Vraag nr. 118 van 17 mei 2000
van de heer JOS DE MEYER
Onderwijspersoneel – Berekening eindejaarstoe-lage
Een aantal personeelsleden van het onderwijs doen hun beklag over de wijze waarop het departe-ment Onderwijs hun netto-eindejaarstoelage vast-s t e l t . Hoewel het normaal ivast-s dat de vervast-schuldigde R S Z-bijdragen (Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid) worden afgehouden van de brutoe i n d e j a a r s -toelage en dat de bedrijfsvoorheffing wordt bere-kend op basis van de bruto-belastbare eindejaars-toelage (de bruto-eindejaarseindejaars-toelage verminderd met de RSZ-b i j d r a g e ) , is dat bij hen niet het geval. De bedrijfsvoorheffing wordt bij hen berekend op de bruto-eindejaarstoelage (en niet op de b r u t o-belastbare eindejaarstoelage), wat tot gevolg heeft dat deze groter is en de RSZ-bijdragen wor-den afgehouwor-den van het verschil tussen de b r u t o-eindejaarstoelage en de bedrijfsvoorheffing, dus in feite op de netto-eindejaarstoelage.
Dit alles heeft tot gevolg dat deze personeelsleden een netto-eindejaarstoelage krijgen die te klein is, omdat er een bedrijfsvoorheffing op afgehouden wordt die wordt vastgesteld op een te groot be-d r a g. Dat be-deze te grote bebe-drijfsvoorheffing later eventueel kan gerecupereerd worden via de perso-n e perso-n b e l a s t i perso-n g, is voor deze persoperso-neelsledeperso-n perso-niet re-l e v a n t . De eindejaarstoere-lage is reeds kre-lein, en een verschil dat vlug enkele duizenden franken be-draagt, is voor hen niet aanvaardbaar.
De hierboven geschetste werkwijze roept enkele vragen op.
1. Is het juist dat deze werkwijze wordt toegepast op de personeelsleden die zowel een betrekking uitoefenen waarvoor ze vastbenoemd zijn, a l s een betrekking waarvoor ze nog tijdelijk zijn ? Indien dat zo is, waarom wordt dan ook op het deel waarvoor ze vastbenoemd zijn een R S Z-bijdrage ingehouden ? Op welke wettelij-ke basis ?
2. Steunt de hierboven geschetste werkwijze op een wettelijke basis en zo ja, welke ?
Indien dat niet zo is, worden dan de nodige maatregelen genomen opdat aan deze praktijk een einde wordt gesteld ?
Antwoord
De reglementaire grondslag voor de toekenning van een eindejaarstoelage aan het onderwijspersneel is vervat in het koninklijk besluit van 23 o k t o-ber 1979 houdende toekenning van een eindejaars-toelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt. Voormeld besluit houdt echter geen rekening met de specifieke en complexe elementen eigen aan het onderwijs, z o a l s bijvoorbeeld de statutaire toestand, d e opdracht(en) van een personeelslid, enzovoort. Wat de inhouding van de RSZ-bijdrage betreft, deze gebeurt uiteraard niet integraal voor de per-soneelsleden die enkel vastbenoemde prestaties uitoefenen ; voor deze personeelsleden is immers enkel de bijdrage van de sector geneeskundige ver-zorging verschuldigd, ingevolge het koninklijk be-sluit van 19 november 1990 tot wijziging van artikel 30 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot her-ziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der ar-b e i d e r s, op het ar-bedrag van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dat het bedrag 1999 aangepast aan de indexeringen overschrijdt.
Voor personeelsleden die enkel tijdelijke prestaties u i t o e f e n e n , gebeurt er een RSZ-inhouding van 13,07 %.
Voor gecombineerde opdrachten (vast en tijdelijk) wordt aan de hand van een aantal factoren (zoals o p d r a c h t b r e u k , periode van bezoldiging, ...) be-paald of het personeelslid overwegend vast, d a n wel overwegend tijdelijk was. Naargelang het resul-taat hiervan, wordt vastgesteld of een RSZ-inhou-ding (13,07 %) op de eindejaarstoelage noodzake-lijk is.
De bedrijfsvoorheffing op de eindejaarstoelage d i e n t , zoals door de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger wordt vermeld, te worden vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende b r u t o - i n k o m s t e n , verminderd met de verplichte in-houdingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermee gelijkgesteld wettelijk of regle-mentair statuut (cf. bijlage II bij het KB W I B 1992).
bedrijfs-voorheffing berekend wordt op het bruto-b e d r a g van de EJT 13,07 % (= RSZ-inhouding)
Voor gecombineerde opdrachten, waarbij een per-soneelslid voor een gedeelte van zijn opdracht vastbenoemd is en voor een gedeelte tijdelijk, wordt de bedrijfsvoorheffing op de eindejaarstolage echter vastgesteld op basis van het bruto-b e-drag.