• No results found

Een verkenning naar de mogelijke meerwaarde van werkzaamheden door de accountant bij de totstandkoming van een kredietrating

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een verkenning naar de mogelijke meerwaarde van werkzaamheden door de accountant bij de totstandkoming van een kredietrating"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een verkenning naar de mogelijke meerwaarde van

werkzaamheden door de accountant

bij de totstandkoming van een kredietrating

Rijksuniversiteit te Groningen Faculteit Economie & Bedrijfskunde Afstudeerrichting Accountancy

Auteur: Henk Kooistra

RUG Studentnummer: 1460048

Eerste begeleider: Prof. dr. D.M. Swagerman Tweede begeleider: Drs E.J. Stokking

(2)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven voor de afronding van de Master van de opleiding Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

Het doel van de scriptie is, in het kader van recente Basel II bepalingen, een verkennend onderzoek te verrichten naar de meerwaarde van accountantswerkzaamheden bij de totstandkoming van een kredietrating. In deze bijdrage wordt ingegaan op de plaats die onderstaande personen innemen in de discussies die kunnen worden gevoerd betreffende dit onderwerp. Aan de hand van stellingen zal de rol van een accountant in het totstandkomen van een kredietrating in kaart worden gebracht.

Hierbij wil ik een woord van dank richten, voor de goede begeleiding die ik mocht ontvangen, aan mijn scriptiebegeleider prof. dr. D.M. Swagerman. Tevens wil ik F. Witt, J. Pasmooij, C.N. Hagoort, G.B. Jutte en I. Dekker bedanken voor hun medewerking; zonder hen zou het schrijven van deze scriptie niet mogelijk zijn geweest. Ook veel dank voor E.J. Stokking die behulpzaam is geweest bij het verzamelen van informatie en tevens bereid is geweest om als tweede beoordelaar van dit schrijven op te treden.

Hierbij wil ik ook mijn familie, studiegenoten en vrienden bedanken voor hun steun en behulpzaamheid gedurende de studie en bij het schrijven van deze scriptie.

(3)

Samenvatting

Binnen Nederland bestaat de financiële markt voor kredieten uit een aantal grote spelers. Daar waar wordt gesproken over deze banken doelt men vaak op bekende voorbeelden als de Rabobank, ING Bank, Postbank, Friesland Bank of ABN Amro. Deze organisaties vallen sinds januari dit jaar allemaal onder de Basel II bepaling. Zij beschikken in navolging hierop over intern opgestelde systemen om de kredietwaardigheid van ondernemingen te kunnen beoordelen, deze worden ook wel IRB systemen genoemd. Het kengetal dat met deze systemen wordt gegenereerd, is een kredietrating. De input hiervan bestaat uit zowel kwantitatieve (financiële) informatie als kwalitatieve informatie welke van de onderneming in kwestie dienen te worden aangetrokken. Wanneer grote (beursgenoteerde) ondernemingen kredieten aanvragen wordt veelal (ook) gesteund op informatie die van derden wordt verkregen.

Bij het in kaart brengen van de (potentiële) rol val een accountant is gebleken dat hierin verschillende standpunten worden ingenomen. De overtuigingen lopen ver uiteen wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen personen werkzaam binnen bankinstellingen en personen die als externe dienstverlener optreden in de financiële markt. Van personen met verschillende achtergronden zullen in deze scriptie de resultaten worden besproken van interviews die zijn gedaan om dit onderzoek vorm te geven. De vraag die de basis vormt van deze scriptie, luidt:

“Op welke manier kan een accountant toegevoegde waarde bieden in het totale proces waarmee een kredietrating tot stand komt?“

Deze vraag zal worden uitgewerkt aan de hand van een viertal stellingen waarin de rol van de accountant concreet wordt gemaakt.

De focus zal liggen op de aanlevering van de informatie aan de bank, vóór de totstandkoming van een kredietrating. Tevens wordt in kaart gebracht welke werkzaamheden een accountant kan verrichten ten dienste van haar cliënten om mede de relatie tussen deze onderneming en de bank te verbeteren. Zo wordt het opstellen van een externe rating behandeld, beoordelingen op kwalitatieve informatie die toenemende zekerheid aan de bank geeft, maar zal ook de toekomstige XBRL- taxonomie worden meegenomen. Onder deze ontwikkelingen zal de invoer en aanlevering van bedrijfscijfers aan banken beter en met een hogere efficiënte kunnen verlopen. Niet iedereen is overtuigd van de rol van een accountant hierin; de deskundigheid van deze persoon geeft echter ruime mogelijkheden om hierin waarde te creëren voor een efficiënt verloop van de informatie-uitwisseling.

(4)

Inhoudsopgave

Blz.

Voorwoord 2

Samenvatting 3

Lijst met gebruikte afkortingen/ tabellen en figuren 7/8

1. Inleiding 9

1.1 Introductie 9

1.2 Aanleiding 9

1.3 Probleemstelling 10

1.4 Relevantie 11

1.5 Verdere opbouw van de scriptie 12

2. Kader van dit onderzoek 14

2.1 Introductie 14

2.2 Basel II 14

2.3 De kredietrating 18

2.4 Benaderingen voor het bepalen van de kredietrating 21

2.5 Informatie die als input is benodigd voor de kredietrating 23 2.6 Huidige kredietcrisis in relatie tot de kredietrating van banken 23 2.7 Rol van een externe accountant in de totstandkoming van

een kredietrating 25 3. Onderzoeksopzet 26 3.1 Introductie 26 3.2 Aanleiding onderzoek 26 3.3 Afbakening 26 3.4 Stellingen 32 3.5 Onderzoeksmethodologie 33

(5)

4. Uitwerking verkregen informatie 35

4.1 Introductie 35

4.2 Uitwerking Onderzoeksdata 35

4.2.1 De beginrelatie bij aanvang van een kredietrating,

gebaseerd op vertrouwen 35

4.2.2 Behandelen van de informatieaanvraag door de

onderneming 36

4.2.3 Uitvoeren van specifieke werkzaamheden binnen de

IRB benadering van banken 38

4.2.4 Overige diensten die voor een onderneming kunnen

worden verricht 39

4.2.5 De (potentiële) rol van een accountant in de toekomst

onder het gebruik van XBRL 41

4.2.6 Aandachtspunten bij de totstandkoming van de

kredietrating 42

5. Analyse bevindingen 43

5.1 Introductie 43

5.2 De (potentiële) rol van de accountant 43

5.2.1 De accountant als zelfstandige credit rater 44

5.2.2 Aanbieden van een externe kredietrating aan

ondernemingen in samenwerking met externe rating agentschap 45 5.2.3 Het aanleveren van informatie wel of niet in combinatie

met het geven van Assurance 46

5.2.4 Adviseren van onderneming in bedrijfsvoering 46

5.2.5 Beoordelen van (kwalitatieve) informatie 47

5.2.6 Invoer van (financiële) informatie in XBRL op

het niveau van de onderneming 49

5.2.7 Opschonen van (financiële) informatie ten

dienste van een bank 49

(6)

6. Afsluiting

6.1 Introductie 51

6.2 Conclusie deelvragen 51

6.3 Conclusie centrale vraag 53

6.4 Beperkingen onderzoek 54

6.5 Aanbevelingen verder onderzoek 55

(7)

Lijst met gebruikte afkortingen

AIC: Akaike’s Information Criterion (dit wil zeggen dat er een afweging is tussen de kosten die een toenemend aantal variabelen met zich meebrengt en de nauwkeurigheid die dient te worden behaald)

BKR: Bureau Krediet Registratie (registreert de kredieten en eerdere oninbaarheid van consumenten met de bedoeling om iets over de kredietwaardigheid te kunnen zeggen).

D&B: Dun & Bradstreet (leverancier van kredietinformatie voor internationale en ondernemingen binnen de VS).

DNB: De Nederlandse Bank (houdt toezicht op de Nederlandse financiële markt en is verantwoordelijk voor de financiële stabiliteit).

EG: Europese Gemeenschap (schrijft richtlijnen voor aan de financiële markt in de vorm van hoeveel financieel eigen vermogen banken en beleggingsondernemingen moeten aanhouden om hun risico's af te dekken en de belangen van hun deposito houders te beschermen).

IFRS: International Financial Reporting Standards (internationale verslaggevingstandaarden betreffende de financiële rapportage van ondernemingen).

