• No results found

CULTUUR POLl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR POLl"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POLl Tl EK

EN

CULTUUR

MEDEZEGGENSCHAP OPNIEUW BEZIEN

VRAAGSTUKKEN VAN ONDERONTWIKKELDE LANDEN

24sTE JAARGANG

(2)

I

JUNI1964

pag.

Nieuwe discussic over mctlczeggcnsclwp ll. van Tum/wul 241 Nederland on Indonesië

Enkele kanttekeningen bij de overecnlwtusl

inzake technische samenwerking F. 13uruch 241.l Het imperialisme en de onclerontwil<kelcle

landen W. Ts;epskrow 259

Uit de geschiedenis van de CPN Een episode uit de strij cl om

vakbondseenlleicl G. Blom en S. Korper 269 KANTTEKENING:

Ouden Vélll dagen 281

130EKBESl'l{Jo:KlNG:

Eon eerste en een laatste F. 285

PARTIJDOCUMENTEN: l'ärtij besluur was !Jij een

Nieuw dagelijks bestuur gekozen 287

Oproep van het Partijbestuur

Maak bejaardenbetoging tot inclrul<wekl<encle gebeurtenis 288

Mededeling Partijsecret&riaat 288

POLITIEK EN

CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23 11 38.

De abonnementsprijs is f 5,50 per jaar, f 2,75 per half jaar, losse nummers 50 cent.

Ons gironummer is 173127, gcmccntcgiro; P 1~27.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

(3)

24e Jaargang no.' 8 . juni 1884

Politiek en ·Cultuur

maandblad, gewiJd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder lelding van het partiJbestuur der c.p.n.

Nieuwe discussie over medezeooenscbap

DOOR het "Protestants Christelijk Werkgeversverbond" is een rap·

port gepubliceerd over "De positie van de werknemer in de ·onderneming".

In de afgelopen jaren zijn over dit onderwerp reeds tal van rap:.. porten en studies gepublioeeDd, o.a. ook door het NV.V. (Medezeg-genschap van de werknemers in de onderneming - 1962}.

Bij de jongste kabinetsformatie heeft Romroe over deze materie zelfs een passage laten opnemen in wat genoemd werd de "bouw~ stenen vöoF het Regeringsbeleid" en een speciale Staatseanimissie onder leidiiig van professor Verdam, studeert intussen op voorstel-len tot herziening van het ondernemingsrecht. · ·

Het onderwerp is dus om zo te zeggen weer eens volop in discus-sie. Weer ·eens, want direct na de Tweede Wereldoorlog is men er reeds ,uitvoerig mee begonnen. Er bestaat, met betrekking tot dit onderwerp wel enige overeenkomst tussen de periode vail de eerste na-oorlogse jaren en de huidige. Toen moest men voor een "snelle· wederopbouw" een beroep doen op de wer-kersmassa, die in en door de oorlog was bezield ,met nieuwe idealen en versterkte strijdlust. In de huidige periode staat men tegenover een nog altijd voortdu-rend groot tekort aan arbeidskrachten, toenemende sociale con111c-ten, waarin praktisch alle geledingen van de "loon- en salaristrèk-kenden" ,betrokken worden. Bovendien zijn er nieuwe initiatieven\ tot machtsformatie van de werkers (eenheid van vakbeweging] te- · genover de monopolies en de rechtse ;regering.

Er is echter nog een duidelijk verschil tussen toen en nu. Onder aanvoering van Romme c.s. werden toen voor de medezeg-gensohat> van de arbeiders grote resultaten in het vooruitzicht ge-steld door middel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. ·

Dat ging gepaard met een grootscheepse propaganda voor de "be-drijfsgemeenschap" tussen arbeiders en ondernemers, waarin geen plaats meer was voor de "verouderde" klassenstrijd.

Vanaf de aanvang hebben de communisten deze corporatieve doel-einden uit de koker van de clericale reactie bestreden. In het kader van dit artikel kan niet worden ingegaan op de verschillende·

oor-241

(4)

zaken van het vastlopen van de PBO-ontwikkellng in ons land, hoe-wel dit onderwerp - juist in verband met de toenemende concentratie in het bedrijfsleven en de ontwikkeling binnende EEG o.a. -zeker nadere aandacht verdient.

Wel willen we de aandacht vestigen op twee omstandigheden: ten eerste noteren wij dat de katholieke voorstanders van de corpora-tieve staat zich verheugen in de steun van bepaalde VVD-kringen onder leiding van Oud, die de na-oorlogse politieke arena binnen-trad als kampioen van de strijders tegen "staatsbemoeienis".

Ten tweede wijzen we er opnieuw op, r;l.at zo goed als de gehele groot-industrie tot nog toe geweigerd heeft in haar bedrijfstakken · PBO-organisaties te stichten. Een uitzondering vormt slechts de

Uni-lever en dat is begrijpelijk, omdat zij in haar activiteiten vooral met de massa der beieren te maken heeft, wier armslag door de PBO diende te worden beperkt.

Wat in ieder geval uit de koers op de publiekrechtelijke bedrijfs-organisatie voortkwam, is het inkapselen van vp.kbondsbestuurders in PBO-organen als de SER, het Landbouwschap en de zogenaamde productschappen in de diverse bedrijfssectoren. Tezamen met de Stichting van de Arbeid voltrok zich een centralisatie, vóóral op het gebied van hf!t loonibsleid - of beter gezegd loonbeheersing -, die . met enig~ medezeggenschap van de arbeiders niets van doen had. In de afgelopen jaren. is dit "macro-economische beleid" met zijn loonmatiging voor de werkers en superwinsten voor de ondernemers, door toenemende loonacties van de werkers en groeiend verzet bin-nen de vakbeweging beantwoord. Vandaar ook, dat nu in de discus-sies over de medezeggenschap de aandacht wordt verpláatst van het "centrale niveau" naar de onderl)eming, de plaats waar "arbeid en kapitaal" elkaar ontmoeten. "Ontmoeten", niet samenwerken, want - zo schreef het orgaan van de katholieke vakbeweging "Ruim

Zicht" dezer dagen: "De vakbeweging heeft de filosofie over de goe-de samenwerking tussen "Kapitaal en Arbeid" in d.e ongoe-derneming niet langer xheer alsuitgangspunt".

Naast de eigen ervaring van de werkers in de bedrijven, heeft on-getwijfeld ook de communistis<ehe vakbondsp.olitiek aan deze ver-anderde opvatting binnen de vakbeweging haar steentje bijgedra-gen.

*

QVER de medezeggenschap van de arbeiders worden thans vooral van ondernemerszijde theorieën uitgewerkt waarin de "mo-raal" en de "ethiek" over "de betrekkingen tussen mensen" er van

alle kanten af druipen. · .

Er wordt gefilosofeerd over de "autoritaire leiding" in de onder-. nemingen; over de "factor arbeid" die aan de poorten van de be-drijven klopt; over de "opvoeding van de mens-arbeider in zijn ver-antwoordelijkheid"; over de toekenning aan de werknemer van een plaats in de structuur van de onderneming, die overeenkomt met zijn menselijke waardigheid - en meer van zulke verheven begrippen. Natuurlijk wringt de schoen· op een andere plaats. In alle kapi-talistische landen valt een sterke toename van de loonacties, van

(5)

de klassenstrijd, waar te nemen. En - wij citeren opnieuw het ka~ tholieke vakbondsblad "Ruim Zicht" over de betekenis van de mede-zeggenschap van de arbeiders: "Zovelen ·menen immers met ons, dat het voortbestaan van de westelijke wereld en van de ond,erne-mingsgewijze productie hiervan (n.l. van de medezeggenschap, schr.) zal afhangen."

Volgens deze opvatting is dus de "ondernemingsgewijze produc-tie" (kapitalisme) niet .te handharven als er geen medezeggenschap van àe arbeiders komt. Wat dat betreft hoeft men dus niet te twijfe-len aan de inwerking van het.socialisme op de arbeidersbeweging.

De ondernemel's van hun kant achten het mee-discussiëren over de medezeggenschap van de arbeiders dáárom ook zo belangrijk, " ... om te voorkomen, dat opvattingen en stemmingen gaan over-heersen die de economische groei (lees: ondernemersbelangen schr.) in gevaar kunnen brengen", aldus staat te lezen in- het jaarverslag 1963 van het Nederlands Katholiek Werkgeversverbond.

Laten wij met voorgaande "achtergrondbelichting" nu even een blik werpen op het medezegg~nschapsrapport van de christelijke ondernemers, van welk rapport gezegd wordt, dat het de verst-gaande redeneringen bevat die tot nu toe uit ondernemerskringen

zijn losgekomen. ·

Het rapport onderscheidt drie elementen in de onderneming: ka-pitaal, leiding en arbeid 1

), waarbij het ondernemersdoel niet be-reikt kaiÏ' worden wanneer één van de drie elementen ontbreekt.

