• No results found

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 42 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 42 · dbnl"

Copied!
201
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genootschap. Deel 42

bron

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 42. Johannes Müller, Amsterdam 1921

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005192101_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

Verslag van het bestuur over het dienstjaar 1920.

Gedurende eenige jaren was in onze jaarverslagen over de samenstelling van het

Bestuur van het Historisch Genootschap niets bijzonders te berichten geweest. Immers

sedert 1917 was daarin geen verandering gekomen. Thans hebben wij daaromtrent

wel iets te vermelden. In het najaar toch deelde ons medelid Fruin ons mede, dat hij

tot de overtuiging gekomen was, dat hij beter deed zijn lidmaatschap van het Bestuur

neder te leggen. Toename van zijn werkzaamheden en de bezwaren, voor een buitenlid

van het Bestuur aan het uur onzer vergaderingen verbonden, hadden hem dit besluit

doen nemen. Inderdaad hadden wij Prof. Fruin in de laatste jaren zelden in ons midden

gezien, zooals over het algemeen de leden van buiten de stad de bestuursvergaderingen

niet zeer geregeld plegen te bezoeken. Wij wisten wel, waar dat aan lag en meermalen

reeds hadden wij overwogen, of het niet mogelijk zou zijn op een ander tijdstip van

den dag dan op het door de traditie gewijde uur van 7 p.m. onze bijeenkomsten een

aanvang te laten nemen; maar de ervaring, dat het toch al veelal tegen middernacht

loopt, voor wij huiswaarts keeren, heeft ons ten slotte het besluit doen opvatten, geen

proef te nemen met een verandering van den tijd der bestuursvergaderingen. Wij

konden dus niet anders doen dan ons neerleggen, hoe noode ook, bij het voornemen

van den heer Fruin, wiens motiveering daarvan, dat het beter was heen te gaan dan

bestuurslid te blijven voor de leus, wij op haar

(3)

juiste waarde konden schatten en hebben hem van harte dank gezegd voor alles, wat hij in de jaren van zijn lidmaatschap van het Bestuur voor het Genootschap heeft gedaan. Voor zijn scheiden uit onzen kring geeft overigens zijn verzekering, dat hij in zijn ambtelijke functie als tevoren bereid zal blijven de belangen van het

Genootschap, waar hij kan, te dienen, ten minste eenige vergoeding. Hij aanvaarde ook nog eens op deze plaats de betuiging van ons leedwezen, maar niet minder van onzen dank.

Hoewel het geen verandering in de samenstelling van het Bestuur, doch wel een zijner leden betreft, moge in dit verband de mededeeling volgen, dat, toen in de maand Mei van het verslagjaar het Genootschap zijn 75-jarig bestaan mocht vieren, de overige leden van dat Bestuur, de behoefte gevoelende hunnen Voorzitter een bewijs hunner hartelijke waardeering van zijn verdiensten ten opzichte van het Genootschap te schenken, hem verzocht hebben zich voortaan wel als Lid van Verdienste van het Genootschap te willen laten aanmerken. De Wet van het

Genootschap kent een zoodanig lidmaatschap wel niet, maar hetgeen de heer Muller gedurende meer dan veertig jaren voor het Historisch Genootschap heeft gedaan, scheen deze afwijking van onze statuten voldoende te rechtvaardigen. De Voorzitter, anders de rigoureuze handhaver der wet, heeft ons verheugd door dit blijk onzer hoogachting wel te willen aanvaarden. Het heeft zijn eigenaardige bezwaren in dit verslag, dat zijn eigen mede-onderteekening draagt, meer van dit geval te zeggen;

maar de leden van het Bestuur buiten den Voorzitter durven wel verwachten, dat niemand van de lezers dezer regelen, die maar eenigszins bekend is met de geschiedenis van ons Genootschap, hun handelwijze niet zal billijken.

Nu wij toch reeds in dit verband de viering van het bestaan gedurende drie kwart

eeuw van het Genootschap hebben moeten vermelden, moge dan nu aanstonds er

aan herinnerd worden, dat bij die bijzondere gelegenheid het Hare Majesteit de

Koningin behaagd heeft, een goedgunstige beschikking te nemen op het eerbiedig

verzoek

(4)

van het Bestuur, het Beschermvrouwschap over ons Genootschap te willen aanvaarden. Het Bestuur heeft met bijzondere dankbaarheid van dit blijk van koninklijke belangstelling kennis genomen; kort vóór het vaststellen van dit verslag mocht een deputatie van twee leden uit zijn midden in een bijzonder gehoor Hare Majesteit den dank van het Bestuur voor het verleende gunstbewijs doen kennen.

Voor het in de feestvergadering van 25 Mei 1920, waarin de leden van het Genootschap zijn oprichting in 1845 herdachten, verhandelde kunnen wij verwijzen naar het afzonderlijk daarvan verschenen verslag, waarin onder meer is afgedrukt de redevoering van ons medelid Prof. Blok, die een terugblik wierp op de achter ons liggende 75 jaren, alsmede de inleiding door Prof. Colenbrander naar aanleiding van een belangwekkende plaats uit Haldane's Before the War, door hem in verband beschouwd met eenige opvattingen van Robert Fruin.

Vrij wat wijziging bracht in afwijking met vorige jaren 1920 in de samenstelling

van de lijst onzer honoraire leden. Helaas heeft ook onder hen de onverbiddelijke

dood zijn slachtoffers gezocht. Zoo verloren wij in het afgeloopen jaar eerst den

grijzen archivaris Dr. E. Jacobs te Wernigerode, wiens heengaan wij, hoewel wij

sedert jaren weinig aanraking meer met hem hadden gehad, wij zeer betreuren. Diep

trof ons eenigen tijd later het overlijden, niet lang na zijn terugkeer uit de ballingschap

in zijn vaderland, van den beroemden Belgischen historicus en gevoelvollen Vlaming

Paul Fredericq. De lezers van onze jaarverslagen uit den oorlogstijd zullen zich

herinneren, dat wij in die bange jaren ons meermalen met hem en zijn lot hadden

bezig gehouden, al was het dan niet altijd met het gewenschte gevolg. Dat wij, nu

het eindelijk vrede was geworden, zoo spoedig weer zijn naam op de lippen zouden

moeten nemen, thans helaas! tot het brengen van een laatsten groet, heeft ons bitter

gesmart. Het lijkt ons volmaakt overbodig, den lezers van dit verslag er aan te

herinneren, waaraan Paul Fredericq zijn aanspraken op het honorair lidmaatschap

van het Nederlandsch Historisch Genootschap dankte; naast zijn omvangrijken en

voor-

(5)

treffelijken arbeid op het gebied der Nederlandsche geschiedenis waren het vooral niet minder de groote liefde en belangstelling, die hij ons land, dat hij zoo gaarne Noord-Nederland noemde, toedroeg, die eerder ons er een eer in mochten doen stellen, hem een plaats te zien innemen in de rij dergenen, aan wie wij in den loop der jaren het eerelidmaatschap van onze vereeniging hadden opgedragen. Nederland heeft in Fredericq een oprechten en warmen vereerder, ons Genootschap een belangstellend medelid, velen onzer hebben in hem een warmvoelend persoonlijk vriend verloren. Zijn nagedachtenis zal lang onder ons voortleven.

Het was reeds vrij lang geleden, sedert wij het laatst de rij onzer honorairen aanvulden. In het afgeloopen jaar nu hebben wij gevolg gegeven aan een voornemen, dat wij eerder reeds hadden opgevat, en aan eenige Engelsche, Zuid-Afrikaansche en Amerikaansche geleerden, die zich verdienstelijk hadden gemaakt op het gebied onzer vaderlandsche geschiedenis, verzocht ons toe te staan hunne namen op onze eerelijst te plaatsen. Het zijn Prof. R.W. Scott te Glasgow, bekend om zijn ook voor onze geschiedenis belangrijke economische studiën; de Kapenaar J.A.J. de Villiers te Londen, de bewaarder van het kaartendepartement van het British Museum en Secretaris van de Hakluyt-Society, een ervaren kenner van onze koloniale kartografie en de levensbeschrijver van Laurens Storm van 's-Gravezande, en de Amerikanen J.

Franklin Jameson te Washington en Ch.M. Andrews te New-Haven, wier arbeid op het gebied der oude Amerikaansche historie hen ook telkens met de onze in aanraking had gebracht. Zij allen deden ons het genoegen de op hen uitgebrachte keuze te aanvaarden.

Over de lijst der gewone leden van het Genootschap kunnen wij niet veel goeds vertellen; zij vertoont dit jaar slechts een zeer geringe toename. Bij den aanvang van 1920 telde zij 564 namen; in den loop van dat jaar verzochten drie oud-leden weer in hun lidmaatschap hersteld te worden; gedurende het verslagjaar overleden 14, bedankten 12 leden, terwijl één lid wegens wanbetaling moest worden geschrapt.

Een verlies dus in het geheel

(6)

over 1920 van 24 leden en daartegenover nu staat door het aanvaarden van het lidmaatschap met ingang van 1 Januari 1921 slechts een aanwinst van 28 leden, zoodat tegenover het vorige jaar slechts een vooruitgang van vier leden te boeken valt. Dit is zeer weinig, heel wat minder dan wij in de laatste jaren te berichten hadden en een gevolg van de omstandigheid, dat veel meer dan vroeger nieuw-benoemde leden gemeend hebben voor de op hen uitgebrachte benoeming te moeten bedanken.