IRB: Internal Rating Based system (interne systemen die door de grote Nederlandse banken zelf worden ontwikkeld om voor ondernemingen die een krediet aanvragen een rating te kunnen bepalen op basis van risicofactoren)

KvK: Kamer van Koophandel (instantie waarbij een onderneming dient te worden ingeschreven. Bedrijfsgegevens uit het handelsregister, uittreksels en adressen van (startende) ondernemers kunnen bij deze organisatie worden opgevraagd).

MKB: Midden en Klein bedrijf (sector waarin ondernemingen liggen die qua omvang minder dan 250 personen werkzaam hebben, onder gebruik van deze maatstaf)

(8)

NIVRA: Nationaal Instituut voor RegisterAccountants (is de publiekrechtelijke beroepsorganisatie van registeraccountants die de belangen van accountants behartigt en ondersteuning geeft bij de beroepsuitoefening).

SEC: Securities and Exchange Commission (houdt toezicht op effectenverkeer binnen de VS)

S&P: Standard & Poors (leverancier van kredietinformatie voor internationale en ondernemingen binnen de VS).

US–GAAP: Generally Accepted Accounting Principles. (de nationale verslaggevingstandaarden binnen de Verenigde Staten).

Wft: Wet financieel toezicht (de wet die het financieel toezicht op banken regelt)

XBRL: eXtensible Business Reporting Language (een open standaard om financiële gegevens uit te wisselen via het internet, -> maakt elektronische uitwisseling mogelijk).

Tabellen

Tabel 1. Landenrisico van Afghanistan in tijden van onstabiele omstandigheden.

Tabel 2. Landenrisico van Nederland tijdens stabiele omstandigheden.

Tabel 3. Raten van ondernemingen van verschillende omvang

Figuren

Figuur 1. Bepaling van solvabiliteitsbeslagen voor verschillende ondernemingen onder verschillende ratingbenaderingen.

Figuur 2. Huidige situatie in totstandkoming van een rating op basis van IRB.

(9)

1. Inleiding

1.1 Introductie

Aan het begin van deze scriptie wordt de aanzet van dit verkennend onderzoek besproken. Er zal eerst een korte aanleiding worden gegeven waarin huidige zaken worden besproken waarmee aansluiting is gezocht. Hierna zal de probleemstelling, de relevantie en de verdere opbouw van deze scriptie inzichtelijk worden gemaakt.

1.2 Aanleiding

In de huidige financiële markt voor kredietverlening, maar ook in de accountancywereld is de

kredietrating een veelbesproken begrip geworden. Sinds dit jaar zijn banken verplicht om van

klanten een kredietwaardigheidbeoordeling te maken om hiermee te bepalen hoeveel risico wordt gelopen met het verlenen van financiering. Een hoger risico betekent dat, in lijn met de richtlijnen van de EG met betrekking tot kapitaalvereisten1, groter kapitaal dient te worden

aangehouden. Dit zal worden doorberekend aan de klant door middel van een hoger rentetarief. Grote (beursgenoteerde) ondernemingen werden vorige jaren ook al van een kredietrating voorzien. Belangrijke bronnen van deze ratings zijn Amerikaanse kredietbeoordelaars als Moody’s en Standard & Poor’s. Ondernemingen in het MKB blijken niet voorbij te gaan aan de ontwikkelingen op dit gebied. Deze ondernemingen worden in steeds grotere mate beoordeeld op kredietwaardigheid door middel van een kredietrating. Vooral nu vanuit de EG, met de komst van Basel II, de richtlijnen met betrekking tot kapitaalvereisten bij banken op basis van risicobeoordeling zijn aangescherpt.

Er zijn bij ondernemers binnen het MKB normaliter minder mogelijkheden om inzicht te verschaffen in bedrijfscijfers, hier ligt ook niet altijd genoeg kennis betreffende het eigen risicoprofiel en de uitwerking hiervan op de rating die de bank aanmaakt. Vanuit de accountancy wordt daarom gezocht naar passende mogelijkheden tot het geven van dienstverlening aan cliënten om deze onafhankelijk te kunnen ondersteunen.

1. Kapitaalvereisten richtlijnen: 2006/48/EG en 2006/49/EG: hiermee wordt beoogd de financiële gezondheid van banken en beleggingsondernemingen te waarborgen, de AFM voert toezicht uit op de naleving van de richtlijnen.

(10)

Zo heeft de vereniging van middelgrote accountantskantoren SRA zich voorgenomen om vanaf 2009 een eigen ratingservice aan te kunnen bieden in samenwerking met de URA. Laatstgenoemde is een instantie die ratingsystemen ontwikkeld en accountantsorganisaties adviseert en technisch ondersteunt bij het aanbieden van rating diensten aan cliënten. Er wordt hierbij gezocht naar het bieden van transparantie betreffende het ratingproces. Het doel

hiervan is om de relatie van de onderneming met een bank te verbeteren, zodat lagere

financieringskosten mogelijk zijn. Hierbij rijzen de vragen of dit doel kan worden behaald en is hier behoefte aan vanuit het perspectief van de banken?

Een tweede potentiële rol die vanuit de accountancy wordt benadrukt is de bijdrage aan een efficiënte en effectieve levering van bedrijfscijfers aan een bank, waarna deze de kredietrating mede hierop kan baseren. Ook kan een objectief oordeel van een accountant mogelijkheden bieden om vertrouwen bij een bank te scheppen omtrent de betrouwbaarheid van de informatie die wordt aangeleverd.

De reden dat met deze scriptie aansluiting is gezocht op dit onderwerp is dat het voor verschillende financiële beroepsgroepen, waaronder de beroepsgroep accountancy waarbinnen deze scriptie wordt geschreven, erg relevant is. Het is iets waar op hoog niveau discussies over worden gevoerd. Als afstuderend student binnen de accountancy zal ik deze scriptie schrijven met het uiteindelijke doel nader inzicht in dit onderwerp te geven. Tevens zal de verschillende optiek van banken en accountants (organisaties) hier nader inzichtelijk worden gemaakt.

1.3 Probleemstelling

Met de ontwikkelingen die in de aanleiding zijn genoemd wordt in dit verkennend onderzoek aansluiting gezocht. De doelstelling van dit onderzoek en de onderzoeksvraag/deelvragen die hieraan ten grondslag liggen zullen hieronder worden besproken.

Doelstelling van dit onderzoek

Een accountant kan op basis van zijn deskundigheid meerwaarde bieden in het efficiënt en effectief tot stand komen van een kredietrating. Dit kan in de vorm van werkzaamheden die in lijn liggen met huidige activiteiten van een accountant, zoals het samenstellen en/of controleren van informatie, maar ook nieuwe dienstverleningsvormen. In de aanleiding zijn enkele hiervan al kort besproken; zo kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het zorgen voor

(11)

een hogere betrouwbaarheid van de informatie die wordt uitgewisseld. In deze scriptie zal een verkenning worden verricht naar de praktische haalbaarheid van deze en andere (potentiële) werkzaamheden die een accountant gezien zijn deskundigheid kan verrichten, om hiermee meerwaarde te bieden.

Centrale vraag

Vanuit de doelstelling van dit onderzoek wordt de volgende centrale vraag als uitgangspunt genomen:“Op welke manier kan een accountant in de praktijk toegevoegde waarde bieden in

het totale proces waarmee een kredietrating tot stand komt?“

In de onderzoeksopzet zullen de verschillende aspecten die relevant zijn voor de beantwoording van deze kernvraag aan de orde komen. Dit is gedaan aan de hand van verschillende stellingen. Om de inrichting van deze scriptie in kaart te brengen is de centrale vraag opgedeeld in de volgende deelvragen:

1. Wat is een kredietrating en hoe komt deze tot stand?

2. In welke mate kan de accountant werkzaamheden verrichten om de aanlevering van informatie aan een bank efficiënt en betrouwbaar te laten verlopen?

3. Wat kan een accountant voor haar cliënten betekenen om de relatie met de banken te verbeteren?

Randvoorwaarden

Dit onderzoek is gedaan onder de randvoorwaarden dat:

• de tijdsduur 560 uren bedraagt wat overeenkomt met twintig EC’s. Deze scriptie is geschreven in het 2e semester van het studiejaar 2007/2008 en het 1e semester van

2009.

