• No results found

CULTUUR POLl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR POLl"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Kiesstelsel en partijensysteem Griekenland en de democratie De CPN en haar belagers De toestand in het

Limburgse mijngebied De betekenis van Lenins

"Apri I-steil in gen"

Crisis in de Latijnsamerikaanse politiek van Washington

Claudio Monteverdi (1567-1643): Triomf van de hartstocht

BOEKBESPREKING:

Westduitse ervaringen met medezeggenschapsregelingen MEI 1967 193 H. Hoekstra 197 M. Bakker 200 F. Dragstra 207 Jaap Wolff 215 W. Vlieland 224 C. Porcelijn 232 S. van Dongen 237 POLITIEK EN CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is

f

7.20 per jaar,

f

3.60 per halfjaar, losse nummers

f

0.70

Ons gironummer is 173127, Gem.giro: P 1527 Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p. zenden aan de administratie p/a Pegasus. Alle correspondentie over de inhoud aan de

redactie van P. & C., Prinsengracht 473,

(3)

27e jaargang no. 5 mei 1967

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der C.P.N.

Kiesstelsel en partijensysteem

Zowel tijdens de verkiezingscampagne als na de vcrkiezingen is er veel en uitvoerig gediscussieerd over het kiesstelsel en het partijensysteem in ons land. Door de reactionaire krachten wordt de critischc stemming onder de bevolking over de poli-tiek van de burgerlijke partijen en de wijze waarop zij de par-lementaire democratie benutten, misbruikt om plannen te pro-pageren ten einde de evenredige vertegenwoordiging om zeep te helpen en een gewijzigde opstelling van partijen tot stand te brengen. Daardoor zouden nog meer mogelijkheden ontstaan voor de monopolies om de door hen gewenste politiek aan het volk op te leggen.

Bij zijn eerste optreden heeft de nieuwe KVP-prcmier De Jong allaten blijken, dat hij ernaar wil streven de volgende Kamer-verkiezingen reeds te laten plaatsvinden volgens een nieuw kiessysteem. Inmiddels heeft de groepering D'66 doen uitko-men, dat zij haar campagne voor gaullistisch-getinte doelstel-lingen zal voortzetten. Bij een reeks aartsreactionaire elementen in andere partijen wordt dit optreden van D'66 gebruikt als een alibi om nog verwoeder te velde te trekken voor de beper-king van de democratische rechten van de bevolbeper-king.

Steeds duidelijker wordt echter, dat de tegenkrachten in het geweer beginnen te komen. Dit geldt in de eerste plaats voor de krachten in de arbeidersbeweging, maar naarmate de tijd vordert, blijkt eveneens dat in de kringen van de bourgeoisie zelf over het al of niet handhaven van de evenredige vertegen-woordiging grote tegenstellingen bestaan. In het bijzonder in

(4)

tegen het afschaffen van de evenredige vertegenwoordiging. In de K VP en bij de AR bestaan er stromingen, die zich zeer ge-reserveerd tonen.

Tegelijkertijd ontwikkelt zich de discussic over de partijfor-matie, zoals die in ons land bestaat. Het is frappant, hoc thans van uiterst conservatieve zijde jammerklachten gehoord wor-den over het verouderd zijn van het partijenstelsel. Daarbij richt de aandacht zich vooral op de zogenaamde confessionele partijen.

Dit is niet toevallig. Want met name een partij als de KVP begint in sterke mate haar greep op de katholieke kiezers te verliezen. Met 11amc op de arbeiders, die zich hoc langer hoc meer laten leiden door hun klassebclangcn.

Het wordt inderdaad voor steeds meer mensen duidelijk, dat partijen, dus ook confessionele partijen, uiteindelijk klassebe-langen vertegenwoordigen, die weinig met religie te maken heb-ben. De praktijk leert, dat de vertegenwoordigers van de hui-dige regeringspartijen optreden als verdehui-digers van de belan-gen van de monopolies in ons land en daaraan de belanbelan-gen van de arbeidersklasse, en ook die van de middengroepen onder-geschikt maken.

Juist met het oog op het rechtse offensief is het des te meer noodzakelijk, niet alleen over de partijvorming aan de rechter-zijde te discussiëren, maar vooral de vereniging van krachten aan de linkerzijde, aZtn de zijde vZtn de arbeidersbeweging en haar partijen, te bezien. Daarbij gaat het uiteraard niet Zt!!ecn om een theoretische benadering, doch om het overwegen van de stappen die reeds nu genomen kunnen worden om in /.o groot mogelijke eenheid op te treden tegen de rechtse monopo-listische krachten.

Wij willen er hier aan herinneren, dat de CPN dit vraagstuk reeds eerder a;ln de orde heeft gesteld. Op haar 21 stc congres., in de lente van 1964, heeft het vraagstuk van de hereniging van de arbeidersbeweging een belangrijke rol gespeeld. In de door het congres goedgekeurde discussicgrondslag over de nieuwe oriëntatie werd erop gewezen, dat het noodzakelijk is, te komen tot een gcmeenschappelijk optreden van de gehele arbeidersbeweging. Als verder perspectief van een gcmeenschap-pelijk optreden werd gesteld " ... de geleidelijke vcrmindering en uiteindelijke opheffing van de scheiding in de arbeidersbe-weging. Het is thans zeventig jaar geleden, dat zich op het congres te Zwolle van de Sociaal-Democratische Bond, de eerste scheiding binnen de arbeiderspartij voltrok; later heeft deze zich vcrder vcrdiept door de breuk tussen sociaal-democraten en communisten. Onder de nieuwe vcrhoudingen van het hui-dige tijdvak is de hereniging van de Nederlandse arbeidersbe-weging een historische taaie Zij vcreist naast gemeenschappe-lijke strijd een grondige en scheppende discussie en uitwerking van de theoretische vraagstukken van het socialisme in deze tijd, getoetst aan de ervaringen van de gehele

(5)

Sinds dit congres heeft plaatsgehad, hebben deze gedachten nog aan betekenis gewonnen. Deze stellingname laat duidelijk zien, dat de communistische partij het probleem van de hereniging van de arbeidersbeweging niet beschouwt als iets dat van boven af of met behulp van enkele kunstgrepen kan worden opge-lost. De hereniging van de arbeidersbeweging is ondenkbaar zonder een voorafgaande aaneensluiting van krachten op grondslag van actuele en praktische verdediging van de belan-gen van de werkende bevolking.

Aaneensluiting van krachten is des te meer noodzakelijk nu de rechtse krachten het levenspeil van de bevolking verder pogen aan te tasten en getracht wordt ons land steeds verder te ver-strikken in de oorlogszuchtige a vonturen van

J

ohnson en de atoom-ambities van de as Bonn-Parijs. De gebeurtenissen rond-om Amsterdam tonen hoe nodig het is de democratie te verde-digen tegen alle aanvallen. Wat er in Griekenland gebeurt is een aansporing temeer daartoe.

Bij de verwerkelijking van het gcmeenschappelijke handelen, zal de discussic over de nieuwe partijvorming van links niet uit de weg gegaan mogen worden. Ter wille van de machts-vorming van de progressieve krachten in ons land zullen klein-zielige partij-egoïstische bezwaren en in het vcrleden opgepen barrières van wantrouwen uit de weg geruimd kunnen wor-den.

Wie oprecht eenheid van optreden wenst, zal begrijpen dat het daarom terzelfder tijd noodzakelijk is, op te treden tegen ele-menten en stromingen binnen de arbeidersbeweging, die door hun sectarische houding de verdeeldheid in stand willen hou-den en daarmee uitsluitend de reactie in de kaart spelen.

Er treden wat dit betreft in deze discussic twee merkwaardige verschijnselen up. Enerzijds zegt het PSP-Kamerlid Van der Spek, dat eenheid niet mogelijk is, omdat hij een samenwerking met de PvdA afwijst. En anderzijds zijn er pseudo-linksen in de PvdA als b.v. Lammcrs van de groep Tien over Rood, die de communisten bij een te vormen eenheid willen uitsluiten. De redenering van Van der Spek komt neer op het ongcdiffc-renticcrd critiseren van de PvdA uit concurrentie-overwegin-gen, die alleen maar kunnen leiden tot verdere versplintering van de arbeidersbeweging. De critick, die de communisten oefe-nen op bepaalde rechtse sociaaldemocratische leiders is gericht tegen hun tegemoetkomende houding jegens rechts en tegen het feit, dat zij juist optreden voor het handhaven van de verdeeld-heid in de arbeidersbeweging, met het anti-communisme als voornaamste argument. Daarom biedt de gedachtengang van Lammers ook niets nieuws. Deze is feitelijk een voortzetting van het anti-communisme, zoals dat jarenlang de PvdA heeft overwoekerd.