De positie van het kapitaal is verandevd en met name in de open NV's staat. de "factor kapitaal" buiten de onderneming, zodat de financiers geen enkele band met de productie hebben.

Hierdoor is op haar beurt de positie ván de leiding in de onder-neming veranderd en heeft deze een zekere autonome (zelfstandige) positie gekregen tegeriovel\ de kapitaalverschaffers, welke autonome posttie zij tegenover de werknemers reeds bezat op grond van "de noodzakelijke hiërarchie binnen de onderneming".

Zo is, aldus -het rapport, de ondernemingsleiding de belangenbe-hartigster geworden, ~awel van de aandeelhouders als van de werk-nemers.

Dat de kapitaalverschaffers de ondernemersleiding de laan utt sturen wanneer hun belangen niet voldoende behartigd worden, ter::.', wijl de werknemers ov·er het benoemen, nóch het afzetten van een leiding enige zeggenschap hebben, laat het ondernemersrapport maar onbesproken. ·

Over de "factor arbeid" komt het rapport tot de conclusie: "De onderneming mag dan ook in haar organisatie niet aan het mens-zijn van de arbeider voorbijgaan." Maar: "De werknemer is aan het gezag :van de leiding ondel'IWorpen en dient dit ook in de onvermij-delijke opbouw van de ondernemingsorganisatie te blijven .. "

De arbeider mag dan mens zijn -:- onderworpen aan de "hiërar- · chie" dient hij te blijven. Er zijn nu eenmaal? zo zou men de

chris-1) Het is belangwekkend op te merken, dat deze theorie rechtstreeks afkomstig is van de "arbeiderspa,us" Leo XIII, die haar in 1891 in zijn encycliek "Rerum Novarum" for-muleerde.

243

(6)

...

telij ke- en o zo sociale-ondernemers mogen vertalen, "van God

ge-geven verhoudingen." .

Vanuit die stelling komt het rapp·ort dan tot een aantal aanbeve-lingen. "De mondigheid" van de werknemer moet bevorderd worden en er dient de nodige "speelruimte" te komen voor zijn eigen ver-antwoordelijkheid.

- "Daarnaast is een opvoeding in zedelijk opzicht geboden. Het gaat daarbij om de mentale instell.ing van allen die werk-zaam zijn in de onderneming ten aanzien van de te verrichten arbeid, welke niet vóór alles mag worden ged,aan om de ver-dienste, maar ook om de arbeid" zelf."

1

Cursivering dóor schr.) De mentale instelling dat het allereerst ,om de verdienste gaat is dus alleen voorbehouden aan ... de kapitaalverschaffers, de werk-nemers mogen hun bevrediging in de eerste plaats vinden door de vreugde van de. arbeid zelf ...

. Z.o komt het rapport inzake de "medezeggenschap van de werk-nemers" dan tot één van zijn conclusies: ,,Het gaat er niet om door middel van de ondernemingsraad aan de werknemers beslissende be·voegdhèid te verschaffen ... "

Wat blijft er dan nog aan te bevelen over, zo zullen onze lezers zich terecht afvragen. Want zulke beslissende bevoegdheden voor ondernemingsraden ·en kernen, worden door de werknemers en vak-bondsleden immers steeds nadrukkelijker opgeëist.

Het rapport lmmt niet verder dan: Een verantwoordingsplicht voor de leiding van de onderneming ook over het sociale beleid in de jaarverslagen; onder de commissarissen moeten een of meer per-sonen zijn die "deskundigheid" hebben op het sociale terrein; een juiste verslaggeving dient niet alleen gericht te zijn op de aandeel-houders, maar moet ook ten dienste staan van de voorlichting van de werknemers en van de bespreking van de gang van zaken in de onderneming met de ondernemingsraad; en tenslotte zouden ingi'ij-pende maatregelen door de leiding als verkoop, fusie of liquidatie van de onderneming alleen tot uitvoering mogen komen na mede-deling en toelichting in de ondernemingsraad met gelijktijdige be-richtgeving daarvan aan de vakorganisaties.

Zoals men ziet, valt uit dergelijke aanbevelingen met de beste wil van de wereld geen houvast te vinden voor ook maar een minimum aan werkelijKe medezeggenschap voor de werknemers.

Wel blijkt er een gevaarlijk addertje onder het gras te zitten. Het rapport ?:egt, dat overleg inzake schadelijke gevolgen voor de werk-nemers van b.v. verkoop, fusie, liquidatie e.d. door de leidlng met de vakorganisaties dient te geschieden ... en:

"In geval daaromtrent geen overeenstemming kan worden bereikt, zal men het recht moeten vinden, niet door de macht van de sterkste, maar door een uitspraak van een onpartijdige derde." ( curs. door schr.).

Hieraan wordt hef idee vastgeknoopt, dat regeling van geschillen daaromtrent via arbitrage dan in de CAO's vastgelegd zou dienen te worden. Hiermee wordt de deur opengezet voor aantasting van het .-stakingsrecht, dit moet een beschermingsmaatregel zijn tegen die

244 .

(7)

,.

door de ortdernemers zo gevreesde: "Macht van de sterk,ste." Maar wat wil men? Juist daar waar men de werknemers onder-· worpen wil houden aan de "hiërarchie" en geen enkele beslissende bevoegdheid wil toekennen aan door de werknemers gekozen vak-bandsvertegenwoordigers in de ondernemingsraden, daar kunnen de conflicten niet anders dan door "de macht van de sterkste", door

actie of staking, opgelost worden. -'.

*

NIEMAND zal zich na van het bovenstaande kennis genomen te hebben nog verbazen, wanneer in een van de (door het chris-telijk ondernemersverbond gevraagde] reacties op het rapport, door de voorzitter van het katholieke ondernemersverbond, mr. P. M. H. van Boven, wordt geconcludeerd:

"Wat in het rapport wordt aanbevolen kan naar, mijn me-ning snel worden gerealiseerd, zonder dat de door ons zo }:loog aangeslagen vrijheid van de ondernemer wezenlijk in het ge-drang komt."

Toch is

J.

A. Middelhuis, voorzi·tter van het Nederlands KathoUek Vakverbond (voorheén KAB], over het rapport.zeer enthousiast. Hij

schreef: •

"Ik aarzel niet te zeggen, dat ik dit rapport beschouw als het beete wat van werkgeverszijde tot nu toe is ingebracht in de'.JJedoeldt:l discussie." ... "Men heeft zich op de realiteit ge-basee~;d en geen schone verhalen over de samenwerking ge-etaleerd, maar rechten genoemd die kunnen worden vastge-legd."

Wanneer Middelhuis met dit rapport zijn te,vredenheid betuigt,

dan is daarmee wel iets, duidelijker geworden wat hij onder "mede-

·I

zeggenschap" van de werknemers belieft te verstaan. Dat hij daarbij ·

1

met ondernemer Van Boven op één platform is gaan staan, is even-eens veelzeggend.

De voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV],

J.

van Eibergen, betwijfelt in zijn reactie of uit de gedane aanbeve-lingen in het rapport wel voldoende consequentie~ worden getrok-ken.

Hij pleit voor beslissende bevoegdheden van de ondernemingsraa'Q. bij de benooming van commissarissen. Daarnaast zouden de onder-nemingsraden met een aantal concrete taken op economisch terrein moeten wordên belast, zoals o.a.: algemeen economisch beleid, be-noeming van de lelding (hij pleit ook voor "werknemers-directeu" ren"], algemene lijnen van het personeelsbeleid, inkrimping van personeel, wijziging in de productiemethode, e.a.

Maar Van Ei1bergen spreekt dan zichzelf tegen d~or ?. e .stelli·~.

-name: . • : . : · '~ ~~~~

"De ondernemingsraad kan geen beslissingen nemen." · ' . · NVV-voorzitter Roemers komt in zijn mening over het christelijk ondernemersrapport t:ot de opmerking: "De oogst aan voorgestelde maatregelen is wat mager uitgevallen." De NVV-voorzitter noemt

(8)

echter zelf ook geen maatregelen, die op het terrein. van de mede-Z!'!ggenschap noodzakelijk zouden zijn. Wel komt hij tot een tweetal merkwaardige stellingen.

a. De werknemers zullen meer waarderen dat zij in hun da-gelijks werk als mens worden erkend, dan dat hun verte-genwoordigers mogen medespreken of zelfs medebeslissen in welke organen dan ook.

b. De werknemers beschikken over onvoldoende capaciteiten om concrete bevoegdheden te realiseren en het heeft weinig zin om concrete bevoegdheden toe te kennen, die door on-voldoende capaciteiten geen reële inhoud kunnen krijgen. Roemers moet toch wel met een grote onderschatting van de vak-bonctskaders op de bedrijven behept zijn

om

tot dergelijke stellin-gen te kunnen komen. Maar op dit punt is laatdunkendheid toch volkomen misplaatst. Juist de. vakbandskaders hebben al meerdere malen voldoende kennis en capaciteiten getoond om de deskundig-heid van de heren in de SER en de Stichting van de Arbeid op het terrein van de loonmatiging, te corrigeren. Wie beter dan de vak-bonctskaders zijn bevoegd op de bedrijven waar zij werken te oor-delen O'Zer het beleid van de leiding van de onderneming, over de werkzaamheden die verricht moeten worden en de lànen die daar-voor ( k~nnen) worden betaald?

