• No results found

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 43 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 43 · dbnl"

Copied!
207
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genootschap. Deel 43

bron

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 43. Johannes Müller, Amsterdam 1922

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005192201_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

Verslag van het bestuur over het dienstjaar 1921.

Evenals in ons vorig jaarverslag hebben wij thans wederom het een en ander mede te deelen aangaande de samenstelling van het Bestuur. In de October-vergadering van het verslagjaar gaf namelijk Prof. De Savornin Lohman, onze Penningmeester, zijn medeleden te kennen, dat hij het wenschelijk geoordeeld had, zijne

maatschappelijke functies, die geen onmiddellijk verband met zijn academische

werkzaamheden hielden, te beperken; hij zou het liefst met ingang van het jaar 1922

van het penningmeesterschap ontheven willen worden, doch verklaarde zich bereid,

aan te blijven, totdat de rekening over 1921 zou zijn afgesloten. Wij hebben de

mededeeling van den heer Lohman aanvankelijk met leedwezen vernomen; gedurende

de zes jaren, dat hij een plaats in ons midden had ingenomen, hadden wij hem niet

alleen als een hoogst ijverig en nauwgezet penningmeester leeren kennen, maar ook

als een bestuurslid, wiens adviezen, speciaal op dat gebied onzer wetenschap, waarop

hij zich meer in het bijzonder thuis voelde, wij steeds op hoogen prijs hadden leeren

stellen; terwijl wij ook het opgewekt aandeel, dat hij in het officieuse gedeelte onzer

werkzaamheden placht te nemen, noode zouden missen. Gelukkig echter bleek er

een weg te vinden, waarlangs wij Prof. Lohman, den afgetreden Penningmeester,

wederom zóó in het Bestuur zouden kunnen binnenleiden, dat behalve het verlangen

(3)

van zijn medeleden om hem te behouden ook, en niet het minst, het belang van het Genootschap werden gediend. In vroeger jaren namelijk heeft het Bestuur van het Historisch Genootschap een Tweeden of Onder-Voorzitter gekend, maar later schijnt de behoefte aan diens werkzaamheid niet meer zoo gevoeld te zijn; immers sedert het jaar 1902 werd bij ontstentenis van den Voorzitter diens plaats door het oudste met een functie in het Bestuur bekleede lid, dat dan dubbel belast werd, vervuld.

Hoewel in den loop der laatste twintig jaren van een dergelijke voorzitterlijke ontstentenis nu niet zoo heel dikwijls sprake is geweest, kwam zij uit den aard der zaak toch wel eens voor en wij hadden meermalen reeds de bestaande regeling als niet geheel gewenscht leeren voelen. Nu onze huidige Voorzitter met het oog op zijn leeftijd reeds een enkelen keer gemeend had, zich van de vervulling van aan het voorzitterschap verbonden verplichtingen te moeten excuseeren, scheen de

gelegenheid geschikt, wederom een vasten Onder-Voorzitter in onzen bestuurskring binnen te voeren. Wij hebben toen gemeend, deze plaats aan den heer De Savornin Lohman te moeten aanbieden: het onder-voorzitterschap pleegt in normale

omstandigheden een sinecure te zijn, wat van het beheer der genootschapsgelden uit

den aard der zaak niet kan gezegd worden, zoodat zoowel Prof. Lohman als zijn

medeleden tevreden konden worden gesteld. Na eenige gedachtenwisseling heeft

onze voormalige Penningmeester het hem gedane aanbod aanvaard. Van af 1 Januari

1922 is hij dan als Onder-Voorzitter van het Bestuur opgetreden, al is hij nog niet

geheel ontheven van de lasten van zijn vorige bestuursfunctie, wat eerst het geval

zal zijn, als hij mèt de kas het penningmeesterschap aan Dr. K. Heeringa zal hebben

overgedragen. Wij hebben namelijk dezen, den sedert kort benoemden nieuwen

rijksarchivaris in de provincie Utrecht, bereid gevonden, met ingang van het jaar

1922 een plaats in ons midden in te nemen en na afdoening der rekening-1921 als

Penningmeester op te treden. Wij verheugen ons er ten zeerste over, dat de heer

Heeringa door de op hem uitgebrachte benoeming aan te nemen den traditioneelen

band tusschen het

(4)

Utrechtsche archief en het Genootschap heeft willen bevestigen.

Op deze mededeelingen omtrent de samenstelling van het Bestuur, waarmede, indien er aanleiding toe bestaat, dit jaarverslag een aanvang pleegt te maken, moge thans het een en ander betreffende de honoraire en de gewone leden van het

Genootschap volgen. Na hetgeen wij het vorige jaar over de toen belangrijk

aangegroeide rij der eere-leden hebben gezegd, zouden wij thans over hen zeer kort kunnen zijn - nieuwe honorairen toch werden in 1921 niet benoemd -, indien wij niet één hunner, die van ons is heen gegaan, moesten gedenken. Henri Havard,

Inspecteur-generaal honorair van Schoone Kunsten, die in het afgeloopen jaar op 83-jarigen leeftijd te Parijs overleed, behoorde wel tot de oude garde onzer eereleden en sedert jaren bestonden tusschen hem en ons geen andere betrekkingen meer, dan dat zijn naam telken jare weer door ons werd vermeld met een zeker gevoel van twijfel, of hij nog wel in leven zou zijn; doch de ouderen onder onze lezers zullen zich de populariteit herinneren van werken als Les villes-mortes du Zuyderzée, Histoire de la faience de Delft en La Hollande pittoresque, waarin in de 70-er jaren der vorige eeuw de geestige Franschman van zijn bewondering en liefde voor Nederland getuigde. Velen onder Havard's landgenooten hebben na en voor hem over ons land geschreven; maar weinigen - en terecht - hebben in hun tijd een zoo groot aantal geestdriftige lezers gevonden.

In 1921 verloor het Genootschap door overlijden 11 en door bedanken 16 gewone

leden, terwijl in den loop des jaars nog één nieuw lid toetrad, dat, reeds met den

ingang van 1920 als zoodanig benoemd, door een misverstand tot nu toe verzuimd

had, van zijn bereidheid om toe te treden kennis te geven. Tegenover het totale verlies

van 26 gewone leden staat een aanwinst van 39 nieuwbenoemden, die met ingang

van 1922 aan de roepstem van het Bestuur gehoor gaven. Van één der door ons

benoemden konden wij nog geen antwoord ontvangen wegens den verren afstand

zijner woonplaats; maar ook als hij onverhoopt het lidmaatschap niet mocht aan-

(5)

nemen, kunnen wij een uitbreiding met een dertiental van de lijst der gewone leden boeken. Veel is het niet, maar onder de huidige omstandigheden mogen wij niet ontevreden zijn. Verleden jaar hadden wij aanleiding erger klaagtonen aan te slaan en toch zijn de omstandigheden voor hen, die voor het lidmaatschap van onze geleerde genootschappen het meest in aanmerking komen, er niets beter op geworden. Veel slechter werden zij voor die onzer gewone leden, die, woonachtig in landen met een uiterst deprecieerde munt, onze toch waarlijk niet hooge - en ook nooit verhoogde - contributie niet meer bleken te kunnen betalen. Wij hebben hen daarom, met behoud van alle rechten, die het lidmaatschap hun geeft, voor den tijd van vijf jaren van het betalen van de verplichte jaarlijksche bijdrage vrijgesteld, tenzij zij van deze faciliteit geen gebruik wenschten te maken.

In de gebruikelijke bijdrage A tot dit jaarverslag vindt men de namen der 21 honoraire en 580 gewone leden.

Het aantal genootschappen e.d., waarmede het Historisch Genootschap in

ruilverkeer staat, nam in het afgeloopen jaar wederom eenigszins toe. Met het Instituut

voor Middeleeuwsche geschiedenis der Rijks-Universiteit te Utrecht werd een

overeenkomst aangegaan, met terugwerkende kracht tot het jaar 1916, waarbij wij

tegen de op ongeregelde tijden verschijnende Bijdragen dier instelling onze Bijdragen

en Mededeelingen in ruil toezegden. Desgelijks werd onze jaarbundel als tegengave

aangeboden voor het Journal, jaarlijks uitgegeven door de Dutch Burgher Union of

Ceylon te Colombo, waarmede wij, zooals beneden nader zal worden geboekstaafd,

in het verslagjaar op aangename wijze in betrekking kwamen. Reeds sedert het jaar

1920 waren wij ter zake van ruilverkeer in onderhandeling met de vereeniging

Haerlem te Haarlem; met ingang van 1922 zullen wij van haar, eveneens tegen onze

Bijdragen en Mededeelingen, haar Jaarverslag en de door haar op ongeregelde tijden

uit te geven monografieën over de geschiedenis van Haarlem ontvangen. Pogingen,

om tegen een in prijs aequivaleerend aantal der genootschapsuitgaven ook de vroegere

publicaties van Haerlem te verkrijgen, faalden evenwel.

(6)

Op het einde van het verslagjaar waren nog onderhandelingen over ruilverkeer loopende met de redacties van eenige nieuwe buitenlandsche geschiedkundige tijdschriften, over welker afloop wij het volgend jaar hopen te kunnen berichten.

Het getal der genootschappen enz., waarmede wij betrekkingen onderhouden, bedraagt thans 121; de lijst daarvan vormt, als naar gewoonte, bijlage B tot dit verslag.