Wij begrijpen dit verschijnsel wel: de nood der intellectueelen heeft zich ook hier doen gelden; maar daar wij om onze taak in maar eenigszins bevredigenden omvang te kunnen voortzetten het juist van die intellectueelen hebben moeten, vervult ons gemelde geringe aanwas met eenige zorg. Hoogst ongaarne toch, en in verband met het medegedeelde vreezend voor erger, zouden wij tot verhooging van de jaarlijksche bijdrage der leden overgaan, hoewel een aantal publiceerende genootschappen zich daartoe reeds genoodzaakt hebben gezien. Wij zullen trouwens hierachter nog meermalen op de financieele bezwaren, waarmede het Genootschap sinds de oorlogsjaren te worstelen heeft, dienen terug te komen.

Bijlage A hierachter geeft de gebruikelijke naamlijst der 22 honoraire en 568 gewone leden, die het Genootschap op 31 December 1920 telde.

Het getal genootschappen enz., waarmede ruilverkeer wordt onderhouden, zal den aandachtigen lezer van bijlage B met één vermeerderd blijken: het bedraagt thans 118. Eigenlijk is deze mededeeling onjuist, want het ruilverkeer, aangevraagd door het Provinciaal Museum van Oudheden in Drenthe te Assen, werd in het begin van het jaar 1921 toegestaan, doch aangezien het ingaat met 1 Januari van dat jaar en deze lijst den toestand op dien datum weergeeft, hebben wij gemeend reeds nu van deze geringe uitbreiding van het ruilverkeer melding te mogen maken.

Van verzending van de genootschappelijke uitgaven naar het buitenland kon in

het verslagjaar niets komen. In het voorjaar deelde Prof. S.G. de Vries te Leiden ons

mede, dat hij zich genoodzaakt zag de leiding van

(7)

het Nederlandsch Wetenschappelijk Centraal-Bureau neer te leggen en dat hij die leiding had overgedragen aan Mr. H.H.R. Roelofs Heyrmans, Bibliothecaris der Technische Hoogeschool te Delft. Uit door ons met dezen nieuwen leider gevoerde briefwisseling bleek echter, wat te verwachten was, dat de kosten der verzending in het internationale ruilverkeer aanmerkelijk zouden stijgen en dat met het oog op het noodzakelijk inhalen van achterstand en de reorganisatie van het Bureau niet vóór Februari 1921 iets naar het buitenland zou kunnen worden verzonden. Vóór het vaststellen van dit jaarverslag is inmiddels reeds een groote verzending - de vorige omvangrijke dateerde van 1917 - ter verdere expedieering naar Delft verstuurd.

Briefwisseling met onze ruilgenootschappen werd in het afgeloopen jaar heel weinig gevoerd; de toezending aan ons van hunne uitgaven en periodieken begon, blijkens de mededeelingen van onzen 1 sten Bibliothecaris, weer haar normalen omvang terug te krijgen.

Bijlage C tot dit jaarverslag geeft het gebruikelijk overzicht van onze geldmiddelen.

Het saldo in kas en aan Crediet- en Depositokas op 31 December 1920 bedraagt f

3762.03 5 , waarvan afgetrokken moet worden een dergelijk saldo op 1 Jan. 1920 à f

3343.92. Het overschot over 1920 bedraagt dus niet meer dan een goede f 400. -; wel

een verschil met vroegere jaren, toen wij telkens in staat waren ons kapitaal door

belegging van het batig saldo met een niet onbelangrijk bedrag te vergrooten. Wanneer

wij dan verder van de cijfers in ons kasoverzicht over 1920 de opbrengst van onze

voornaamste bron van inkomsten, de contributies der leden, à f 5507.24 5 vergelijken

met den belangrijksten post aan de zijde der uitgaven, de drukkosten der werken, à

f 5237.85 5 , dan zal men het kunnen begrijpen, dat wij onze klachten, in het vorige

jaarverslag over den onhoudbaren toestand in het drukkersbedrijf geuit, herhalen, al

zijn wij in het afgeloopen jaar ten minste nog voor een verhooging der drukkosten

gespaard gebleven. En hoe weinig wij in 1920 voor die ruim f 5000. -, voor drukwerk

betaald, hebben kunnen leveren, zal beneden nog blijken. Men zal het

(8)

zich dus kunnen voorstellen, dat wij in den aanvang des jaars, hangende de

onderhandelingen over het nieuwe contract met de firma Kemink en Zoon, dat met 1 Jan. 1920 zou ingaan, een oogenblik in arren moede overwogen hebben, de nog ter perse liggende werken af te drukken en daarna den druk stop te zetten. Gelukkig heeft dit pessimistisch inzicht ons slechts een oogenblik overmand; wij zagen in, wat wij tegenover onze contribuanten en onze medewerkers en niet het minst tegenover de wetenschap verplicht waren, en hebben ons werk weer opgevat, zij het dan ook noodgedwongen in een zeer gematigd tempo. Een bescheiden middel, om onze inkomsten eenigermate te vergrooten, zagen wij in het verhoogen van den handelsprijs onzer uitgaven.

Met de geldmiddelen van het Leesgezelschap staat het iets beter en de 2 de Bibliothecaris, die het beheert, is dan ook voornemens, het aantal periodieken, dat in de leesportefeuilles circuleert, met eenige historische werken uit te breiden.

Het verslag over den staat der boekerij en der handschriften van het Genootschap, door den 1 sten Bibliothecaris onlangs bij ons ingediend, behelst niet veel, dat te dezer plaatse vermelding verdient. Hij herinnert daarin er aan, dat hij in den aanvang des jaars een circulaire aan de leden verzond, het verzoek inhoudende om onze bibliotheek met exemplaren van door hen in het licht gegeven werken en met overdrukken van hunne tijdschriftartikelen te bedenken. Het resultaat van deze bede is niet

onverblijdend geweest: eenige leden zonden exemplaren en overdrukken van vroeger

en later door hen gepubliceerden arbeid; doch over het algemeen is de beheerder

onzer boekerij, hoewel dankbaar, niet zeer voldaan, daar hij de vrees koestert, dat

de zoo hoog gestegen drukkosten schrijvers en uitgevers spaarzaam zullen maken

in het afstaan van niet betaalde specimina hunner werken. Reeds boven wezen wij

er op, dat de omvang van het ruilverkeer zich begint te herstellen tot het oude peil,

al blijkt de oorlog uit den aard der zaak ook op dit gebied vele nog niet geheelde

wonden te hebben geslagen. Aan verzoeken onzerzijds om aanvulling van in

(9)

de oorlogsjaren onvolledig geraakte serieën werd steeds met de meeste

bereidwilligheid voldaan. In Bijlage D vindt de belangstellende lezer de lijst der jaarlijksche aanwinsten.

Bijlage E geeft een overzicht van de werkzaamheden aan den Historischen Atlas van Nederland van de zijde van de Centrale Commissie voor de historisch-statistische kaarten van Nederland.

Als altijd hebben wij ook nu weer het een en ander te berichten over bemoeiingen van het Bestuur, die buiten het terrein van zijn gewone werkzaamheden, de verzorging der uitgaven van het Genootschap, gelegen zijn. Spraken wij verleden jaar de verwachting uit, dat wij in 1921 wel het een en ander mede te deelen zouden hebben over de werkzaamheden van het door den Raad van Beheer van het Koloniaal Instituut in samenwerking met ons gestichte Comité voor Koloniale historische studiën, thans moeten wij erkennen, dat wij omtrent de verrichtingen van het Comité niets ter kennis van de leden hebben te brengen. Tenminste officieel hebben wij niets van die werkzaamheden vernomen; van terzijde gewerd ons evenwel de mededeeling, dat het Comité niet werkeloos is gebleven.

Van verschillende zijden bereikten ons verzoeken om inlichtingen, waaraan wij

steeds zoo goed als mogelijk was gevolg hebben trachten te geven. Zoo voerden wij

een langdurige correspondentie met eene Amerikaansche dame, tijdelijk te Berlijn

vertoevende, die in het bezit bleek te zijn van een hier te lande niet bekend geschilderd

portret van Aernout van Buchell en aan wie wij de door haar gewenschte inlichtingen

omtrent de andere bekende portretten van dezen goeden vriend van ons Genootschap

mochten verschaffen. Een anderen Amerikaanschen correspondent, die het een en

ander wenschte te weten omtrent het geslacht Banckert in verband met de genealogie

van zijn eigen familie, konden wij verwijzen naar deskundige voorlichting op dit

gebied. Aan een Duitsch geleerde, die belangstellend bleek op het gebied van de

Nederlandsche wandtapijtbewerking

(10)

in vroeger eeuwen, hebben wij eenige literatuuropgaven kunnen verstrekken. Voorts gelukte het ons in het Algemeen Rijksarchief een kooper te vinden voor de

verzameling Oost-Indische archivalia, waarvan wij verleden jaar reeds met een enkel woord gewag maakten en die afkomstig bleken uit het archief van Gouverneur en Raad van Celebes te Makassar, toen zij ons door den particulier in Indië, in wiens bezit zij waren, werden toegezonden.

Voor de recensie van het boek van Dr. G.W. Eybers Select Constitutional Documents illustrating South African History 1795-1910, waarover wij in onze verslagen reeds een paar maal spraken, vonden wij eindelijk een onderdak, al is bedoelde bespreking nog niet verschenen. Ook lukte het ons, contact aan te brengen tusschen een ander onzer leden in Zuid-Afrika en de redactie van de Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde voor het verkrijgen van besprekingen van Zuid-Afrikaansche historische studiën in dat tijdschrift, waardoor aan die studiën hier te lande meer bekendheid zal kunnen worden bezorgd. Bij de feestelijkheden te Leiden ter gelegenheid van de 300-jarige herdenking van het vertrek der

Pilgrim-Fathers werd het Bestuur door de heeren Blok en Bannier vertegenwoordigd.