Wanneer Roemers verder opmerkt, dat de vakbeweging de werk-nemers in de bedrijven moet kunnen helpen bij het re~liseren van concrete bevoegdheden, dan zal dat bij geen enkel•vakbondskader-lid tot tegenspraak leiden.

*

JN

de· discussie over de medezeggenschap doen de ondernemers hun uiterste best om het sprookje over de "belangengemeenschap" in stand te houden. Van daaruit worden dan allerlei schone theo-rieën opgebouwd over "de ethiek van de arbeid''. Onder medezeg-genschap blijken zij echter te verstaan de mede-verantwoordeliik-heid van de arbeiders voor de gang van zaken in de onderneming.

Ook het christelijke ondernemingsrapport gaat daarvan uit en het komt in zijn aanbevelingen in wezen niet verder dan enkele juri-dische beperkingen voor de ondernemersleidingen en een betere

verslaggeving. '

Binnen de ondernemingen en de bedrijv,en bestaat echter niet de belangengemeenschap, maar het belangenconflict

De werknemers hebben belang en treden op voor loonsverhoging en betere arbeidsvoorwaarden, de ondernemers streven naar loon-druk en na:ar maximale .winsten.

Ook in .het vraagstuk van de medezeggenschap dient van deze werkelijkheid te wprden uitgegaan.

En dan springt één ding duidelijk naar voren: op het terrein van de medezeggenschap kan en moet een aanvang worden gemaakt, door de gekozen vertegenwoordigers van de werknemers in de on-dernemingsraden en kernen de bevoegdheid te geven over de lonen in het bedrijf mede te beslissen.

(9)

!n de ·discussi:egrondslag (oor het jongste partijcongres van de CPN is over deze bevoegdheid van ondernemingsraden en kernen ook reeds gesproken in verband met de stellingname over de nood-. zakelijke verbetering in het bestaande loonbeleidnood-.

In de discussiegrondslag, die door het congres werd goed gekeurd, staat ook· aangegeven in welke richting de communisten' zich deze bevoegdheid denken. Het is noodzakelijk, zo wordt daarin gezegd, "dat de ondernemingsraden en kernen de bevoègdheid krijgen om per bedrijf loonregelingen af te sluiten, die boven de CAO's uitgaan, welke· naar het voorbeeld van de ADM (loonregeling tussen onder-nemingsraad en: directie bij de Amsterdamse Scheepsbouw Maat-schappij - herfst 1963) door de plaatselijke vakbandsafdelingen kunnen worden vastgelegd."

Ongetwijfeld heeft het vraagstuk vah de medezeggenschap van de werknemers meer aspecten dan het vraagstuk van de lonen. Maar wie voovbij gaat aan het feit, dat voor de werknemer zijn loon als belangrijktf;te maatstaf geldt voor "de erkenning van zijn menselijke waardigheid", plaatst zich buiten de realiteit.

Dat de ondernemers dit doen ligt om zo te zeggen in de aard van het beestje. Maar de werknemers en de vakbeweging kunnen de kwestie van de medezeggenschap snel uit de sfeer, van de theoreti-sche en moraliserende discussies halen, door de krachten te conc centreren op bovengenoemde medezeggenschap van ondernemings-raden en kernen op het gebied van de lonen, als eerste stap naar verdere medezeggenschap, waarover ongetwijfeld het laatste woord niet is ge~egd. Daar zijn o.m. de vraagstukken van het personeels-beleid, werkomstandigheden en verdere secondaire arbeidsvoorwaar-den. Maar wanneer men een prioriteitslijst opmaakt dan heeft de loonstrijd van het vorige jaar nog eens duidelijk aangetoond, dat de arbeiders en hun vertegenwoordigers in de bedrijven juist op het punt van de lonen een sterkere stem in het kapittel willen. hebben. De uitloopmogelijkheden boven de CAO-lonen, zoals die zijn vastge-legd in de arbeidsóvereenkomsten voor de metaal-, de bouw-, de textiel- 'en de grafische industrie, vormen daarvoor reeds goede uit-gangspunten.

A. VAN TURNHOUT

(10)

' \

Nederland en Indonesië

Enkele kanttekeningen bij de overeenkomst

inzake technische samenwerking.

.

TIJDENS het recente bezoek van de Indonesische minister van Bui-tenlandse Zaken, dr. Subandrio, aan Nederland, is een ovèreen-komst "inzake technische samenwerking tussim het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië" gesloten.

Volgens de inleidende paragraaf dient deie in haar formele in-houd beperkte overeenkomst als uiting van een politiek van wi}pere strekking beschouwd te worden.

Gezegd wordt in deze preambule, dat de twee regeringen

"verlangende, de banden tussen hun landen te versterken en in het algernren de goei:le betrekkingen tussen hun landen uit te breiden,

erkennende dat het in beider belang is wederzijds de wetenschappelijke, economische en sociale vooruitgang naar vermogen te bevorderen en ·dat een regeling van de technische samenwerking daartoe een belangrijke bijdrage vormt,

overwegende dat hiertoe bevorderlijk kan zijn het scheppen van een algemeen kader, waarbinnen zulke technïsche samenwerking kan worden tot stand gebracht"

tot het bevorderen van technische samenwerking hebben besloten. Voordat op de eigenlijke ove,reenkomst wordt ingegaan, is het -gezien deze wijdere opzet - nuttig enkele algemene opmerkingen te maken: over de omstandigheden waaronder Indonesië bereid is Nederlandse hulp bij de economische ontwikkeling van dit 100-mil-joenen-volk te aanvaa~den.

Er zijn een hele reeks elementen die hierbij een grote rol kunnen spelen. In de eerste plaats beschouwt de Indonesisch.e regering de economie van haar land als een stelsel, dat bepaald wordt door cen-trale plann,ing in tegenstelling , tot de Nederlandse kapitalistische econbmie·, die in de wandeling ook wel genoemd wordt een "vrije.

markteconomie". ·

In de tweede plaats moet rekening worden gehouden met het feit, dat een belangrijk deel van de Indonesische economie in handen van de staat is.

Men zou kunnen tegenwerpen, dat hier principieel niets" aan de hand is, omdat ook een zeker deel van het Nederlandse economische lev-en in handen van de staat is. Toch zijn er kenmerkende verschil-len. De omvang van de genationaliseerde sectoren is aanzienlijk grótet dan in Nederland. AHe zware industrie en de mijnen (met uit- 1

zondering van de voor Indonesië zo belangrijke olie-industrie) zijn in handen van de staat. Nieuwe bedrijven in deze sectoren worden uitslu!tend onder beheer van de staat opgericht. Voorts zijn alle ge-naaste voormalige Nederlandse ondernemingen op het gebied van de industriële landbouw en de handel onder beheer van dè staat.

(11)

dels ·Raad• en Usindo) de r1.1.ggegraat van het staatsapparaat van de buitenlandse handel. Zij hebben de juridische vorm- van naamloze vennootschappen en hun aandelen zijn in handen van een centrale instantie in Djakarta. Deze acht "Bhaktt's" genoemde st_aatshandels-ondernemingen hebben een monopolie voor 13 belangrijke import-artikelen (o.m. rijst, ruwe .katoen, textiel, meel, cement en tinplaat), · maar overigens concurreren zij tegen enkele honderden "erkende" particuliere ex- en importeurs, zoals ook in het betalingsverke-er acht particuliere deviezenbanken en voor het binnenland meer dan 200 pndere banken in particuliere handen, een rol spelen. Volgens een recente beschouwing van dr.

J.

Panglaykim, lector in Djakarta 1),

be-schikten de hier bedoelde acht staatshandelsondernemingen met de overige staatsbedrijven in 1961 tezamen over regeringscredieten ten bedrage van 48,8 miljard rupia, hetgeen toen overeenkwam met 18 pCt van de totale geldcirculatie.

Hoe groot het werkelijke aandeel van ,de staatshandel in de totale binnenlandse omzet is, is ons niet bekend. Wat de buitenlandse handel betreft moet het aandeel van de acht "Bhakti's" echter wel

zeer belangrijk zijn. En dit is behal·ve de centrale planning ·van ge _, nationale economie (waarvan de werkingssfeer hier niet beoordeeld

hoeft te wotden) een van ·äe meest kenmerkende verschillen tussen de verhoudingen in Nederland en Indonesië.

In de officiële Indonesische opvattingen is de economische po-litiek gericht op de opbouw van een "Indonesisch socialisme". Dr. Subandrio heeft dit "Indonesisch socialisme" in een artikel in Le Monde van 8 mei jl. als volgt omschreven.