Met één dezer werd het ruilverkeer om zeer aannemelijke redenen beperkt. Van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen ontvingen wij sedert jaren naast de uitgaven harer Letterkundige ook die der Natuurkundige Afdeeling, alsmede de latijnsche prijsverzen ex legato Hoeufftiano. Wij meenden in het belang der Akademie te handelen en tegelijkertijd de ons spaarzaam toebedeelde ruimte in de

Universiteits-Bibliotheek te dienen, door aan de Koninklijke Akademie te verzoeken, voortaan de werken der Natuurkundige Afdeeling alsmede de latijnsche verzen niet meer toe te zenden, terwijl de reeds vroeger ontvangen exemplaren dier uitgaven werden teruggestuurd.

Aan het verslag van den 1 sten Bibliothecaris over 1921, waaruit wij reeds de bovenstaande mededeelingen putten, zij verder nog ontleend, dat eenige

vereenigingen, waarmede wij in ruilverkeer staan, de door den oorlog onderbroken verzending harer publicatiën hebben hervat, terwijl een veelvuldige correspondentie met andere werd gevoerd over de aanvulling van insgelijks door de

oorlogsomstandigheden onvolledig geraakte serieën.

Hetzelfde jaarverslag van den 1 sten Bibliothecaris maakt melding van een aantal, voor een deel belangrijke, geschenken, die onze Boekerij in 1921 het voorrecht had te ontvangen. De lijst daarvan, alsmede van de periodieke aanwinsten, vindt men hierachter als bijlage C

1)

.

1) Het scheen gewenschter deze bijlage, vroeger D gemerkt, onder de letter C in te voegen,

daar zij, betrekking hebbende op de werkzaamheden van den 1 sten Bibliothecaris, geschikter

vóór dan achter de financieele mededeelingen een plaats vond, welke laatste nu zullen

verwijzen naar bijlage D.

(7)

De verdere mededeelingen van den beheerder der genootschapsboekerij over de veranderde opstelling en de vernummering van de aan zijn hoede toevertrouwde schatten kunnen wij te dezer plaatse gevoeglijk voorbijgaan. Evenals in vorige jaren viel over het bezit van het Genootschap aan handschriften niets te berichten.

De 2 de Bibliothecaris, de leider van het Leesgezelschap van het Genootschap, deelde ons mede, dat het getal leden van den Utrechtschen tak vooruitgaande is, al bedroeg het bij het einde des jaars slechts twintig. In de vier buiten-Utrechtsche leeskringen is het ledental een weinig afgenomen. De stand der geldmiddelen van het Leesgezelschap is niet ongunstig. Ten einde den inhoud der portefeuilles aantrekkelijker te maken, zijn naast de periodieken, die daarin circuleeren, een aantal historische werken aangeschaft.

Als bijlage D zijn aan dit verslag toegevoegd het gebruikelijke kasoverzicht en de staat van ontvangsten en uitgaven over 1921 van den Penningmeester. Aan kasgelden en Crediet- en Depositokas was op 31 Dec. j.l. een bedrag van f 4576.62 5 te boeken, te verminderen evenwel met een dergelijke som aan het begin van het jaar à f 3762.03 5 , zoodat er een overschot is van f 814.59. Dit bedrag is wel wat hooger dan dat van het vorige jaar; maar de klachten, die wij in ons jaarverslag over 1920 neerschreven over het bedroevende verschil tusschen de inkomsten van het

Genootschap en wat wij daarvoor quantitatief aan wetenschappelijke productie hadden

kunnen leveren, zouden wij hier moeten herhalen, indien het niet eentonig werd,

steeds op hetzelfde aambeeld te moeten hameren. Het verlangen om deze productie,

zij het dan ook niet tot het peil van vóór den oorlog, eenigszins op te voeren, heeft

ons gedwongen, in het afgeloopen jaar zeer ernstig de vraag onder de oogen te zien,

of het niet tijd werd, den druk van de publicaties van het Genootschap in het

buitenland te doen geschieden. Veel tijd en moeite hebben wij aan dit onderzoek ten

koste gelegd. Te Berlijn en te Weenen hebben wij bij te goeder naam en faam bekend

staande drukkersfirma's prijsopgaven ingewonnen; nadat wij de in verband met die

opgaven noodige, zeer

(8)

uitvoerige berekeningen hadden gemaakt van de algeheele besparing aan drukkosten, die door het opdragen van den druk aan buitenlandsche drukkers zou kunnen worden verkregen, bleek het zoodoende te behalen voordeel op het eerste gezicht zeer aanzienlijk; zoo aanzienlijk, dat wij op het punt gestaan hebben, de banden, die gedurende meer dan driekwart eeuw het Genootschap aan de firma Kemink en Zoon hadden gebonden, te verbreken en zelfs het loopende contract, dat van 1 Januari 1920 dateerde, reeds opzegden. Maar bij nader inzien bevonden wij, dat genoemd voordeel geen zuivere winst zou uitmaken; nieuwe kosten, die aan het drukken in het buitenland en aan het inrichten van een nieuwe administratie van den voorraad onzer uitgaven, die tot nu toe door de firma Kemink werd gevoerd, onvermijdelijk zouden zijn verbonden, zouden het te behalen voordeel voor een aanzienlijk deel denkbeeldig maken; het sluiten van contracten in het buitenland op langen termijn scheen met het oog op de geringe standvastigheid der vreemde valuta's en in verband daarmee der prijzen, bezwaarlijk, om dan nog te zwijgen van de velerlei last, dien, met het oog op het karakter van het te verrichten drukwerk, het met zich zou brengen, indien dit, in plaats van te Utrecht, te Berlijn of te Weenen zou worden bezorgd. Om al deze redenen was het ons zeer welkom, toen na breedvoerige besprekingen de firma Kemink bereid bleek om een nieuw contract aan te gaan, waarbij in bevredigende mate aan onze bezwaren werd tegemoet gekomen. Dat dit contract ons in staat zal gesteld hebben, reeds in het jaar 1922 den omvang van onze uitgaven niet onbelangrijk op te voeren, hopen wij van harte in een volgend jaarverslag aan de leden van het Genootschap te kunnen berichten.

De 2 de Bibliothecaris geeft in dezelfde bijlage D, waarnaar wij zooeven verwezen, een overzicht van de geldmiddelen van het Leesgezelschap, waarvan wij reeds boven berichtten, dat hunne toestand bevredigend was.

Bijlage E geeft het gewone overzicht van de werkzaamheden aan den Historischen atlas van Nederland van de zijde van de Centrale commissie voor de

historischstatistische kaarten van Nederland; ten slotte doet een

(9)

nieuwe bijlage F voor het eerst verslag van hetgeen sedert zijn oprichting op 13 Januari 1920 door het Comité voor koloniale historische studiën, waarover wij reeds in de twee voorafgaande jaarverslagen te berichten hadden, werd verricht.

Aangaande die bestuursverrichtingen, die buiten de verzorging der

genootschapsuitgaven of de gewone administratieve werkzaamheden vallen, hebben wij in de eerste plaats te berichten, dat op 23 Februari 1921 ons medebestuurslid Prof. Dr. P.J. Blok met den 1 sten Secretaris door H.M. de Koningin in audientie werden ontvangen, bij welke gelegenheid aan eerstgenoemde de gelegenheid werd geboden, den eerbiedigen dank van het Bestuur uit te spreken voor het aanvaarden door H.M.

van het Beschermvrouwschap van het Genootschap.

Door één of meer zijner leden werd het Bestuur voorts vertegenwoordigd bij een lezing, op verzoek van het College van Kerkvoogden der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht in April door den heer Ir. D.F. Slothouwer, architect belast met de

restauratiewerken van den Dom, over de aan hem gegeven opdracht en de voorloopige resultaten daarvan gehouden, - alsmede bij de opening op 26 Juni van de door het Bestuur der Gemeente Utrecht op touw gezette tentoonstelling van afbeeldingen van den Domtoren ter gelegenheid van de 600-jarige herdenking van de

eerstesteen-legging van dit monument. Daarentegen had het Bestuur tot zijn leedwezen geen gelegenheid, zich te doen vertegenwoordigen op het in Augustus te Mechelen gehouden 4 de Vlaamsche Philologencongres, waarvoor het een uitnoodiging had ontvangen.

Wederom moesten wij op eenige aanvragen om subsidieering of steun van

ondernemingen van wetenschappelijken of oudheidkundigen aard uit statutaire

overwegingen een weigerend antwoord geven. Bereikten ons evenwel aanvragen,

om door het afstaan van deelen der Genootschapsuitgaven wetenschappelijke of

nationale doeleinden te steunen, dan namen wij die steeds in de meest welwillende

overweging, tenzij de geringe voorraad der gevraagde nummers ons tot een afwijzing

van het verzoek noodzaakte.

(10)

Zoo voldeden wij ook gaarne aan het verzoek van een onzer duitsche medeleden om opgave van nederlandsche wetenschappelijke genootschappen, die voor een

uitnoodiging, om lid van de Hansische Geschichtsverein te worden, in aanmerking zouden komen; terwijl de van ons gevraagde medewerking werd verleend aan de Vereeniging ter verstrekking van nederlandsche wetenschappelijke uitgaven in het buitenland, door aan een aantal staats- en universiteitsbibliotheken in Duitschland de uitgaven van het Genootschap voor den tijd van vijf jaren om niet toe te zeggen.

Toen de Nederlandsch-Zuidafrikaansche Vereeniging onze medewerking verzocht bij het verspreiden van nederlandsche wetenschappelijke werken in Zuid-Afrika, konden wij tot onze voldoening antwoorden, dat de bevordering der nederlandsche cultuurbelangen daar te lande steeds onze aandacht bezat en dat wij op dit gebied reeds verricht hadden, wat wij meenden te kunnen en te moeten doen; voor verdere aanwijzigingen in deze richting hielden wij ons niettemin aanbevolen.