Tot ons leedwezen moesten wij echter eenige malen een weigerend antwoord geven,

wanneer ons, zooals zoo dikwijls geschiedt, om subsidie of bijdrage voor het een of

andere doel van geschied- of oudheidkundigen aard werd gevraagd. Dit doel had

veelal onze volle sympathie; maar wij herhalen het hier nog eens, dat wij onze

geldmiddelen voor geen ander doeleinde dan voor de publicaties van ons Genootschap

mogen besteden. Ten slotte vermelden wij nog op deze plaats in dit verslag, dat wij

het gepast geoordeeld hebben, aan de Stoomvaart-Maatschappij Nederland bij het

in de vaart brengen van haar nieuwste mailboot Johan de Witt voor de bibliotheek

van dit stoomschip een exemplaar aan te bieden van de tot nu toe verschenen vijf

deelen van onze De Witt-publicatie met de belofte haar ook het zesde en laatste deel

na zijn verschijnen te zullen schenken. De Maatschappij aanvaardde gaarne dit

geschenk en bood

(11)

ons gracieuselijk als tegengave een exemplaar van het Gedenkboek aan, verschenen bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan dezer vaderlandsche onderneming.

De bezwaren, voortvloeiende uit de tijdsomstandigheden, waarop wij in ons vorig jaarverslag wezen, toen wij een overzicht gingen geven van onze gewone

werkzaamheden in 1919, moeten wij helaas! ditmaal wederom aanvoeren, nu wij gaan berichten, wat wij in 1920 hebben tot stand gebracht. Indien wij alleen konden wijzen op hetgeen in dat jaar onze pers heeft verlaten, zoude het resultaat al heel poover zijn. Immers, behalve de gewone Bijdragen en Mededeelingen in het voorjaar, verzonden wij verder in den zomer alleen het Verslag van de Algemeene Vergadering der leden van het Historisch Genootschap, gehouden ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Genootschap te Utrecht op 25 Mei 1920. Maar tot de productie over het verslagjaar moet óók gerekend worden te behooren het deel der Werken, dat onder den titel Kerkeraadsprotocollen der Nederduitsche vluchtelingenkerk te Londen 1560-1563 in het begin van 1921 het licht heeft gezien. Wij hadden ons vast

voorgenomen, dezen arbeid van Prof. Van Schelven, die reeds zoo lang op publicatie wachtte en waarvan de kopij reeds in het laatst van 1919 ter perse was gelegd, in 1920 te doen rondzenden en alles ging aanvankelijk ook met den druk er van naar wensch, toen in het najaar de jobstijding ons bereikte, dat de bewerker wegens ziekte geen kans zag vóór het einde des jaars gereed te zijn. Het gold hier een geval van overmacht, waar wij niets tegen vermochten; ten slotte viel het nog mee, want binnen korter tijd, dan wij gevreesd hadden, kon de heer Van Schelven zijn werk weer opvatten; maar dit alles nam niet weg, dat het vrij ver in 1921 werd, vóór het boek verzonden werd, zoodat 1920 al een zeer weinig productief jaar moest schijnen.

Intusschen zijn wij verheugd, dat de genoemde belangrijke publicatie, die reeds

zoolang onze aandacht had gehad, eindelijk gereed is gekomen; wij wenschen onzen

medewerker daarmede van harte geluk en grijpen ook gaarne deze gelegenheid aan,

om Directeuren van Teylers

(12)

Stichting onzen dank te betuigen voor het subsidie, dat zij ons reeds in 1914 verleenden voor het doen afschrijven van het handschrift.

Nu wij onze belofte aan den heer Van Schelven hebben ingelost, komt, zooals wij het vorige jaar reeds aankondigden, Dr. Japikse weder aan de beurt. Wij hadden hem verzocht met den druk der Brieven aan Johan de Witt II te wachten tot de

Kerkeraadsprotocollen zouden zijn afgedrukt en hij had zich met ons werkprogram vereenigd. Gedurende het afgeloopen jaar heeft de heer Japikse dan ook den druk van het laatste deel der De Witt-publicatie voorbereid; met het afschrijven van de noodige brieven is op kosten van het Genootschap voortgang gemaakt en wij vernamen voor kort, dat reeds zóóveel kopij beschikbaar is, dat eerstdaags het tweede en laatste deel van de Brieven aan Johan De Witt ter perse kan gaan. Dr. Japikse wenscht den druk daarvan in 1921 te doen afloopen; wij van onzen kant zullen niets nalaten, om zijn voornemen te verwezenlijken.

Gedurende den loop van het jaar vestigde een onzer de aandacht van zijn medeleden op de omstandigheid, dat er nog altijd een hoeveelheid uittreksels uit de

Bontemantel-papieren beschikbaar is, voldoende om een tweede deel der voor jaren uit die bescheiden getrokken publicatie samen te stellen. Geheel toevallig bracht eenige weken daarna Dr. Japikse in zijn met ons gevoerde correspondentie over de brieven van De Witt de Bontemantel-papieren ter sprake en verklaarde hij, dat hij zich tot een verdere uitgave daarvan ten zeerste aangetrokken gevoelde. Natuurlijk hebben wij ons aanstonds met de door Dr. Japikse te kennen gegeven voorkeur eenstemmig verklaard en met hem over eventueele voortzetting dier uitgave van gedachten gewisseld. Dr. Japikse heeft daarbij evenwel medegedeeld, zich zijn definitieve beslissing nog voor te willen behouden tot na de beeindiging der De Witt-publicatie. Te gelegener tijd zullen wij dus wel aanleiding hebben, om nader op deze zaak, die ons zeer ter harte gaat, terug te komen.

Was ter zake van de Kerkeraadsprotocollen ons een kleine teleurstelling ten deel

gevallen, die ten slotte echter niet

(13)

zoo heel erg bleek, minder heugelijk is wat wij hier te boek moeten stellen met betrekking tot de Correspondance de Marguerite de Parme. In het jaarverslag over 1919 hebben wij uitvoerig uiteengezet, welke moeilijkheden in dat jaar ons die voorgenomen uitgave had berokkend; wij hebben er toen reeds op gezinspeeld, dat de eenige uitweg, dien wij zagen, scheen te bestaan in het vragen van een verhoogd subsidie aan de Nederlandsche regeering. Inderdaad hebben wij dien weg ingeslagen na ampele beraadslaging en uitvoerige berekening van wat wij meenden noodig te zullen hebben, om zonder al te groote geldelijke opoffering onzerzijds den druk der Parma-correspondentie te doen aanvangen. Wij richtten dus een aanvraag om een suppletoire subsidieering dier uitgave tot de regeering, welk verzoek door twee onzer mondeling bij Z.E. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd bepleit. De minister zegde nauwkeurige overweging daarvan toe, doch wenschte eerst het advies van de Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën te dezer zake in te winnen. Dit is geschied; wij hebben der Commissie alle gewenschte inlichtingen verschaft en deze heeft ten slotte dan ook gunstig geadviseerd. Maar in het najaar werd ons vanwege het Departement van Onderwijs enz. bericht, dat op de begrooting voor 1921 geen gelden meer ten behoeve van verdere subsidieering der Parma-uitgave konden worden aangevraagd; de minister was evenwel bereid bij het samenstellen van zijn begrooting voor 1922 opnieuw ons verzoek in overweging te nemen. Wij werden daarbij uitgenoodigd, tegen Mei 1921 ons nogmaals met onze aanvrage tot de regeering te wenden. Wij zullen natuurlijk niet nalaten dit te doen en hopen dan eindelijk in een volgend jaarverslag te kunnen berichten, dat binnenkort met den druk een aanvang zal kunnen worden gemaakt. Uit den aard der zaak hebben wij Dr. Theissen ook thans weder van den stand der zaken op de hoogte gehouden.

Veel moeite en zorgen heeft tot nu toe dit plan van uitgave ons berokkend, maar hopeloos schijnt het nog in geenen deele.

Met een andere oude bekende van hen, die onze jaarlijksche mededeelingen plegen

te volgen, zijn wij gelukkig

(14)

in het afgeloopen jaar wèl verder gekomen. Maar al te dikwijls toch moesten wij in teleurstellenden zin berichten over de Grafelijkheidsrekeningen van Holland en Zeeland uit den Henegouwschen tijd. De afschriften lagen reeds lang gereed; op die afschriften en de reeds vroeger door Hamaker uitgegeven rekeningen is al een index in bewerking, maar een bewerker, die het materiaal wilde uitgeven, konden wij maar niet vinden. Na het zich terugtrekken van Prof. Huizinga hadden wij in het begin des jaars ons nog tweemaal tot te dezer zake bevoegde geleerden gewend, die echter beiden na ernstige overweging van ons verzoek verklaarden, de uitgave niet op zich te kunnen nemen; totdat het eindelijk in den zomer ons gelukt is, in Dr. H.J. Smit, toen te Amsterdam, thans te Groningen woonachtig, een gewenschten uitgever der Grafelijkheidsrekeningen te vinden. Dr. Smit stelde de voorwaarde, dat wij hem niet aan een bepaalden termijn zouden binden, waarin wij wel wilden treden, indien hij van zijn kant zich wilde verbinden, aanstonds de bewerking ter hand te nemen en geregeld daaraan door te werken. Dr. Smit verklaarde zich hiertoe bereid en zoo is dan in deze onderneming, die ons reeds lange jaren heeft bezig gehouden, ten slotte beweging gekomen. Wij verheugen ons daar oprechtelijk over: immers al te veel der uitgaven, die op ons programma staan en waarover reeds lang onderhandeld wordt, blijven door omstandigheden, dikwijls geheel buiten schuld der bewerkers, jaren slepen. Zoo de Leycester-correspondentie, waarvan wij ditmaal evenals verleden jaar niets anders te melden hebben, dan dat Mej. Van Soest geregeld doorging met het maken van aanvullende copieën. Intusschen willen wij gaarne erkennen, dat de langzame gang van zaken, die sommige dier uitgaven kenmerkt, zich maar al te wel aanpast aan onzen financieelen toestand; onze Penningmeester zou ongetwijfeld een non possumus laten hooren, indien de verschillende medewerkers, die rustig aan den arbeid zijn, plotseling onze pers voor zich zouden komen opeischen.