" - De lecortomie zal als een gerp.eenschappelijke onderneming georganiseerd worden, gebaseerd op hèt familiesysteem.

- De productietakken die voor de staat belangrijk zijn en waar-van het bestaan essentieel is voor het leven waar-van het grootste deel der bevolking, worden door de staat gecontroleerd.

- De aarde en het water en de bodemschatten worden door de staat gecontroleerd en ten .nutte van .het welzijn van de gemeen-schap gebruikt," formuleringen die voor diverse uitleg vatbaar zijn.

Volgens hem wordt ~de structuur van de huidige economie bepaald door drie factoren: de staatssector, die "bezig is het leeuwendeel" voor zich op te eisen,' de coöperatieve sector in productie, -dtstrihu-tie, handel en financiën en de particuliere sector.

*

BIJ

de beoordeling van :de mogelijkheden· tot uitbreiding van de . handelsbetrekkingen met Indonesië en de aard van de te ver-lenen hulp moet men onvermijdelijk rekening houden met de opvat-tingen, die in Indonesië daaromtrent opgeld _doen. President Sukarno heeft in eeri rede op 9 april jl. er opnieuw op gewezen, dat Indonesië· bereid is van elk willekeurig land hulp te aanvaarden "die in de

toe-komst rerugbetaald zou wordén." Volgens de officieel geldende op-1) Vrij Nederland, 22 febr. 1964.

(12)

vattingen mag hulp alleen verworven worden volgens het principe "kopen en terugbetalen" en dus niet gratis. Het komt er op neer, dat . Indonesiê eredieten voor de aankoop van goederen wenst, die het voor .de uitvoering van het lopende achtjarenplan nodig heeft en die in de toekomst door leveranties van Indonesische producten te-rugbetaald zullen worden. Hierbij komt, dat Indonesië niet bereid is hulp te aanvaarden waaraan voorwaarden zijn verbonden. Op dit punt is Indonesië uiteraard zeer gevoelig. Sukarno heeft er in de aangehaalde redevoering de nadruk op gelegd in verband met het Maleisië-conflict. In dit geval richtte zich de Indonesische publieke opinie vooral tegen Amerika. Dean Rus:K immers had op 3. april jC verklaard, dat de Amerikaanse hulp aan Indonesië "niet alleen in hoge mate v~n de maatregelen afhing, die ,het in het binnenland\ denkt te nemen, maar ook van het .in orde brengen [ "adjustment") van .zijn betrekkingen met zijn directe buren". De Indonesische re-gering beschouwt Maleisië als een neo-koloniaal project, gericht op het ondermijnen van zijn eigen integriteit. Sukarno verklaarde dan ook, dat Indonesië niet bereid was ;,zijn ziel voor welke som ook, zelfs niet'voor miljoenen 'Amerikaanse dollars te verkopen". De ge-hele Indonesische pers heeft .trouwens vevontwaardigd gereageerd op de .houding van Amerika in de Maleisië-kwestie. "Merdeka" bij-voorbeeld verklaarde begin april, dat Amerika blijk heeft gegeven van een vijanqige houding jegens de Indonesische politiek van ver-zet tegen imperialisme, kolonialisme en neo-kolonialisme. "Suluh-lndonesia" zag iri de verklaring van Dean Rusk een eis tot capitu-latie jegens het Maleisië-project.

Wij halen dit concrete geval aan om te laten zien, hoe diep de afkeer in Indonesië verankerd is jegens elke poging om aan hulp-vèrlening enige politieke voorwaarde te verbinden of economische voorwaarden, ·die als een aantasting van het streven naar econo-mische onafhankelijkheid zouden kunnen worden uitgelegd.

Indonesië is echter wel bereid speciale vormen van hulp te aan-vaÇtrden. De vorm van "joint enterprises" ·[het stichten van onder-nèniingen in Indonesië .onder gemeenschappelijk beheer van Indo-nesië en de buitenlandse credietgever) wordt beslist afgewezen. Dit is een vorm van kapitaaluivvoer die door alle westelijke landen, ook door Nederland wordt toegepast en nagestreefd.

Wel is Indonesië bereid e,en vorm te aanvaarden die "production-sharing" wordt genoemd. Hieronder wordt verstaan, dat Indonesi-sche bedrijven met behulp l{an het buitenland worden gerehabiliteerd of gesticht, zonder dat de credietgever enige zeggenschap in he.t bedrijf krijgt; maar de credietgever verwerft het recht op een be-paald percentage .van de toekomstige productie. •

Het· schijnt dat in sommige gevallen van deze vorm van hulp mis-bruik is gemaakt. In elk geval heeft D. N. Aidit op 17 april jl. in een rede voor de Academie van de staf en de bevel'voerende officieren van de Indonesische luchtmacht verklaard: "Door de overheersing in oude en nieuwe \normen, vooral in de olie-industrie en l'llisbruik makende van het principe van "production-sharing" alsmede door ~het opzetten van "joint-enterprises" plundert het Amerikaanse

(13)

nopolie-kapitalisme onze natuurlijke hulpbronnen, buit de arbeids-kracht van ons volk uit en tracht Indonesië als een leverancier van grondstoffen en als markt voor zijn producten te behouden."

De kwestie van "production-sharing", dus het verwerven van rech-ten in de productie, zal voor Nederland actueel worden, wanneer het verdrag inzake technische samenwerking in werking treedt. Uit het bovenstaande blijkt ongetwijfeld, dat toekomstig·e Nederlandse onderhandelaars er goed aan doen x:ekening te houden met de ge-voeligheden, die in Indonesië op dit punt bestaan.

Een andere door Indonesië aarrvaavde vorm van hulp is die van "join-t-ventures". Het gaat hier om organisaties in het buitenland, die voornamelijk ten doel hebben de export van Indonesië te bevor-deren. Zij zijn toegestaan bij het decreet van 25 januari 1964. .

De directe aanleiding was waarschijnlijk de noodzaak om vervan-ging te vinden voor de exportmarkt van Singapore die door Indo-nesië in verband met zijn Maleisië-politiek volledig geboycot wordt.

Tot de voorwaarden van oprichting van deze gezamenlijke onder-neplingen, waarvan het bestuur voor de helft uit buitenlanders en voor de andere helft uit Indonesiërs bestaat, behoort, dat de ]Juiten-landse deelnemer niet het plan heeft een "holding-company" of kar., tel te vormen met het doel de prijzen van de Indonesische export-goederen eenzijdig vast te stellen.

De functie van de "joint-ventures" is: als bemiddelaar bij de ver-koop 'Zan Indonesische producten in het buitenland op te treden, technisChe bijstand voor de verbetering van de kwaliteit der export-goederen ~e verlenen, actief deel te nemen in de bevordering van de export. Ook moet de buitenlandse deelnemer zich verplichten faciliteiten te verschaffen bij het transport en het opslaan van de geëxporteerde goedèren, hij moet voor de vóór-financiering van transacties zorgen, hij verleent medewerking bij het opleiden van Indonesische kaders, verricht marktonderzoek en verzorgt de re-clame. Zoals gezegd, gaat het voornamelijk om het vinden van nieu-we kanalen van export voor de vervanging van Singapore, maar na-tuurlijk niet uitsluitend. Deze gemengde handelsondernemingen

rtw-gen, zoals uit bovenstaande blijkt, niet naar het verwerven van een monopoliepositie voor de .verkoop van afzonderlijke Indonesische producten streven, weshalve in het decreet ook uitdrukkelijk bepàald is, dat andere Indonesische ondernemingen, hetzij particuliere, he't; zij staatsondernemingen zich met de export van dezelfde soort goe~' deren zullen blijven bezighouden. Het oppertoezicht op alle op te richten "joinH;entures" blijft bij het Indonesische ministerie van

Handel. ·

. Inmiddels tekenen we hienbij aan, dat reeds drie Indonesisch-Nederlandse "joint-ventures" zijn opgericht.

Een van deze nieuwe ondernemingen is bij verdrag gesticht tussen de Indonesische regering en de oude Nederlandse koloniale onder-neming van Eeghen & Go., e·en tweede met een Rotterdamse firma en een derde met een Amerikaanse dochtermaatschappij van Deli-Tabak. Soortgelijke verdragen zijn ook gesloten met Franse en Duit-se firma's.

(14)

De eerstgenoemde firma zal blijkens een ber~cht van 8 april jl. in de NRC binnen hetkader van de nieuwe Nederlands-Indonesische onderneming als bemiddelaar optreden bij de export van Indonesi-sche landbouwproducten naar West-Europa en Amerika en bij de import

in

Indonesië van industriële goederen. De· Indonesische re-gering wijst van haar kant de Indonesische partner aan. Dit kunnen particuliere ondernemingen, coöperaties, regerings-exportkan toren of staatshandelsondernemingen zijn.