Ook op een andere wijze hadden wij in het afgeloopen jaar gelegenheid, getuigenis

af te leggen van onze belangstelling in de loten van den nederlandschen stam in de

verstrooiing. In het voorjaar had één onzer te Londen kennis gemaakt met den heer

E.H. van der Wall, Inspector of Schools te Colombo (Ceylon), een Nederlander van

afkomst en een zeer ijverig en belangstellend lid van de Dutch Burgher Union of

Ceylon. Ons medelid wist den heer Van der Wall, die zijn verlof in Engeland

doorbracht, te overreden naar het land van zijn vaderen over te steken en door het

houden van voordrachten over de nederlandsche Burghers op Ceylon en hun

klaarblijkelijke aanhankelijkheid aan den ouden stam de belangstelling voor deze

verre maar nog niet afgestorven stamverwanten levendig te houden. De heer Van

der Wall voldeed volgaarne aan dit verzoek en hield op 12 April voor de leden van

het Historisch Genootschap, van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten

en Wetenschappen en van de afdeeling Utrecht van het Algemeen Nederlandsch

Verbond een door lichtbeelden verduidelijkte voordracht over

(11)

The Dutch in Ceylon, welke zeer de aandacht trok

1)

.

Boven hebben wij reeds medegedeeld, hoe de kennismaking met den heer Van der Wall tot het aanknoopen van nadere banden met de Dutch Burgher Union of Ceylon heeft geleid. Voor een andere lezing van een in Nederland en zijn geschiedenis zeer belangstellend buitenlander, waartoe onze medewerking werd gevraagd, is in het afgeloopen jaar nog niets kunnen komen.

Nadat wij jaren lang hebben moeten klagen over den invloed der tijdsomstandigheden op onze werkzaamheid als bezorgers van uitgaven van historische bescheiden en ook dit jaarverslag bij een terugblik over het afgeloopen jaar niet in blijde juichtonen kan spreken, hopen wij toch, nu de last van onze drukkersrekening staat verminderd te worden en ook overigens door het spaarzaam beheer van onzen afgetreden

Penningmeester de financieele toestand van het Genootschap er niet kwaad voorstaat, dat thans voor het laatst hier ter plaatse gewag zal gemaakt behoeven te worden van den zwarten tijd, dien wij hebben beleefd. Al was de oogst in het afgeloopen jaar nog schraal, voor het jaar 1922 hebben wij een vrij rijk programma; laat ons hopen, dat wij het niet hebben overladen.

In den aanvang van 1921 zagen de Kerkeraadsprotocollen der Nederduitsche vluchtelingenkerk te Londen. 1560-1563 van de hand van Prof. Van Schelven het licht; na hetgeen wij in het vorige jaarverslag daarover hadden mede te deelen, kunnen wij er hier thans verder het zwijgen toe doen. Deze uitgave behoorde immers eigenlijk tot de productie van 1920 en verscheen slechts door onvoorziene omstandigheden in het jaar, waarover wij thans bericht geven. Dit was niet aangenaam, maar

onvermijdelijk en daarom troosten wij ons, dat wij in denzelfden geest over het laatste deel van de De Witt-

1) Een nederlandsche bewerking van deze ook in Amsterdam gehouden voordracht vindt men,

vertaald door den heer J.F.L. de Balbian Verster, in het tijdschrift van het Koninklijk

Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede Reeks, Dl. XXXIX n o . 2, Maart 1922.

(12)

publicatie moeten berichten. Verleden jaar deelden wij mede, dat het tweede deel van de Brieven aan Johan de Witt binnenkort ter perse zou gelegd worden en dat Dr.

Japikse den druk in 1921 tot een goed einde hoopte te kunnen brengen. Het heeft evenwel niet zoo mogen zijn; hoewel er in een flink tempo doorgewerkt is, bleek de voor dit deel beschikbare kopij zóó omvangrijk, dat het wel Mei 1922 zal worden, vóór het laatste deel der De Witt-uitgave zal kunnen worden rondgedeeld. In een volgend jaarverslag komen wij op deze onderneming nader terug.

Met dat al is het feit niet te verbloemen, dat in 1921 dus eigenlijk alleen de Bijdragen en Mededeelingen zijn verschenen; wij hopen, dat thans voor het laatst van zóó beperkte productie zal moeten worden verslag gedaan.

Immers, terwijl De Witt nog niet onze pers heeft verlaten, hebben wij tijdens het opstellen van dit verslag een aanvang gemaakt met den druk van een publicatie, waarvan de kopij reeds sedert eenige jaren gereed lag, maar bezwaarlijk een plaats in de rij onzer werkzaamheden kon vinden. Wij bedoelen de Instructiën voor het Bestuur van de Buitendistricten van de Kaap de Goede Hoop, in het jaar 1805, van den Zuid-Afrikaner Dr. G.W. Eybers, waarover wij het laatst in het verslag over 1919 het een en ander mededeelden. De daar besproken aanvullingen der inleiding, die wij aan Dr. Eybers gevraagd hadden, hebben ons wel nimmer bereikt, maar de inleiding tot de Instructiën is door de goede zorgen van één onzer en niet het minst door een belangrijk opstel van de hand van nu wijlen Prof. Fockema Andreae, dat wij er konden inlasschen, van dien aard geworden, dat wij ook zonder de zorgende hand van den uitgever, die met het oog op den verren afstand van zijn woonplaats den druk aan ons moest overlaten, de verantwoordelijkheid voor deze uitgave, van wier lotgevallen een voorwoord van het Bestuur zal berichten, gerust durven dragen.

Het zal geen omvangrijk deeltje worden, dat wij in den zomer hopen rond te zenden.

In 1922 hopen wij verder eindelijk een aanvang te kunnen maken met den druk

van het eerste deel der

(13)

Correspondance de Marguerite de Parme. Immers in het vorige jaarverslag hebben wij mogen berichten, dat Z.E. de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het Bestuur had uitgenoodigd, zijn verzoek om een nader subsidie ten behoeve dezer uitgave in 1921 te herhalen, nadat in het daaraanvoorafgaande jaar, niettegenstaande het gunstig advies van de Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën, de Minister om redenen van budgetairen aard dit verzoek had moeten afwijzen. Nadat wij in Mei van het jaar aan dien wenk hadden gevolg gegeven, zagen wij tot onze voldoening, dat op de in het najaar ingediende begrooting het door ons gevraagde bedrag was uitgetrokken; toen echter, vóórdat de begrooting nog door de Tweede Kamer in behandeling was genomen, door het aangaan van een nieuw en voor ons gunstiger drukkerscontract de berekeningen, die aan deze subsidieaanvrage ten grondslag hadden gelegen, herziening bleken te behoeven, hebben wij die

berekeningen opnieuw gemaakt en daarop aan den Minister bericht, dat wij met een lager bedrag, dan aanvankelijk gevraagd was, volstaan konden. Tijdens het afdrukken van dit verslag bereikt ons de tijding, dat de Tweede Kamer dit bedrag heeft gevoteerd;

wij zullen ons nu aanstonds wederom met Dr. Theissen in verbinding stellen en hopen het volgende jaar te kunnen mededeelen, dat wij midden in den druk van het omvangrijke werk zitten. Gelukkig, dat deze druk dan niet geheel op onze kosten zal behoeven te geschieden; het zou er anders treurig uitzien voor twee andere

medewerkers, die beloofd hebben in het najaar hunne kopij van het eerste gedeelte

der door hen te bezorgen uitgaven persklaar in te zenden. Dr. H.A. Enno van Gelder

heeft namelijk ons op het einde des verslagjaars medegedeeld, dat hij in September

a.s. het grootste deel van het door hem bewerkte vervolgdeel op de Memoriën en

Adviezen van C. Pz. Hooft hoopt gereed te hebben, terwijl Dr. H.J. Smit ons onlangs

verblijdde met de mededeeling, dat hij eveneens in den herfst het eerste deel der

Grafelijkheidsrekeningen van Holland en Zeeland uit den Henegouwschen tijd voor

den druk gereed zal hebben. Wij hebben beiden heeren, toen wij

(14)

hun opdracht tot deze uitgaven verstrekten, geen toezegging kunnen doen ten opzichte van het tijdstip van den druk daarvan; maar wij zullen in het nieuw ingetreden jaar toch wel een besluit dienaangaande dienen te nemen. Wij hopen dan, dat wij het met deze twee voortvarende medewerkers tot aller tevredenheid eens zullen worden.

Inmiddels zal binnen afzienbaren tijd ook de Leycesteruitgave om toegang tot de drukkerij komen vragen; immers Prof. Brugmans deelde in den loop des jaars mede, dat al wat hier te lande ten behoeve dier publicatie afgeschreven moest worden thans gereed was en hij nu alleen nog maar wachtte op de nadere gegevens uit Engeland, die Prof. Geyl te Londen indertijd had toegezegd. Nu deze op ons verzoek deze toezegging heeft herhaald, zal dus de Leycester-correspondentie spoedig persklaar zijn; wanneer de druk er van zal aanvangen, zal denkelijk in een volgend jaarverslag kunnen worden medegedeeld.

Een paar oude bekenden, die wij door den oorlog wat uit het gezicht hadden verloren, de nieuwe uitgave der Kronijkenlijst en van het Goudsche Kroniekje, vroegen in het jaar 1921 weer voor een oogenblik onze aandacht. Ons medebestuurslid Dr. Hulshof toch deelde ons op onze navraag mede, dat hij de Kronijkenlijst in 1922 hoopt gereed te krijgen, waarna hij zich aan de bewerking van het Goudsche Kroniekje zal zetten.