Hoc foutief deze redeneringen zijn om de communisten bui-ten beschouwing te labui-ten, blijkt wel uit het feit, dat juist de CPN niet alb·n in woorden, maar ook in daden optreedt voor grotere eenheid. De communistische partij heeft daartoe ook in

(6)

196

het uitvoeren van de politiek van eenheid van vakbeweging in het NVV. Deze heeft ten doel de machtsvorming van de arbei-dersbeweging te bevorderen. De eenheid van de arbeidersklasse moet naar de mening der communisten het fundament zijn, waarop een vereniging van alle progressieve krachten moet steunen. De positie die de communisten innemen in de voor-naamste industriële centra van het land, maakt het duidelijk, dat zij als grote inspirerende kracht voor eenheid van optreden niet weg te denken zijn.

De reactie is zich daarvan zeer wel bewust. Vooral in de af-gelopen maanden zijn er daarom weer vcrwoede aanvallen op de Communistische Partij van Nederland gedaan, die met alle kracht en consequentie haar politiek van autonomie voortzet en verwezenlijkt. Op zichzelf bewijst deze woede reeds, hoe groot de vrees is, dat de politiek van de communistische partij in toenemende mate het vcrtrouwen van de werkers zal winnen. Alles wijst erop, dat de tijd rijp is voor een vruchtbare gedach-tenwisseling over wat al is aangeduid als een progressieve concentratie. NVV -voorzitter Kloos was een van de eersten die dit begrip in omloop bracht. J-Iij wees daarbij ook op D'66 als een groep waarmee volgens zijn mening samcngewerk t zou moeten worden. In de Tweede Kamerdebatten over de rege-ringsverklaring van het kabinet-De Jong werd van de zijde van de PvdA-fractie uitermate vriendelijk gedaan tegenover D '66. Het is echter voor linkse krachten uiterst vreemd, als zij hun blikken zo naar rechts richten.

De critiek, die wij hier op uitoefenen, betreft echter niet de idee van de progressieve concentratie op zichzelf. Integen-deel. Het zou zeer nuttig zijn als een dergelijke progressieve concentratie tot stand zou komen. Deze zal echter, wil zij wer-kelijk progressief zijn, moeten steunen op de arbeidersklasse en de PvdA, de CPN en de PSP, en tevens groepen van progres-sieve gelovige werkers moeten omvatten.

Opvattingen, dat D '66 daarbij betrokken zou moeten worden en de CPN geweerd, maken van te voren elke gedachte aan een gemeenschappelijk optreden tegen de reactie volslagen krachte-loos.

Het is van groot belang de gedachten wisseling over het tot stand brengen van een concentratic van krachten van links voort te zetten. Maar hoe nuttig deze discussie ook zal zijn, deze tijd eist een directe en daadkrachtige oppositie tegen het be-leid van het kabinet-De Jong. Er staan grote belangen op het spel. De werkgelegenheid van duizenden arbeiders wordt be-dreigd. Beangst voor het in beweging komen van de massa der werkers, doet de reactie koortsachtige pogingen om de eenmaal verworven democratische rechten aan te tasten.

(7)

Griekenland en de democratie

In de Tweede Kamer is op JO mei, mede op aandringen

van de CPN-fractie, een debat gehouden over de gebeur-tcnissen in Griekenland. Voordien legde de regering, bij monde ·van de minister van Buitenlandse Zaken Luns, een 'uerklaring af, die even kort als nietszeggend was. Er bleek uit, dat de regering niet van plan was welke stap! dan ook tegen de militaire machtsgreep en de verkrach-ting van de parlementaire democratie in Griekenland te ondernemen. Henk Hoekstra zette in dit debat het stand-punt van de Communistische Partij van Nederland uit-een. Zijn rede wordt hieronder weergegeven.

Volgens een patroon, dat vve nu al een reeks van jaren kennen, is weer in een land een militaire staatsgreep uitgevoerd. Het is nodig precies te zeggen, waar het in de kwestie-Criekenland om gaat: in Griekenland heerst op het ogenblik een fascistische dictatuur.

Het gaat er nu om of het Nederlandse volk - en ook de rege-ring - het zonder slag of stoot moeten nemen, dat ergens in Europa opnieuw een land onder de druk van de fascistische dictatuur komt. De vraag is of het, historisch gezien nog maar zo kort na de tweede wereldoorlog, kan worden aanvaard, dat na Spanje wc·~r een fascistische dictatuurstaat in Europa ont-staat.

Volgens de bekende oude gewoonten worden inzake Grieken-land natuurlijk fabcltj,~s over het communisme te berde ge-bracht. Het anti-communisme wordt gebruikt bij het pogen om de invoering van deze fascistische dictatuur te rechtvaardigen. fn werkelijkheid richt het militaire bewind zich - de feiten bewijzen dat - tegen alle democraten. Duizenden zitten in ge-vangenissen, in concentratiekampen. Als er nu niet scherp wordt opgetreden en scherp stelling wordt genomen, zullen er zeker doden vallen.

Op het ogenblik wordt door deze militaire putschisten openlijk gedreigd met het neerschieten van hen, die zich tegen hun be-wind verzetten. Het is niet mogelijk rustig af te wachten, of het aan de diplomatic over te laten. Er is een onmiddellijk optre-den namens het Ncderl::tndse volk nodig. De CPN is van me-ning, dat een onmiddellijk optreden van de Nederlandse rege-ring nodig is.

Reeksen van organisaties zijn verboden. Niet alleen arbeiders-organisaties, niet alleen de vakbeweging, maar ook organisaties van kunstenaars en hoogleraren. Het parlement is naar huis ge-stuurd, parlementsleden zijn gearresteerd. Het betreft zowel le-den van de links-democratische unie als van de unie van het centrum. Het is volkomen duidelijk: er is hier een offensief gaande van fascistische krachten in Griekenland, uit het leger, tegen alle democratische krachten in dat land.

Nu

willen wij onrniddellijk waarschuwen voor de gevaarlijke

(8)

een uitsluitend binnenlandse aangelegenheid. Het is volkomen duidelijk, ebt wat in Griekenland gebeurd is nooit had kunnen ::,eschicden zonder steun van buiten af. Er is steun van buiten af gegl:v,_n. Waar die steun vandaan komt, blijkt duidelijk uit het diepe stilzwijgen van bijvoorbeeld de Verenigde Staten. In dit stilzwijgen ligt een feitelijke erkenning van de militaire jun-ta in Griekenland opgesloten. I-1 ct is een directe steun aan de fascisten daar.

Het is nu bekend geworden, dat een aantal Westduitse concerns - w:'l.aronder het Thijssen-concern - juist in deze dagen na de machtsgreep in Griekenland ertoe is overgegaan om kredieten te verlenen voor een bedrag van 50 miljoen DM, mèt toestemming van de regering van de Bondsrepubliek. Bovendien is deze mi-litaire staatsgreep tot stand gebracht met NAVO-wapens, en, zoals in verschillende kranten gepubliceerd is, volgens een plan dat al in 1950 door deNAVO is ontworpen, een plan "Prome-th eu s" gen aam d.

Nu weet iedereen, dat dit soort plannen uit één braintrust komt, nl. de braintrust van de CIA in de Verenigde Staten. Daar worden aan de lopende band blauwdrukken van militaire staatsgrepen vervaardigd.

Ik wil nog op een ander aspect wijzen, naar onze mening een v:tn de voornaamste aspecten van de gebeurtenissen in Grieken-land van dit ogenblik, nl. dat de militaire staatsgrepen zich niet beperken tot landen in Azië en Afrika, maar ook in Eu-ropa plaatsvinden, in de NA VO-landcn. De NAVO is overvol van intriges van elkaar zeer fel bestrijdende partijen. Dat is het klimaat, waarin deze uiterst rechtse krachten toeslaan.

Dat gebeurde nu in Griekenland, maar dit is des te gevaarlijker, omdat ook elders in Europa sterke anti-democratische krachten werkzaam zijn. Ik wil in dit opzicht vcrwijzen naar Frankrijk, waar De GaLdie stelselmatig de democratische rechten van de bevolking ondergraaft.

Wij moeten ook conclusies uit deze gebeurtenissen, uit dit over-slaan van de militaire staatsgrepen naar de NAVO-landen, trekken voor wat Nederland zelf betreft.

Het is tegen de achtergrond van deze gebeurtenissen meer dan ooit noodzakelijk onze eigen democratische rechten - Neder-land is ook een NAVO-Neder-land - te verdedigen, juist omdat ook hier rechtse elementen voortdurend bezig zijn afbreuk te doen aan de democratie. De gebeurtenissen rondom Amsterdam zijn daarvan een bewijs.

(9)

Nu heeft de regering, bij monde van mimster Luns, doen uit-komen d;l.t zij van plan is niets te doen. Zij hoopt op een an-dcn: ontwikkeling. Maar op wie hoopt zij dan in Griekenland? Zij vcrtrouwt op een soort van bilateraal contact. Met wie dan wel? Met de huidige Griekse fascistische regering? Wij zien daarin geen enkel nut. Het merkwaardigste echter uit de ver-klaring van de minister van Buitenlandse Zaken is dat hij spreekt over de gebeurtenissen in Griekenland als over een soort van "opschorting van de democratie". Het is net of hij sprak over een voetbalwedstrijd bij slecht weer. Het gaat hier naar onze mening echter in het geheel niet om een oTJschortine;, doch om een torpedering van de democratische rechten, die in Griekenland toch al zeer gering waren, een torpedering, die -laten wij dat niet vergeten - als er lang wordt geaarzeld met er tegen op te treden, mensenlevens kan kosten, levens van men-sen, die in Europa tot de beste democraten behoren.