• de eisen van het onderzoek overeenkomen met de eisen die worden gesteld aan een volwaardig onderzoek verricht ter afronding van de opleiding Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

1.4 Relevantie

De ontwikkelingen die tot het Basel II akkoord en de bijbehorende ratingsystematiek hebben geleid beïnvloeden de gehele financiële sector, maar indirect ook ondernemers binnen het MKB. Deze ondernemingen zijn in meer- of mindere mate afhankelijk van financiering door banken, terwijl hier vaak weinig kennis is omtrent het gehele ratingproces en de invloed die

(12)

dit heeft op de financiering van bedrijfsactiviteiten. Dit kan als een van de redenen worden genoemd waardoor niet alleen banken en ondernemingen, maar ook externe partijen zeer in dit onderwerp zijn geïnteresseerd. Voorbeelden zijn de consultancy, accountancy, maar ook externe ratingkantoren. Deze zoeken enerzijds naar mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan het betrouwbaar en efficiënt tot stand komen van een kredietrating en anderzijds naar het aanbieden van deskundigheid aan ondernemingen. Voor banken, ondernemingen en voor deze laatstgenoemde partijen is deze scriptie belangrijk, waarmee kennis op het gebied van Basel II en de ‘kredietrating’ wordt vergroot.

Wellicht dat deze informatie kan bijdragen aan besluiten die in de nabije toekomst de efficiëntie en effectiviteit van het verlenen van financiering kunnen vergroten.

Het inleidende gedeelte van deze scriptie zal het begrip ‘kredietrating’ nader uitwerken en de factoren die deze beïnvloeden verklaren. Deze informatie is voor ondernemers belangrijk. Een goed inzicht in de (financiële) variabelen die voor banken belangrijk zijn bij de beoordeling van de kredietwaardigheid kan mogelijkheden bieden om te werken aan een verbetering van het eigen risicoprofiel.

De uitwerking van de data en analyse zal dieper ingaan op het in kaart brengen van de meerwaarde die externe deskundigen, in het bijzonder de accountant, kunnen bieden in de ratingsystematiek. Voor de banken is het belangrijk zorg te dragen voor een efficiënte en effectieve totstandkoming van een kredietrating. Door externe deskundigen kan de mogelijkheden worden verkend om diensten te verrichten met als doel het ratingproces te verbeteren en/of ondernemers in deze snelle ontwikkelingen te ondersteunen. Deze aspecten zullen hierin aanbod komen.

1.5 Verdere opbouw van de scriptie

Het onderzoek dat voor u ligt zal beginnen door in hoofdstuk 2 specifiek aandacht te besteden aan het inleidende kader waarin deze scriptie is geschreven. Dit zal worden gedaan door eerst de Basel II bepaling te behandelen en hierna meer specifiek het begrip ‘rating’ onder uw aandacht te brengen. Het doel hiervan is om inzicht te geven in de informatie die belangrijk is voor een goed begrip van dit onderwerp.

(13)

Vanaf hoofdstuk 3 zal specifiek worden ingegaan op de informatie die uit de praktijk zal worden verkregen, door hier eerst de opzet en focus van te beschrijven. Het kader, enkele stellingen en de bijbehorende methodologie zullen hier aan bod komen.

Hoofdstuk 4 zullen de resultaten van gevoerde interviews worden besproken. Dit zal worden gedaan door een opbouwend verslag te geven van de uitspraken die tijdens interviews gedaan zijn.

In hoofdstuk 5 zal een analyse van de bevindingen worden gedaan door deze met literatuur te combineren om tot de belangrijkste factoren te komen waarop een accountant van meerwaarde kan zijn voor zowel bank als onderneming.

In het laatste en afsluitende hoofdstuk zal de conclusie worden gegeven van deze scriptie. Hier zullen eerst de deelvragen worden behandeld, waarna de mogelijke rol van accountant wordt behandeld. Verder zullen er nog mogelijkheden tot vervolgonderzoek worden gegeven.

(14)

2. Kader van dit onderzoek

2.1 Introductie

In dit hoofdstuk zal de inleidende begripsbepaling plaatsvinden. Hiervoor zal eerst de Basel II bepaling worden besproken, die het kader vormt waarbinnen dit onderwerp kan worden geplaatst. Vervolgens zal het begrip kredietrating nader worden toegelicht. Dit begrip zal in relatie worden gebracht met de ‘probability of default’, verderop in deze scriptie de PD genoemd. Aan het einde van dit hoofdstuk zullen deze begrippen zijn verhelderd.

2.2 Basel II

Als gevolg van de toenemende concurrentie in de financiële markt rond de jaren zeventig, is er steeds meer druk op het eigen vermogen (in relatie tot de verstrekte en uitstaande kredieten) van banken komen te staan. Dit leidt tot toenemende risico’s en afnemende solvabiliteit. Om financiële problemen bij banken te voorkomen ontstond in 1974 het Comité van Basel. Dit orgaan stelde in 1988 de eerste ‘Basel’ bepaling op (Basel I). Hierin werden concrete eisen gesteld aan de minimale reserves die door banken moesten worden gereserveerd bij het uitgeven van kredieten aan ondernemingen. Dit leidde tot het vaste percentage van minimaal acht procent van de omvang van het krediet dat diende te worden gereserveerd.

Vanaf januari dit jaar is Basel II verplicht gesteld als opvolger van Basel I. Dit akkoord stelt scherpere eisen aan het risicomanagement van banken. Er wordt hierbij niet alleen rekening gehouden met kredietrisico’s, maar ook met markt- en operationele risico’s. Deze bepaling maakt het op deze manier mogelijk bij het vaststellen van de vermogenseisen onderscheid te maken tussen banken (verschillende operationele risico’s), landen en sectoren. De essentie hiervan is dat er ruimte wordt gecreëerd om het risicoprofiel van een onderneming mee te nemen bij de bepaling van vermogenseisen; dit heeft directe doorwerking in de kredietvoorwaarden. Er wordt meer vrijheid gelegd bij de banken om, binnen voorgestelde regels en formules, zelf modellen te ontwikkelen om het risicoprofiel van een onderneming te beoordelen. De kredietvoorwaarden kunnen hierdoor variëren van tweeënhalf tot zestien procent rente. Dit leidt bij gezonde ondernemingen tot mogelijkheden voor het aantrekken van goedkoper krediet, terwijl bij minder gezonde ondernemingen het aantrekken van kapitaal veel meer kosten met zich mee brengt. Ondernemingen zijn hier echter wel in begrensd; omdat de bank rekening moet houden met de invloeden vanuit het land/de branche/de markt

(15)

waarin de onderneming opereert. Deze omgevingsfactoren bepalen namelijk in grote mate het kredietrisico dat wordt gelopen bij het verlenen van krediet aan de onderneming.

Om dit nader toe te lichten zullen deze omgevingsvariabelen nader worden besproken. De factoren waarmee rekening wordt gehouden bij het beoordelen van een onderneming zijn:

1. Verslaggevingstandaarden en gedragscodes die gelden 2. Landen waarbinnen de onderneming actief is

3. De sector/branche waarin de onderneming opereert.

Verslaggevingstandaarden zoals US- GAAP en IFRS bepalen de inrichting en mate van externe verslaggeving van ondernemingen. Gedragscodes die op ondernemingen van toepassing zijn hebben invloed op de ethische en sociale normen en waarden in de vorm van de code of conduct. Deze beïnvloeden het sociale gedrag van ondernemingen. Zowel verslaggevingstandaarden als gedragscodes kunnen directe doorwerking hebben in de beeldvorming die een bank kan ontwikkelen. Een eenvoudige rapportage van financiële resultaten en de financiële positie, zoals bij bedrijven in het segment ‘klein’ eventueel wordt gehanteerd, en het niet aanwezig zijn van een overtuigende gedragscode kan tot onzekerheid leiden bij de beoordeling van een onderneming. Banken zullen in het algemeen hun besluit tot het wel of niet verlenen van krediet hierop afstemmen. Een situatie waarin een goede externe rapportage van financiële informatie plaatsvindt en een integere gedragscode zichtbaar aanwezig is, zal sneller vertrouwen bij een bank opwekken.