Nieuwe uitgaven, behalve dan met het oog op de Bijdragen en Mededeelingen, zijn door ons in 1921 evenmin als in het voorafgaande jaar aanvaard. Hoewel dit aan den eenen kant te betreuren valt, daar het schijnt te wijzen op een ebbestand in de wetenschappelijke wateren, die ook anderen is opgevallen, kunnen wij toch eigenlijk niet zeer ontevreden daarover zijn, daar het ons in staat zal stellen, langzamerhand een al te overladen geworden programma af te werken. Er zijn toch behalve de bovengenoemde ook nog andere uitgaven in het uitzicht, waarover hier thans niet bericht behoeft te worden, aangezien zij in 1921 niet in bespreking kwamen.

Een paar maal moesten wij aangeboden werk weigeren. Het eene geval betrof een

reisverhaal van twee Delvenaars,

(15)

die in 1561 een pelgrimstocht naar het Heilige Land hadden ondernomen; het journaal had wel wat aantrekkelijks, maar er zijn er meer zoo en wel oudere en belangrijkere;

wij vroegen dus onzen adspirant-medewerker het terug te nemen. Een ander aanbod moesten wij weigeren, omdat er in onze uitgaven geen plaats voor was. De

oud-archivaris van Westfalen, Dr. F. Philippi te Munster, bood ons een

kunsthistorische verhandeling aan over het bekende ruiterstandbeeld in den Dom te Bamberg, waarin hij meende een portret van den Roomschkoning Willem II van Holland ontdekt te hebben. Wij waren zoo gelukkig, voor dit belangrijke opstel, dat ongelukkig niet in het kader onzer uitgaven paste, een plaats in het tijdschrift Oud-Holland te vinden.

In het jaarverslag over 1920 hebben wij gemeend, ons er over te moeten beklagen, dat in de laatste jaren de stroom van kleine bijdragen voor de Bijdragen en

Mededeelingen zoo begint te luwen; wij hebben aan die klacht in het openbaar een reeks van ondershandsche schriftelijke aanvragen aan mogelijke medewerkers om kopij voor onzen jaarbundel toegevoegd. Het resultaat was van verschillenden aard;

enkelen antwoordden aanstonds niets te hebben; eenigen zegden wel het een en ander, en begeerlijks, toe, maar zonden het nog niet in, zoodat wij op hen voor het volgende jaar hopen; weer anderen deden hunne toezegging gestand, maar enkelen hunner tot ons leedwezen vrij laat in het jaar, zoodat de hierachter volgende Bijdragen en Mededeelingen wat later dan gewoonlijk zullen verschijnen.

Dit 43 ste deel der Bijdragen dan, waarop dit verslag de inleiding vormt, vangt aan met twee kleine, maar niet onbelangrijke bijdragen van ons mede-bestuurslid Prof.

Blok, die ons reeds zoo dikwijls met de vruchten van zijn speurzin en belezenheid

verblijdde: 1 o een Brief over de plundering van Den Haag door Maarten van Rossum

van Marcus van Weze, een in de Stichtsche woelingen van het begin der 16 de eeuw

diep betrokken Gelderschman; de brief was wel niet onbekend, maar wordt thans

voor het eerst nauwkeurig uitgegeven en toegelicht; 2 o een Brief van Frederik Hendrik

(27 Maart

(16)

(1624)) aan een ons onbekenden adressant, één der weinige hollandsche brieven, die van de hand van dezen stadhouder over zijn. Van een aantal bescheiden, die Dr.

Henri Obreen te Brussel ons reeds vroeg in het jaar ter uitgave toezegde, ziet hier voorloopig nog maar alleen het licht een elftal Oorkonden ter toelichting van de politieke betrekkingen van Holland met Vlaanderen (1259-1299), ontleend aan Rijselsche en Brusselsche verzamelingen. De andere bijdragen van Dr. Obreen hopen wij ten deele het volgend jaar, ten deele later te kunnen publiceeren. Naar den Doelistentijd, waarover de Bijdragen van het Historisch Genootschap reeds meermalen stukken in het licht brachten, voert ons de nederlandsche hoogleeraar te Londen Dr.

P. Geyl met zijn brieven aan engelsche regeeringspersonen van De(n) agent Wolters over de woelingen van 1747 en 1748. In de verzamelingen van het Engelsche Record Office bevinden zich nog heel wat meer brieven van dezen agent van Engeland in Rotterdam, die Dr. Geyl wellicht in den vervolge nog te dezer plaatse zal in het licht geven. Het deel sluit met een bijdrage van Dr. E.C.G. Brünner, die ons eerst een verzameling bescheiden betreffende de buitenneringen van Leiden had toegezegd, maar, toen hij die belofte niet gestand kon doen, ons een uitvoerig toegelicht stuk toezond, getiteld De adviezen van den ‘Conseil et Chambre des Comptes de Hollande’

en van den ‘Conseil Privé’ in zake de voorgenomen nieuwe verponding van 1550.

Deze vertoogen, evenals ook de vorengenoemde bescheiden trouwens, mogen verder voor zich zelf spreken.

Met den wensch, dat het in de toekomst ons wat makkelijker zal vallen, om de Bijdragen en Mededeelingen gevuld te krijgen, besluiten wij dit verslag van de werkzaamheden van het Bestuur van het Historisch Genootschap over het jaar 1921.

Het Bestuur van het Historisch Genootschap, S. M ULLER F Z ., Voorzitter.

W.A.F. B ANNIER , 1 ste Secretaris.

(17)

Bijlage C.

Lijst der van januari 1921 tot januari 1922 door schenking, ruiling en aankoop voor het genootschap verkregen werken.

I. Ten geschenke ontvangen.

A. Van de schrijvers of de uitgevers.

Mr. J.H. A b e n d a n o n , Las Indias Néerlandesas. (Publ. de la Real Acad. de Jurisprudencia y Legislación n o XXXI.) Madrid 1921.

-, De vlootaanval onder bevel van Jan Pieter van der Does op de Canarische eilanden en het eiland Santo Thomé in 1599 volgens Ned. en Spaansche bronnen.

(Overdr. uit: Bijdr. Vad. Geschied. en Oudheidk.)

D e A g n i e t e n k a p e l 1470-1632-1921. Gedenkboek, uitgeg. door den S e c r . v a n d e n S e n a a t d e r U n i v . v. A m s t e r d a m . Amsterdam 1921. (Gesch.

v. Dr. H. Brugmans.)

D e a r c h i e v e n van het St. Anthony-gasthuis te Leeuwarden 1425-1813,

beschreven door R. V i s s c h e r . Leeuwarden 1921.

(18)

Dr. E.D. B a u m a n n , Een 17 e eeuwsche voorlooper van ons Tijdschrift. (Overdr.

uit: Ned. Tijdschrift voor Geneesk. 65 e jrg. I n o 19.)

-, Cornelis Stalpart van der Wiel. (Overdr. uit: eod. II n o 14.)

J.E.B. B l a s e , Johannes Colerus en de groote twisten in de Ned. Luth. Kerk zijner dagen. (Acad. proefschrift.) Amsterdam 1920. (Gesch. v.d. Univ.-Bibl.

Utrecht.)

Dr. M.G. d e B o e r , Geschied. der Amsterdamsche Stoomvaart I. Amsterdam 1921. (Gesch. v. de Amsterdamsche Stoomvaart-Maatschappijen.)

Dr. A.C. B o u m a n , Over de oudste oorkonden voor de abdij Marienweerd.

(Overdr. uit: Bijdr. v. Vad. Geschied. en Oudheidk.).

G.A. B r a n d s , TSpel van de Christenkercke. (Acad. proefschrift.) Utrecht 1921.

Mr. A. d e B u s s y , Prof. Mr. R. Fruin: De archiefwet 1918 I, II. (Overdr. uit:

Ned. Archievenblad 1920/1921, n o 1.)

-, De eerste informatie naar Merula's ketterij (1533). (Overdr. uit: Ned. Archief v. Kerkgeschied.).

C a t a l o g u s der werken over de Doopsgezinden en hunne geschiedenis, aanwezig in de bibliotheek der Ver. Doopsg. Gem. te Amsterdam. Amsterdam 1919. (Geschenk dier Ver. Doopsg. Gem.)

C o n g r e s Java-Instituut: Programma; Catalogus van de houtsnijwerk-tentoonstelling. (Geschenk v.h. instituut.)

J.G. D i j k s t r a , Een epidemiologische beschouwing van de Ned.

pest-epidemieën der XVII de eeuw. (Acad. proefschrift.) Amsterdam 1921.

(19)

H.J. D r i e s s e n , Inventaris van het archief van Huisduinen en Helder. (Overdr.

uit: Versl. Rijksarchieven.) (Geschenk v.d. Rijksarch. in N.-Holland.) Mr. Th.G. v a n E c k , De Ned. familie Alvarez en hare afstamming uit den hertog van Alva. 's-Gravenhage 1921.

Mr. B. d e G a a y F o r t m a n , De vooruitgang der Ned. W.-I. eilanden. (Overdr.

uit: De West-Indische Gids.)

-, Een gevecht voor de haven van Curaçao. (Overdr. uit: eod.)

J.J. d e G e l d e r , Bartholomeus van der Helst. (Acad. proefschrift.) Rotterdam 1921.