Daarom verlangt de communistische fractie van de regering een duidelijker en krachtiger houding in deze kw:.>stie. Wij vin-den, dat door de regering duidelijk moet worden uitgesproken, dat zij in geen enkel opzicht het huidige regiem in Griekenland wil erkennen. In de loop van de afgelopen dagen is bijvoor-beeld door een woordvoerder van het ministPrie van Buiten-landse Zaken aan de pers medegedeeld, dat erkenning niet no-dig was, omdat het eenvouno-dig om een regeringswisseling ging. Dat is toch wel een buitengewoon grote simplificatie van de toestand. Deze "regeringswisseling" is immers gepaard gegaan met pantserwagens, concentratiekampen en het invoeren van het fascisme. Zo eenvowlig kunnen wij ons daarv:1n niet afma-ken.

Daarom mag er ook geen enkele steun van de Nederlandse re-gering uitgaan aan dit militaire bewind. De Rere-gering zou moe-ten eisen dat alle politieke gevangenen worden vrijgelamoe-ten. Te-vens zou de Regering in de zgn. internationale organen. EEG en NAVO, moeten pleiten voor een boycot en een isolement binnen die organen van het huidige militaire regiem in Grie-kenland. Dat houdt dus ook in het stopzetten van financiële steun vanuit de EEG en andere instellingen aan het huidige regiem in Griekenland.

[!l dit stadium van de ontwikkeling helpt geklaag en het uit-spreken van "zorg" alleen niet. Nu moet duidelijk worden ge-maakt - Nederland kan hiertoe het initiatief nemen - dat nooit meer in Europa zal worden geduld wat zich in de jaren dertig in Spanje, Duitsland en Italië heeft voltrokken. Waar het fascisme ook maar in de geringste mate toeslaat -i" Griekenland is de toestand al veel erger - is het noodza-kclijk een hard antwoord terug te geven.

(10)

De CPN en haar belagers

Beslist niet iedere tegenstander van de CPN is een ezel; dat te veronderstellen zou getuigen van een onverantwoordelijke on-derschatting van de bourgeoisie. Daardoor ook is het uiet altijd een straf, een politiek boek van een anti-communist te lezen. Als het van een zekere intelligentie en van beheersing van de stof getuigt, maakt dat de bestrijding ervan bijna vanzelf meer de moeite waard.

Het werkje van F. Baruch "Links af - naar rechts; Portret van een politieke partij of de ommezwaai van de CPN in het conflict Moskou-Peking" valt niet onder dit, overigens nogal schaarse, soort.

Het portretteert niet de CPN, maar de heer Baruch. Daardoor is het nogal een opgave, om het geheel door te lezen.

Geen wonder dan ook, dat de beschouwingen die de burgerpers aan Baruchs bock heeft gewijd, één aaneengcsloten reeks van teleurgestelde kreten vormen. Geen wonder verder dat de po-gingen tot popularisatie van B.'s opvattingen via TV, radio, "Haagse Post" en "Parool" zo weinig effect hebben gehad. En dat was toch allerminst de bedoeling.

De bedoeling was om, mede met behulp van Baruch, door een verenigde krachtsinspanning van al wat anti-communistisch is de CPN uiteen te wrikken en tot een handvol, elkaar bestrij-dende groepjes, te reduceren.

Dit plan trad al aan het daglicht in de loop van de verkiezings-campagne, toen "Trouw" en "Het Vrije Volk" sensationele fantasieën brachten over "tegenstellingen" binnen de CPN. De eerste aanloop van de campagne zakte ineen als een schotel Haagse bluf. De verkiezingen zelf brachten een belangrijke vooruitgang voor de communistische partij.

Onmiddellijk daarop werd de aanval met verdubbelde hevig-heid ingezet; de "Haagse Post"-"Elscvier"-combinatie ging vooraan, een vloedgolf van laster en leugen volgde in de hele pers, over de TV en de radio; sommige journalisten moeten aan de communistische partij weer een aardig centje verdiend heb-ben in afgelopen tijd. En in dat kader paste Baruchs boekje en de popularisering van de man.

Geen opstand, maar inmenging Van de zijde van onze partij is op al deze verhalen onmiddellijk krachtig en duidelijk gereageerd, in artikelen en redevoeringen, onder andere in de Tweede Kamer.

Voor de volledigheid willen wij hier nog eens herhalen waar de zaak op neerkwam.

Er werd hard geroepen over een "opstand" in de CPN. Die opstand bestond en bestaat niet.

(11)

zon-der er kennis van te hebben genomen, accoord te gaan met het zgn. niet-spreidingsverdrag van atoomwapens.

Het verdrag was er nog niet, is er ook nog niet nu wij deze re-gels schrijven. Maar uit wat bekend is geworden uit de onder-handelingen is wel gebleken, dat geen volstrekte zekerheid be-staat dat het de Duitse toegang tot de atoombewapening af-sluit. (Jaap Wolff heeft dit in het april-nummer van "Politiek en Cultuur" uitvoerig uiteengezet.)

Onze partij wenst aan geen enkele vorm van een nieuwe Mün-chenpolitiek tegenover het Duitse militarisme mee te werken, en daarom heeft ze pertinent geweigerd tevoren haar goedkeu-ring aan een dergelijk nog onbekend verdrag te geven. Als het er eenmaal ligt (als ... , want de onderhandelingen gaan be-paald niet vlot) zullen wij het op zijn merites beoordelen. Ondertussen echter werd er dus een geweldige druk uitgeoefend op onze partij; van Amerikaanse zijde en van de gebruikelijke onderhorige voorlichtingsorganen in het land.

Wonderlijk genoeg vond deze druk tegelijkertijd plaats van de kant van bepaalde rechtse elementen in sommige communisti-sche partijen.

Wij hielden over deze vraagstukken eerst een uitgebreide par-tijconferentie en later een zitting van het partijbestuur, waar eensgezind besloten werd voor deze druk niet te wijken. Ba-ruch, en mèt hem allerlei pcrslieden, noemden zulks meteen een "Chinese" lijn.

Alleen bedriegers of imbecielen kunnen tot die conclusie ko-men. Iedereen die zich ook maar oppervlakkig op de hoogte stelt van de politiek van de CPN kan zien, hoczeer die vcr-schilt van die van de Chinese communisten.

Nee, het ging er om dat men ons een ".Johnson-lijn"wilde op-dringen. En daar pasten wij voor.

Wij maken ernst met de autonome politiek van onze partij.

Hysterie en "deskundigen" Een enkeling bleek het hiermee niet eens te zijn.

Van Scggelen nam zijn ontslag bij Pegasus, omdat hij geen kans zag het beleid van die uitgeverij in overeenstemming te bren-gen met de politiek van onze partij, dus werken te verzorbren-gen die afgestemd waren op de N edcrlandse politieke verhoudin-gen, met behoud natuurlijk van uitgaven van elders, die niet tegen de politiek van de CPN ingaan.

Hulst, leider van het V emu-reisbureau, liet het per briefje en zonder verdere discussie afweten en stelde naar hij de burger-pers meedeelde zijn eigen (??) oordcel boven dat van de CPN. Hij werd geschorst. Geen enkele partij zou zo'n houding kun-nen accepteren.

Op zichzelf waren dit futiliteiten.

In dezelfde dagen dat dit gebeurde ging PvdA-bestuurder Na--gel op een openbare herrie-bijeenkomst als een wilde tegen zijn mede-bestuurders te keer, werd er gcstaakt bij de

(12)

predikanten uit de Gereformeerde Kerk gezet. Allemaal bin-nenpagina-nieuws van één dag. Maar omdat het de CPN be-trof barstte er over Hulst en Van Seggelen een woeste cam-pagne los in kranten, radio en TV, met de bekende massa-hysterie in de stijl van "Open het dorp".

En hier bleek de functie van Baruchs boekje.

Het moest hem de status verschaffen om, samen met enige Gort-zakken, als "deskundige" ten tonele te worden gevoerd. Geheel in de stijl van de Bruggroep van tien jaar tevoren werd de leuze aangeheven: De Sowjet-Unie moet verdedigd worden tegen de CPN, en de CPN tegen zichzelf.

En wie verrichtten dit edelaardige werk?

"De Telegraaf" en "Het Vrije Volk", "de Haagse Post" en de KRO!

Het was allemaal zo grof, zo getuigend van minachting voor het gezonde verstand van de mensen, dat de campagne wel

moest mislukken.

Vooral, toen dezelfde "verdedigers van de Sowjet-Unie" eens-klaps meededen aan een bijzonder platvloerse rel tegen een in Nederland wonende vertegenwoordiger van de Aeroflot. Wij hadden het allemaal al eerder meegemaakt.

Maar al was dat dan zo, dan nog stond men versteld over de grove, misdadige aanvallen die in deze campagne speciaal ge-richt werden tegen partijvoorzitter De Groot.