Ook de gedragscodes die op de financiële instellingen van toepassing zijn, beïnvloeden de vermogenseisen en de uitgifte van krediet. Zo dient een bank integer en vertrouwelijk haar werkzaamheden te verrichten waarin de belangen van de klant niet worden geschaad. De Wet financieel toezicht (wft) is deels ontstaan om de AFM mogelijkheden te geven om deze integere dienstverlening te waarborgen. Zo is een bank door de wft niet gerechtigd kredieten aan te gaan tegen onverantwoorde voorwaarden. Op het web zijn door het AFM normen van consumptief krediet gepubliceerd waarin het volgende is geschreven:

In haar toezicht zal de AFM de nieuwe normen in de gedragscodes zien als een minimale invulling van de open norm ter voorkoming van overkreditering. Hierbij merkt de AFM op dat voor bestaande of nieuwe (consumptieve) financieringen moet worden uitgegaan van financieringslasten per maand die minimaal gelijk zijn aan 2% van de kredietsom of

kredietlimiet bij doorlopend krediet. Hierdoor hebben kredietnemers de financiële ruimte om

(16)

het krediet binnen afzienbare tijd af te lossen, ook als zij een krediet hebben zonder (volledige) aflossing en/of een langere looptijd. Indien consumptieve uitgaven worden

gefinancierd met krediet met hypothecaire zekerheid, zijn de normen voor consumptief krediet in beginsel van toepassing. De AFM zal er op toezien dat de afwijkende invulling van de open norm, minimaal dezelfde zichtbare bescherming (normen) biedt tegen overkreditering als de normen in de genoemde gedragscodes.”

“De AFM acht 1 oktober 2008 een reële invoeringsdatum voor inkomensafhankelijkheid, omdat de AFM de kredietaanbieders reeds bij brief van 5 maart 2007 heeft geïnformeerd dat de normen inkomensafhankelijk moeten worden. Daarnaast zijn kredietaanbieders die een creditscoringssysteem gebruiken in dezelfde brief geïnformeerd dat zij in aanvulling op dit systeem een (beperkte) inkomsten- en lastentoets moeten uitvoeren. Indien op de hiervoor genoemde data de gedragscodes nog niet volledig kunnen worden nageleefd, dienen in ieder geval adequate maatregelen te zijn getroffen die minimaal een vergelijkbare bescherming bieden tegen overkreditering.”

Naast de verslaggevingstandaarden wordt landenrisico genoemd; dit is het risico dat afhankelijk is van het land waarbinnen een onderneming actief is. Het landenrisico, wat in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van een risicoprofiel, wordt door Claessens en Embrechts (2002) als volgt gedefinieerd: “countryrisk is the risk of exposure to losses caused by events in the particular country, which may be under the control of the government but not under the control of a private enterprise or individual”. Het onderscheid tussen landen en sectoren is belangrijk aangezien deze directe invloed uitoefenen op het risicoprofiel van ondernemingen. Voor alle landen kunnen specifiek de politieke en commerciële risico’s worden weergegeven. Om hier een voorbeeld van te geven kan naar het landenrisico van Afghanistan worden gekeken, opgedeeld in het politieke en commerciële risico. De doorwerking van de onstabiele politiek en de conflicten daar zijn hierin duidelijk zichtbaar. De stabiliteit van Nederland daarentegen leidt tot een zichtbaar lager landenrisico.

(17)

Licht Hoog risico Licht Hoog risico

Tabel 1. Landenrisico van Afghanistan in tijden van onstabiele omstandigheden.

Politiek risico Commercieel risico

Licht Hoog risico Licht Hoog risico

Tabel 2. Landenrisico van Nederland tijdens stabiele omstandigheden.

In het algemeen zal een bank deels op basis van omgevingsvariabelen het kredietrisico bepalen. Daarom zal bij kredietverlening aan een onderneming in Afghanistan een veel hogere rentevergoeding worden gevraagd of minder snel een krediet worden verleend, dan bij kredietverlening aan een onderneming die in Nederland actief is.

Binnen het landenrisico moet specifiek het risico van de sector/branche worden genomen bij het bepalen van het risicoprofiel van een onderneming. Voorbeelden van sectoren zijn de bouw en de farmacie. In de bouwsector zal normaliter een hoger risico liggen en zal het gemiddelde risicoprofiel van een onderneming in deze sector dan ook veel slechter zijn in vergelijking met een onderneming in een relatief stabiele sector als de farmacie. De ondernemingen die binnen de farmaciesector actief zijn, zullen in het algemeen dan ook beter risicoprofiel worden gewaardeerd dan bedrijven binnen de bouwsector. Bij een eventuele economische teruggang, zoals de teruggang die wij op dit moment kennen, worden bouwbedrijven sneller beïnvloed in de vorm van teruglopende omzet waardoor het kredietrisico hier hoger ligt.

De koppeling van het risicoprofiel van een onderneming met de overeen te komen kredietvoorwaarden wordt geconcretiseerd door het opstellen van een kredietrating. Hierbij worden ondernemingen door een kredietverlenende bank beoordeeld op kredietwaardigheid en wordt er een risicoprofiel aangemaakt dat als basis dient voor een kengetal: de kredietrating. Dit ontwikkelde kengetal zal invloed uitoefenen op de kapitaaleisen. Deze nieuwe strekking waarmee de kredietvoorwaarden worden bepaald, zijn voor ondernemers

(18)

vooral binnen het MKB van grote betekenis. Zeker laatstgenoemde ondernemingen zijn bij het aantrekken van kapitaal in de meeste gevallen in grote mate afhankelijk van kredietverlening door financiële instellingen. Een optimale financiering tegen minimale kosten kan worden gestimuleerd, door een goede communicatie van (financiële) informatie en het verbeteren van het risicoprofiel van de onderneming. Een goede bedrijfsvoering ligt hieraan ten grondslag.

2.3 De kredietrating

Basel II kent diverse risico’s toe aan de uitgifte van een bepaald krediet. Het kredietrisico, marktrisico en operationele risico zijn hierbij van belang. Een kredietrating wordt gezien als een kengetal dat het kredietrisico deels inzichtelijk maakt. Deels, omdat met de kredietrating niet altijd alle aspecten van het totale kredietrisico inzichtelijk worden gemaakt.

Om dit verder toe te lichten zal hier eerst de term ‘kredietrisico’ worden behandeld.

Het kredietrisico kan worden gedefinieerd als het risico dat er toekomstige verliezen optreden door het uitgeven van een krediet aan een onderneming. Hoe dit risico kan worden bepaald wordt in onderstaand overzicht geïllustreerd.

Het kredietrisico, zoals dit is bepaald voor een specifieke kredietuitgifte, heeft een directe invloed op de vermogenseisen die worden gesteld aan een bank bij het verlenen van financiering aan een onderneming. Zoals te zien is in bovenstaande illustratie, worden verschillende variabelen gehanteerd bij het bepalen van het verwachte verlies bij een kredietverlening.

Formule voor het bepalen van het totale kredietrisico

Bij het inzichtelijk maken van de risico’s die aanwezig zijn bij het uitgeven van een krediet aan ondernemingen kan de volgende formule worden gebruikt:

EL = PD x LGD x EAD

EL = expected loss: (totale) verwachte verlies

PD = probability of default: het risico dat de kredietnemer niet volledig aan zijn rente- en/of aflossingsverplichtingen voldoet LGD = loss given default: het verlies bij wanbetaling. Normaliter een percentage dat aangeeft welk deel niet kan worden

teruggevorderd wanneer de organisatie failliet gaat. Het overige deel kan worden bepaald door bijvoorbeeld waarde van de activa van de onderneming (onderpand).

EAD = exposure at default: het totale bedrag dat de onderneming de bank verschuldigd is in geval van een faillissement. Deze

(19)

De PD (probability of default) is afhankelijk van factoren als solvabiliteit, winstgevendheid, werkkapitaal, liquiditeit, kwaliteit van het management etc. Deze PD is alleen afhankelijk van de specifieke ondernemingsfactoren en wordt normaliter uitgedrukt in een kredietrating. De LGD is afhankelijk van senioriteit, onderpand en bijvoorbeeld garanties. De EAD ten slotte, is afhankelijk van de grootte en de termijn van het krediet.

Deze kengetallen die samen het verwachte verlies van kredietverlening inzichtelijk maken zijn ook toe te lichten aan de hand van de huidige kredietcrisis. Deze kredietcrisis is eerst zichtbaar geworden in de Verenigde Staten (VS) waar banken veel kredieten verleenden, ook aan meer risicovolle afnemers. Het instorten van de huizenmarkt kan hier worden gezien als een van de redenen waarom banken in financiële problemen kwamen. Door de grote waardevermindering van woningen, verliest het onderpand van een hypotheek zijn waarde. Hierdoor is het risico in de vorm van een hogere LGD sterk toegenomen. Door deze situatie in de VS zijn ook Nederlandse banken voorzichtiger geworden met het verstrekken van kredieten. Consumenten zijn voorzichtiger geworden in hun bestedingen, maar ook in het onderbrengen van spaargelden/kapitaal bij banken. Het is onder deze omstandigheden voor banken daarom belangrijk vertrouwen uit te stralen en daarbij de PD zo laag mogelijk houden.