Dr. J.B.F. v a n G i l s , Emblemata met geneeskundige voorstelling. (Overd.

uit: Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 65 e jrg. I n o 6.)

-, Een detail op de doktersschilderijen van Jan Steen. (Overdr. uit: eod. n o 19.) J.E. G l i m , Protectie in Frankrijk en zijne koloniën. (Acad. proefschrift.) Amsterdam s.a.

Geschiedenis van de Ver. G o d s - en G a s t h u i z e n te Utrecht van 1817 tot 1917 I. Prof. Dr. C.A. P e k e l h a r i n g , Gesch. v.h. Alg. Ziekenhuis. Utrecht 1921. (Geschenk van het College van Regenten.)

Mgr. J.J. G r a a f , Canon 1164 van den nieuwen ‘Codex juris canonici.’ (Overdr.

uit: Het Gildeboek.)

-, Twee ‘kwesties’ uit onze Noord-Nederlandsche Kerkgeschiedenis. (Overdr.

uit: De Katholiek.)

-, Boekaankondiging (Vaderl. Kerkgesch. sinds de dagen v.d. Hervorming, ten

dienste v.h. Kath. Onderwijs door J.A.A. en L.J. Rogier). (Overdr. uit: eod.)

(20)

Dr. R u d o l f H ä p k e , Die Regierung Karls V und der europäische Norden.

(Veröff. zür Gesch. der freien und Hansestadt Lübeck, herausgeg. vom Staatsarchiv in Lübeck, Bd. 3.) Lübeck 1914.

Vereeniging ‘H e n d r i c k d e K e y s e r ’, Derde jaarverslag 1920.

B. Heymans, De Renaissance in Italië. Zutphen 1919.

-, Dante Alighieri 1265-1321. (Overdr. uit: Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad.) M.T h . H i l l e n , De Arnoldi Drakenborchii vita scriptisque disputatio. (Acad.

proefschrift.) Hengelo 1921. (Geschenk van den heer G.A. Evers.)

Dr. J. H i n t z e n , De geminieerde handschriften der Utr. Univ.-bibliotheek. (Overdr.

uit: Het Boek.)

M a r i a H ü f f e r , Iets over de keuze van een Rijnsburgsche abdis in de 14 e eeuw.

(Overdr. uit: De Katholiek, Mei 1921.)

Dr. A. H u l s h o f en Mr. M.J. S c h r e t l e n , De kunst der oude boekbinders. Utrecht 1921. (Geschenk der Ned. Ver. v. Bibliothecarissen en Bibliotheekambtenaren.) Dr. J.R. J a n s m a , Verschijnselen waargenomen aan het lijk van Mária Marg. van Valckenisse (der Engelen.) (Overdr. uit: Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 65 e Jrg. I n o 10.) M. d e J o n g Hzn., Joan Derck van der Capellen. (Acad. proefschrift.)

Groningen/Den Haag 1921.

P.H. v a n d e r K e m p , Sumatra in 1818. 's-Gravenhage 1920.

(21)

J. K l e i j n t j e n s S.J. en Dr. H.T.M. H u y b e r s , Repetitieboekje der Algemeene Geschiedenis (1789-heden). Nijmegen s.a.

- - -, Repetitieboekje der Ned. Geschiedenis (1789-heden). Nijmegen s.a.

- - -, Beknopt Leerboek der Ned. Geschiedenis. Leiden s.a.

Dr. J.G. d e L i n t , Leproserieën. (Overdr. uit: Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 65 e Jrg.

I n o 1.)

-, Afbeeldingen van enkele geneesheeren uit de oudheid. (Overd. uit: eod. n o 10.) -, Le flamand Pierre Joseph van Baveghem et l'opération césarienne. (Communication faite au 1 r Congrés de l'Histoire de l'Art de Guérir.) (Anvers 7-12 août 1920.) Anvers 1921.

Dr. H.W. v a n L o o n , Ancient Man, the beginning of civilizations. New-York 1920.

Mr. J. L o o s j e s , Geschiedenis der Luthersche Kerk in de Nederlanden.

's-Gravenhage 1921.

M.G.A. d e M a n , Dubbele groot van Jan van Beieren, geslagen te Marche. (Overdr.

uit: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde.)

-, De prijspenningen van de voormalige teekenacademie te Middelburg. (Overdr.

uit: Arch. Zeeuwsch Genootschap 1921.)

Dr. W. M u l d e r S.J., Rondom het conciliarisme in de 14 e eeuw. (Overdr. uit: De Katholiek.)

Dr. Mr. S. M u l l e r Fz., Geschiedenis der Fundatiën beheerd door het College van

Regenten der Ver. Gods- en Gasthuizen te Utrecht. Utrecht 1900. (Geschenk v. het

Coll. van Regenten.)

(22)

J.G. N a n n i n g a , Het handelsverkeer der Oosterlingen door Holland in de 13 e eeuw.

(Acad. proefschrift.) Bussum 1921.

O r d e van den dienst ter gelegenheid v.d. Kerkelijke Herdenking v.h. 250-jarig Bestaan der Groote Synagoge te Amsterdam op 22 April 1921. Amsterdam s.a.

(Geschenk van Dr. D.M. Sluys.)

J a c o b R e e p m a k e r A.Azn., Genealogie der familie Reepmaker. Rotterdam 1905.

Dr. K.J. R i e m e n s , Les débuts de la lexicographie franco-néerlandaise. (Leçon d'ouverture.) (Overdr. uit: Revue de Philologie française.)

H.J. S c h a r p , Nieuwer-Amstel in den loop der eeuwen (1650-1651). (In: Verslag v.d. toestand der gemeente Nieuwer-Amstel over 1920.)

Dr. A.A. v a n S c h e l v e n , Zeldzame Nederlandsche theologica van omstreeks 1585. (Overdr. uit: Het Boek.)

Dr. N S i n g e l s , Boekvloek en boekmerk I, II. (Overdr. uit: Elsevier's Geïllustr.

Maandschr.).

Dr. J.C. v a n S l e e , De Waalsche Gemeente te Deventer. (Overdr. uit: Bull. des Eglises wallonnes.)

Dr. D.M. S l u y s , De oudste Synagogen der Hoogduitsch-Joodsche Gemeente te Amsterdam (1635-1671). Amsterdam 1921.

Dr. P e d r o S o u t o M a i o r , Fastos Pernambucanos. Rio de Janeiro 1913. (Uit:

Parte 1 a de Tomo LXXV da Revista do Instituto Historico e Geographico Brasileiro.)

-, A Religião Christã Reformada no Brazil no seculo XVII. (Overdr. uit: ead.)

(Vertaling van: Classicale acta van Brazilië in Kron. Hist. Gen. 6 e Serie, 4 e deel.)

(23)

F. S t a e h e l i n , Die Mission der Brüdergemeinde in Suriname und Berbice in 18 n Jahrhundert. 3 Teile in 7 Bde. Herrnhut s.a.

T a b l e s d u T r é s o r N a t i o n a l , recueil historique, littéraire etc. (1842-1844) Brux. 1917.

Jhr. L. T e i x e i r a d e M a t t o s , Laster met bedrog... gepleegd door Jhr. Mr. W.A.

Beelaerts van Blokland in het maandblad de Ned. Leeuw. S.l. et a.

G.M. C o h e n T e r v a e r t , De grietman Rudolf de Mepsche. (Acad. Proefschr.) 's-Gravenhage 1921.

T i j d s c h r i f t v. G e s c h i e d e n i s : Literatuur-overzichten (35 e Jrg. n o . 4; 36 e Jrg.

n o . 1/2). (Geschenk v.d. redactie.)

T i j d s c h r i f t v. R e c h t s g e s c h i e d e n i s : Boekaankondigingen (Deel II, aflev.

4). (Geschenk van de redactie.)

Een eeuw v e e a r t s e n i j k u n d i g o n d e r w i j s ('s Rijksveeartsenijschool - Veeartsenijkundige Hoogeschool 1821-1921). Gedenkboek uitgeg. door den Senaat der Veeartsenijk. Hoogeschool. (Geschenk v.d. Comm. tot Redactie.)

Dr. J.S. v a n Ve e n , De overgang op kerkelijk gebied te Nijmegen in 1578 en 1579.

(Overdr. uit: Ned. Archief v. Kerkgeschied.).

Dr. C. Ve l t e n a a r , De z.g. ‘secte van Zwarte Jannetje’. (Overdr. uit: eod.) C. Ve r l o o p , De christelijke arbeidswaardeering in haar hist. ontwikkeling tot Calvijn. (Acad. proefschrift.) Heusden s.a.

H. B e c k e r i n g V i n c k e r s , Rekening der stad Saltboemel 1543/1544. (Overdr.

uit: Bijdr. en Med. ‘Gelre’ XXIV.)

(24)

W.F. d e Wa a l , De ambachtsheerlijkheid en de grondheerlijkheid Charlois. (Acad.

proefschrift.) Amsterdam s.a.

Dr. H. W ä t j e n , Das holländische Kolonialreich in Brasilien. Haag/Gotha 1921.

Dr. A.J. v a n d e r We y d e , Bijdrage tot de gesch. der geneeskunde in ons vaderland van 1793 tot 1843, ontleend aan de notulen v.h. ‘Utrechts Geneeskundig Gezelschap Matthias van Geuns’. Utrecht 1920. (Geschenk v.h. Gezelschap.)

P.A.C. W i e r i n g a , De oudste Boeren-republieken, Graaff Reinet en Zwellendam, van 1775 tot 1806. (Acad. proefschrift.) 's-Gravenhage 1921.