Wie ooit een lesje wilde hebben in het immorele, zelfs moord-zuchtige karakter van de reactie - die kreeg het wel in de vorm van die aanvallen.

Wantrouwen in de politiek van de partij en in de leiding van de partij, het doel van de tegenstanders, moest vooral bereikt worden via wantrouwen in de kopman van de partij, die tot haar houding en haar positiebepaling enorm veel heeft bijgedra-gen en wiens grondige analyses van de geschiedenis, o.m. in "De Dertiger Jaren", van onmisbare betekenis zijn voor de toekomst.

Maar hier demonstreerde zich ook het politieke onbenul van de tegenstanders.

Hier lieten ze zien hoe weinig ze de communisten kennen, hoc we.inig ze begrijpen van de arbeiders die ze in hun fabrieken opjagen.

Als de vrienden van Johnson of van Kielmansegg, gezeten achter hun schrijfbureaus en TV -camera's, zich aan een ar-beidersleider vergrijpen dan kunnen ze maar één antwoord krij-gen: dat die arbeiders, en met hen de vooruitstrevende mensen uit andere bevolkingslagen, voor die leidende mensen des te meer waardering gaan opbrengen en iedere aanval op hèn be-schouwen als een aanval op zichzelf.

Men zou het hierbij eigenlijk kunnen laten, ook wat Baruchs boekje betreft. De niet gratis rondgezonden exemplaren zullen stellig binnen korte tijd voor een habbekrats bij De Slegte te koop zijn, samen met de verzamelde werken van De Kadt en

(13)

Als wc dan toch nog een paar opmerkingen over het boekje maken is het om een zeer bepaalde reden.

Baruch heeft blijkbaar een soort platform voor een oppositie in de CPN willen schrijven, mogelijk wel voor een nieuw par-tijtje onder zijn leiding.

En men wil dan wel proberen uit de rijstebrijberg van verwar-ring en haatdragendheid die uit zijn schrijfmachine is ge-stroomd, een zekere basis voor zo'n optreden gewaar te worden. We zullen daar eens naar gaan snuffelen, maar we moeten wel tevoren één punt vaststellen. Het weerleggen van alle leugens, verdraaiïngen, geschiedvervalsingen en insinuaties zou een boek apart vullen, en dat is nu werkelijk niet de moeite waard. Het moet dus tot een paar hoofdpunten beperkt blijven, en pagina's vol smeerlapperij zullen onbesproken moeten blijven.

"Hogere" vorm van anti-Sowjetisme De voornaamste tendens van het boek van Baruch is een kari-katurale ophemelarij van alles wat ooit vanuit de Sowjet-Unie (en de DDR) gedaan is, wordt en zal worden. Dat is op-zichzelf een wijze van benadering van de Sowjet-Unie, die te denken geeft.

De geschiedenis van de Sowjet-Unie is een boeiend vcrhaal van strijd en van tegenstellingen, onvermijdelijk bij de opbouw van een socialistisch land. Mede door die strijd zijn er in de loop van het bestaan van de Sowjet-Unie nogal wat wijzigingen ge-weest in haar politiek. Men denke slechts aan het komen en gaan van Chroestsjow - al is veel van wat daarbij een rol heeft gespeeld, binnenskamers gehouden en is een afgerond oordeel buitengewoon moeilijk te geven.

Een echte vriend van de Sowjjet-Unie houdt met deze wijzi-gingen rekening, neemt afstand bij de beoordeling van wat er in deze en gene periode, onder deze en gene leiding, gebeurd is, en laat vooral zijn critische geest niet varen.

Er zijn ook andere houdingen mogelijk, natuurlijk.

Daar is de mening, dat alles wat er in de Sowjet-Unie gebeurt bij voorbaat verkeerd is. Lieden met die opvatting zijn er le-gio. En dan kan men verder de primitieve gedachte koesteren, dat alles wat er gebeurt bij voorbaat goed is. Iets vcrgelijkbaars moet bij ons het geval zijn met sommige regeringsambtcnaren, die bereid zijn van de ene dag op de andere de politiek van to-taal verschillende ministers uit te voeren.

En niet bij ons alleen.

Neemt men echter, onder het mom dat men communist is, deze houding als buitenlander aan tegenover de Sowjet-Unie, dan is dat een van de meest schadelijke zaken voor het socialisme die men zich kan indenken. Het is een "hogere" vorm van anti-Sowjet-politiek, compromitterend èn voor de Sowjet-Unie èn voor de partij waarvan men aanhanger zegt te zijn.

Wc zien dit bij Baruch in zijn critick op De Groots boek "De

(14)

Paul de Groot heeft bijvoorbeeld, met bijzonder grote politieke scherpzinnigheid, een weergave gegeven van de opvattingen van de Komintern in 1928, en daarbij juiste en onjuiste onder-scheiden. Hij looft de analyse die de grote economische crisis van 1929 voorzag en bestempelt o.m. als onjuist de zienswijze, die er van uitging, dat de hoofdtegenstelling binnen het impe-rialisme gelegen was tussen Engeland en de Verenigde Staten. De Groot laat deze analytische bespreking vooraf gaan door de volgende passage:

"Het is verleidelijk om hier even stil te staan voor de over-denking van de werkelijke loop van de geschiedenis en daaraan de analyse en het program van de communistische wereldbewe-ging in 1928 te toetsen.

Evenals in het zakenleven is het ook in de politieke strijd on-ontbeerlijk om van tijd tot tijd een balans op te maken, met een activa-zijde en een passiva-zijde, aan de ene kant de over-winningen, aan de andere kant de nederlagen.

Zonder zulk een strikt zakelijke, objectieve beoordeling is het

onmogelijk te weten waar men aan toe is en of men, indien no- .---dig, de koers moet wijzigen."

Wat maakt Baruch nu van deze analyse?

Dat De Groot "neerbuigend" met de "wijsheid van later" schrijft!

Wel, er is niets neerbuigends in De Groots behandeling van de vraagstukken. En hij heeft juist met de wijsheid van later wil-len schrijven, zoals het door ons aangehaalde citaat laat zien, om de huidige communistische beweging te helpen.

Moet een communist dat soms niet doen?

Een communist wel. Maar dat is Baruch niet, ondanks de aan-bevelingen van Wigbold en de "Haagse Post".

Waar komt de CPN vandaan? De karikaturale verheerlijking door Baruch van alles wat ooit in de Sowjet-Unie besloten is en wat door de Komintern is ge-daan, leidt onmiddellijk tot een punt van nog wezenlijker be-tekenis.

Volgens hem heeft de CPN in Nederland nooit iets goed kun-nen doen, zonder dat de Komintern - of de SowjetUnie -daarvoor de aanwijzingen had gegeven.

Hij erkent, zij het met enige pijn, dat vanaf 1930 de CPN in vele opzichten een nieuwe en betere koers insloeg. Maar alles wat goed was, was alleen aan de Komintern en haar aanwijzin-gen te danken.

Nu heeft - en dat onderstreept De Groot in zijn boek ook -de Communistische Internationa.le een rol gespeeld bij -de strijd binnen de CPN in de twintiger jaren. Maar die strijd zelf was er; ze was een natuurlijke zaak van de ontwikkeling van onze arbeidersklasse en van onze communistische partij, als product van die arbeidersklasse.

In de discussie traden De Groot en Schalker als voornaamste

(15)

doet nu Baruch? Hij maakt van het feit dat de Komintern dit constateerde, het bewijs dat de Komintern deze kameraden aan de leiding van de partij plaatste.

Het omgekeerde is natuurlijk het geval.

De nieuwe leiding kwam in de partijstrijd naar voren. En het pleit alleen maar voor de Komintern, dat ze dit gezien heeft. De zaak gaat echter dieper.

De opvatting van Baruch maakt van onze communistische ar-beidersbeweging een soort werktuig van buitenlandse commu-nisten. Hij ontkent het essentiële feit, dat een communistische beweging moet groeien binnen de arbeidersbeweging van een land.

Daarmee bepaalt hij voor altijd haar plaats als een werktuig, of verlengstuk. van een of ander "centrum". De gedachte is niet alleen volledig onmarxistisch, ze is koren op de molen van alle tegenstanders die een communistische partij afschilderen als "agenten van Moskou". Men vindt deze opvatting met grote hardnekkigheid henhaald door B.'s hele boek heen, tot op de~

laatste bladzijden toe als hij schrijft: "Het wezen van een com::. .. munistische partij is haar verbondenheid met de wereldbewe- . ging". Nee, het wezen van een communistische partij is dat zij een product is van de revolutionaire arbeidersbeweging in het eigen land. Haar taak is tegelijk internationaal, en daarom streeft ze internationale verbondenheid na. Maar als die inter-nationale verbondenheid neerkomt op het ontvangen van richt-lijnen die in strijd ziin met de door die pq,rtij zelf, in het belang van haar arbeidersklasse, uitgewerkte politiek dan moet dat~ soort "verbondenheid" worden afgewezen. ___ .J Bij de vele punten die we hier niet behandelen zijn zulke zaken als de grove vervalsing van citaten en opvattingen van Paul de Groot, de pogingen om de leuze "eenheid van socialisten en communisten" om te zetten in "eenheid van communisten, Brug-geman (PSP) en Jan Nagel (10 over rood)", de beschuldiging dat de CPN de regering-Cals ondersteunde, de verdediging van het schieten aan de Berlijnse muur, de ... enfin, laten we maar stoppen.