De Amsterdamse firma hoopt blj,jkens het aangehaalde kr~nten­ bericht op herleving van de Nederlandse ·stapelmarkt voor koffie,

thee, specerijen en kapok. '

· Zij wil bemiddeling verlenen bij de Indonesische aankoop van Twentse textiel en van industriële uitrusting:

Op de betekenis van deze vorm van samenwerking komen wij direct terug bij de bespreking van het onderhavige verdrag inzake technisphe samenwerking.

*

V

OOR een volledige beoordeling van de vooruitzichten en de mo-gelijkheden komt het ons echter gewenst voor ook kennis te nemen vair de verdere inzichten, die in Indonesië opgeld doen aan-gaande de principes waardoor de internationale handel geleid dient te worden.

In het hierboven aangehaalde artikel van de minister van Buiten-landse Zaken, Subandrio, verklaart deze, dat Indonesië zich bij zijn buitenlandse handelsbetrekkingen behalve door het principe van wederzijds respect voor de onafhankelijkheid en de "onderlinge af-hankelijkheid" [interdépendance) van alle staten, o.m. laat leiden door de volgende doelstellingen:

- de protectionistische politiek der industriële staten t.a.v. de grondstoffen ·dient verzacht en opgeheven te worden;

- de handel in grondstoffen moet gestabiliseerd worden;

- aan de prijsfluctuatie van de grondstoffen, waarvan de con-sequenties voor de producerHenlanden ernstig zijn, moet een einde komen door een stelsel van compensaties;

- alle vormen van discriminatie, die een gezonde ontwikkeling van de wereldhandel in de weg__staan, moeten verdwijnen.

Op de were1dhandelsconf,erentie te Genève zijn de opvattingen van Indonesië verder gepreciseerd.

Indonesië behoort tot de 39 naties, die daar een uitvoerig program van maatregelen hebben voorgelegd veor de verwijdering van rem-men tegen de uitbreiding van de internationale handel en van dis-crimi:nerende maatregelen tegen de onderontwikkelde landen.

Voorts heeft de Indonesische gedelegeerde

J.

Maramis zich na-mens de Indonesische delegatie voor het, ook door de socialistische landen ondersteunde idee uitgesproken, om een nieuwe UNO-orga-nisatie in het leven te roepen, die regelend en richtinggevend op-treedt ten aanzien van de internationale handel.

. Maramis verlangde, dat deze organisatie met grote volmachten · bekleed moest worden, vooral om de internationale handel te

(15)

nen benutten als een instrument . v~n economische ontwikkeling. Hij sprak zich indirect ook uit voor toelating van China tot deze organisatie.

De Nederlandse regering staat afwijzend tegen dit hele plan. Zij neemt ook inzake de GATT (General Agreement on Tariff and Trade, de door het Westen opgerichte internationale organisatie van handel en tarieven) e-en standpunt in, dat tegengesteld is aan dat van In-donesië. De bezwaren van Indonesië en de overige ontwikkelings-landen tegen de GATT richten zi0h voornamelijk tegen haar discri-minerende karakter.

Dit is ook de reden, waar'Om Indonesië tegenstander is van de Kennedy-ronde, waärvan Nederland een grote v:oorstander is. Indo-nesië vreest namelijk, dat het discriminerende karakter ten nadele van zijn ·eigen export nog verscherpt zal worden, wanneer de in-voertarieven van de deelnemers aan de Kennedy-ronde verder

ver-laagd worden. '

Maar het heeft ook principiële bezwaren tegen de GATT. Maramis wees er in zijn verklaringen te Genève op, dat de leden van de GATT het principe van vrij spel voor de concurrentie aanhangen, maar, zo zei hij, "wij ktmnen ons niet langer de luxe van deze conceptie als de enige bepalende factor voor de uitbreiding van de internatio-nale handel veroorloven, omdat zij uitsluitend werkt ten gunste

van de rijke landen." ·

Uit een recente uitlating van Westerse zijde, meende hij verder te 'kunnefi. concluderen, dat nieuwe leden tot de GATT alleen kun-nen worden toegelaten, indien zij bereid zijn de GATT-voorwaarde te aanvaarden, dat zijn leden tot de landen van de "vrije markt-economie" behoren. Indonesië met zijn uitgebreide staatshandel zou dus niet aan deze voorwaarde voldoen. Het verlangt geen opheffing van de GATT, maar is wel van mening, dat de nieuw te stichten univ·ersele UNO-handelsorganisatie een beslissende rol in de inter-natfanale handel dient te krijgen.

Men moet het voorstel tot het stichten van de·ze organisatie zien in verband met het hierboven genoemde program van actie van 39

naties. Daarin worden een hele reeks maatregelen verlangd, 4ie ge-richt zijn op de stabilisering van de wereldmarktprijzen voor gl'ond-stoffen, op de bevordering van de grondstoffenuitvoer - ... zelfs ten koste van in de ontwikkelde landen g'eproduc,eerde synthetisch'e grondstoffen (synthetische rubber, kunstvezels en plastics) - en maatregelen ter bevordering van de export van halffabrikaten en afgewerkte producten der industrieën in de ontwikkelingslanden. Verlangd wordt dus, dat zowel de hoogontwikkelde kapitalistische landen, als de geïndustrialiseerde sociaUstische landen de invoer van al dit soort producten, zowel van grondstoffen als van produc-ten der jonge industrieën van de ontwikkelingslanden bev9rderèn, zonder dat de ontwikkelingslanden verplicht worden concessies er-tegenover te stellen.

(16)

a_c'litergrond· waartegen de realisering van het verdrag inzake tech-nische samenwerking moet worden gezien.

De tekst van deze overeenkomst luidt als volgt:

Artikel 1

De . beide regeringen zullen wederzijds binnen de ten dienste staande financiële, per-sonele en materiële mogelijkheden, de technische samenwerking tussen beide landen he~ vorderen.

Artikel 2

1. de technische samenwerking zal bestaan uit de uitwl'sseling tussen beid~ landen van kennis en ervaring in de ruimste zin, al dan niet. vergezt\!d' van ma~eriële steun.

2. tot daadwerkelijke samenwerking als bedoeld in het yoi"ige lid, zal slechts kunnen worden overgegaan, nadat hierom uitdrukkelijk is verzocht door de regering van het land dat van de geboden mogelijkheden van samenwerking met het andere land gebruik wenst te maken en niet eerder, dan nadat over de voor deze samenwerking vereiste zak"'lijke 1 voorwaarden overeenstemming is bereikt.

Artikel 3

Wanneer to~ technische samenwerking als bedoeld in het eerste lid van art. 2 wordt be-sloten en dientengevolge deskundigen worden beschikbaar gesteld, fellowsbips (gast-hoog-leraren) verleend of tot meer uitgebreide vormen van technische samenwerking woridt overgegaan, zullen onder verwijzing naar deze Overeenkomst, de wijze waarop en de voor-waarden waaronder zulks zal geschieden, van geval tot geval in gemeenschappeJijk oveJileg nader worden geregeld in administratleve accoorden.

-' Artikel 4

Aan deskundigen, die door de regering van het ene land ter beschikking worden ge;,. steld van het andere land, worden dezelfde privileges toegekend als die welke geJJden voot

.deskundigen die voor de Ve~enigde Naties worden uitgezonden. · Artikel 5 ·

Voor de invoer en de uitvoer van de apparatuur, demonstratiemateriaal en andere goe~

deren nodig voor het vervullen van de taak van de beschikbaar gestelde deskundigen, of welke deel uitmaken van het materiaa,l, dat ln gevallen van uitgebreide technische samen--werking beschikbaar wordt gesteld, zijn dezelfde bepalingen van toepassing als die, welke gelden met betrekking. tot apparatuur en goederen van de Verenigd~ Naties.

Artikel 6 1

Ten aanzien van gevallen waarin deze Overeenkomst niet voorziet, beslissen de heide regeringen van geval tot geval bij administratief accoord.

In artikel 7 wordt tenslotte bepaald, dat de Overeenkomst in werking treedt op de dag waarop wederzijds kennis is gegeven van het voldoen aan de grondwettelijk vereiste pro-cedures.

De overeenkomst geldt voor vijf jaar en wordt stilzwijgend voor telkens drie jaar ver-lengd, indien zij niet. uiterlijk zes maanden voor afloop door een der landen wordt opge-zegd.

*

EEN vluchtige blik op de overeenkomst leert, dat het hier om een zogenaamde intentie-overeenkomst gaat, v.w.z. dat alles van de wijze afhangt waarop de overeenkomst zal worden uitgevoerd. Anderzijds is de overe,enkomst ook zo geformuleerd, dat zij in overeenstemming met de reeds in de aanhef geciteerde preambule, tot veel meer kan l,eiden dan technische samenwerking in engere zin. Dit );>lijkt ónder andere uit de bepaling in artikel 2-1, waarin de mog,elijkheid geopend wordt, de technische samenwerking te ver-gezellen van materiële steun en utt artikel 6, waardoor de deur wordt opengezet· voor verdergaande vormen van samenwerking.

Een al te letterlijke uitleg van de overeenkomst kan ook

rem254

(17)

,.