F.W. v a n W i j k , De Republiek en Amerika, 1776-1782. (Acad. proefschrift.) Leiden 1921.

C.H.O.M. v o n W i n n i n g (†), Johan de Brune de Oude. Een Zeeuwsche

Christen-Moralist en humanist uit de 17 e eeuw. Gron./Den Haag 1921. (Geschenk der fam. Von Winning.)

J a c . Z w a r t s , Een zeldzaam Utrechtsch Joodsch boekje. (In: Bibliotheekleven VI, 2; Febr. 1921.)

-, Het verblijf van Prins Willem V te Amersfoort ten huize v.d. Joodschen tabaksplanter Benjamin Cohen. (Overdr. uit: Utr. Prov. en Sted. Dagblad van 23 Maart-6 April 1921.)

-, De Amsterdamsche Opperrabbijn R. Saul Löwenstam (1755-1790) en zijn tijd.

(Overdr. uit: Nieuw Israël. Weekblad van 23 Sept.-7 Oct. 1921.)

-, De Bibliotheca Rosenthaliana. (Overdr. uit: De Geïll. Joodsche Post, jrg. I, n o . 1.)

(25)

J a c . Z w a r t s , De Ned. Opperrabijnen uit het heden en verleden; De Amst.

Opperrabbijnen v.d. Hoogduitsche Gemeente. (Overdr. uit: ead. jrg. I, n rs . 2-40, 17.) -, De Joden van Toledo in Spanje. (Overdr. uit: ead. jrg. I, n rs . 6-8.)

B. Van of door Departementen van algemeen Bestuur, Genootschappen, Maatschappijen enz.

Va n h e t M i n i s t e r i e v a n O n d e r w i j s , K u n s t e n e n We t e n s c h a p p e n t e 's-G r a v e n h a g e .

Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven XLII 1, 2. 1919.

Jaarverslagen v.d. Commissie voor 's Rijks Geschiedk. Publicatiën 1920.

Mededeelingen van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome I. 1921.

Verslagen omtrent 's Rijks Verzamelingen van Geschiedenis en Kunst XLII. 1920.

Verslag over het Kon. Kabinet van Munten, Penningen en gesneden Steenen te 's-Gravenhage 1920.

Rijksarchief in Utrecht. Regesten van het archief der Staten van Utrecht (1323-1528).

(Overdr. uit: Versl. Rijksarch. 1919.)

Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 door Dr. Mr. S. M u l l e r F z . en Dr. A.C. B o u m a n . Dl. I aflev. 2 (1000-1130). Utrecht 1921.

Rijksarchief in Drente. Stukken afkomstig van ambtenaren en particulieren, door Mr. J.G.C. J o o s t i n g , Jhr. Mr. B.M. d e J o n g e v a n E l l e m e e t en A.

O l t m a n s . 's-Gravenhage 1921.

(26)

Va n d e n D i r e c t e u r v a n h e t K r i j g s g e s c h i e d k u n d i g A r c h i e f v a n d e n G e n e r a l e n s t a f t e 's-G r a v e n h a g e .

Nasporingen en Studiën op het gebied der Nederlandsche krijgsgeschiedenis, 26 ste jaarverslag.

Va n d e C o m m i s s i e v o o r 's R i j k s g e s c h i e d k u n d i g e P u b l i c a t i ë n t e 's-G r a v e n h a g e .

R.G.P. Gr. Serie N o . 46. Gedenkstukken der Algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, uitgeg. door Dr. H.T. C o l e n b r a n d e r , X: Regeering van Willem I, 1830-1840, IV.

R.G.P. Gr. Serie N o . 47. Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door Dr. N. J a p i k s e , V 1585-1587.

Va n h e t S t e d e l i j k M u s e u m t e A l k m a a r .

Verslag van het Archief, het Museum en de Bibliotheek over 1920 (XIII).

Va n h e t B i s s c h o p p e l i j k M u s e u m v a n k e r k e l i j k e o u d h e i d ,k u n s t e n g e s c h i e d e n i s t e H a a r l e m .

Verslag 1918/20.

Va n h e t O u d h e i d k u n d i g G e n o o t s c h a p N i f t a r l a k e t e A b c o u d e . Jaarboekje 1921.

Va n h e t G e n o o t s c h a p A m s t e l o d a m u m t e A m s t e r d a m . Negentiende Jaarboek.

Amstelodamum VIII 1-10.

Va n d e Ve r e e n i g i n g v a n N e d e r l a n d s c h e W i j n h a n d e l a a r s t e A m s t e r d a m .

Jaarboek 1921.

(27)

Va n d e C o m m i s s i e v a n b e s t u u r v a n h e t P r o v i n c i a a l M u s e u m v a n O u d h e d e n i n D r e n t h e t e A s s e n .

Verslag aan Gedeputeerde Staten over 1920.

Va n h e t G e m e e n t e b e s t u u r v a n D e v e n t e r . J. A c q u o y , De cameraar. Deventer 1921.

Va n h e t I n d i s c h G e n o o t s c h a p t e 's-G r a v e n h a g e .

Verslagen der vergaderingen van 17 Dec. 1920-18 Nov. 1921 (blz. 153-199, 1-182).

Va n h e t G e m e e n t e b e s t u u r v a n V l a a r d i n g e n . Archiefverslag 1920.

Va n d e C o m m i s s i o n d e l'H i s t o i r e d e s E g l i s e s w a l l o n n e s t e L e i d e n .

Bulletin III, 9.

Va n h e t B e s t u u r v a n h e t H i s t o r i s c h G e n o o t s c h a p t e U t r e c h t . Bijdragen en Mededeelingen XLII.

Werken 3 de S. N o . 43. Kerkeraads-protocollen der Nederduitsche vluchtelingen-kerk te Londen 1560-1563. Uitgeg. door Dr. A.A. v a n S c h e l v e n .

Va n d e K o n i n k l i j k e B i b l i o t h e e k . Verslag over 1920.

Aanwinsten 1920 Oct.-Dec., 1921 Jan.-Sept., Geschenk uit Hongarije.

II. Door ruiling met of lidmaatschap van andere Genootschappen verkregen.

A i x . Redactie der Annales des Facultés de Droit et des Lettres.

(28)

Annales de la Faculté de Droit N.S. 6.

Annales de la Faculté des Lettres X, 3-4.

L'Université d'Aix-Marseille aux étudiants alliés. (Universiteitsgids) S.l. et a.

R. B o n a f o u s , Henri de Kleist, sa vie et ses oeuvres. Paris 1894.

A m s t e r d a m . Koninklijke Akademie van Wetenschappen.

Jaarboek 1920.

Afd. Letterkunde. Verhandelingen, Nieuwe Reeks, XX 3.

Suppl.: Wensinck, Tree and bird as cosmological symbol in Western Asia.

v. Arnim, Plutarch über Dämonen und Mantik.

- Mededeelingen, Deel 53 Serie A 1-4, Deel 54 Serie B 1-2.

- Verslagen en Mededeelingen, Supplement op 5 de Reeks, IV 3: Wensinck, Supplementary notes on the etymology of the arabic djinn (spirits.)

- Naam en zaakregister van de verhand. en bijdr., uitgeg. in de werken der afd. Letterk.

tot Juni 1920. Met register der van 1859-1920 verschenen levensberichten.

Afd. Natuurkunde. Verhandelingen, Tweede Sectie, XX 6, XXI 1-3.

(29)

Afd. Natuurkunde. Verslagen en mededeelingen XXIX 1.

A n t w e r p e n . Académie royale d'Archéologie de Belgique.

Annales 68 (6 e S.t. VIII livr. 1/2.) Bulletin 1920, 1-3.

A r n h e m . Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht.

Bijdragen en Mededeelingen XXIV.

B a t a v i a . Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.

Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde LIX 5, 6; LX 1/2.

Notulen LVIII (1920).

Oudheidkundig Verslag 1920 2-4; 1921 1, 2.

Register op de Verhandelingen v.h. Bat. Gen. LVI (5 e St.)-LXI (1907-1919) en het Tijdschr. v. Ind. Taal-, Land- en Volkenkunde LI-LVIII (1909-1919).

B e r l i j n . Verein für Geschichte der Mark Brandenburg.

Forschungen zur brandenburgischen und preussischen Geschichte XXXIII 2; XXXIV 1.

B r u s s e l . Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.

Annuaire 87 (1921.)

Biographie nationale XXII 2.

Bulletin de la Classe des lettres et des sciences morales et politiques 1919 9-12;

1920 1-3, 7-12; 1921, 1.

(30)

Bulletin de la Classe des Beaux-Arts 1919 7-12; 1920 1-3, 8-12.

A. C a u c h i e et A. v a n H o v e , Documents concernant la principauté de Liége (1230-1532) II.

A. v a n H o v e , Actes ou procès-verbaux des séances tenues par le Conseil de l'Université de Louvain II (1445-1455).

G. E s p i n a s e t H. P i r e n n e , Recueil de documents relatifs à l'histoire de l'industrie drapière en Flandre III.

N a p . d e P a u w , Cartulaire historique et généalogique des Artevelde.

E. H u b e r t , Correspondance des ministres de France accrédités à Bruxelles de 1780 à 1790. Dépêches inédites I.

B r u s s e l . Bulletin de la Commission royale d'Histoire de Belgique LXXXIII 3;

LXXXIV 1-3.

B r u s s e l . De Bollandisten.

Analecta Bollandiana XXXVIII 3, 4.

C o l o m b o . The Dutch Burgher Union of Ceylon. Journal. Vol. XII I-IV.

D a n z i g . Westpreussischer Geschichtsverein.