Leve De Gaulle! Een enkel woord over twee punten nog.

Het ene is de absurde verheerlijking door Baruch van De Gaul-le, die pagina's lang als de grootste tegenstander van het West-duitse revanchisme wordt afgeschilderd.

Bij dit beeld past geheel, dat De Gaulle's atoommacht met één, tussen haakjes geplaatste, zin wordt afgedaan. Hoewel we Van Mierlo al hebben in die functie, zou Baruch graag de CPN tot een soort gaullistisch steunpunt in Nederland maken.

We zijn zo vrij hiervoor te passen.

De politiek van Strauss en Kiesinger laat tegenwoordig vrijwel iedere dag zien welke rol De Gaulle speelt in hun berekeningen

(16)

206

moet wel volslagen blind zijn als men onder die omstandighe-den nog steeds de gaullistische politiek blijft bewieroken.

Minachting voor CPN-leden Belangrijker is een laatste punt, de grenzeloze minachting van Baruch voor de arbeiders in de Communistische Partij. Van voor tot achter in het boek worden ze afgeschilderd als een soort hersenloze sukkels, misbruikt door een gewetenloze

par-tijleiding. _

Het feit dat de CPN als geheel deze man zonder een rimpeling aan de kant kon zetten (en prompt een grote verkiczingsovcr-

i

winning boekte) is voor hem aanleiding, om slechts op honende wijze over de leden van de partij te spreken.

Ze "blijven met de dood in hun hart voortsjokken", ze "drijven stuurloos rond", de leidingen zijn "middelmatig", enzovoort. Baruch heeft er goed aan gedaan dit in zijn boek te zetten. Het i

laat zien hoe volkomen vervreemd de man was van de partij, J

waarvan hij destijds deel uitmaakte. .-Toch zijn die leden ni,ct zo gek en hersenloos als Baruch ze voor zijn publiek afschildert.

Een voorbeeldje moge dit verduidelijken.

Ondergetekende hield twee jaar geleden een inleiding voor de afdeling waarvan Baruch lid was, over de houding van onze delegatie op de zgn. Brusselse conferentie van communistische partijen.

f"--Toen ik klaar was met mijn inleiding haalde Baruch een rol

! papieren uit zijn zak en begon een "discussie" voor te lezen. Uiteraard zonder op de inleiding in te gaan. De schriftvoor-lezing nam zoveel tijd in beslag. dat de overige leden niet meer aan het woord konden komen (blijkbaar vond B. dat niet no-dig, met zulke stuurloze mensen). Er vond echter een vervolg-vergadering plaats, die vrijwel geheel gevuld werd met_de dis-cussie van die leden ... tegen Baruch. En toen aan het eind van de vergadering een stemming werd gehouden over de vraag of de leden het eens waren met de handelwijze van het partijbe-stuur, was de uitslag daarvan: De hele vergadering voor, één tegen. Die ene was Baruch.

Werd de man toen geroyeerd, zoals hij suggereert?

De CPN royeert niet zo gauw. Van ons mocht hij zijn uitgetik--te meningen hebben.

Pas een jaar lat,er, toen hij begonnen was met pogingen om tot een georganiseerde oppositie binnen de partij te komen, werd hij uit de partij verwijderd. Want dat staat de CPN niet toe, zoals hij wel wist.

Dit dan over de droevige figuur, die zich opwerpt als de Lou van het communisme.

Wat hij wel is hebben wc niet gewaar kunnen worden uit zijn boekje, maar een communist zeker niet.

(17)

De toestand in het

Limburgse mijngebied

Hoeveel moeite is er in de jaren na de tweede wereldoorlog niet gedaan om het voor te stellen alsof het kapitalisme wezen-lijk van karakter zou zijn veranderd. Er zijn hele theorieën ontwikkeld over het ontstaan van een "welvaartsstaat"; het werd een ware mode om de klassenstrijd voor verouderd en onnodig te verklaren. Het proces van het ingroeien in een klassenloze maatschappij zou al ver gevorderd zijn. In het bij-zonder de politici uit KVP-kringen en rechtse figuren in de PvdA hebben daarover boekdelen bij elkaar gepraat en ge-schreven.

In de afgelopen tijd is echter wel duidelijk gebleken, dat deze theorieën niets met de werkelijkheid uitstaande hebben. In ver-schillende delen van ons land hebben zich schokkende gebeur-tenissen voorgedaan, die aantonen dat het kapitalisme naar zijn aard in het geheel geen wijziging heeft ondergaan. Winst-bejag en uitbuiting blijven de pijlers, waarop dit systeem be-rust en de belangen van de werkers worden daaraan op?;e-offerd, zonder dat men zich iets aantrekt van de ideeën, die ter verfraaiing van het kapitalistische stelsel moeten dienen. Een van de meest in het oog lopende voorbeelden is de ont-wikkeling in de Limburgse mijnindustrie.

Nadat, vooral na de tweede wereldoorlog, reusachti~;e investe-ringen zijn verricht, om de Nederlandse mijnen te modernise-ren en om zowel boven- als onder?;ronds de mechanisatie zeer ver door te voeren, is plotseling besloten de kolenwinnin? in de loop van enkele jaren te liquideren. De kolenwinning in de Staatsmijnen wil men in de komende twee jaar terugbrengen tot één mijn; dit betekent, dat 10.000 personeelsleden zullen den ontslagen. De totale bezetting van de Staatsmiinen zal wor-den teruggebracht van 19.700 nu tot 4.700 in 1971. Ook de particuliel'1e mijnen zullen in de naaste toekomst gesloten wor-den. Het is zojuist bekend geworden, dat deze sluiting zich nog veel sneller zal voltrekken, dan aanvankelijk was meegedeeld. Tn het oude mijngebied - d.w.z. het gebied rondom Heerlen en Kerkrade - heeft de mijnsluiting betrekking op 44 pro-cent van de mannelijke beroepsbevolking en in het nieuwe mijngebied - d.w.z. Geleen en omgeving - op ongeveer 30 procent van de mannelijke beroepsbevolking. Als men rekening houdt met de betekenis van de mijnindustrie voor de gehele economie van de mijnstreek moet het percentage van de be-roepsbevolking, dat zowel direct als ook indirect getroffen wordt, nog aanzienlijk hoger worden gesteld, tot aan 70 pro-cent in een aantal mijngemeenten.

Er wordt een kille economisch-technische argumentatie aan-gevoerd om deze aanval op de mijnstreek en haar bevolking goed te praten. Hiertoe dient het argument van de verande-ringen in de energievoorziening. Terwijl de energiebehoefte

(18)

het aandeel van de steenkool in de energiegrondstoffen rela-tief gedaald, met name ten bate van de olie en in de laatste jaren in toenemende mate van het aardgas. Er wordt nu gezegd, dat dit aandeel van de steenkolen steeds verder zal da-len en voor wat de Nederlandse mijnen betreft, de afzet van

~;teenkolen vrijwel onmogelijk zal worden. Met het oog daarop zou daarom versneld met de sluiting van de mijnen worden doorgegaan om het hoofd te kunnen bicden aan wat als een structurele crisis wordt aangeduid.

Ongetwijfeld is Nederland door het ontdekken van de aard-gasvoorraden tot een energierijk land geworden. In dat licht bezien zal de verhouding tussen kolen, olie en aardgas bij de cnergievoorzienin!:;" en als grondstof voor de chemische indu-strie zeker veranderen. Maar dat is nog geen reden om de ko-lenwinning de nek om te draaien e1 de belangen van de hierbij betrokken bevolking op te offeren. De steenkool zal ook in de toekomst een belangrijke rol blijven vervullen.

Dit wordt trouwens in de praktijk bewezen, want de invoer van steenkool uit het buitenland zal na sluiting van de Neder-landse mijnen zeker toenemen. Het is dan ook niet verwonder-lijk, dat de plannen om tot mijnsluiting in Nederland over te gaan, in West-Duitsland met vreugde worden begroet. Van die zijde is er steeds op aangedrongen, dat aan de belangen van het Ruhr-kapitaal in het kader van de zogenaamde Europese organisaties voorrang zal worden verleend. De activiteiten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) is er sinds zijn oprichting op gericht om met name de Westduitse en Franse kolen- en staalconcerns te bevoordelen. Daarvoor heeft de CPN al gewaarschuwd, toen de EGKS nog werd voor-bereid en Robert Schuman stad en land afreisde om er reclame voor te maken. In een verklaring, die het dagelijks bestuur van de CPN in juni 1950 publiceerde, werd gezegd, dat de uitvoe-ring van deze plannen tot gevolg zou hebben, dat de productie ?.ich in toenemende mate op West-Duitsland zou concentreren. Dat zou met zich meebrengen - aldus waarschuwden de com-munisten toen al - dat in andere landen de mijnbedrijven hun poorten zouden moeten sluiten onder het voorwendsel, dat ze "niet rendabel" zouden zijn. Met de gebeurtenissen van thans voor OlcCn, wordt deze waarschuwing wel op bijzonder treffen-de wijze bewaarheid. Dit toont - het zij tussen haakjes opge-merkt - de betekenis van de marxistisch-leninistische analyse van de werkelijkheid om de ontwikkeling op zijn werkelijke waarde te schatten.