Eigenlijk nieuwe uitgaven hebben wij dit jaar niet op het touw gezet. Immers men

mocht niet van een nieuw plan spreken, toen onze Voorzitter, die door het neer-

(15)

leggen van zijn ambt over meer vrijen tijd te beschikken kreeg, het uitzicht opende, dat eerlang maar na het beeindigen der De Witt-publicatie, zou kunnen worden overgegaan tot den druk zijner Bisschoppelijke rekeningen van Utrecht, tot wier uitgave reeds voor jaren was besloten. Wij hebben den Voorzitter gaarne den door hem gevraagden voorrang verleend, om dan met dien druk een aanvang te doen maken.

Wanneer wij hier verder niets meer te berichten hebben over verschillende uitgaven, die in de laatste jaren zoo nu en dan in onze jaarverslagen ter sprake kwamen, gelieve men de oorzaak van dat zwijgen hierin te zoeken, dat zij in den loop van 1920 niet in onze vergaderingen in behandeling kwamen. Alleen moeten wij vermelden, dat twee publicaties, waarover wij het reeds zoo dikwijls hadden, definitief van ons program zijn afgevoerd. De eene, een omvangrijke, betrof de Bescheiden over de betrekkingen tusschen de O.I. C, en Tonkin en Annam; de andere van bescheidener omvang maar van ouderen datum zou de Stukken betreffende het proces van Wolfert Harmensz. omvat hebben.

Eenige malen hebben wij tot ons leedwezen aan geleerden, die ons stukken van meer of minder omvang ter uitgave aanboden, moeten mededeelen, dat wij geen termen konden vinden op hun voorstel in te gaan. Zoo moesten wij afslaan het denkbeeld, dat ons aan de hand werd gedaan, om in de Bijdragen en Mededeelingen een bundel uittreksels uit de Nouvelles van Abraham de Wicquefort af te drukken.

Wij deden dit niet dan na ernstige overweging en het inwinnen van een bij uitstek

deskundig advies. Hetzelfde was het geval met een ons aangeboden reeks van

Kerkeraadsprotocollen van de vluchtelingenkerk te Frankfort a/d. M., die naar ons

inzicht nà de Londensche protocollen niet genoeg nieuws omtrent den gang van

zaken in een dergelijke kerk in de verstrooiing konden bieden. Van te weinig historisch

belang leek ons een verzameling afschriften betreffende de Scholasterije en Kosterije

van Graft, terwijl wij evenmin aanleiding gevonden hebben tot de uitgave over te

gaan van een min of meer polemisch bedoelde verzameling genealogische

(16)

bescheiden. Den schrijver van een opstel van historischen aard betreffende de Nederlandsche Remonstrantsche gemeente te Frederikstad a/d. Eider, dat uit den aard der zaak in onze uitgaven niet thuis behoorde, verwezen wij naar een tijdschrift, dat wèl opstellen opneemt en waarin wij onlangs tot onze voldoening zijn verhaal reeds geplaatst zagen.

De Bijdragen, die achter deze Mededeelingen volgen, zijn gering in getal en het geheel is een dun boekje geworden. Aan den eenen kant zijn wij tot die beperking wel verplicht; maar andererzijds moeten wij verklaren, dat in de laatste jaren ons al heel weinig bijdragen voor onzen jaarbundel zijn aangeboden. Het journaal van Groen's reis naar Parijs en Besançon in 1836 ten behoeve der Archives, medegedeeld door Jhr. Mr. W.H. de Savornin Lohman, waarmede dit deel opent, was reeds in 1919 in ons bezit gekomen en toen om advies doorgezonden. Het laatste stuk, dat in deze Bijdragen is uitgegeven, Recuel uyte overgesonden cedullen van de

wapenschouwinghe over Hollandt belast te doen van de hand van Dr. E.C.G. Brünner was ons eveneens reeds in het genoemd jaar toegezegd. Nieuw ingezonden is ons dus in 1920 alleen het middenstuk, en wel een van geringen omvang, Een

onuitgegeven brief van Oldenbarnevelt (Den Haag, 31 Dec. 1590), medegedeeld door den Rotterdamschen archivaris Dr. E. Wiersum. Voorwaar, de oogst was schraal en voor de Bijdragen van 1922 hebben wij ook nog maar heel weinig vaste

toezeggingen. Vroeger was dat anders en wij willen hopen, dat de hier geslaakte klacht bij onze lezers, die bescheiden van beperkten omvang in portefeuille hebben, weerklank moge vinden.

Wanneer wij een terugblik slaan op het jaar, dat achter ons ligt, wil het ons

voorkomen, dat ook op het gebied, waarop het Historisch Genootschap zich pleegt

te bewegen, een zekere malaise niet te ontkennen valt. Moge dit verschijnsel, indien

het inderdaad bestaat, de laatste weerslag zijn van de oorlogsjaren en oorlogs-

(17)

toestanden en moge, evenals in de gansche wereld om ons heen, een nieuwe opleving en krachtsinspanning het wee, dat achter ons ligt, zoo spoedig mogelijk doen vergeten.

Het Bestuur van het Historisch Genootschap, S. M ULLER F Z ., Voorzitter.

W.A.F. B ANNIER , 1 ste Secretaris.

(18)

Bijlage C.

Kasoverzicht van het genootschap 1920.

UITGAVEN .

ONTVANGSTEN .

f 32.22 Contributiën

genootschappen f 584.77

Saldo in kas 1 Jan.

1920

f 196.20 5 Administratiekosten

f 2759.15 Saldo Cred. en Dep.

kas 1 Jan. 1920

f 55.25 Reiskosten

f 2000.50 Kapitaalsontvangsten

f 850. - Salarissen

f 177.64 Rente Cred. en Dep.

kas

f 124.65 Copiëerkosten

f 1667.12 Rente effecten

f 112.23 Honoraria

f 5507.24 5 Contributie leden

f 83.40 Aankoop tijdschriften

f 557.03 5 Verkoop werken

f 36.40 Verzekering

f 153.35 Bindwerk

f 5237.85 5 Drukken der werken

f 2000. - Kapitaalsuitgaven

f 609.86 5 Kosten Jaarvergadering

f 776.42 5 Saldo in kas 31 Dec.

1920

f 2985.61 Saldo Cred. en Dep. kas

31 Dec. 1920

_____

_____

f 13253.46

f 13253.46

(19)

Leesgezelschap 1920.

UITGAVEN .

ONTVANGSTEN .

f 601.97 Aan Cred. en Dep. kas

f 111.22 Saldo in kas 1 Jan.

1920

f 68.95 Bodeloon

f 601.97 Saldo Cred. en Dep.

kas

f 8.37 Administratiekosten

f 238. - Contributie lezers

f 166.80 Tijdschriften

f 83.40 Verkoop van

tijdschriften aan het Hist. Genootschap

f 6.75 Innaaiwerk

f 3.41 Aan Cred. en Dep. kas

(rente) f 13.81

Rente Cred. en Dep.

kas

f 192.15 Saldo in kas 31 Dec.

1920

_____

_____

f 1048.40 f 1048.40

REK. KAP. LEESGEZELSCHAP.

REK. KAP. HIST. GENOOTSCHAP.

f 605.38 Saldo Cred. en Dep.

kas f 46900. -

Effecten nominaal

f 192.15 Saldo in kas

f 31396.69 Effecten

beurswaarde 31 Dec. 1920

f 4250. - Depositogelden

f 776.42 5 Saldo in kas 31

Dec. 1920

f 2985.61 Saldo Cred. en Dep.

kas 31 Dec. 1920

_____

_____

f 797.53

f 37408.72 5

(20)

Bijlage D.

Lijst der van januari 1920 tot januari 1921 door schenking, ruiling en aankoop voor het genootschap verkregen werken.

I. Ten geschenke ontvangen.

A. Van de schrijvers of de uitgevers.

M.A. v a n A n d e l , Feuilleton. (De heelmeester in de 18 de eeuw.) (Overdr. uit:

Ned. Tijdschr. v. Geneesk. II 21.)

M. B a r e n t s , De Diamantslijperij-Maatschappij te Amsterdam 1845-1920.

S.l. et a. (Geschenk van het bestuur der Maatschappij.)

E.D. B a u m a n n , Frederik Dekkers. (Overdr. uit: Janus, 24 me Année (1919).) W.A. B e e l a e r t s v a n B l o k l a n d , De charitable Societeitsschool te 's-Gravenhage 1719-1919. Gedenkschrift. 's-Gravenhage 1919.