(

mend werken ·Op de ontwikkeling van de wederzijdse betrekkingen. Wanneer bijv. in artikel 2 punt 2 gezegd wordt, dat tot daadwerkelij-ke samenwerking slechts zal worden overgegaan als uitdrukdaadwerkelij-kelijk daarom wordt verzocht, dat wil zeggen, als Indonesië voor een be-paald project om technische bijstand heeft verzocht, dan kan dit natuurlijk niet betekenen, dat initiatiev·en van Nederlandse zijde "verboden" zijn.

Te oordelen naar het rapport van de "studiegroep" van het Cen-traal orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buiten-land, die in juli '63 in Indonesië is geweest, wordt deze mening al-· thans door deze studiegroep gedeeld.

In dit rapport 2) houdt de studiegroep zich niet alleen bezig met

vraagstukken van mogelijke technische samenwerking, zij geeft ook haar mening over het hierboven reeds beschreven stelsel van "pro-duction-sharing". Tevens wordt er een overzicht gegeven van de economische toestand in Indonesië en er worden conclusies getrok-ken ten aanzien van maatregelen, die volgens de studiegroep in het belang van de ontwikkeling van industrie en landbouw ln Indonesië zouden zijn.

Belangrijke vraagstukken, zoals de sociale v·erhoudingen en de strijd tegen het feodalisme op het plattelan1d - die door de PKI als een van de voornaamste voorwaarden voor ontplooiing van de In-donesische economie wordt beschouwd, - en andere urgente pro-blemen worden er uiteraard niet in behandeld. De vraag, of alle ver-zamelde gegevens in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, onttrekt zich aan onze beoordeling.

Een zeer belangrijk punt~ dat direct verband houdt met de moge-lijkheden die door de ·Nederlands-Indonesi,sche overeenkomst wor-den geopend, wordt in de aanhef van dit rapport aangesnewor-den. De studiegroep is na onderzoek tot de conclusie gelmmen, dat Indo-nesië beschikt over een basis voor beroepsopleiding, omdat het anal-fabetisme tot vijftig pmcel}t is gedaald en op Java zelfs grotendeels is verdwenen. Uit de opmerking valt op te maken, dat in Indonesië zeer gunstige voorwaarden aanwezig zijn voor de opleiding van. een brede laag kaders, die in staat is moderne apparatuur doeltreftand

te bedienen en te beheren. '

De studiegroep heeft verder de toestand in de diverse bedrijfs- · !

takken onderzocht. Wij halen d·aaruit het volgende aan: Zware Industrie en Mijnbouw

Er wordt een opsomming gegev·en van de fabrieken die op dit gebied bestaan en de plannen die in uitvoering zijn. Het betreft hier

ondernemin~en waarbij bijstand wordt verleend door de

Sowjet-Unie, de Export-Import Bank in WaShington, Japan, Hongarije en Polen. De bestaande fabrieken werken gebrekkig wegens tekorten aan grondstoffen en onçlerdelen. "In een aantal gevallen", zo wordt gezegd: "zijn onderdelen uit Nederland noodzakelijk of zeer

ge-2) ,.Oriëntatie in Indonesië'' 1963, uitgave van het ,.Centraal Orgaan".

(18)

I

wenst, omdat de bestaande apparatuur nog voornamelijk van Neder-landse herkomst is.''

Soortgelijke opmerkingen word~n gemaakt ten aanzien van de mijnbouw. De studiegroep noemt de bedragen die contant beschik-baar zijn voor aankoop van onderdelen· en zij wijst er op, dat de Indonesische autoriteiten haar in het bezit hebben gesteld van lijs-ten van onde~delen die men wenst te betrekken.

Voorts zegt de studiegroep, dat Indonesië voor een reeks projec-ten bereid is met Nederland overeenkomsprojec-ten op de grondslag van "pr.oduction-sharing" te sluiten. Als mogelijke· projecten worden onder meer genoemd fabrieken van de petrochemische industrie, een kolenmijn in Oost-Kalimantan en exploitatie van ni.et-ijzer me-talen. (blz. 27)

Energie en Transport

Er wordt bij de beschouwing over de toestand van de energie-bedrijven op gewezen, dat de bestaande centrales en gasfabrieken grotendeels met Nederlandse apparatuur zijn uitgerust. Er bestaat grote behoefte aan de levering van materialen en onderdelen als vuurvaste stenen voàr bestaande gasfabrieken, bui;?:en voor gas- en waterleiding en electrische uitrusting voor vernieuwing van de oude centrales.

Als een van de voornaamste knelpunten beschouwt de commissie de toestand in het transportwezen. Volgens het onderzoek van de groep wordt de uitvoering van de plannen tot industrialisering soms "ernstig gehinderd, omdat de nodige transportmiddelen er niet zijn om de producten af te voeren". De havens zouden zich "dik-wijls in een deplorabele tóestànd" be,vinden.

Volgens de groep zou er voor Nederland V'eel te doen zijn, bij:v. op het gebied van het baggeren van havens en de groep zegt, {blz. 28) dat men in Indonesië veel ziet in een samenwerking met

Ne-~~.

.

De .Indonesische autoriteiten hebben op dit gebied reeds een reeks contracten afgesloten met leveranciers uit andere landen.

Een van de laatste berichten is, dat Roemenië 2200 goederenwa-gons voor het spoorwegtransport zal leveren. In april jl. werd mee-gedeeld, dat 1500 trucks voor het wegvervoer besteld zijn bij de

DAF. Het was echter toen niet zeker, of dit contract zal worden uitgevoerd, omdat de nodige bankgaranties voor financiering nog niet aanwezig waren. Met eén reeks landen zijn contracten gesloten over de bouw van kleinere werven, maar volgens de studiegroep wenst Indonesië ook schepen te kopen, voornamelijk tankers en coasters - terwijl ook belangstelling bestaat voor verni'euwing van onderdelen van schepen van Nederlandse herkomst. ·

Binnen het raam van )let achtjarenplan wil Indonesië over 1,2 miljoen ton nieuwe scheepsruimte beschikken, deels voor het ver-keer tussen de eilanden, deels voor internationaal verver-keer.

(19)

termijnen, dus binnen vijf jaar. Voorts zegt de groep, dat er een te-; kort ·aan machinisten is.

In het algemeen gesproken wenst Indonesië zeer veel materiaal zowel vöor transport te land als ter zee te kopen. Voorts is in de bouw van een asfaltfabriek ten behoeve van de wegenbouw voor-zien. De studiegroep zegt, dat Indonesië zich gaarne op de hoogte zou willen stellen van de werking der Nederlandse spoorwegen, waaruit eventueel een contract in het kader van de thans gesloten overeenkomst zou kunnen voortvlpeien.

Het rapport houdt zich verder bezig met de behoeften van Indo-nesië op het gebied van de lichte industrie, het stipt enkele vraag-stukken van de houtexport aan en wijdt tenslotte een beschouwing aan de landbouw. Volgens de studieoommissie moet Indonesië in staat zijn het tekort aan rijst (dit tekort bedroeg vorig jaar 850 000 ton, maar dit is slechts 6 pCt van de t~tale consumptie), snel weg te werken. Voorwaarde hiervoor is uitbreiding van de kunstmest-productie en verbetering van het transport- en distributie-apparaat. Voorts geeft de commissie een overzicht over de toestand in de in-dustriële landbouw, waarbij o.m. gez'8gd wordt, dat de toestand van de rubberplantages de verwachting rechtvaardigt, dat de productie snel zal dalen, aangezien de helft van de plantages te oud is en verzuimd zou zijn jonge bomen te planten. Met de Sowjet-Unie zijn

ondeÎ'~andelingen gaande over een rubberproject op grondslag van

"productipn-sharing";, met Amerika eveneens - maar deze mede-deling stamt uit de periode van vóór het conflict over Maleisië.