De aantasting- van de Nederlandse steenkoolwinning is vcrder vooral in het belang- van de g-rote monopolies, die de olieleve-ranties in handen hebben en beschikken over de rijke aardgas-voorraden in ons land. Deze monopolies, vooral de Esso en de Shell, hebben er - naast de Westduitse mijneigenaars - alle belan!:;" bij, dat de steenkolenmijnen op slot gaan.

Op deze manier dreigen de buitenlandse monopolies te beslis-sen over de toekomst van de Nederlandse genationaliseerde kolenmijnen en zou de energievoorziening geheel bij hen

(19)

E<:n andne bijzonderheid daarbij is, dat de oliemonopolies op deze wijze proberen het chemische bedrijf van de Staatsmijnen, één van de grootste chemische bedrijven van Europa, in han-den te krijgen, waarvan de de-nationalisering, al ingcieid door de omzetting van de Staatsmijnen in een naamloze vennoot-schap, een eerste stap dreigt te zijn.

Opmerkelijk is in dit verband een studie gemaakt door een co-mtté van de Westeuropese Kolenproducenten en de Engelse Na-tionale Kolcnraad. In een rapport wordt uiteengezet, dat de kolenproductie voor West-Europa een kwestie is van politieke zekerheid. 1

)

Volgens de rapporteurs zal in 1980 1500 miljoen ton steen-kooleenheden (SKE) nodig zijn en tegen het einde van de eeuw 2100 à 2200 miljoen ton. 2

) Het energie-aanbod in

West-Euro-pa uit eigen bronnen zal echter tegen 1980, zelfs als de zeer optimistische voorspellingen ten aanzien van het aandeel van de kernenergie uitkomen, slechts 710 tot 865 miljoen ton SKE bedragen.

Het tekort van 625 tot 780 miljoen ton in 1980 en van 1000 miljoen ton in het jaar 2000 wordt mede veroorzaakt door de inkrimpingen van de Europese kolenproductie die men zich thans heeft voorgenomen. Reeds in 1980, aldus nog altijd de rapporteurs, zal West-Europa het dus niet meer kunnen stellen zonder enorme aanvoer van energie uit andere delen van de wereld. Het zal iedereen duidelijk zijn, dat West-Europa dan uitermate gevoelig zal zijn voor schommelingen in de hocveel-heid of in de prijs van de geïmporteerde energie.

ln het rapport wordt dan ook de conclusie getrokken dat het voor de hand ligt, dat alle energiebronnen in stand gehouden en beschermd moeten worden. Vcrder staat er dat, als het zo doorgaat en er op dit punt niets gebeurt, West-Europa in de toekomst zal hongeren naar energie, waardoor het tevens po-litiek kwetsbaarder wordt dan welk ander deel van de wereld. (Dit laatste geldt ook en in veel grotere mate voor ons land, waar men de hele kolenproductie wil stopzetten.)

Het artikel in de Oranje Nassau-Post is dan ook gepubliceerd onder de veelzeggende kop: Stopzetting kolenproductie voor West-Europa politieke zelfmoord.

De oprichting van het staatsmijnbedrijf liet Nederlandse staatsmijnbedrijf is bij de wet van J 901 mo-gelijk gemaakt en in 1902 werden de Staatsmijnen van Lim-burg opgericht.

De argumenten, die daartoe werden gebezigd, zijn zeer belang-wekkend en staan in schrille tegenstelling tot de ontwikkeling die thans plaats heeft.

1) Oranje Nassau Post. Personeelsorgaan van de Oranje-Nassaumijnen Y:tn

15 juli 1966.

2) Men heeft de energievoorraad en behoefte aan steenkool, olie en

(20)

210

Aan het einde van de vorige eeuw, toen de industriële ontwik-kellng m ons land zich versnelde, groeide de belangstelling voor de kolennJkdommen in Zuid-Limburg. Er werden in de negentiger Jaren een aantal concessies verleend aan Franse, Bel-gische en lJu1tsc ondernemers. In 1897 kwam de toenmalige m1mster van Waterstaat, Handel en Nijverheid (waaronder het miJnwezen ressorteerde), ir. C. Lely, ook bekend door zijn grootse .Luwerzeeplannen, in aanraking met de drang naar concessies . .rlij bracht een bezoek aan Zmd-Limburg in verband met het ±eit, dat de aanvragen voornamelijk uit het buitenland kwamen. !'evens stmtte hij op de toestand, dat Nederland toen voor ZlJn kolenverbruik aangewezen was op de leveranties van het Khem1sch- Westrallsches 1\..ohlen-::,ynC!lkat en de door dlt umtse syne11caat beheerste ::iteenkolen Mandelsvere111gmg. Het was voor het groe1ene1e Nederlandse kapitalisme Uiteraard van groot belang om niet afhankelijk te zijn van overwegend bui-tenlandse kolenleveranciers en -producenten. Ir. Lely aarzelde daarom met het verlenen van concessies en greep naar het be-kenC!e m1ddel van het instellen van een staatscommissie. Deze commissie werd in de lente van 1899 benoemd en bracht reeds 111 augustus 1900 rapport uit.

ln het rapport worden argumenten aangevoerd voor het op-nchten van een staatsbedrijf. Het belangrijkste motief is dat een staatsbedrijt de afhankelijkheid van het buitenland voor de levering van kolen verminderen zal. Ook zal een coalitie-vanmug van particuliere 1mjnbeZ1tters, ten einde de prijzen van C!e steenkool op te drijven, worden belemmerd. Daarnaast wor-den nog sociale motieven aangevoerd, zoals het verschaffen van werk aan de bevolking ten einde pendel over de grens tc-gen te gaan. Verder werd nog opgemerkt, dat de Nederlandse kapitalisten weinig belangstelling aan de dag leggen voor de miJnbouw, blijkbaar omdat zij het risico te hoog vonden. Op basis van het rapport van de commissie werd in januari

c;u 1 door ir. Le1y het wetsontwerp betreffende de exploitatie van staatswege van steenkolenmijnen in Limburg bij het par-lement ingediend.

In de memorie van toelichting werd verklaard: "Het voordeel ... van op vaderlandsehen bodem een waardevolle bron van arbeidsvermogen te bezitten, zou geheel of gedeeltelijk verlo-ren gaan, indien deze in handen kwam van particulieverlo-ren, zelfs indien deze landgenoten zijn." 3

)

Een treffende uitspraak, die ten volle ook van gelding is voor de aardgasrijkdommen in ons land. Een uitspraak ook, die door de nazaten van de toenmalige regeerders volkomen ver-geten is en nu door de arbeidersbeweging naar voren wordt gebracht.

Opvallend is, dat het wetsontwerp direct fel werd aangevallen vanuit Duitsland. In de Duitse pers verschenen oproepen aan de Duitse regering om zich ten bate van de Duitse

(21)

tns te mengen in de Nederlandse politiek. In de "Kölnische Volkszeitung'' werd in het typische proza, dat het Duitse im-perialisme graag gebruikt, gesproken over een Raubgesetz (roofwct). ln Düsseldorf werd een protestvergadering gehou-den, waar, zoals een kranteverslag uit die tijd meedeelt, de Ne-derlandse regering vcrweten werd "haar plicht tegenover het Duitse kapitaal" te verzaken.

In Lely's gedachtengang - en deze zal niet alleen bij hem hebben bestaan - speelde de dreiging van de machtige Oost-buur ook een grote rol. Volgens één zijner biografen vreesde Lely, dat bij particuliere exploitatie en het binnenhalen van buitenlandse arbeidskrachten, de gelegenheid zou ontstaan om provocaties in Limburg tot stand te brengen. Hij zei in een particulier gesprek, dat hij in Zuid-Limburg niet een Johau-nesburg wilde laten ontstaan. Deze verwijzing hing samen met het feit, dat het Britse imperialisme zich van een conflict met buitenlanders in Johannesburg bediende om een gewapen-de botsing met gewapen-de Zuidafrikaanse Boerenrepubliek uit te lok-ken en de mijngebieden te annexeren. Mogelijk had Lely het oog gericht op de plannen die toen al in de Duitse generale stat bestonden om in geval van oorlog Limburg binnen te ruk-ken en te benutten voor de oorlogvoering tegen België en Frankrijk.

Naast de oppositie uit Duitsland, was er ook verzet bij groe-pen kapitalisten in Nederland zelf. Als woordvoerder trad daarbij op o.a. de Twentse textielfabrikant G.