A. B e n t h e m , Geschiedenis van Enschede en zijn naaste omgeving. (2 de druk).

Enschede 1920. (Geschenk van de commissie tot uitgave.)

(21)

G.J. B e t t i n k , Texel in de geschiedenis onzer Marine. (Overdr. uit: Onze Vloot XI 1-2.)

G.J. B e t t i n k , De kustwacht. (Overdr. uit: eod. XI 7-8, 11-12; XII 1, 3.) F. B l a u w k u i p , De taalbesluiten van koning Willem I. (Acad. proefschrift.) S.l. et a.

P.J. B l o k , Willem de Eerste, prins van Oranje. II (Ned. Hist. Bibl. XII.) Amsterdam 1920.

G.A. B o u t e l j e , Bijdrage tot de kennis van A. Kluit's opvattingen over onze oudere vaderlandsche geschiedenis. (Acad. proefschrift.) Groningen - 's Gravenhage 1920.

C. G r a h a m B o t h a , Early Cape land tenure. (Overdr. uit: South African Law Journal, Mei en Aug. 1919.)

-, Historical research in South Africa: with special reference to the Cape archives.

(Overdr. uit: South Africans Journal of Science, vol. XVI, Oct.-Dec. 1919.) J.R.J.P h . C a m b i e r , De Kaap de Goede Hoop van 1803 tot 1806. (Overdr.

uit: Onze Vloot XII 5.)

C a t a l o g u s van de Buma-Bibliotheek te Leeuwarden. 10 de vervolg (1917-1919.) Leeuwarden 1920. (Geschenk v.d. Ged. Staten van Friesland.) K.H. C o r p o r a a l , De internationaal-rechterlijke betrekkingen tusschen Nederland en Venezuela. 1816-1920. (Acad. proefschrift.) Leiden 1920.

G. D a s , Foppe van Aitzema. Bijdr. t.d. kennis v.d. dipl. betrekkingen der Ned.

tot Denemarken, de Hanzesteden, den Nedersaksischen Kreits en den Keizer,

tijdens den 30-jarigen oorlog. (Acad. proefschrift.) Utrecht 1920.

(22)

A. D e f r e s n e , De psychologie van ‘Van den Vos Reynaerde’. Amsterdam 1920.

C h a r l e s D u p u i s , Le ministère de Talleyrand en 1814. II. Paris 1920. (Uitg.

door de Société d'Hist. diplomatique.)

J.W. E n s c h e d é , Haarlem en de muziek van 1700 tot 1850. Haarlem 1920.

(Geschenk v.d. Vereeniging ‘Haerlem’.)

R.A. F o c k e m a , Mr. Daam Fockema (1771-1855.) (Overdr. uit: De Vrije Fries XXIII.)

B. d e G a a y F o r t m a n , St. Maarten, St. Eustatius en Saba. (Overdr. uit: De West-Indische Gids.)

J. F r i m a , Het strafproces in de Ommelanden tusschen Eems en Lauwers van 1602-1749. (Acad. proefschrift.) Amersfoort. S.a.

G e d e n k b o e k der Stoomv. M. ij Nederland 1870-1920, samengesteld door Dr. M.G. d e B o e r . Amsterdam 1920.

H.A. E n n o v a n G e l d e r , De hervorming in verband met het opkomend kapitalisme. (Overdr. uit: De Socialistische Gids jrg. IV, Dec. 1919.)

-, Zestiende-eeuwsche onverdraagzaamheid sociologisch beschouwd. (Overdr.

uit: Nieuw Theol. Tijdschr.).

-, Humanisten en Libertijnen, Erasmus en C.P. Hooft. (Overdr. uit: Ned. Archief v. Kerkgesch.).

E. G e w i n , Dr. A. Capadose en het réveil. (Overdr. uit: Gids, Mei 1920.) H.C.M. G h i j s e n , Aagje Deken in haar Amsterdamschen tijd. (Overdr. uit:

Gids 1920.)

(23)

C.J. G o n n e t , Inventaris van het archief van Twisk. (Overdr. uit: Versl. omtrent 's Rijks oude archieven XLI 2.)

- (met medewerking van H.L. D r i e s s e n ), Archieven van Zaanland II. (Overdr.

uit: iisd.).

S.P. H a a k , Het aandeel van Willem Lodewijk aan het offensief van 1590.

(Overdr. uit: Bijdr. v. Vad. Geschied. en Oudheidk.).

-, De wording van het conflict tusschen Maurits en Oldenbarnevelt. (Overdr.

uit: iisd.).

Vereeniging ‘H e n d r i c k d e K e y s e r ’. Tweede jaarverslag 1919.

F. d e W i t t H u b e r t s , Willem Vleertman, een merkwaardig Amsterdammer.

(Overdr. uit: Jaarboek Amstelodamum XVIII (1920.))

H.J. H ü l s m a n n , Geschiedk. overzicht betr. de hist. interpretatie in het privaatrecht. (Acad. proefschr.). Amsterdam. S.a.

J. d e H u l l u , De Zijpe in W. Friesland omstreeks 1553. (Overdr. uit: Tijdschr.

v.h. Kon. Ned. Aardrijksk. Gen., 2 e Serie dl. XXXVII, 1920, afl. 1.)

F.M. J a e g e r , Over Johan Joachim Becher en zijne relaties met de Nederlanden.

(Overdr. uit: Econ. Hist. Jaarboek V.)

S. K a l f f , Herinneringen aan Piet Hein. (Overdr. uit: Onze Vloot, XII, 4.) P.H. v a n d e r K e m p , De verbeurdverklaring van het particulier land Maloeka in Bandjermasin en de verwijdering van den eigenaar A. Hare uit Indië. (Overdr.

uit: Kol. Tijdschr. 9 e jrg. (1920) n o 1.)

(24)

P.H. v a n d e r K e m p , De Pickering, gezagvoerder Edes, bij de schipbreuk van de Evertsen in 1819. (Overdr. uit: eod. 9 e jrg. (1920) n o 2.)

-, Montrado tijdens het herstel van ons gezag in 1818. (Overdr. uit: eod. 9 e jrg.

(1920) n o 3.)

E.B. K i e l s t r a , De vestiging van het Ned. gezag in de Indische Archipel.

(V.U.B. n o 5.). Haarlem 1920. (Geschenk van Mr. R.E. Kielstra.)

J. K l e i j n t j e n s en H.F.M. H u y b e r s , Leerboek der Ned. Geschiedenis I, II. (5 e , 6 e druk). Nijmegen - Antwerpen 1920, Leiden S.a. (Geschenk v.d. heer Kleijntjens.)

F.S. K n i p s c h e e r , De vestiging der Gereformeerde Kerk in Noord-Holland, 1572-1608. (Overdr. uit: Ned. Archief v. Kerkgesch. dl. IV-VI.)

-, De invoering en de waardeering der Gereformeerde belijdenisschriften in Ned. vóór 1618. Leiden 1907.

J.J. K o o p m a n , De servitute antiqua et religione christiana capita selecta I.

(Acad. proefschr.). Groningen - 's-Gravenhage 1920.

W.J. K ü h l e r , Het Ned. anabaptisme en de revolutionaire woelingen der 16 e eeuw. (Overdr. uit: Doopsgez. Bijdragen 56 e jrg.).

J.G. d e L i n t , Volkstümliche Bilder auf dem Gebiete der Medizin in den Niederlanden. (Overdr. uit: Janus, 24 me Année (1919).)

A. L o o s j e s , Onze windmolens en hunne geschiedenis. (Overdr. uit: Vragen van den dag.)

M.G.A. d e M a n , De Zeeuwsche daalder van 30 st. of 60 gr. mede-aanleiding

tot het tot standkomen

(25)

van de Generale ordonnatie van 1606. (Overdr. uit: Jaarboek voor Munt- en Penningk.)

L.v. M i e r t , Spotnamen v. Noordbrabantsche plaatsen I, II. (Overdr. uit:

Studiën.)

A.M.M. M o n t i j n , Een nieuw beginsel van Volkenrecht. 's-Gravenhage 1918.

-, Gedenkboek der Nieuwe of Litteraire Societeit te 's-Gravenhage. 1802-1902.

's-Gravenhage. S.a.

W.J.M. M u l d e r S.J., Het Protestantisme van zedelijk standpunt beoordeeld.

(Uitg. v.d. Apolog. Ver. Petrus Canisius n o 47.) Utrecht - 's-Hertogenbosch 1913.

-, Het ontstaan van het conciliarisme. (Overdr. uit: De Katholiek.)

-, Profetische motieven voor en na Joachim van Fiore. (Overdr. uit: eod. dl.

CXLIX.)

-, Les Taffurs. (Overdr. uit: Neophilologus IV.)

-, De Kelten in ons land. (Overdr. uit: Bijdr. v. Vad. Geschied. en Oudheidk.

1917.)

-, De goden der Kelten. (Overdr. uit: Studiën.) -, Iersch dorpsleven. (Overdr. uit: iisd.).

-, Een lezing en een missie. (Overdr. uit: iisd.).

-, De Pausschisma's voor het Groote Schisma. (Overdr. uit: iisd.).

-, Joachimieten en Spiritualen. (Overdr. uit: iisd.).

-, Het zevende eeuwfeest van de Orde der Predikheeren. (Overdr. uit: iisd.) -, Uit het land der jeugd. (De elfen in de literatuur.) (Overdr. uit: iisd., Aug.