Mitteilungen XX 1-4.

Zeitschrift LXI.

E s s e n . Historischer Verein für Stadt und Stift Essen. Beiträge zür Geschichte von Stadt und Stift Essen XXXIX.

F r a n k f o r t a/d. M a i n . Verein für Geschichte und Altertumskunde.

Archiv für Frankfurts Geschichte und Kunst XII.

(31)

G e n t . Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taalen Letterkunde.

Verslagen en Mededeelingen. 1920 October-December, 1921 Januari-Augustus.

Jaarboek 1921 (30 ste Jrg.).

K. d e F l o u , Woordenboek der toponymie v.W. Vlaanderen enz. II, 1921.

I s . T e i r l i n c k , Zuid-Oostvlaandersch Idioticon II, 2 e aflev. 1921.

-, III 1 e aflev. 1921.

G i e s s e n . Oberhessischer Geschichtsverein.

Mitteilungen, Neue Folge XXIII.

G l a s g o w . Redactie van The Scottish historical Review.

Scottish historical Review XVIII 2-4; XIX 1.

G ö r l i t z . Oberlausitzische Gesellschaft der Wissenschaften.

Neues Lausitzisches Magazin XCVI.

Codex diplomaticus Lusatiae superioris IV 4 (1452-1454).

's-G r a v e n h a g e . Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië.

Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië LXXVI 3, 4; LXXVII 1, 2.

's-G r a v e n h a g e . Linschoten-Vereeniging.

Dertiende Jaarverslag 1920.

Werken XVIII. Verhaal van het vergaan van het jacht De Sperwer (1656-1663) door Hendrik Hamel, uitg. door B. H o e t i n k .

-, XIX. Henry Hudson's reize onder Ned. vlag van Amsterdam naar Nova Zembla,

Amerika en terug naar Dartmouth in Engeland (1609), uitg. door S.P. l'H o n o r é

N a b e r .

(32)

's-G r a v e n h a g e . Vereeniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief.

Economisch-historisch jaarboek VII.

Werken II. Mr. Dr. N.W. P o s t h u m u s , Documenten betreffende de

buitenlandsche handelspolitiek van Nederland in de 19 dc eeuw. 2 e deel. 's-Gravenhage 1921.

- III. Dr. J. F e e n s t r a K u i p e r , Japan en de buitenwereld in de 18 e eeuw.

's-Gravenhage 1921.

G r e i f s w a l d . Rügisch-pommerscher Geschichtsverein.

Pommersche Jahrbücher 20.

H a a r l e m . Redactie der Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem.

Bijdragen XL 2.

H a n n o v e r . Historischer Verein für Niedersachsen.

Zeitschrift 1920 1, 2.

's-H e r t o g e n b o s c h . Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant.

Afbeeldingen van kerken, kasteelen en andere gebouwen in O.N. Brabant, door H. S p i l m a n , met aanteek. voorzien door Jhr. Mr. A.F.O. v a n S a s s e v a n I J s s e l t . I. 's-Hertogenbosch 1921.

I s e g h e m . Redactie van Neerlandia Franciscana.

Neerlandia Franciscana IV 1-4.

J e n a . Verein für thüringische Geschichte und Altertumskunde.

Zeitschrift, N.F. XXIV 2.

K a r l s r u h e . Badische historische Kommission.

Zeitschrift für die Geschichte des Oberrheins, N.F. XXXVI 1-4 (75).

(33)

K i e l . Gesellschaft für schleswig-holsteinische Geschichte.

Zeitschrift L.

L a u s a n n e . Société d'histoire de la Suisse romande.

Mémoires et documents 2 e Série XI. (La visite des églises du diocèse de Lausanne en 1416-1417.) Laus. 1921.

L e e u w a r d e n . Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde.

92 ste Verslag over 1919-1920.

Gids voor het Friesch Museum te Leeuwarden. S.l. et a.

L e i d e n . Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.

Levensberichten, en Handelingen en Mededeelingen 1919-1920.

Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde XXXIX 1-4.

L e i p z i g . Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften.

Abhandlungen der philologisch-historischen Klasse XXXI 3; XXXII; XXXIV 5.

Berichte über die Verhandlungen d. philol.-hist. Klasse LXXI 8, 10.

L e u v e n . Redactie der Analectes pour servir à l'Histoire ecclésiastique de la Belgique.

Analectes XVII 1.

L e u v e n . Redactie der Revue d'histoire ecclésiastique.

Revue d'histoire ecclésiastique 1921 1-4.

L o n d e n . Redactie van The English historical Review.

English historical Review XXXVI 141-144.

(34)

L o n d e n . Royal historical Society.

Transactions, Fourth Series III.

L o n d e n . The historical Association.

Leaflets 21.

Annual bulletin of historical literature X.

History (Quarterly Journal) N.S. V 20; VI 21-23.

L ü b e c k . Verein für Hansische Geschichte.

Pfingstblätter XII. (Dr. A. Jürgens, Skandinavien und Deutschland in Vergangenheit und Gegenwart.)

L u n d . Kongelige Universitet.

Acta Universitatis Lundensis, Nova Series, Forsta afd. XVI; Andra afd. XVI.

M a d r i d . Real Academia de la Historia.

Boletin LXXVIII 1-6; LXXIX 1-6.

Memoria histórica de la Real Ac. de la Historia, redactada por D. Juan Perez de Guzmán y Galla, su Secretario perpetuo, para conmemorar el CLXXXII aniversario de su fundación. Madrid 1921.

M a r e d s o u s . Abbaye de Maredsous.

Revue bénédictine XXXIII 1-4.

M e c h e l e n . Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines.

Bulletin XXV (1920); XXVI (1921).

M e i s s e n . Verein für Geschichte der Stadt Meissen.

Mitteilungen X 3, 4.

S t .-M i c h i e l s g e s t e l . Redactie van de Bossche Bijdragen.

Bossche Bijdragen IV 1, 2.

(35)

M i d d e l b u r g . Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Archief 1921.

M ü n c h e n . Bayerische Akademie der Wissenschaften.

Abhandlungen der philos.-philol. und der hist. Klasse XXX 8.

Sitzungsberichte der philos.-philol. u. der hist. Klasse 1920 9-11.

M ü n c h e n . Redaction des historischen Jahrbuches der Görres-Gesellschaft.

Historisches Jahrbuch XL; XLI 1.

M u n s t e r en P a d e r b o r n . Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens.

Zeitschrift für vaterländische Geschichte und Alterthumskunde LXXVIII 1, 2.

N a m e n . Société archéologique de Namur.

Annales XXXIII 1, 2.

N e u r e n b e r g . Germanisches Nationalmuseum.

Anzeiger 1919 1-4.

Mitteilungen 1917.

N e w -Yo r k . American scenic and historic Preservation Society.

Annual Report 25 (1920.)

N e w -Yo r k . American Society of Church History. Papers, Second Series VI.

St.-N i k o l a a s . Oudheidkundige kring van het land van Waas.

Annalen XXXIII.

(36)

O s n a b r ü c k . Verein für Geschichte und Landeskunde von Osnabrück.

Mitteilungen XL; XLI (ter completeering); XLIII (1920.) P a r i j s . Société d'histoire diplomatique.

Revue d'histoire diplomatique XXXV 1, 2.

R i c h m o n d (Va .). Virginia historical Society.

Virginia Magazine of History and Biography XXVIII 2, 3; XXIX 3, 4.

R o e r m o n d , Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschiedkundige Wetenschappen, Taal en Kunst.

Limburg's Jaarboek XXV 1-4; XXVI 1-4; XXVII 1-4.

R o m e . Reale Società romana di Storia patria.

Archivio XLIII 1, 2.

R o t t e r d a m . Gemeente-Archief.

Verslag over 1920.

S c h w e r i n . Verein für mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde.

Jahrbücher und Jahresberichte LXXXV.

S t o c k h o l m . Kungl. Vitterhets Historie och antikwitets Akademi.

Antikvarisk Tidskrift för Sverige XXI 4.

L a r s T y n e l l , Skänes medeltida dopfuntar IV.

S t o c k h o l m . Nordiska Museet.

Fataburen 1921 1-4.

U l m . Verein für Kunst und Altertum in Ulm und Oberschwaben.

Mitteilungen 22.

(37)

U p s a l a . Carolina Rediviva. Kongelige Universitets-Bibliothek.

Landsmålsföreningarna i Uppsala, Helsingfors och Lund.

Svenska Landsmål och Svenkst Folklif 1920 1-3.

Fornvännen 12 (1917).

U t r e c h t . Gemeente-Bestuur.

Verslag van den toestand der Gemeente Utrecht in 1919 I-III.

Verslag van den Gemeente-Archivaris over het voorgevallene in de Gemeente-verzamelingen in 1920.

U t r e c h t . Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.

Verslag van het verhandelde in de Algemeene Vergadering 1920, 1921.

Aanteekeningen van het verhandelde in de Sectievergaderingen 1920, 1921.

U t r e c h t Redactie van het Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht.

Archief XLVI 3; XLVII 1, 2.

U t r e c h t . Instituut voor Middeleeuwsche geschiedenis der Rijksuniversiteit.

Bijdragen:

I. Dr. N.B. T e n h a e f f , Diplomatische studiën over Utr. oorkonden der X e -XII e eeuw.

II. Dr. H.P. C o s t e r , De kroniek van Joh. de Beka: haar bronnen en haar eerste redactie.

III. Dr. O. O p p e r m a n n , Untersuchungen zur nordniederl. Geschichte des 10.

bis 13. Jahrhunderts, 1 er Teil: Die Egmonder Fälschungen.