J.

van Heek, die in de Kamer een loflied zong op het particulier initiatief. Op de critick, dat staatsexploitatie verstorend zou werken, ant-woordde Lely in het debat, dat het staatsmijnbedrijf geleidc-lijk moest worden ontwikkeld. Zijn redenering was, dat de ontwikkeling niet sneller mocht zijn, "dan bij normale ont-wikkeling der gemeenten mogelijk is; deze moesten tijd hebben om zich daarnaar te schikken met het oog op de uitbreiding der kommen, op stichting van scholen, enz."

Het is opvallend dat, nu regeerders en grote ondernemers stre-ven naar het sluiten van de mijnen, deze wijze lessen van Lcly over het in acht nemen van een kalm tempo geheel vergeten zijn. Zij streven naar een vcrsnelde afbouw van de mijnen, die alleen maar kan leiden tot werkloosheid en grote moeilijkheden in de werkersgezinnen en in de mijngemeenten.

De gevolgen van mijnsluitingen De ontwikkeling van het staatsmijnbedrijf in de jaren na 1902 heeft de Nederlandse kapitalisten en de Nederlandse staat geen windeieren gelegd. De industrie werd een waarborg gegeven voor energievoorziening uit eigen land en de staat verkreeg op den duur grote baten. Vooral toen de chemische industrie tot ontwikkeling kwam, gelukte het in weerwil van enorme in-vesteringen toch grote netto-winsten op te leveren.

Dat nationalisatie op zichzelf in een kapitalistische

(22)

van de geschiedenis ook wel gebleken. De mijnwerkers, zowel in de particuliere als in de staatmijnen, stonden en staan bloot aan een grove uitbuiting. In de jaren van de grote crisis werd het arbeidstempo ongenadig opgejaagd; de gevreesde beroeps-ziekte, de silicose en het aantal ongelukken grepen onder deze omstandigheden om zich heen.

In de na-oorlogse jaren werd de mechanisatie steeds vcrder doorgevoerd, wat tot uitdrukking kwam in een grote stijging van de productie per man per dienst. Voor de arbeiders bete-kende dit een steeds hoger arbeidstempo, terwijl de loonstijging achterbleef bij de stijging van de arbeidsproductiviteit.

De nieuwe investeringen hadden ten doel de steenkool zo goed-koop mogelijk te delven, in het bijzonder ten bate van de zich snel uitbreidende chemische bedrijven van de Staatsmijnen. Met dit doel werd ook begonnen met het aanzetten van een nieuwe mijn, de Beatrix, waar de modernste methoden van ko-lcnwinning zouden worden ingevoerd. Het is een duidelijk beeld van kapitalistische anarchie, dat deze mijn, waarin 70 miljoen gulden werden geïnvesteerd (uit eigen middelen!) en waar 5000 arbeidskrachten zouden werken, zonder ooit in ge-bruik te zijn genomen, onder water is gezet. De onderwerping aan de EGKS-politiek en de druk van de aardgasmonopolies waren daarbij beslissend.

Het niet in exploitatie nemen van deze mijnzetel - het be-sluit daartoe viel in 1962 - heeft onder de bevolking veront-rusting veroorzaakt. Dit besluit toch was in strijd met de be-loften, die in de na-oorlogse jaren waren gedaan. De steenkool-productie zou ontwikkeld kunnen worden, omdat een aan-vulling op het tekort aan steenkool in ons land (er zijn steeds grote hocveelheden steenkool voor huisbrand en voor indus-trieel gebruik ingevoerd) dringend noodzakelijk bleef. Er werd ook steeds een beroep op jonge mensen gedaan om het beroep van mijnwerker te kiezen en er was geen gebrek aan schrij-vers, die in bloemrijke termen de romantiek van het mijnwer-kersberoep schetsten, zonder te vergeten de bijzondere veilig-heid en hygiëne in de Nederlandse mijnen te roemen.

Het drama van de Beatrix-mijn dreigt nu op veel grotere schaal herhaald te worden. In de nota-Den Uyl (toen minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals) werd de afbouw van de mijnindustrie aangekondigd en werden alle vroegere beloften over de groei van deze mijnbouw volledig overboord gegooid. Het was deze rechtse PvdA-politicus, die in het bol-werk van de KVP de mijnsluitingen mocht aankondigen. Het was daarbij van een bittere ironie, dat de man die in de ver-kiezingscampagne werd aangeprezen als een strijder tegen de olie- en aardgasmonopolics, in Limburg de politiek van dc-ze_l_fde concerns ten uitvoer mocht leggen in de sluiting van de 1111Jnen.

(23)

\'lK~;-ztw~r V<l.n de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond,

zc,~t nu, dat je God op je blote lznicën moet danken, dat er een ':ind komt aan het mijnwerkersberoep. En ir. Oele, een Lim-burgs Kamerlid van de PvdA, stelde in een polemiek tegen de vcrontrusten in eigen rijen, dat de mensen niet ten eeuwigen fh~e mogen worden opgescheept met dit gevaarlijke en onge--'.'.ondc werk ...

Nadat de Limburgse bevolking heeft gezien, hoe de beloften op

!~rave wijze werden geschonden, is het vanzelfsprekend, dat zij geen enkel vertrouwen kan hebben in de nieuwe beloften. En terecht.

Er is indenijd al niets gedaan om de gevolgen v1n het schandaal met de Beatrix op te vangen. Zal het nu anders gaa•1, nu het om zovele mijnen gaat? De mijnbcdrijven zijn naar verhouding arbeidsintensief. Er werken tienduizenden mensen, onder- en bovengronds, in een klein aantal mijnen. De nieuw gevestigde bedrijven, zoals DAF, Cörvcrs en Hatema, zullen slechts een deel van de vrijgekomen mijnwerkers kunnen opvangen. ter-wijl dit als gevolg van de premies op de herplaatsing en her-scholing, toch goedkope arbeidskrachten zijn. Voor de betrok-kenen levert dit grote moeilijkheden op. De Staatsmiindirectie heeft toegegeven, dat door de verandering van werk en de daaraan vcrbonden vermindering van inkomen heel wat leed in de mijnwerkersgezinnen zal worden veroorzaal.ct.

Daarbij komt dan noy, dat reeds voordat de miinsluiting is be-~onnen, het werkloosheidscijfer in Limburg buiten de mijn-i'ldustrie aanmerkelijk is gestegen.

Nu wordt geprobeerd om de zaken zo voor te stellen, alsof de overheersende positie van het mijnbedrijf in de Zuidlimburgse economie de wortel zou zijn van de moeilijkheden ten aanzien van de werkgelegenheid. Deze moeilijkheden zouden er niet zijn geweest, aldus deze redenaties, als er een gevarieerde eco-nomische ontwikkeling had plaats gehad. Maar dit is toch kol-der! De steenkoolontginning is nu eenmaal gebonden aan de streek, waar ze gevonden wordt en een noodzakelijk gevolg daarvan is, dat talrijke andere bedrijven ermee verbonden worden. Juist door de kleine oppervlakte van het gebied. wa::tr

rlr> steenkool gedolven wordt, is ook de bevolkim>,sdichthcid hi~r zo groot geworden.

Trouwens, de gevarieerde economie, waarover men thans be-lieft te spreken, zal ook ve~der zoek zijn. Nu wordt hoofd-zakelijk gedacht aan de verdere vcrwerking van de producten v~1n de chemisch·~ bedrijven en aan het stichten van een auto-fabrie1,, die tot de grote concerns in ons land behoort. De bc-St"!<nd<' kleine en middcb,rotc industrieën, die voor een groot deel ;1.ls toelcveriJwsbcdrijf van de mijnen optraden en thans in moeilijkheden geraken. ondervinden evenwel weinig of geen mcdewcrkin1; v:J.n de ziidc van de overheid. Het gevolg daar-van is, dat zulhc bedrijven reeds personeelsleden ontslaan. Zii krii~7en geen voldoende geleP;enhcid om tot de gevarieerdheid v 'n het economische patroon bij te dragen.

Door de hele ontwikkeling in Limburg zal een

(24)

214

reeds zijn uitwerking op de middenstand en op andere bedrij-ven in de sector van de dienstverlening.

Er zijn thans in Limburg grote moeilijkheden zichtbaar op eco·· nomisch en sociaal gebied. Oplossingen zouden volgens de re-gering en andere overheidspersonen bemoeilijkt worden door een gebrek aan geld. Maar anderzijds wordt in Limburg de NAVO binnengehaald, die ons volk miljoenen kost. Niet al-leen worden bestaande bedrijfsgebouwen door deze NAVO-vestiging in beslag genomen, ook worden ontspanningsgebou-wcn en woonruimte door de NAVO opgeëist. Op elk gebied, van de sportbeoefening tot aan het gebruik van de wegen, brengt de vestiging van de NAVO de nodige problemen met zich mee.

Bij de ontwikkeling, die zich thans op het gebied van de miin-industrie voltrekt, spelen Duitse imperialistische doeleinden een grote roL zoals wc reeds in de loop van dit betoog uiteen-zetten. Ook in de vorm van deze NA VO-vcstiging is dit dui-delijk merkbaar. Het is uitgerekend een staatsmijn, waar thans als op een adelaarsnest het hoofdkwartier is gevestigd van de oud-nazi-officier graaf Von Kielmansegg. Deze

NAVO-vesti-~ing met de hele militaire ontwikkeling die daarmee samen-hangt, zal de toekomst van Limburg alleen in negatieve zin kunnen beïnvloeden.