Bij de vaststelling van de kapitaalvereisten zijn niet alleen de kredietrating, maar ook andere factoren in de formule belangrijk. Deze zijn echter afhankelijk van de specifieke factoren van het krediet en hebben geen directe invloed op de beoordeling van de onderneming. Harding (2007) hanteert voor het begrip ‘rating’ de volgende definitie: “A rating is a measure of an issuer’s ability and willingness to repay its rated obligations on time and in full in accordance with their contractual terms”. Volgens deze definitie is een rating dus een kengetal dat de kredietwaardigheid en bereidheid tot terugbetaling in overeenstemming met de kredietvoorwaarden in kaart brengt.

De kredietrating heeft een directe koppeling met de PD die wordt uitgedrukt in een percentage. Zo kan bijvoorbeeld een zes procent kans aanwezig zijn dat een onderneming binnen een jaar niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In onderstaand voorbeeld wordt de formule voor het bepalen van het totale kredietrisico uitgeschreven, de PD is hier op zes procent gesteld.

19

Ter illustratie van de formule kan een voorbeeld worden gegeven dat door Zwart (2008) wordt gebruikt in zijn onderzoek. Hier wordt de volgende situatie geschetst:

Een onderneming vraagt bij een bank een krediet aan van € 50.000, deze bepaalt de volgende variabelen: PD = 6%

LGD = 50 % verwachte verlies (EL) = 0.06 * 0.5 * 50.000 = € 1.500 EAD = 50.000

Gebeurtenis: Tijdens jaar 1 vindt er een afbetaling plaats door de onderneming van € 10.000 PD = 6%

LGD = 50% verwachte verlies (EL) = 0.06 * 0.5 * 40.000 = € 1.200 EAD = 50.000 – 10.000

(20)

In bovenstaande situatie is het verloop te zien van een uitstaand krediet. Wanneer deelbedragen van het totale krediet worden terugbetaald veranderd de EAD en heeft deze directe doorwerking in het verwachte verlies. Omdat de factoren op basis waarvan een rating (de PD) wordt bepaald aan verandering onderhevig zijn, worden deze jaarlijks herzien. Wanneer een verandering in bepaalde factoren zo groot is dat de gevolgen op de rating negatief of te hoog zijn ten opzichte van de eerder gestelde norm, vindt er een bijzondere revisie plaats (Jacobson & Roszbach, 2006). In de huidige situatie is dit belangrijk bij het beoordelen van wijzigingen in het vertrouwen van banken.

Deze revisie is belangrijk aangezien de invloed op het verwachte verlies (EL) bij een verandering van de PD groot is. Ter illustratie het volgende voorbeeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gegevens van bovenstaande situatie: Wanneer de PD in de beginsituatie 6 procent is, bedraagt het verwachte verlies €1.500. Wanneer we de PD echter veranderen in bijvoorbeeld 2% dan bedraagt het verwachte verlies €500 (0.02 * 0.5 * 50.000). Hiermee wordt duidelijk hoe relevant een betrouwbare en nauwkeurige berekening van een kredietrating is. Het tot stand komen van een rating onder de juiste informatie is dus cruciaal en heeft grote gevolgen voor de bepaling van het totale verwachte risico dat de bank in aanmerking moet nemen. In het verdere onderzoek zal het begrip ‘kredietrating’ worden gebruikt; deze bepaald de PD en kan als synoniem hiervan worden beschouwd.

Samenvattend kan worden gezegd dat een kredietrating aangeeft hoeveel risico een bank loopt bij het uitgeven van een krediet, waardoor wordt bepaald hoeveel kapitaal een bank voor deze klant moet reserveren. Dit bepaalt uiteindelijk het rentetarief dat de bank aan de klant berekent.

(21)

2.4 Benaderingen voor het bepalen van de kredietrating

Figuur 1 die hieronder is opgenomen geeft het verloop weer van drie ratingbenaderingen bij toenemend risico. De horizontale rode lijn is gebaseerd op de eerdere Basel I wetgeving. Onder deze benadering werd een vast solvabiliteitsbeslag vereist. Basel II kent een progressieve curve, waarbij een hoger solvabiliteitsbeslag wordt geëist bij hogere kredietrisico’s.

Figuur 1. Bepaling van solvabiliteitsbeslagen voor verschillende ondernemingen onder verschillende ratingbenaderingen.

De gele lijn in de figuur geeft de zogenaamde ‘standard approach’ weer, die een stapsgewijze benadering geeft van het solvabiliteitsbeslag in samenhang met het kredietrisico. De blauwe lijn is de benadering onder de IRB richtlijn. Deze benadering is, zichtbaar door de progressieve aard van de curve, veel nauwkeuriger in het ontwikkelen van een kredietrating. Het onderscheid tussen de standaard en de interne benaderingen zal hieronder worden besproken. De focus zal daarna in dit onderzoek worden gelegd op de interne (IRB) methode. De banken die op de Nederlandse financiële markt werkzaam zijn hanteren overwegend deze eigen interne ratingbenaderingen bij de opstelling van kredietratings. In dit onderzoek zal niet verder op het onderscheid tussen de benaderingen worden ingegaan. De IRB zal de leidraad vormen bij het schrijven van deze scriptie, aangezien deze overwegend wordt gebruikt in de Nederlandse financiële markt.

Onderscheid tussen ‘standard approach’ en interne systemen

(22)

De ‘Standard approach’ is een externe rating van een externe rating agentuur. Dit zijn kredietratings zoals die worden aangeleverd door bijvoorbeeld Moody’s en S&P aan banken voor de grotere (beursgenoteerde) klanten. Deze methode wordt internationaal veel toegepast.

Aangezien in Nederland de financiële markt bestaat uit een klein aantal grote banken die een hoge omzet behalen, is er ruimte voor interne systemen voor de beoordeling van kredietwaardigheid van ondernemingen. Kleine banken zullen sneller dit laten uitbesteden aan externe ratingkantoren.

Krahnen (2001: 5) formuleert het begrip ‘IRB’ als volgt: “Internal ratings are produced by financial intermediaries (notably banks) to evaluate the risks they take into their own books”. Met het gebruik van deze IRB methode maakt een bank zelf een schatting van één of meer van de bepalende factoren van de kapitaalvereisten. Wanneer alleen een inschatting van de kans op default (PD) wordt gemaakt wordt ook wel gesproken van de basis IRB methode. Een meer verfijnde methode is wanneer ook een schatting wordt gemaakt van het verlies in geval van default (LGD) en de exposure ten tijde van de default (EAD) voor de bepaling van de kapitaalvereisten. In de praktijk zijn de interne rating- systemen onder strikte voorwaarden te implementeren. Bij het opstellen van deze systemen dient namelijk de opzet te worden geautoriseerd door de centrale bank van het betreffende land waarin een bank opereert (geldt binnen de EU), voordat deze in werking mogen worden gesteld. Omdat deze scriptie gericht is op de Nederlandse financiële markt, zal specifiek worden gekeken naar de laatstgenoemde interne ratingmethode.

2.5 Informatie die als input is benodigd voor de kredietrating

De risico’s die het uitgeven van krediet aan een onderneming bepalen voor een bank, worden specifiek in kaart gebracht door gebruik te maken van kwantitatieve en kwalitatieve informatie. Op welk type informatie de nadruk ligt, zal voor kleine en grotere ondernemingen

(23)

later in deze scriptie specifiek aan bod komen. Hier zullen eerst voorbeelden worden gegeven van kwantitatieve en kwalitatieve informatie om dit onderscheid te verhelderen.

Kwantitatieve analyse omvat vooral financiële analyse en is mede gebaseerd op de financiële rapporten van een onderneming. De kwalitatieve analyse bestaat bijvoorbeeld uit een onderzoek naar de kwaliteit van het management; de tolerantie van het management ten aanzien van risico is hierbij erg belangrijk (Laere, 2002). Hieronder volgen een aantal voorbeelden van beide categorieën:

kwantitatieve gegevens zoals solvabiliteitsratio’s, liquiditeit ratio’s (current ratio of

quick ratio), rentabiliteit ratio’s (hoog/laag rendement bij functionering) en betaalgedrag. (handelscrediteuren termijn in weken) en rentedekking (interne correlatieratio)

kwalitatieve gegevens zoals positie van afnemers/leveranciers, continuïteit, product-

portfolio, bedrijfsprocessen, klantenbeheer, financieel beheer en personeelsbeleid.