De studiegroep heeft ongetwijfeld getracht een zo volledig moge-lijk inzicht in de voor Nederland bestaande mogemoge-lijkheden te krij-gen. Behalve de genoemde projecten, worden er nog een hele reeks andere kansen opgesomd, waarbij zij overigens nooit verzuimt mee te delen, welke concrete plannen er op de diverse gebieden bestaan omtrent samenwerking met andere landen. Steunende op het feit, dat de meeste. oudere fabrieken en andere installaties veelal met Nederlandse machines zijn uitgerust, worden de voornaamste Ne-derlandse kansen gezien in samenwerking bij de rehabilitat!e van

~~~~ · ,

Daarnaast denkt de studiecommissie aan levering van transpèu;t-materiaal en van hele fabrieksuitrustingen.

Uit de aandacht die zij eraan besteedt valt op te maken, dat zij aan transacties in de vorm van "production-sharing" de voorkeur geeft, waarschijnlijk omdat hierbij, zoals zij bet uitdrukt, in de "technische leiding aan buitenlanders toch een ruime plaats". wordt ingeruimd. (blz. 57)

Wat zij erbij gedacht heeft, kunnen we in het midden laten. In elk geval acht zij - hoe dan ook - uitbreiding van de credietfac,i-liteiten nodig en zij denkt daarbij. aan eredieten van 7-10 jaar, wanneer het om grote projecten gaat. (Tegenwoordig zijn in Neder-land handelserectieten voor de duur van zes maanden toegestaan.)

·De studiecommissie wijst erop, dat Indonesië "zelfs tijdens· de moeilijkste omstandigheden" steeds zijn verplichting·en is nageko-. mennageko-. [blznageko-. 52)

257

. !

I

(20)

Het is duidelijk, dat zowel contracten o~der de bepalingen van "production-sharing" als leveranties van uitrustingen op erecUet bin-nen het kader van de overeenkomst inzake technische samenwer-king tot stand kunnen worden gebracht. Maar één van de voor-. naamste voorwaarden zal dan zijn, dat de nodige eredieten (al of

niet door de staat g~garandeerd) er moeten komen.

Daar is natuurlijk niet alles mee gezegd. De anti-imperialistische krachten in Indonesië zullen in geen geval dulden, dat aan te slui-ten contracslui-ten een uitleg wordt a,egeven, die nadelig is voor de ver-sterking van de economische onafhankelijkheid. Voorts moet men zich ervan bewust zijn, dat de houding van/de regering-Marijnen op de wereldconferentie te Genève nu juist niet bevorderlijk is voor het scheppen van een sfeer, waarin snelle uitbreiding van de eoono-mische betrekkingen mogelijk is. De houding van Nederland inzake het vraagstuk van stabil,isering der wereldgrondstoffenprijzen ( 90 pCt van de Indonesische grondstoffenui!voer gaat naar de kapitalis-tische landen] zal hierbij een grote rol spelen. De studiecommissie ontkent weliswaar, dat de daling van de grondstoffenprijzen één van de voornaamste oorzaken van de huLdige financiële moe-ilijk-heden van Indonesië is, maar dit is een stelling die door de Indo-nesische regering o.i. terecht wordt verworpen. De stabilisering der grondstoffenprijzen en de opheffing van discriminerende maatregé-len zijn een levènsbelang van Indonesië.

Tenslotte zal bij het hele vraagstuk van de toekomstige economi-sche betrekkingen met Indonesië ook de houding, die door D!3n Haag inzake de schadevergoeding van in beslaggenomen bedrijven eri goederen zal worden ingenomen een belangrijke rol spelen. Vol-gens Economische Voorlichting ( 22 april jl.]; het officiële. orgaan van het ministerie van Handel; zijn thans door 633 voormalig kolo-niale ondernemin8'en schadeclaims ten bedrage van 2,9 miljard gul-den plus een eis inzake verschuldigde rente op dit bedrag van liefst 527 miljoen gulden ,ingediend. Daarbij komt nog een bedrag van 90 miljoen gulden voor particulieren.

Volgens de opvattingen, die in brede Indonesische kringen leven, hebben de voormalige koloniale ondernemingen er in het geheel geen recht . op, gezien de enorme winsten, die zij in het koloniale tijdperk en ook daarna in de vorm van handelswinsten op de steeds· goedkopere exportgoederen van Indonesië hebben gemaakt. In elk geval noteren wij, dat deze kwestie in-de overeenkomst niet ter sprake is gebracht. •

Blijkens de samenstelling van de studiecommissie van vorig jaar bestaat er in de meest brede kringen van de Nederlandse industrie en handel een sterke drang, om de economische betrekkingen weer op gang te brengen. Maar de inzichten die daaromtrent in Indonesië hLersen en de princip·es waardoor men zich daar laat leiden, zijn politieke feiten, die men niet weg redeneren kan. Probeert men dit in Den Haag toch, dan zal in de Nederlands-Indonesische betrek-kingen niets wezenlijks veranderen.

(21)

Het imperialisme en

de

onderontwikkelde landen

Het onderstaande artikel, .verschenen in het Sowjet-tijd-schrift Economische Vraagstukken, december 1963, behandelt een reeks vraagstukken van de verhoudingen tussen de impe-rialistische landen en de onderontwikkelde landen. Voorts houdt het zich -bezig met de maatschappelijke verhoudingen in de laatstgenoemde landen.

Er wordt een poging ondernomen de onderontwikkelde lan-den naar de voornaamste kenmerken van hun binnenlandse maatschappelijke verhoudingen te rangschikken.

De schrijver gaat bij de uitwerking van de problemen dezer landen van de ·stelling uit, dat zij "een deel van het moTl.erne kapitalistische stelsel der wereldeconomie" vormen.

Het stuk is door ons enigszins bekort.

Red. P. en

c.

ER

is geen enkele laaghartige aanval op de onafhankelijkheid van · de jonge staten bekend, die de verdedigers van de monopolies niet trachten te rechtvaardigen. Zij proberen de economische moei-lijkheden) van de mirtder-ontwikkelde staten, die een erfenis zijn · van het koloniale regiem en het resultaat van de huidige koloniale politiek der imperialistische mogendheden, als een "crisis der on-afhankelijkheid" van de jonge staten voor te stellen. In werkelijk-heid echter zien deze staten zich voor de dringende taak geplaatst ·van snelle ontwikkeling van hun prpductiekrachten, van de opbouw

van .een moderne industrie en landbouw.

Een van de belangrijkste factoren bij hun economische ontwikke-' ling is de vorming van kapitaal ten behoe-ve van de nati~ale econo-.

mie. Maar de gelegenheid voor zulke interne kapitaalvorming wordt ten zeerste belemmerd door twee factoren: de koloniale uitbuiting van deze landen door het monopoliekapitaal en het achterlijkè'

so-ciale stelsel. '

Het overgrote deel van nieuw kapitaal, ge·vormd in de minder-ontwikkelde landen, wordt als _vreemd kapitaal uitgevoerd. Ieder jaar gaan op deze wijze 20 miljard dollar in de vorm van winsten, rente, dividend, handelswinst - ontstaan uit de economische uit-buiting der sinds kort bevrijde landen, naar de brandkasten der

mo-Mpcl~L .

Volgens gegevens van het "Petroleum Press Service Journal". [febr. 1963) bedroeg het inkomen van de olietrusts in Iran, Irak, Qatar en Saoedi-Arabië in de periode van 1956-'60 ongeveer 66 pCt van het geïn-vesteerde kapitaal ...

De imperialisten pompen een belangrijk deel van het nationale in-komen uit de minder-ontwikkelde landen door het vaststellen van lage prijzen voor minerale· grondstoffen en agrarische producten. De minder-ontwikkelde landen exporteren drie soorten goederen:

(22)

f· ,._··

'

minerale grondstoffen, producten van. de tropische landbouw en landbouwproducten van de gematigde zone. In de helft der

mlnder-ontwikkelde landen bestaat ongeveer 80 pCt van de uitvoen: uit drie soorten goederen of nog minder. De Braziliaanse export bestaat voor 64 pCt uit koffie, die van Ceylon voor 62 pCt uit thee, de Birmeese export voor 73 pCt uit rijst, Ghana's export bestaat voor 69 pCt uit cacao, de Soedanese voor 68 pCt uit katoen, die van Irak voor 89

pCt uit olie, enz. , ·

Het stelsel van monocultuur, de beperking van de export tot één of enkele soorten goederen, is zeer voordelig, voor de imperialisti-sche landen, die deze goederen kopen. Als kopers in een monopolie-positie van minerale grondstoffen in de minder-ontwikkelde landen, oefenen zij ook een voortdurende invloed uit op de prijzen. Geduren-de Geduren-de laatste tien jaar stegen Geduren-de prijzen van fabrieksmatige goeGeduren-deren op de wereldmarkt met 24 pCt, terwijl die van grondstoffen met 5 pCt daalden, Met andere wooDden: in ruil voor dezelfde hoeveel-heid grondstoffen kunnen de minder~ontwikkelde landen slechts ongeveer tweederde van de hoeveelheid industriële goederen kopen, die zij tien jaar geleden ervoor konden krijgen. De wereldmarkt-prijzen van grondstoffen blijven dalen daar de concurrentie in de eigen~en de buitenlandse kapitalistische markten zeer verscherpt is. Onder de omstandigheden van de huidige wetenschappelijk-tech-nische revolutie, kunnen de minder-ontwikkelde landen "oude" tak-ken van industrie - de textielindustrie inbegrepen - voor export-doeleinden niet ontwikkelen. Bovendien remmen de kapitalistische landen de export van dit soort goederen door kwantitatieve invoer-beperkingen en door in~oerrechten.