1918.)

-, De Hunnebedden. (Overdr. uit: iisd., Aug. 1919).

(26)

W.J.M. M u l d e r S.J., De jeugd van d'Espinoza I-V. (Overdr. uit: iisd., jrg.

44.)

-, Uit het rijk der dooden. (Overdr. uit: iisd., Maart 1918.) Met naschrift.

S. M u l l e r Fz., Het boek van professor Huizinga. (Overdr. uit: Onze Eeuw.

jrg. 1920 aflev. 1.)

-, De opvoeding van een jongen edelman omstreeks 1500. (Overdr. uit:

Oud-Holland 1920 2 e afl.)

O. N a c h o d , Die älteste abendländische Manuskript-Spezialkarte von Japan von Fernao Vaz Dourado 1568. (Overdr. uit: de Atti van het X Congresso internazionale di geografia. 1913.)

A.T h . P l a n t e n , Uit de geschiedenis van Neede. (Overdr. uit Bijdr. en Meded.

‘Gelre’ XXII.)

A n d r e s F. P o n t e , Bolivar y otros ensayos. Caracas 1919.

K.J. R i e m e n s , Esquisse historique de l'enseignement du français en Hollande du XVI e au XIX e siècle. (Acad. proefschrift.) Leiden 1919.

H.J. S c h a r p , Nieuwer-Amstel in den loop der eeuwen (1601-1649.) (In:

Verslag v.d. toestand der gemeente Nieuwer-Amstel over 1919.)

A.A. v a n S c h e l v e n , Het ‘heilige recht van opstand’. (In: Schild en Pijl, 2 e jrg. (1920) afl. 4/5.)

-, Emden in niederländischer Beleuchtung aus dem Jahre 1573. (Overdr. uit:

Jahrbuch der Gesellsch. f.b. Kunst u. vaterl. Altertümer zu Emden., Bd. XX, 1920.)

-, Ein Brief des friesischen Flüchtlings Karl Rorda aus Emden i.J. 1574. (Overdr.

uit: eod.).

(27)

N.J. S i n g e l s , Een moralist uit den ouden tijd. (Overdr. uit: Onze Eeuw. jrg.

1920 afl. 8.)

J.C. v a n S l e e , Historie der Doopsgezinden te Deventer sinds 1533 tot het einde der 18 e eeuw. (Overdr. uit: Doopsgez. Bijdragen 56 e jrg.).

C.J. S n u i f , Een en ander over het ontstaan van Enschede en de geschiedenis der marken. (Overdr. uit: Tubantia nrs. 102 en 108, 30 April en 7 Mei 1920.) L.F. T e i x e i r a d e M a t t o s , De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland. Dl. VI afl. II. Het eiland IJsselmonde. 's-Gravenhage 1920.

E.M.A. T i m m e r , Grepen uit de gesch. der Delftsche brouwnering I, II. (Overdr.

uit: De Economist, jrg. 1920.)

C. Ve l t e n a a r , Een conventikel te Veenendaal. (Overdr. uit: Bijdr. en Med.

‘Gelre’ XXII.)

H. B e c k e r i n g V i n c k e r s , Enige aantekeningen bij Dr. Stoett's ‘Ned.

spreekwoorden’. (Overdr. uit: Tijdschr. v. Ned. Taal en Letterk. XXXIX 1, 2.) S.A. Wa l l e r Z e p e r , Voorwaardelijke vrijstelling van hoorigheid. (Overdr.

uit De Vrije Fries XXVII afl. 1.)

G e o r g We b e r 's Allg. Weltgeschichte (3 e Aufl.) I. Leipzig 1919. (Geschenk v.d. firma Kemink en Zoon).

D.S. v a n Z u i d e n , Iets uit de geschiedenis der Joden te Leiden. (Overdr. uit:

Leidsch Jaarboekje.)

-, Het bevorderen van de kennis van het oud schrift door de lagere school.

(Overdr. uit: Ned. Archievenblad, jrg. 1919/20 n o 3.)

S u z e t t e v a n Z u y l e n v a n N y e v e l t , Court life in the Dutch republic

1638-1689. London 1906.

(28)

J a c . Z w a r t s , Iets over R. Saul ben arje Leb, opperrabijn bij de Hoogd.

Joodsche gemeente te Amsterdam. (Overdr. uit: Centraal Blad voor Israël in Ned. van 17 Aug. 1917.)

-, Het oponthoud v.d. Amst. opperrabijn R. Eliezer ben Brody te Amersfoort.

(Overdr. uit: eod. van 18 en 25 April 1919.)

-, Het Jodenkerhof van de Bilt. (Overdr. uit: Weekbl. voor Isr. huisgezinnen van 25 Jan. 1918.)

-, De Maarssensche Sabbathgrens in het jaar 1725. (Overdr. uit: eod. van 4 Juni 1920.)

-, Een synagoge gerechtelijk gesloten? (Overdr. uit: Weekbl. voor Israël.

Huisgezinnen van 15 Oct. 1920.)

-, Uit het verleden der Portugeesche Joden in de Vechtstreek. (Overdr. uit:

Jaarboekje 1920 van Niftarlake.)

-, Een Portugeesch Joodsche vestiging te Amersfoort op het midden der 17 e eeuw. (Overdr. uit: Nieuw Israël Weekblad van 17 Sept. 1920.)

B. Van of door Departementen van algemeen Bestuur, Genootschappen, Maatschappijen enz.

Va n h e t M i n i s t e r i e v a n O n d e r w i j s , K u n s t e n e n We t e n s c h a p p e n t e 's-G r a v e n h a g e .

Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven XLI 1, 2. 1918.

Jaarverslagen v.d. Commissie voor 's Rijks Geschiedk. Publicatiën en van het Ned.

Instituut te Rome 1919.

Verslagen omtrent 's Rijks Verzamelingen van Geschiedenis en Kunst XLI. Bijlage:

Museum Meermanno Westreenianum, Catalogus van de incunabelen II; XLII.

(29)

Verslag over het Kon. Kabinet van Munten, Penningen en gesneden Steenen te 's-Gravenhage 1919.

Algemeen Rijksarchief. De archieven van kloosters en andere stichtingen in Delfland door J.M. S e r n é e (†) en voortgezet door S.W.A. D r o s s a e r s en J h r . W.G.

F e i t h . 's-Gravenhage 1920.

Rijksarchief in Utrecht. Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht (722-1528) door S. M u l l e r Fz. III. Utrecht 1919.

Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 door S. M u l l e r F z . en A.C.

B o u m a n . Dl. I aflev. 1 (695-1000). Utrecht 1920.

Catalogus van het archief der heeren van Montfoort door R. F r u i n T h . A z . en A. le C o s q u i n o d e B u s s y . Utrecht 1920.

Va n d e n D i r e c t e u r v a n h e t k r i j g s g e s c h i e d k u n d i g A r c h i e f v a n d e n G e n e r a l e n s t a f t e 's-G r a v e n h a g e .

Nasporingen en Studiën op het gebied der Nederlandsche krijgsgeschiedenis, 25 ste jaarverslag.

Va n d e C o m m i s s i e v o o r ' s R i j k s g e s c h i e d k u n d i g e P u b l i c a t i ë n t e 's-G r a v e n h a g e .

R.G.P. Gr. Serie N o . 44. Gedenkstukken der Algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, uitgeg. door H.T. C o l e n b r a n d e r , X: Regeering van Willem I, 1830-1840, III.

R.G.P. Gr. Serie N o . 45. Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit, uitgeg.

door P.C. M o l h u y s e n , IV 1682-1725.

R.G.P. Kl. Serie N o . 20. Andries Vierlingh, Tractaet van dijckagie (met teekeningen),

uitgeg. door J. d e H u l l u en A.G. Ve r h o e v e n .

(30)

Va n h e t S t e d e l i j k M u s e u m t e A l k m a a r .

Verslag van het Archief, het Museum en de Bibliotheek over 1919 (XII).

Va n h e t O u d h e i d k u n d i g G e n o o t s c h a p N i f t a r l a k e t e A b c o u d e . Jaarboekje 1920.

Va n h e t G e n o o t s c h a p A m s t e l o d a m u m t e A m s t e r d a m . Achttiende Jaarboek.

Amstelodamum VI 6, 7 (ter complet.); VII 1-12.

Va n d e Ve r e e n i g i n g v a n N e d e r l a n d s c h e W i j n h a n d e l a a r s t e A m s t e r d a m .

Jaarboek 1920.

Va n d e C o m m i s s i e v a n b e s t u u r v a n h e t P r o v i n c i a a l M u s e u m v a n O u d h e d e n i n D r e n t h e t e A s s e n .

Verslag aan Gedeputeerde Staten over 1919.

Va n h e t I n d i s c h G e n o o t s c h a p t e 's-G r a v e n h a g e .

Verslagen der vergaderingen van 27 Nov. 1919-5 Nov. 1920, (blz. 199-222, 1-151.) Va n h e t B e s t u u r v a n h e t M u s e u m v a n O u d h e d e n t e R o t t e r d a m . Verslag over 1919.

Va n h e t B e s t u u r v a n h e t H i s t o r i s c h G e n o o t s c h a p t e U t r e c h t . Bijdragen en Mededeelingen XLI.

Verslag van de Algemeene Vergadering der leden op 25 Mei 1920.

(31)

Va n d e K o n i n k l i j k e B i b l i o t h e e k .

Verslag over 1919. Aanwinsten 1920 Jan.-Maart, April-Juni, Juni-Sept.