In de praktijk wordt bij banken, met het gebruik van IRB- systemen, het aantal variabelen vaak teruggebracht tot een hoeveelheid waarbij het model de kleinste Akaike’s Information Criterion (A.I.C) oplevert. Dit wil zeggen dat er een afweging is tussen de kosten die een toenemend aantal variabelen met zich meebrengen en de nauwkeurigheid die dient te worden behaald (Zwart, 2008). In de toenemende concurrentie en drang naar kostenbeheersing kunnen de banken de ratingprocedure efficiënt uitvoeren door het aantal variabelen terug te brengen tot een optimaal aantal. Dit kan zonder een groot verlies aan nauwkeurigheid worden gedaan door gecorreleerde ratio’s terug te brengen tot één of enkele kernratio’s die de risico’s goed in kaart brengen (Zwart, 2008).

2.6 Eventuele opschoning van financiële informatie uit de bedrijfseconomische balans nader belicht

Bij het beoordelen van een onderneming op kredietwaardigheid zijn financiële resultaten, de huidige financiële positie maar ook toekomstverwachtingen belangrijk. Een jaarrekening waarin de balans de huidige financiële positie weergeeft en de resultatenrekening het behaalde resultaat, vormt daarom belangrijke informatie als input voor een kredietrating. Dit komt doordat deze informatie iets zegt over de financiële gezondheid van de onderneming, waar ook deels onzekerheid bestaat over de toekomstige ontwikkeling van bijvoorbeeld de markt waarin het actief is. Bij het verlenen van krediet aan een onderneming zijn zaken als

(24)

onderpand e.d. belangrijk. De grootste betrouwbaarheid ligt hierbij in tastbare zaken van grote waarde die door een financiële instelling kunnen worden gevorderd bij het niet nakomen van kredietafbetaling. Een voorbeeld van een minder harde en tastbare activa, dat de financiële positie van de ondernemingen bepaalt, is goodwill. Wanneer een onderneming die voor het overgrote deel van haar totale activa uit goodwill bestaat in slechte omstandigheden beland, kan dit al snel leiden tot verslechtering van de financiële positie en het bedreigen van eventuele toekomstige aflossingen van uitgegeven krediet.

Om met deze en andere onzekerheden vanuit de financiële jaarrekening rekening te houden, bewerken banken deze informatie. Het uiteindelijke resultaat na bewerking, in de praktijk ook wel opschoning genoemd, is een bancaire balans. Deze bancaire balans wordt vervolgens voor het bepalen van een kredietrating gebruikt. Om zoveel mogelijk zekerheid en betrouwbaarheid in te bouwen bij het verlenen van krediet, bestaat dit proces van opschonen uit het verwijderen van minder harde maatstaven (zoals goodwill) in de boordeling van de kredietwaardigheid.

“Goodwill wordt in de financiële wereld sterk gerelativeerd. Dit betekent dat een bankier bij een kredietaanvraag bij het bepalen van de solvabiliteit van de onderneming geen rekening houdt met geactiveerde goodwill. De goodwill wordt als het ware uit de balans geschrapt, waardoor het eigen vermogen van de onderneming op deze bancaire balans veel kleiner is.” (Vink, 2002).

Dit citaat maakt duidelijk dat het eigen vermogen van een onderneming door deze opschoning sterk wordt beperkt om een zeker beeld te krijgen van de financiële gezondheid van een onderneming.

In de literatuur van Vink (2002) wordt de link gelegd tussen het gebruik van de bancaire balans door banken en de horeca die hierdoor moeilijker aan financiering komt. Dit is een logisch gevolg gezien het feit dat de activa van horeca ondernemingen vaak voor een groot deel uit goodwill bestaat. Dit proces waarin een bancaire balans wordt aangemaakt wordt in de huidige situatie door de banken uitgevoerd. Het is mogelijk dat hier een rol voor externe deskundigen ligt om deze werkzaamheden te verrichten. Voor een accountant zou een dergelijke werkzaamheid nieuw zijn. Om deze reden zijn externe ratingkantoren op dit gebied wellicht deskundiger, deze zijn namelijk al langer hierin werkzaam.

(25)

In paragraaf 2.3 is de kredietrating beschreven. Ook de banken worden hiermee beoordeeld. De financiële markten zijn in de huidige omstandigheden sterk onder druk komen te staan. Zo was de recente overname van de bank Fortis door de overheid noodzakelijk om de continuïteit van deze bank te beschermen.

“De meeste banken staan er nu minder goed voor dan een jaar geleden, maar hun ratings hebben ze nauwelijks naar beneden bijgesteld” schrijft A. Gast in het tijdschrift de Accountant (Blokdijk 2008, Koopmans 2008).

Aanleiding voor deze constatering zijn de financiële problemen bij de IJslandse bank ‘Icesave’. Deze bank kende een AA rating die door de externe ratingbeoordelaar Moody’s werd toegekend. De totstandkoming van deze rating maar ook het recent aanpassen hiervan leidde tot veel vragen na het bekend worden van de financiële problemen bij de bank. Icesave hanteerde een rente hoger dan vijf procent om beleggers aan te trekken. Toen het vertrouwen in de bank verdween gingen klanten massaal over tot het opnemen van hun rekening-courant bedragen. Dit leidde tot het niet kunnen terugbetalen van de deposito bedragen, waardoor de bank in een financiële crisis is beland.

Als gevolg van de huidige ontwikkelingen zullen beleggers voorzichtiger worden, zo ook bij het onderbrengen van spaargelden bij banken. De Telegraaf vermeldde op 30 augustus 2008 het volgende: “in de resultaten van Friesland Bank is een goede verbetering zichtbaar in het eerste halfjaar. Er is namelijk veel meer nieuw spaargeld binnengekomen met in totaal zo’n 5500 nieuwe klanten”. En financieel directeur Vlaskamp voegde daar nog aan toe dat “de bank in juli en augustus net zoveel spaargeld heeft binnengehaald als in het eerste halfjaar”. Het is opmerkelijk dat de Frieslandbank en Rabobank lijken te profiteren van de ontwikkelingen in de financiele markt. Deze banken worden in het artikel beschreven als organisaties die als betrouwbaar worden gezien door de spaarder.

3. Onderzoeksopzet

3.1 Introductie

(26)

In dit hoofdstuk wordt de opzet van de verkenning besproken die in het vervolg van deze scriptie zal worden uitgewerkt. Dit hoofdstuk zal worden onderverdeeld in de aanleiding, afbakening, selectie van onderzoekseenheden en de onderzoeks- methodologie.

3.2 Aanleiding en doelstelling

Aanleiding van deze uitwerking zijn de vele discussies die plaatsvinden over dit onderwerp. Enige hiervan zijn in het vorige hoofdstuk opgenomen onder het theoretisch kader van dit onderzoek. Met deze scriptie zal de toegevoegde waarde van werkzaamheden door een accountant bij het tot stand komen van een kredietrating in kaart worden gebracht.

3.3 Afbakening

Een goede oriëntatie op het gebied van kredietratings en het tot stand komen hiervan is cruciaal geweest om te komen tot een goede afbakening en focus van dit onderzoek. Hierbij is rekening gehouden met:

A) het onderscheid tussen de verschillende ratingbenaderingen

B) de focus van dit onderzoek op de aanlevering van informatie aan een bank

C) de focus op de totstandkoming van een rating binnen het midden- en kleinbedrijf.

A) Ratingbenaderingen

Het onderscheid tussen de ratingbenaderingen; de ‘Standard Approach’ en de interne benadering is in het (theoretisch) kader van deze scriptie al aanbod gekomen. In dit onderzoek wordt de focus specifiek gelegd op de interne rating benadering, waaronder een MKB rating binnen Nederland normaliter wordt opgesteld.

In 2005 heeft er een onderzoek plaatsgevonden door DNB, gericht op het in kaart brengen van al aanwezige interne systemen voor het ontwikkelen van kredietratings (DNB 2005). Dit artikel rapporteert dat deze systemen zijn ontwikkeld door eerst een intern beleid op te stellen, wat een raamwerk bevat van belangrijke standaarden binnen de bank. Hierna vindt er een beschrijving van de processen voor de modelontwikkeling plaats, waarna er een toetsing en autorisatie plaatsvindt. DNB heeft in dit onderzoek geconstateerd dat de vijf grote Nederlandse banken in vergelijking met eerdere toetsingen van ratingsystemen, grote vooruitgang hebben geboekt in het beoordelen van ondernemingen op kredietwaardigheid. De processen blijken in 2005 niet altijd efficiënt te verlopen. Tegenwoordig zijn de interne systemen verder ontwikkeld om met de invoering van Basel II ondernemingen van een kredietbeoordeling c.q. rating te kunnen voorzien.

