En vond Neêrland van zyn plaats.
Voor Prins WILLEMStryden wy, Staan wy pal, of Sterven wy. rom &c.
9
Het Oproer brande, WILLEMriep, Op te Wapens, alles sliep, Ryk en Arm gord Wapens om, Op het Alarm van de Trom. rom &c.
10.
Zoo zag men hun in de Stryd, Zelfs maar in Tien Dagen tyd.
Riep elk met een Trotsche Moed, Broeders vrezen wy geen Bloed. rom &c.
11.
In de Marsch, zelfs in de Stryd, Het Kalfsvel brengt ons Vrolykheid, Op Bevel, en Trommelslag,
Komt Neêrlands Volk voor den Dag. rom &c
12.
Neen, wy Stryden niet om Buit, Maar voor Ouders, Kind, of Bruid, Op het slaan van onze Trom,
Komen wy Langzaam reeds weerom. rom &c
13.
Sterven wy op het Veld van Eer, Zien wy ons Huislyks drok niet meer, Dan brengt ons het Kalfsvel,
In het Graf, voor laast Vaartwel; rom &c.
14.
Als wy eens naar Huis toe gaan, ô! wat zal die Trommel slaan, Danschen Springen, op de Trom,
Jongens, komen wy weerom. rom bom bom
4
De koloniaal.
1.
Ik was naauwlyks vyftien jaar, Een zwierbol na den aard, Daarby een zware dobbelaar,
Myn geld verteerd by billard en kaart;
Zoo nutteloos bragt ik door myn geld, Dat heeft myn op het laatst gekweld, Geruineerd was ik totaal.
En ziet ik wierd Koloniaal.
2.
Maar nu ben ik weder vry, En heb steeds uitgerost, Wat ben ik ook van harte bly,
Dat 'k geweest ben op die ooster kust;
Want ziet voor Vorst en Vaderland, Heb ik myn leven gansch verpand;
En ziet ik greep het heldenstaal, En ik ben ook Koloniaal.
3.
Deez' medaille die hier prykt, Al op myn fiere borst,
Tuigd hoe dapper dat ik stryd, Voor Vaderland en Vorst, Voor J a v a werd my dit vereerd, Daar heb ik ook niet gemankeerd;
Ja dat betuigt de zegepraal, En ik ben ook Koloniaal.
4.
K o c k dat was ons Generaal, Die heeft ons aangevoerd, Hy sprak mannen altemaal,
Toont dat gy hebt nog hollands bloed, Want ziet voor Vorst en Vaderland, Hebben wy ons leven gansch verpand, Zoo sprak, zoo sprak ons Generaal, En ik ben steeds Koloniaal