II. Door ruiling met of lidmaatschap van andere Genootschappen verkregen.

A i x . Redactie der Annales des Facultés de Droit et des Lettres.

Annales de la Faculté de Droit N.S. 3-5.

A m s t e r d a m . Koninklijke Akademie van Wetenschappen.

Jaarboek 1919.

Afd. Letterkunde. Verhandelingen, Nieuwe Reeks, XIX 3-5; XX 1, 2, 4; XXI.

- Verslagen en Mededeelingen, 5 de Reeks, IV 2, 3.

- Poemata (Leg. Hoeufft), Vercingetorix; Ultimi Tibulli dies.

Afd. Natuurkunde. Verhandelingen, Eerste Sectie, XIII 1.

- Verhandelingen, Tweede Sectie, XX 5.

- Verslagen en mededeelingen XXVII 2; XXVIII 1, 2.

A m s t e r d a m . Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.

Inhoudsopgave v.d. Atlas v. afbeeldingen betreffende zeden en gewoonten 1919. S.l.

Jaarverslagen, uitgebracht in 1918 (N o . 60) en in 1919 (N o . 61). Hierin: Jhr. Dr. J.

S i x , De

(32)

beeltenis van Marg. v. Bourgondië, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland.

A n t w e r p e n . Académie royale d'Archéologie de Belgique.

Annales 67 (6 e S, t. VII livr. 1/2.) Bulletin 1919, 2, 3.

A r n h e m . Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht.

Bijdragen en Mededeelingen XXIII.

Werken XIV. J.S. v a n Ve e n . De laatste regeeringsjaren van Hertog Arnold (1456-1465).

A u g s b u r g . Historischer Verein für Schwaben und Neuburg.

Zeitschrift XLIV.

B a t a v i a . Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.

Tijdschrift voor Indische Taal, Land- en Volkenkunde LIX 1-4.

Notulen LVII (1919) 2-4.

Oudheidkundig Verslag 1919 2-4, 1920 1.

Penoendjoek Djalan pada orang-orang jang hendak melikat. Kamar Intan di Gedong Artja. Batawi 1919.

J.L.J.F. E z e r m a n . Beschrijving v.d. Koan Iem-Tempel Tioa-Kak-Sie te Cheribon (Pop. Wetensch. Serie II.)

Korte gids voor de archaeologische verzameling Weltevreden 1919.

H.J.E.F. S c h w a r z . Gids voor de ethnographische verzameling: Zaal A (Sumatra,

Java en oml.

(33)

eilanden); Zaal B (Bali en Lombok.) Weltevreden 1919, 1920.

Daghregister gehouden in 't Casteel Batavia Anno 1680. Uitgeg. door F. d e H a a n . B e r l i j n . Verein für Geschichte der Mark Brandenburg.

Forschungen zur brandenburgischen und preussischen Geschichte XXXII 2; XXXIII 1.

B e r n . Allgemeine geschichtforschende Gesellschaft der Schweiz.

Jahrbuch für schweizerische Geschichte XLIV.

B o n n . Verein von Altertumsfreunden im Rheinlande.

Jahrbücher CXXV.

Berichte der Provinzial Kommission für Denkmalpflege und der Altertums- und Geschichtsvereine innerhalb der Rheinprovinz. 1 April 1916-31 März 1917, 1 April 1917-31 März 1918.

B r u s s e l . Algemeen Archief van het Koninkrijk België.

Inventaires sommaires: des archives notariales à Hasselt; - des cours féodales à Namur; - de la famille Douxchamps à Namur; - des fiefs et des seigneuries de la province de Namur; - seigneuriales et communales de Lokeren; - données à l'État par la famille de la Kethulle de Ryhove à Gand; - données au dépôt des archives de l'État à Gand par M.H. Lippens; - déposées an dépôt des Archives de l'État à Gand par M. le Comte Gaston de Lichtervelde; - de la famille Van der Bruggen à Gand.

Inventaire sommaire des minutes des notaires à Gand.

(34)

Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, II. Eglises Paroissiales:

Bienfaisance.

Inventaire du fonds de la Cour des Mortemains de Hainaut, à Mons.

Catalogue des chartes du sceau de l'audience de la Chambre des comptes de Lille.

Inventaires des archives: Chartes et cartulaires du Luxembourg II, III; - des duchés de Brabant et de Limbourg et des pays d'Outre-Meuse. Prem. Partie, VI, VII.

Inventaire des comptes en rouleaux des Chambres des Comptes de Flandre et de Brabant.

Inventaire des archives de l'Université de l'État à Louvain et du Collège philosophique (1817-1835).

B r u s s e l . Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.

Annuaire 86 (1920.)

Bulletin de la Classe des lettres, et des sciences morales et politiques 1919 4-8, 1920 4-6.

Bulletin de la classe des Beaux-Arts 1919 4-6, 1920 4-7.

F. L e u r i d a n t en J. P e r r é e . Catalogue onomastique des accroissements de la bibliothèque: Lettres et Sciences morales et politiques 1887-1914; id. Beaux.-Arts 1890-1914.

B r u s s e l . De Bollandisten.

Analecta Bollandiana XXXIII 3, 4; XXXVIII 1, 2.

B r u s s e l . Societé royale d'archéologie de Bruxelles.

Annales XXVIII, XXIX.

(35)

D a n z i g . Westpreussischer Geschichtsverein.

Mitteilungen XIX 1-4.

Zeitschrift LX.

D ü s s e l d o r f . Düsseldorfer Geschichtsverein.

Jahrbuch XXX.

E m d e n . Gesellschaft für bildende Kunst und vaterländische Altertümer.

Upstalsboom-Blätter für ost-friesische Geschichte und Heimatkunde IX 1919/20.

Jahrbuch XX.

F r a n k f o r t a/d. M a i n . Verein für Geschichte und Altertumskunde.

Mitteilungen über römische Funde in Heddernheim VI.

G e n è v e . Société d'histoire et d'archéologie.

Bulletin IV 3-6.

Mémoires et documents, 4 o édit., V.

Mémorial des années 1888 à 1913 de la Soc. d'histoire et d'archéologie de Genève.

Genève 1917.

G e n t . Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.

Verslagen en Mededeelingen. 1919 December, 1920 Januari-September.

Jaarboek 1919-1920. (29 ste Jrg.).

R. Ve r d e y e n en J. E n d e p o l s . Tondalus' visioen en St. Patricius' vagevuur II.

1917.

J h r . N a p . d e P a u w . Middelnederlandsche Gedichten en Fragmenten II. 2 e stuk:

Wereldlijke Gedichten. 1914.

J.W. M u l l e r . Van den Vos Reinaerde 1914.

(36)

G l a s g o w . Redactie van The Scottish historical Review.

Scottish historical Review XVII 2-4; XVIII 1.

's-G r a v e n h a g e . Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië.

Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië LXXVI 1, 2.

's-G r a v e n h a g e . Vereeniging die Haghe.

Jaarboek 1919/20.

's-G r a v e n h a g e . Linschoten-Vereeniging.

Twaalfde Jaarverslag 1919.

Werken XVII. De reizen van Abel Jansz. Tasman en Fr. Jacobsz. Visscher ter nadere ontdekking v. Zuidland in 1642/43 en 1644. Uitgeg. door R. P o s t h u m u s M e y j e s . Met 10 kaarten en 68 schetskaarten, landverkenningen en platen.

's-G r a v e n h a g e . Vereeniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief.

Economisch-historisch jaarboek V, VI.

G r e i f s w a l d . Rügisch-pommerscher Geschichtsverein.

Pommersche Jahrbücher, 3. Ergänzungsband.

H a a r l e m . Redactie der Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem.

Bijdragen XXXIX 3; XL 1.

H a l l e . Thüringisch-Sächsischer Geschichtsverein.

Thüringisch-Sächsische Zeitschrift X 1.

Festbericht: Die Hundertjahrfeier des Thür.-Sächs. Geschichtsvereins erstattet von

Prof. Dr. Theo Sommerlad. (Halle 1920.)

(37)

H a n n o v e r . Historischer Verein für Niedersachsen.

Zeitschrift 1919 1-4.

's-H e r t o g e n b o s c h . Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant.

Oorkonden betreffende Rixtel, met aanteek. voorzien door J h r . A.F.O. v a n S a s s e v a n I J s s e l t . S.l. 1920.

I s e g h e m . Redactie van Neerlandia Franciscana.

Neerlandia Franciscana III 1-4.

K a r l s r u h e . Badische historische Kommission.

Zeitschrift für die Geschichte des Oberrheins N.F. XXXV 1-4 (74).

K a s s e l . Verein für hessische Geschichte und Landeskunde.

Mitteilungen 1918/19.

Zeitschrift LI (N.F. XLI).

L e e u w a r d e n . Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde.

De Vrije Fries XXVII 1.

L e i d e n . Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.

Handelingen en Mededeelingen 1919-1920.

Levensberichten 1919-1920.

Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde XXXVIII 1-4.

Spelen van Cornelis Everaert, uitgeg. door J.W. M u l l e r en L. S c h a r p é , 3 e (slot) aflev.

L e i p z i g . Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften.

Abhandlungen der philologisch-historischen Klasse XXXIII 4; XXXV 2; XXXVI 4.

Berichte über die Verhandlungen d. philol.-hist. Klasse LXXI 2-7, 9.

(38)

L e u v e n . Redactie der Revue d'histoire ecclésiastique.

Revue d'histoire ecclésiastique 1914 3.