Door dit alles dreigt Limburg een groot probleemgebied te worden. Om deze noodlottige gang van zaken tee-en te hou-den, is het volstrekt nodig om in de grootst mogelijke eenheid op te treden tegen de mijnsluitingen en voor de nationalisatie van alle bodemschatten in ons land. Bij de laatste verkiezingen is gebleken, dat steeds grotere delen van de bevolking de door de regering gevoerde politiek afwijzen. Dit verklaart de grote nederlaag van de KVP. Opmerkelijk was daartegenover de winst van de CPN, die krachtig stelling heeft genomen tegen ~e mijnsluitingen.

Het is dringend nodig, dat een nieuwe machtsformatie in Lim-burg naar voren treedt, steunende op communisten. socialisten en vooruitstrevende gelovigen. De laatste encycliek van paus Paulus VI, waarin critiek wordt uitgeoefend op de werking van het kapitalistische stelsel, heeft vele gelovigen laten zien. dat actief optreden tegen de wantoestanden van het kapita-lisme nodig en mogelijk is. Het is in dit overwegend katholieke gebied van eminent belang, dat het gesprek wordt geopend om tot een samenbundeling van krachten te komen.

Dit gesprek, zowel als het actief handelen, kan zich niet alleen beperken tot de sociaal-economische vraagstukken. ook al staan deze op het ogenblik centraal. Het gaat daarbij ook om de strijd voor de vrede, tegen de NAVO-vestiging in Limburg. voor het verdwijnen van de oud-nazi von Kielmansegg.

(25)

De betekenis van

Lenins April-stellingen

Het jaar 1917, het jaar van de Russische revolutie die de eerste socialistische staat ter wereld tot stand bracht en daarmee een wending in de wereldgeschiedenis inluidde, begon met de om-verwerping van het tsarisme. Dit feodaal-militaire bewind ging in een revolutie, die een week duurde, ten onder. De burger-lijk-democratische revolutie begon op 8 maart 1917, bereikte op 12 maart in een gewapende opstand haar hoogtepunt en leidde op 15 maart tot het aftreden van de tsaar.

Deze revolutie, die de naam Februari-revolutie 1

) draagt,

vol-trok zich midden in de imperialistische oorlog van 1914-1918. De wereldoorlog had het ver bij de Westeuropese landen ach-· terliggende Rusland aan de rand van de ·catastrofe gebracht; een militaire nederlaag en een volledige economische ineenstor-ting stonden voor de deur. Na een aanvankelijke toename van de industriële productie in verband met de oorlogsbehoeften was de productie voortdurend gedaald; het transportsysteem verkeerde in volledige ontreddering, waardoor brandstoffen en grondstoffen niet meer naar de industriële centra (hoofdzake-lijk Petrograd, het tegenwoordige Leningrad, en Moskou) kon-den workon-den gebracht. In de loop van de oorlog moesten daar-door 5400 industriële bedrijven worden gesloten. Ook de land-bouw ondervond de gevolgen van de oorlogschaos: de produc-tie van een reeks landbouwproducten liep met een kwart te-rug. De oorlogsuitgaven stegen tot astronomische hoogte en er ontstond een grote inflatie. Duurte en tekorten brachten voor de werkers ontberingen en honger en voor de rijken fabelach-tige winsten. Aan de fronten heerste de dood; het enorme leger, - er waren 13 miljoen man in dienst geroepen, waarvoor niet eens voldoende wapens voorhanden waren, - was slecht uit-gerust en werd van nederlaag naar nederlaag geleid. Het zwak-ontwikkelde Rusland met zijn achtergebleven economie, zijn absolute monarchie en zijn onbekwame, logge bureaucratie stond voor een crisis.

Onder deze omstandigheden kwam het ook tot scherpe tegen-stellingen tussen het tsarisme en de grote bourgeoisie, die de politieke macht zelf in handen wilde hebben om aan haar eigen belangen dienstbaar te maken. De Engelse en Franse imperia-listen toonden onbewimpeld hun wantrouwen in het tsarisme; zij vreesden dat de tsaar een uitweg uit de crisis zou zoeken door over te lopen naar het Duitse kamp. Ofschoon de Russi-1) In Rusland gold de Juliaanse tijdrekening, die in 1917 dertien dagen

achter lag bij de in de rest van de wereld gebruikte Gregoriaanse tijd-rekening. De Februari-revolutie brak aldus volgens de sinds 1918 ook in Rusland gebruikte tijdrekening uit in maart, zoals de Oktober-revolutie eigenlijk in november plaats had. De termen Februari- en Oktober-revo-lutie ~.ijn tot historische begrippen geworden. In dit artikel zal, waar da-tums worden genoemd na de datum volgens onze kalender tussen

(26)

216

schc bourgeoisie en haar Engelse en Franse vrienden de zaak binnenskamers wilden regelen en een revolutionaire ommekeer verafschuwden, hebben deze tegenstellingen het tsarisme ver-der ver%w;::kt en het de massa's ver-der werkers mogelijk gemaakt om door stakingen, straatdemonstraties en opstand het bewind van de ts;lar in een week omver te werpen. Toch vielen bij de Februari-botsingen in Petrograd, - de toenmalige hoofdstad waar de strijd zich concentreerde - , meer dan dertien honderd doden en gewonden.

Het feit, dat de massa-actie de beslissende rol speelde bij het wegjagen van de tsaar en dat deze beweging van arbeiders en van in uniform gestoken bocren zo'n enorme omvang had ge-kregen, deed in enkele dagen tijds een geheel nieuwe situatie ontstaan. Terwijl de bourgeoisie nog aarzelde bij het bepalen van haar hc)L]ding, ontstond op het hoogtepunt van de revolu-tionaire ac~ic en door de ervaringen van de (mislukte) revolutie van 1905, de sowjet (raad) van arbeiders- en soldatenafge-vaardigden in Pctrograd. Tot de eerste besluiten behoorde het instellen van een arbeidersmilitie voor het handhaven van de orde en het plaatsen van de legereenheden onder het gezag van de sowjet. De gehele macht nam de sowjet echter niet in han-den. Toen op 15 (2) maart de burgerlijke politieke kringen een voorlopige regering, met vorst Lwow als premier, vormden, stemde de leiding van de Pctrogradsc sowjet daarmee in en was zij bereid deze te zien als grondslag voor een nieuw bewind. Zo was de bijzondere toestand ontstaan. dat er tegelijkertijd twee organen bestonden. die over macht beschikten. De voor-lopige regering gaf daarbij uitdrukking aan het bewind van de kapitalisten en de tot kapitalisten geworden grondbezitters en de sowjets, die weldra over het gehele land verschenen, aan de macht waarover de arbeiders, bocren en soldaten beschikten. Dit was een dubbele macht. Omdat de dwangmiddelen, waar-mee de bourgeoisie het volk in het gareel zou kunnen brengen, onder het bevel van de sowjcts stonden, namen deze zelfs een krachtiger positie in. Deze toestand van gedeelde macht hand-haafde zich in weerwil van alle vcrwarring en alle ingewik-kelde gebeurtenissen van deze revolutietijd eigenlijk tot juli 1917, toen de macht geheel werd overgedragen aan de voor-lopige regering en een nieuwe fase begon.

Tui st omdat de bourgeoisie geen dwang over de massa der wer-kers kon uitoefenen, ontstond een voor Rusland zeker, maar ook in het algemeen voor alle oorlogvoerende imperialistische landen, ongekende vrijheid voor de politieke meningsvorming van het volk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat we waarnemen is dat mana- gers, en soms ook wetenschappers, zich lang niet altijd afvragen in welke situatie een wetenschappelijk onderbouwde visie de meest geschikte aanpak is,

Dit geldt niet alleen voor klassespecifieke bewegingen (zoals de arbeidersbeweging), maar ook voor moderne sociale emancipatiebewegingen. De relatieve kracht van

steld, dat de partijstrijd buiten de vakbeweging behandeld. De communisten zijn niet en willen niet in. het NVV Zijn om een politieke meni~genstrijd te

De kwestie van &#34;production-sharing&#34;, dus het verwerven van rech- ten in de productie, zal voor Nederland actueel worden, wanneer het verdrag inzake technische

Zij haakt naar een ruimer leven, naar de grote stad waar zij wellicht haar kunstzinnige aspiraties (zij zingt voortreffelijk) zou kunnen bevredigen. De

En dan mag vooropgesteld, dat het rapport der commissie een gunstigen indruk maakt, in zoover het den bouwen de exploitatie van een schouwburg van gemeentewege

in Contact: Scandinavian Settlement in England in the Ninth and Tenth Centuries, edited. by

Het is die overtuiging die deze bescheiden theoloog uit het Zui- den en zijn kleine maar dynami- sche ploeg draaiende houdt om vandaag te bouwen aan een bete- re toekomst voor hun