De wetenschappelijke en technische vooruitgang, de stijgende productie van synthetische grondstoffen in de ontwikkelde kapita-listische landen beperken de afzetmarkt voor de natuurlijke grond-sloffen van de jonge staten. Volgens sommige schattingen zou de vraag naar invoer van natuurlijke grondstoffen uit de jonge landen . 40 pCt grotlfr zijn, indien men niet te maken had met de groei van de productie van synthetische materialen. Daar dit proces niet omkeer-baar is, mag een verdere verscherping in de toestand van de landen, die natuurlijke grondstoffen produceren, verwacht worden.

De instabiliteit van de wereldprijzen voor tropische producten on-dermijnt eveneens de economie van de minder-o-ntwikkelde landen. De prijzen voor koffie, cacao, aardnoten fluctueren jaarlijks om de veertig procent en meer.

De buitenlandse markten van de landen der gematigde zone die landbouwproducten (voedsel) produceren, zijn ook aan het inkrim-pen. Als gevolg van agrarisch-technische hervormingen werd de land-bouw van een aantal hoog geïndustrialise€rde kapitalistische landen geïndustrialiseerd, hetgeen tot een belangriJke groei in· de omvang van de productie leidde. Bovendien wel'd de toename van .de agra-rische prodyctie in deze landen door de· staatspolitiek van subsidies voor de landbouw gestimuleerd. Bijvoorbeeld was in de waarde van de landbouwproductie in Groot-Brittannië gedurende het oogstjaar

(23)

265,5 miljoen pond· sterling aan subsidies inbegrepen. Tenslotte heeft ook de verhoging van de invoerrechten op voedsel en grond-stoffen, die uit de minder-ontwikkelde landen worden ingevoerd, · het effect van bevordering van de groei der landbouwproductie in deze landen.

Als gevolg van de invloed van de hierboven genoemde drie fac-toren, steeg de voedselproductie per hoofd van de bevolking in · West-Europa in de na-oorlogse periode rtiet 20 pCt. De zgn. over-. schotten van tarw~ in de Ver. Staten stegen van 7 miljoen ton in

1952 tot 38,4 miljoen ton in 1961, terwijl de "overschotten" aan ka-toen van 0;6 miljoen tot 1,53 miljoen ton in dezelfde periode stegen.

Hoewel de productiekosten vah bepaalde landbouwtJroducten in West-Europa 30-50 pCt boven het gemiddelde wereldpeil liggen, ontstonden er "overschotten" van boter en varkenS'vlees, terwijl "overschotten'' van andere landbouwproducten in de naaste toe-komst verwacht worden. Zo zien we dat bepaalde industriële landen in het Westen nu op grotere schaal exporteurs van landbouwvoe-dingsstoffen der gematigde zone zijn geworden dan de minder-ont-wikkelde landen. Dit 'alles leidt ertoe, dat de minder-ontminder-ont-wikkelde landen hun traditionele markten ·verUezen en dat hun aandeel in de wereldexporten daalt. In de eerste naoorlogse jaren was het aandeel van ·de minder-ontwikkelde landen· in: de wereldhandel 38 pCt. In 1953 was het tot 36 pCt gedaald, in 1959 tot 31 en in 1961 zelfs tot

29 pCt. ; .

De passieve handelsbalans, die de minder-ontwikkelde landen door de imperialisten opgedrongen is, vermindert hun mogelijkheden tot kapitaal-investeringen. In 1940 bedroeg de export van de Ver. Sta-t·en naar de Latijns-Amerikaanse landen 1.000 miljoen dollar, ter~ wijl hun invoer uit Latijns-Amerika 900 miljoen dollar bedroeg. In 1960 bereikte de Amerikaanse export naar deze landen de som van 5.200 miljoen dollar, terwijl de Ver. Staten voor 4.700 miljoen dollar importeerden. Hieruit blijkt, dat het deficit vervijfv:oudigde. Boven-dien nam de omvang van de export. der Latijns-Amerikaanse landen gedur«;!nde de na-oorlogse periode volgens de UNO Voedsel en \Land-bouw Organisatie met 25 pCt toe, terwijl zijn waarde met 3, pCt

·daalde. '

De "hulp" van de imperialistische landen verslechtert de economi-. sche situatie in de minder-ontwikkelde landeneconomi-. Schrijvende over de

aard van de Amerikaanse "hulp" verklaarde de Turkse krant

"Cum-h:uryet" op 12 sept. 1963: "De legende van de buitenlandse hulp heeft ons niet opgeleverd wat wij ervan verwacht hadden. In tegendeel, deze hulp heeft ons gedwongen onze hoofden te buigen voor vreem-de staten. Nu verkeren wij in een positie, waaruit wij ons moeilijk kunnen bevrijden. Ramingen tonen aan, dat omstreeks 80 pCt van de Amerikaanse hulp naar de Ver. Stat·en teruggekeerd is. Aldus heb-ben wij een belangrijk deel verloren."

De voorzitter van de Communistische Partij van Argentinië, Co-dovilla, haalde in een rapport aan het 12de congres van de CPA op 22 febr. 1963 de volgende gegevens aan: In het verloop van de afge-lopen twe·e jaar. hebben de Latijns-Amerikaanse republieken uit de

(24)

Ver. Staten eredieten ten bedrage van 603 miljoen dollar ontvan-gen. Gedurende dezelfde periode betaalden zij aan de Ver. Staten op hun schulden 350 miljoen dollar af en 142 ·miljoen dollar aan rente. Derhalvè ontvingen de Zuidamerikaanse republieken slechts 111 miljoen dollar. Maat'- in dezelfde periode haalden de

Amerikaan-se ondernemingen ongeveer 1.600 miljoen dollar - of bijna 14 keer dit bedrag - als winsten op hun beleggingen uit deze landen.

Uitbuiting door middel "Van kapitaalimport legt de mi:nder-ontwik-kelde landen droog. Gedurende de tweede helft van de vijftiger ja-ren bedroeg de export van particulier kapitaal~naar de minder-ont-wikkelde landen jaarlijks 1.273 miljoen dollar. Bovendien ontvingen zij· jaarlijks gemiddeld 986 miljoen dollar in de vorm van staats- of bankleningen. Tezamen ging dus iets meer dan 2.000 ri:liljoen dollar aan nieuw kapitaal naar deze landen. Maar terzelfdertijd werden zij volgens UNO-gegevens gedwongen 3,5 miljard dollar als afbetaling op schulden, of als winstèn en ddvidenden aan buitenlandse beleg-gers te exporteren.

Als gevolg van deze factoren is het aandeel van het nationale in.-komen, dat voor investeringen bestemd kan worden, zeer laag. Ter-wijl in de ontwikkelde kapitalistische landen 15-30 pCt van het bruto nationale inkomen voor investeringen bestemd wordt, bedraagt dit aandeel in de minder.-ontwikkelde landen slechts 3-5 pCt. 1

)

De buitenlandse schuld van de minder-ontwikkelde landen groeit. De meerderheid van de staten verkeert in grote financiële moeilijk-heden, als gevolg van de ongunstige betalingsbalans en de inkrim-ping van hun deviezenreserves. In 1950 dekten de deviezenreserves

61,7 pCt van de totale importen der minder-ontwikkelde landen, maar tegen het eind van de jaren '50 was dit percentage tot 32,3

gedaald.

De aanval op de minder-ontwikkelde lanlden wordt voornamelijk door de meest actieve impevial'istische lan.den geleid - Amerika, West-Duitsland en Japan.

De kolonialisten remmen de economische ontwikkeling van de onlangs bevrijde landen en het is zeer veel betekenend, dat het aan-deel van de Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen· in de productie van het wereldkapitalisme tussen 1953 en 1961 van

28,1 tot 24,7 pCt is gedaald. Terwijl het imperialisme de onafhan-kelijkheid van de jonge staten bedreigt, dwingt het hen zich voor èig,en vevdediging te wapenen en dit is natuurlijk een aanvullende last voor de reeds zwakke financiële hulpbronnen van deze landen. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat de econOmisch minder-ontwikkelde Zanden een deel van !het moderne kapitalistische stel-sel der wereldeconomie vormen . .Maar het is evenzeer duidelijk, dat zij het uitgebuite en Onderdrukte deel ervan zijn, - zijn 'agrarisch en zijn grondstoffen~aanhangsel. ""'

1) Vqlgens gegevens van het Statistische Jaarboek van de UNO voor 1961 '11\as het aandeel van kapitaalinvesteringen in het nationale inkomen: 16 pCt ili de Ver. Staten, 16 pCt in Groot-Brittannië, 18 pCt in Frankrijk, 22 pCt in Italië, 24 pCt in de Bonds-Republiek en 31 pCt in Japan. (Voor Nederland bedroeg dit percentage in pe jaren 1950 '60 gemiddeld 20 pCt. in 1963 eveneens, vert.).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen

&#34;Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?&#34; vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: &#34;Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

&#34;Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren&#34;, verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

&#34;Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

     Is mede ondertekend door zijn echtgenote en zoon. Kerssies heet Erik van zijn voornaam en niet Johan..  4) Piet Smits is van de HBD en niet van de

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

Ik weet niet wat anderen over mij gedacht zullen hebben, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik me zelf prachtig vond; en dat moest ook wel zoo zijn, want mijn vriend Capi, na