(27)

B) focus op de aanlevering van informatie in de totstandkoming

Wanneer een bank voor het opstellen van een kredietrating informatie opvraagt, hangt de mate en soort van de informatie af van de situatie en de (grootte) van de onderneming.

In deze paragraaf zal de aanlevering van informatie maar ook de aard van de informatie specifiek worden besproken. Deze scriptie zal vooral van toepassing zijn op dit kritieke proces; namelijk de aanlevering van juiste en betrouwbare informatie waarmee een goede beoordeling van kredietwaardigheid kan plaatsvinden.

Op welke informatie de nadruk ligt bij het beoordelen van een onderneming is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Factoren die (mede) van belang zijn, zijn ouderdom en

omvang van de onderneming.

De ouderdom van de onderneming heeft directe invloed op de mogelijkheden die er liggen om resultaten van vorige periodes mee te nemen in de beoordeling van ondernemingen op kredietwaardigheid. Deze resultaten geven inzicht in het functioneren van een onderneming, maar bieden ook een goede verwachting voor de toekomst. Deze zijn dan ook uitermate belangrijk in het beoordelen van de kredietwaardigheid ondernemingen. Wanneer er sprake is van een sinds kort opgerichte onderneming waarbij nog geen resultaten van vorige periodes beschikbaar zijn (zoals verloop van rekeningen), dient er meer te worden gesteund op kwalitatieve aspecten om de verwachte functionering en kredietwaardigheid van de onderneming te beoordelen. Daarom zullen aspecten als de kwaliteit van het management, de omvang van de onderneming en de hoeveelheid kapitaal wat eventueel als onderpand kan dienen, een indruk geven over het toekomstige kredietrisico.

De omvang van de onderneming, dat al werd genoemd in de vorige alinea, is ook een belangrijke factor bij het bepalen van welke soort informatie te gebruiken bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van ondernemingen. Kredietaanvragen die door grote (beursgenoteerde) ondernemingen worden gedaan zijn vaak van grote omvang. Deze ondernemingen worden hoofdzakelijk door derden beoordeeld aan de hand van kwantitatieve informatie. Dit gebeurt normaliter in de vorm van inzage in de jaarrekening.

Kwantitatieve gegevens kunnen een goede indruk van de financiële positie van een onderneming geven, maar de nadruk op kwalitatieve variabelen is met de komst van Basel II veel groter geworden. Back (2005) verklaart in de conclusie van zijn onderzoek het volgende:

(28)

“The primary results showed that the model based on non-financial variables classified better than the financial ratio model, especially in classifying bankrupt firms and firms with payment delays. These results are interesting as in principle financial statements are not a necessity in separating healthy firms from bankrupt firms or from firms with payment delays”.

Wanneer de koppeling naar het MKB wordt gemaakt, blijkt hier kwalitatieve informatie vaak een grotere plaats in te nemen bij een beoordeling. Ter illustratie: Wanneer er sprake is van een vennootschap onder firma met twee eigenaren of zelfs een onderneming waarbij het eigendom bij één enkele persoon ligt, wordt het aspect ‘continuïteit’ veel belangrijker bij het beoordelen van het totale kredietrisico.

C) De totstandkoming van een rating binnen het midden- en kleinbedrijf

In de vorige paragraaf is de aard van de informatie nader beschreven die normaliter als basis dient voor een kredietrating. Vooral bij kleinere ondernemingen is niet altijd een duidelijk overzicht hoe een rating tot stand komt. De omvang van de onderneming is genoemd als een van de factoren die de afweging van kwalitatieve en kwantitatieve informatie beïnvloed in het beoordelen van de kredietwaardigheid van een onderneming. Deze factor zal hier verder worden uitgewerkt.

Indeling van ondernemingen op basis van omvang

De ondernemingen binnen Nederland waar banken mee te maken krijgen c.q. die kredieten aanvragen bij deze financiële banken worden in tabel 3 weergegeven. Deze scriptie richt zich op de eerste twee categorieën die samen het MKB van Nederland vormen. Dit zijn de ondernemingen die na 2008 in meerdere mate met de term ‘kredietrating’ te maken krijgen.

Wanneer een ondernemer die binnen het MKB valt (volgens wet 2:397 BW) een krediet aanvraagt bij een bank, leidt dit tot een reeks van gebeurtenissen waarbij de ondernemer zelf verantwoordelijkheid is voor het aanleveren van informatie.

(29)

Omvang onderneming Kleine ondernemingen met personeel (<50 werknemers) Middelgrote onderneming (50-250 werknemers) Grote (beursgenoteerde) onderneming (250< werknemers) Richtlijnen voor

solvabiliteitsbeslag Rating Rating

Uitbesteding van kredietbeoordeling

(Moody’s, S&P) Factoren die voor

bepalen overwegend belangrijk zijn voor het

bepalen van de kredietrating/minimale

solvabiliteitsbeslag

Gedragscodes, kwalitatieve factoren, evt

aangevuld met jaarrekening Kwantitatieve factoren, jaarrekening evt aangevuld met kwalitatieve factoren

Bij zelf opstellen van een rating wordt hier

veelal gebruik gemaakt van externe

bronnen. Verklaring over de financiële verantwoording Samenstellingsverklaring Samenstellingsverklaring/ controle accountantsverklaring (wettelijke) Controle accountantsverklaring Globale omvang van het

aantal ondernemingen in het MKB

80 % 20 %

Tabel 3. Raten van ondernemingen van verschillende omvang

Bij grote bedrijven waarbij een bank grote hoeveelheden krediet heeft uitstaan kunnen interne financiële analisten worden ingezet om de onderneming te monitoren in financiële zin. Hier kan worden gedacht aan het uitvoeren van cijferanalyses betreffende de solvabiliteit/liquiditeit van een onderneming. Omdat de kredietaanvragen in het MKB van veel kleinere omvang zijn is dit niet acceptabel, de kosten hiervoor zullen namelijk te hoog liggen. Hierdoor zal een bank bij de aanvraag van een krediet, maar ook tussentijds, vaker de onderneming verzoeken om inzicht te verschaffen in de (financiële) staat van de onderneming.

Een relatief goedkope en betrouwbare bron van informatie die bij derden kan worden verkregen zijn debiteurenbestanden van telefoonmaatschappijen, zoals Vodafone. Ook speciale datahandelaren bieden deze informatie aan. Andere bronnen om inzicht te krijgen in het betaalgedrag van klanten zijn de KvK en het BKR. Het aantrekken van relatief betrouwbare informatie van derden is niet altijd een optie. Deze moeten namelijk vaak tegen hoge kosten worden gemaakt. De afweging van extra voordelen door betere risicobeheersing enerzijds en hogere kosten, die hiervoor gemaakt moeten worden anderzijds is vaak doorslaggevend.

(30)

Wanneer een onderneming informatie aan de bank dient aan te leveren kan dit zijn in de vorm van de jaarrekening, het investeringsplan, ondernemingsplan en/of een informatieboekwerk waarin alle relevante informatie van de onderneming is vermeld. Deze informatie dient normaliter inzicht te geven in de verwachting van de komende vijf jaren. Indien gewenst, kan hier door een bank in bepaalde gevallen een prognose bij worden aangevraagd. Inzicht en kennis van de (financiële) staat van een onderneming wat door een bank dient te worden verkregen, is afhankelijk van de mate waarin de ondernemer informatie volledig en tijdig aanlevert. De ondernemer dient hiervoor niet alleen financiële informatie, maar ook niet-financiële informatie zoals het beheersen van bedrijfsprocessen, de administratieve organisatie en het op orde hebben van het interne risico- en beheersingssysteem inzichtelijk te maken voor de bank. Het tijdig aanleveren van de juiste en volledige informatie is een ‘must’ om de onzekerheid bij een bank minimaal te houden waardoor een positief risicoprofiel kan worden behaald. Op deze manier kunnen de rentevoorwaarden voor het aantrekken van krediet zo laag mogelijk worden gehouden. De onderneming verzamelt de gegevens en stuurt deze op, waarna deze door de bank wordt ingevoerd in het IRB proces en een kredietrating ontstaat die samen met de kredietvoorwaarden aan de ondernemer wordt gecommuniceerd.

In figuur 2 (onderstaand) is deze globale totstandkoming in kaart gebracht.