L o n d e n . Redactie van The English historical Review.

English historical Review XXXV 137-140.

L o n d e n . Royal Historical Society.

Transactions, Fourth Series II.

L o n d e n . The Historical Association.

Leaflets 42, 44-47.

Annual bulletin of historical literature VI-VIII.

L ü b e c k . Verein für lübeckische Geschichte und Altertumskunde.

Mitteilungen XIV 1-6.

Zeitschrift XX 2.

L ü b e c k . Verein für Hansische Geschichte.

Hansische Geschichtsblätter 1919.

L u n d . Kongelige Universitet.

Acta Universitatis Lundensis, Nova Series, Forsta afd. XV, Andra afd. XV.

L u x e m b u r g . Institut grand-ducal de Luxembourg. Section historique.

Publications LIX.

M a a g d e n b u r g . Verein für Geschichte und Altertumskunde des Herzogtums und Erzstifts Magdeburg.

Geschichtsblätter für Stadt und Land Magdeburg. 53 54, 1918/19.

M a a s t r i c h t . Sociéte historique et archéologique dans le Limbourg.

Publications LX (N.S. XXXV.)

(39)

M a d r i d . Real Academia de la Historia.

Boletin LXXIV 6 (ter complet.); LXXVI 1-6; LXXVII 1-6.

M a r e d s o u s . Abbaye de Maredsous.

Revue bénédictine XXXI 4; XXXII 1-4.

M e i s s e n . Verein. für Geschichte der Stadt Meissen.

Mitteilungen VIII 3, 4; IX 3; X 2.

S t .-M i c h i e l s g e s t e l . Redactie van de Bossche Bijdragen.

Bossche Bijdragen III 3.

M i d d e l b u r g . Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Archief 1920.

M ü n c h e n . Bayerische Akademie der Wissenschaften.

Sitzungsberichte der philos.-philol. u. der hist. Klasse 1919 6-10, Schluszheft; 1920 1-8.

M ü n c h e n . Redaction des historischen Jahrbuches der Görres-Gesellschaft.

Historisches Jahrbuch XXXIX 3, 4.

M u n s t e r en P a d e r b o r n . Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens.

Zeitschrift für vaterländische Geschichte und Alterthumskunde LXXVII 1, 2.

N e w - Yo r k . The New-York Historical Society. Publication Fund L-LI.

O s n a b r ü c k . Verein für Geschichte und Landeskunde von Osnabrück.

Mitteilungen XLII (1919.)

P a r i j s . Société d'histoire diplomatique.

Revue d'histoire diplomatique XXXIII 2; XXXIV 3.

(40)

R e g e n s b u r g . Historischer Verein von Oberpfalz und Regensburg.

Verhandlungen LXX.

R i c h m o n d (Va .). Virginia Historical Society.

Virginia Magazine of History and Biography XXVII 3, 4.

R o m e . Reale Società romana di Storia patria.

Archivio XXXIX-XLII.

R o m e . Institut historique belge.

Bulletin. I. L'expansion belge à Rome et en Italie depuis le XV e siècle.

R o t t e r d a m . Gemeente-Archief.

Verslag over 1919.

S c h w e r i n . Verein für mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde.

Jahrbücher und Jahresberichte LXXXI 1, Schluszheft; LXXXII-LXXXIV.

S t o c k h o l m . Kungl. Vitterhets Historie och antikwitets Akademi.

Antikvarisk Tidskrift för Sverige XXI 3; XXII 3.

S t o c k h o l m . Nordiska Museet.

Fataburen 1919 1-4.

U p s a l a . Carolina Rediviva. Kongelige Universitets-Bibliothek.

Landsmålsföreningarna i Uppsala, Helsingfors och Lund.

Svenska Landsmål och Svenkst Folklif 1919 1-3.

U t r e c h t . Gemeente-Bestuur.

Verslag van den toestand der Gemeente Utrecht in 1919 I-III.

(41)

Verslag van den Gemeente-Archivaris over het voorgevallene in de Gemeente-verzamelingen in 1919.

U t r e c h t . Redactie van het Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht.

Archief XLV 3; XLVI 1, 2.

Wa s h i n g t o n . American Historical Association.

American Historical Review XXV 2-4; XXVI 1.

Annual Report for the year 1916 I, II.

We e n e n . Institut für österreichische Geschichtsforschung.

Mitteilungen XXXVIII 4.

W ü r z b u r g . Historischer Verein von Unterfranken und Aschaffenburg.

Archiv LXI.

Jahresbericht für 1918.

III. Overgenomen van het leesgezelschap.

Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie XVI 1.

Nederlandsch Archievenblad XXVIII 3; XXIX 1.

Het Boek, Jan.-Dec. 1920.

Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 5 de Reeks VII 1/2.

Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2 de Serie XIII 1-5.

De Navorscher 1919 10-12, 1920 1-6.

Oud-Holland XXXVIII 1-3.

(42)

Tijdschrift voor Geschiedenis XXXV (1920) 1-3.

Groningsche Volksalmanak 1920.

Neues Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde XLIII 1.

Deutsche Geschichtsblätter Jan./Mrz. 1920, 2 Vierteljahrsheft.

Mitteilungen aus der historischen Literatur, hrsg. von F. A r n h e i m XLVII 3, 4; XLVIII 1/2.

Historische Vierteljahrschrift, hrsg. von G. S e e l i g e r , XIX (1919) 3.

Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftsgeschichte XV 2-4.

Historische Zeitschrift 3 e Folge XXIV 3; XXV 1-3; XXVI 1-3; XXVII 1, 2.

La Révolution française, N.S. 6-9.

Revue historique CXXXII 2-CXXXV 1 (1920).

Revue belge de numismatique 1920 1/2, 3/4.

Zeitschrift f. Kirchengeschichte XXXVIII 2.

(43)

Bijlage E.

Jaarverslag van de Centrale Commissie voor de historisch-statistische kaarten van Nederland over 1920.

In dit jaar is verschenen de markenkaart van Drente door Jhr. Mr. B.M. de Jonge van Ellemeet, met aangrenzende deelen van de tegenwoordige provincie Groningen door Mr. J.G.C. Joosting, in 2 dubbele bladen.

Voorts zagen het licht van kaart V: Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300 door Dr. A.A. Beekman, 4 bladen, te weten: Holland ten Z. van het Y (noordelijk gedeelte) met een blad cartons (Wendeldijk; Amsterdam in 1425; Haarlem in 1375), Holland ten Z. van het Y (zuidelijk gedeelte) met een blad cartons (Toestand aan de noordzijde van den Maasmond; Bedijkingen in Schieland langs de Merwede). Het zesde blad, Zeeland, is onderhanden en zal dit jaar ook kunnen verschijnen.

In het laatst van dit jaar zijn eveneens verschenen de eerste twee bladen van de kaart: De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart) in 19 bladen), nl. de bladen 2 en 5, grootendeels de Groningsche Ommelanden omvattend

(bisdommen Munster en Osnabrück), bewerkt, voor zooveel deze bisdommen betreft,

door Mr. J.G.C. Joosting. Bovendien zijn 4 bladen afgedrukt, terwijl nog 4 andere

in bewerking zijn. Daarmede zal worden voortgegaan, zoodat in 1921 ongeveer één

blad per maand gereed kan komen. Van deze kaart wordt het Bisdom Utrecht, wat

de kerkelijke indeeling betreft, geheel bewerkt naar de bekende kaart en het daarbij

bchoorend werk van Mr. S. Muller Hzu.: Kaart van

(44)

het Bisdom Utrecht in 1560, en de andere bisdommen door Mr. J.G.C. Joosting.

De bewerking van nog andere kaarten, o.a. van de markenkaarten van Overijsel, Gelderland en Utrecht en de kaarten van de Koloniën en ontdekkingsreizen, is in voorbereiding.

Namens de Commissie voor den Geschiedkundigen Atlas van Nederland, P.J. BLOK, Voorzitter.

A.A. BEEKMAN, Secretaris.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Anna Willem de smits wijff enige persoonen vander Lutherie suspect tot hoeren huyse gehadt ende daer mede geconverseert heeft.

Pour moi je conois assez votre bonté pour être persuadée que si vous voyés l'état des choses, vous nous assisteriés, mais ma crainte est que, parlant en partie intéressée, je ne

Berkelbach van der Sprenkel te Haarlem, die zich reeds sedert 1924 in opdracht van de Regeering onledig had gehouden met het bijeenbrengen en bewerken van een verzameling Regesten

Boek van publicatien, blz. weeten, dat alle die gasten ende utheimschen, die binnen die tijt van vijr jaeren naist-.. verleden inder stadt ende vriheit van Zwolle gekhamen sinnen,

Geschiedt dit alles, dan zal Zweden's seheepvaart toenemen en werk gegeven worden aan de schepen, waarvan er nu vele ledig liggen en vergaan. ‘Ick can wel offmeeten, dat de Croon

genoemde de door hem gewenschte opdracht te geven. Wel ontbrak er nog wel iets aan hetgeen wij noodig hadden, doch het bleek volkomen regelmatig de verschotten wegens het verzenden

Wij vreesden wel reeds, afgaande op dit gedeelte, dat een onverkorte uitgave van het geheel niet wel doenlijk zou zijn; doch de bevoegde adviseur, wien wij het afschrift hadden

Anno Domini millesimo quadringentesimo quadragesimo, in mense Aprilis vel circiter, prior et conventus domus Nove lucis sancti Salvatoris, prope Trajectum, ordinis Carthusiensis, pro