IV. -, 2 er Teil: Die Grafschaft Holland und das Reich bis 1256.

V. -, 3 er Teil: Faksimiles zum 1 n und 2 n Teil.

VI. Dr. C.D.G. B r a n d t , Bijdrage tot de kritiek van Hollandse Stadsrechten der

XII e eeuw.

(38)

Wa s h i n g t o n . American historical Association.

American historical Review XXVI 2-4; XXVII 1.

Annual Report for the year 1917.

We e n e n . Akademie der Wissenschaften.

Archiv für österreichische Geschichte CVIII 2.

Wo l f e n b ü t t e l . Geschichtsverein f. das Herzogtum Braunschweig.

Braunschweigisches Magazin XXV (1919); XXVI (1920.)

III. Overgenomen van het leesgezelschap.

Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie XVI 2/3.

Nederlandsch Archievenblad XXIX 2, 3.

Het Boek, Jan.-Dec. 1921.

Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 5 de Reeks VII 3/4; VIII 1/2.

Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2 de Serie XIII 6; 3 de Serie Oudheidk. Jaarboek I 1, 2, 3.

De Navorscher 1921 1-6.

Oud-Holland XXXVIII 4; XXXIX 1, 2.

Tijdschrift voor Geschiedenis XXXV (1920) 4-6; XXXVI 1-4.

Groningsche Volksalmanak 1921.

Neues Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde XLII; XLIII 2.

Mitteilungen aus der historischen Literatur, hrsg. von F. A r n h e i m XLVIII

3, 4; XLIX 1/2.

(39)

Historische Zeitschrift 3 e Folge XXVII 3; XXVIII 1-3; XXIX 1, 2.

La Révolution française, N.S. 10-12.

Revue historique CXXXV 2-CXXXVIII 2.

Revue belge de numismatique 1921 1/2.

Zeitschrift f. Kirchengeschichte XXXIX.

H.R. F o x B o u r n e , Sir Philip Sidney (uit: Heroes of the Nations). New-York, London 1914.

N o a h B r o a k s , Abraham Lincoln (uit: Heroes of the Nations). New-York, London s.a.

H. C o w a n , John Knox (uit: Heroes of the Reformation). New-York, London 1905.

W. O'C o n n o r M o r r i s , Wellington (uit: Heroes of the Nations). New-York, Londen s.a.

A.F. P o l l a r d , Thomas Cranmer (uit.: Heroes of the Reformation). New-York, London s.a.

F. R a c h f a h l , Don Carlos, Kritische Untersuchungen. Freiburg in B. 1921.

W. C l a r k R u s s e l l , Horatio Nelson (uit: Heroes of the Nations). New-York, London s.a.

H.G. We l l s , The outline of history. London. s.a. 2 dln.

-, The new teaching of history. London 1921.

(40)

Bijlage D.

Kasoverzicht van het genootschap 1921.

UITGAVEN .

ONTVANGSTEN .

f 38.77 Contributiën

genootschappen f 776.42 5

Saldo in kas 1 Jan.

1921

f 151.30 Administratiekosten

f 2985.61 Saldo Cred. en Dep.

kas 1 Jan. 1921

f 30.92 Reiskosten

f 2998. - Kapitaalsontvangsten

f 850. - Salarissen

f 287.51 Rente Cred. en Dep.

kas

f 301.40 Copiëerkosten

f 1668.27 Rente effecten

f 276.78 Honoraria

f 5434.73 Contributie leden

f 104.16 Aankoop tijdschriften

f 506.28 Verkoop werken

f 21.20 Verzekering

f 198.95 Bindwerk

f 5050.96 Drukken der werken

f 3042.18 Kapitaalsuitgaven

f 658.58 Saldo in kas 31 Dec.

1921

f 3918.04 5 Saldo Cred. en Dep.

kas 31 Dec. 1921

_____

_____

f 14656.82 5

f 14656.82 5

(41)

Leesgezelschap 1921.

UITGAVEN .

ONTVANGSTEN .

f 605.38 Aan Cred. en Dep. kas

f 192.15 Saldo in kas 1 Jan.

1921

f 75. - Bodeloon

f 605.38 Saldo Cred. en Dep.

kas

f 27.60 Administratiekosten

f 229. - Contributie lezers

f 208.32 Tijdschriften

f 104.16 Verkoop van

tijdschriften aan het Hist. Genootschap

f 28.45 Innaaiwerk

f 50. - Aan Cred. en Dep. kas

(rente) f 23.80

Rente Cred. en Dep.

kas

f 159.74 Saldo in kas 31 Dec.

1921

_____

_____

f 1154.49 f 1154.49

REK. KAP. LEESGEZELSCHAP.

REK. KAP. HIST. GENOOTSCHAP.

f 655.31 Saldo Cred. en Dep.

kas f 48900. -

Effecten nominaal

f 159.74 Saldo in kas

f 36666. - Effecten

beurswaarde 31 Dec. 1921

f 2250. - Depositogelden

f 658.58 Saldo in kas 31

Dec. 1921

f 3918.04 5 Saldo Cred. en Dep.

kas 31 Dec. 1921

_____

_____

f 815.05

f 43492.62 5

(42)

Bijlage E.

Jaarverslag van de Centrale Commissie voor de historischstatistische kaarten van Nederland over 1921.

In dit jaar is de bewerking van de markenkaart wat Gelderland betreft voortgezet door Jhr. Mr. A.H. Martens van Sevenhoven te Arnhem, terwijl die voor Utrecht is toegezegd door Mr. A. le Cosquino de Bussy te Utrecht. Aan die van Overijsel wordt gewerkt door den Heer G. van Engelen van der Veen te Kampen.

Verschenen is het zesde en laatste blad van de kaart ‘Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300’, nl. Zeeland in 1300 met den tekst door Dr. A.A. Beekman.

Voorts zijn verschenen van de kaart ‘De Kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens Kloosterkaart’ (in 19 bladen) de bladen 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10. De bladen 11-16 zijn onderhanden en ten deele voltooid, voor zooveel de natuurlijke gesteldheid en de Kerkelijke indeeling van het bisdom Utrecht betreft.

Van de Kerkelijke indeeling van het bisdom Utrecht, verscheen tevens als tekst, bewerkt door wijlen Mr. S. Muller Hzn., het door anastatischen herdruk

vermenigvuldigd 2 de Deel van het werk van dien geleerde ‘De indeeling van het Bisdom’, dat reeds in 1915 het licht had gezien als uitgave van de Vereeniging tot uitgave der Bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht te Utrecht.

De Kerkelijke indeeling der andere bisdommen is nog

(43)

in bewerking bij Mr. J.G.C. Joosting, van wiens hand in dit jaar verscheen de tekst, behoorend bij de bladen 1, 4 en 5, voor zooveel de bisdommen Munster en Osnabrück betreft.

Wij hopen verder nog in 1922 de Kaarten ‘De nieuwe bisdommen in 1560’ en ‘De Roomsch-Katholieke Kerk in 1853’ te kunnen doen verschijnen, waarvoor de gegevens en de tekst zijn verstrekt door Mgr. Prof. Dr. A. Hensen.

In bewerking zijn voorts de Kaarten ‘De Stederechten’, in twee bladen, door Dr.

W.S. Unger te Middelburg en die der vindplaatsen van Romeinsche, Frankische e.a.

oudheden door Dr. J.H. Holwerda te Leiden. De teksten voor de kaarten van vóór 1300 zullen binnen afzienbaren tijd worden ingeleverd, naar ons de bewerkers verzekerden; evenzoo die van het karton voor de zuidelijke grenzen der Z.

Nederlanden en voor de Barrièresteden.

Wij achten ons gelukkig te kunnen mededeelen, dat wij eindelijk een bevoegd deskundige gevonden hebben, die zich bereid verklaarde de kaarten van de

ontdekkingsreizen der Nederlanders en van de koloniën voor onzen Atlas te bewerken, nl. den Heer R. Posthumus Meijes, oud-zeeofficier te Soesterberg.

Namens de Commissie voor den Geschiedkundigen Atlas van Nederland, P.J. BLOK, Voorzitter.

A.A. BEEKMAN, Secretaris.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap.. Ende alsoe tMeersdiep ofte tVlye, twelcke die mont van der zee es, leggende es wel achtien mijlen van Amsterdam, daer

Pour moi je conois assez votre bonté pour être persuadée que si vous voyés l'état des choses, vous nous assisteriés, mais ma crainte est que, parlant en partie intéressée, je ne

vermindering van de krijgsmacht de hoogste belangen van de kolonie in de waagschaal stelde, de Portugeesche kolonisten begrepen het ook. Voor hen was de tijd om tegen het

3) Als een haringbuis, omdat een buis op de nering liggende zijn mast streek en alleen een klein zeiltje achterop bij hield... sijn gedivaliseert schip geëquipeert, verscheijde

Item dicta preceptoria habet omni anno in villa Hermelen de diversis personis ratione census agrorum et pascuum florenos centum et octuaginta quatuor stuber viginti quatuor

Men heeft de meening geuit, dat het Historisch Genootschap, als een centrum van historische studiën in Nederland, hier het initiatief had moeten nemen en de leiding behouden; wie

Nademaal dat Mondragon een dag of twee - - salvo justo tempore 1) - - binnen de stad geweest was, zoo hadden die Spanjaarden en andere natiën - - die het beleg deser stede hadden

Ook de nuntius zelf werd aangespoord zijn uiterste best te doen om het tot stand komen der beraamde overeenkomst te verhinderen. Daarbij zou hij misschien, dacht de