2.Aanvragen krediet

3.Opvragen financiële informatie

4. Opgevraagde info

5.Ontstane rating + kredietvoorwaarden 1.Controle op jaarrekening (verklaring)

Figuur 2. Huidige situatie in totstandkoming van een rating op basis van IRB.

Bank

1. Bepalen Variabelen info 2. Reconciliatie BE Balans 3. Invoer gegevens

5. Uitvoeren rating proces 1. Accountant 1. Samenstelling/Controle op jaarrekening Ondernemer 1. Verzamelen en verwerken opgevraagde (financiële) informatie

(31)

In bovenstaande figuur is de samenstelling en/of controle van de jaarrekening ook weergegeven. In de eerdere matrix, waarin de ondernemingen werden gecategoriseerd op basis van omvang, is zichtbaar dat de samenstellingsverklaring binnen het MKB overwegend van toepassing is. Van een (wettelijke) controle van de jaarrekening is niet altijd sprake. Dit wil zeggen dat er dan geen zekerheid is afgegeven over de betrouwbaarheid van te gebruiken (financiële) kwantitatieve informatie. Indien er wel een controle is verricht en een redelijke mate van zekerheid is gegeven betreffende de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving, dan valt niet uit te sluiten dat dit gevolgen zal hebben voor de kredietrating. Het risicoprofiel dat door de bank aan de onderneming wordt toegekend zal meer positief zijn, aangezien de bank meer zekerheid heeft en het risico op onvolledige/onjuiste informatie beperkt is.

3.4 Stellingen

Deze scriptie is geschreven om de rol van een accountant in het totale ratingproces in kaart te brengen om zo bij te kunnen dragen aan eventuele verbetering van dit proces. Deze verkenning zal deels op basis van informatie uit de praktijk worden uitgevoerd met als doel waar mogelijk proposities op te stellen. Voor het verzamelen van relevante informatie middels interviews zijn een viertal stellingen in het leven geroepen. Deze stellingen zijn opgesteld in lijn met de uitwerking van een tweetal deelvragen. Deze zijn in de probleemstelling al opgenomen.

Ter recapitulatie:

* In welke mate kan de accountant werkzaamheden verrichten om de aanlevering van informatie aan een bank efficiënt en betrouwbaar te laten verlopen?

* Wat kan een accountant voor haar cliënten betekenen om de relatie met de banken te verbeteren?

De volgende stellingen zullen worden gehanteerd:

Stelling 1: “Een accountant kan meerwaarde bieden in het totale ratingproces door beoordelingen te geven betreffende de juistheid/volledigheid van informatie die door een onderneming aan een bank wordt geleverd”

(32)

Stelling 2: “Door de opschoning (reconciliatie) van de bedrijfseconomische balans, zoals normaliter als onderdeel van de jaarrekening is opgenomen, te laten verrichten door een gespecialiseerde derde kan dit proces met een hogere efficiëntie en betrouwbaarheid worden uitgevoerd”

Stelling 3: “Een proces waarin een accountant kwalitatieve en kwantitatieve ratinginformatie aanlevert aan een bank, leidt tot een grotere betrouwbaarheid en is in de huidige financiële markt gewenst”

Stelling 4: “Er liggen kansen voor een accountant om voor haar cliënten (ondernemingen) overige diensten te verrichten die gericht zijn op het verbeteren van de positie in de relatie met een bank”

3.5 Onderzoeksmethodologie

3.5.1 Kwalitatief onderzoek; verkennend onderzoek

Wat vooraf ging aan het schrijven van deze scriptie, is veel oriëntatie aan de hand van literatuur en eigen waarneming, maar ook gesprekken met de personen Witt en Pasmooij (die later in deze scriptie worden genoemd). Deze personen gaven inzicht in belangrijke gebeurtenissen en discussies ten aanzien van de kredietrating. Hier werd al snel de vraag gesteld: kan een accountant invloed uitoefenen en zo meerwaarde bieden in de totstandkoming van een kredietrating?

Witt en Pasmooij leken hier redelijk van overtuigd. Na de verdere verkenning op dit onderwerp via gesprekken met Hagoort, Jutte en Dekker bleken dezen een geheel andere perceptie te hebben ontwikkeld. Hiernaast zijn op het terrein van de kredietrating en de financiële markt veel recente ontwikkelingen gaande waarbij nog veel onduidelijk is. Deze bevindingen en gebeurtenissen leidden tot de moeilijkheid een algehele conclusie te vormen. Dit is voor mij reden geweest om dit onderzoek in de vorm van een verkenning uit te voeren en deze scriptie zo ook in te richten met als doel om onder de huidige omstandigheden de rol van de accountant in het kredietratingsproces zo goed mogelijk in kaart te brengen.

(33)

3.5.2 Wat kan de waarde van deze verkenning zijn?

In de inleiding is reeds de relevantie van deze scriptie voor verschillende instanties en beroepsgroepen behandeld. Hierbij gaat het niet alleen om de relevante kennisname van dit onderwerp zoals de algemene informatie die in de inleidende hoofdstukken is opgenomen. De verdere verkenning vanuit de praktijk die hierna zal worden vastgelegd geeft een uitwerking van de onderzoeksvraag. Hierbij zal de (potentiële) rol van een accountant in het totale kredietratingsproces, waarin een onderneming wordt beoordeeld op kredietwaardigheid, in kaart worden gebracht. Het uiteindelijk doel hierbij is een zo’n juist mogelijk beeld te geven van de mogelijkheden die aanwezig zijn om de accountant te integreren in dit proces, zodat op basis hiervan mogelijk gezocht kan worden naar verbeteringen om zo toegevoegde waarde te bieden voor de onderneming en/of bank.

3.5.4 Methode voor het verzamelen van informatie

Op basis van eigen waarneming is bij het ratingkantoor Finan te Zwolle informatie verzameld over de basisbeginselen van een kredietrating, zoals de betekenis van een kredietrating, het proces waarmee een deze tot stand komt, maar ook welke informatie hiervoor benodigd is. Verdere uitwerking van deze scriptie is gebaseerd op informatie welke is verkregen aan de hand van wetenschappelijke literatuur en overige kwalitatieve bronnen, in het bijzonder door het afnemen van interviews.

3.6 Selectie van onderzoek

De volgende personen hebben hun medewerking aangeboden voor dit onderzoek. Zij zullen hier kort worden geïntroduceerd:

C.N. Hagoort is: ‘Risk Manager Officer’ bij de Friesland Bank te Leeuwarden. In april 2008

is door hem aan de Rijksuniversiteit te Groningen een bijeenkomst verzorgd met als onderwerp ‘Risico Management bij banken’. Hierop volgde een gesprek waaruit ik informatie heb verkregen die een bijdrage heeft geleverd aan dit onderzoek.

J. Pasmooij (Jan) is sinds maart 2001 werkzaam bij het NIVRA als manager ICT Knowledge

Center. Hij is mede werkzaam op het gebied van XBRL en is tevens voorzitter van XBRL Nederland. Gegevens kunnen volgens Pasmooij eenvoudiger worden uitgewisseld, verwerkt en geanalyseerd door gebruik te maken van ICT. De ontwikkelingen op het gebied van de huidige Basel II bepalingen en bijbehorende kredietratings zullen in de toekomst ook

(34)

mogelijk sterk door ICT en XBRL worden beïnvloed. Deze persoon zal inzicht geven in de (potentiële) rol van een accountant hierin.

G. Jutte (Guust) is: ‘Productmanager Vreemd Vermogen’ bij Rabobank MKB Nederland. Op

8 mei 2008 heeft Jutte gesproken op de XBRL- conferentie over de onderliggende gedachte van de nieuwe bankentaxonomie. Deze taxonomie wordt gezien als een stap voorwaarts voor de gehele financieringsketen, door banken maar ook externe financiële dienstverleners. De eventuele rol van de accountant hierin komt later in dit onderzoek aan bod.

I. Dekker (Igno) is ‘business architect’ bij ABN Amro te Amsterdam. Deze persoon is ook

bereid bevonden om inzicht te geven in de situatie waarin banken werkzaam zijn en over een mogelijke dienstverlening van een accountant in de totstandkoming van een kredietrating.

F.Witt (Fritz) is directeur van ‘URA Rating Agency’. Deze organisatie is mede werkzaam in

het opstellen van externe kredietratings. Samen met het SRA werkt deze organisatie aan de verbetering van de transparantie van ratingprocessen door betere data analyses bij banken mogelijk te maken. F. Witt ziet de accountant als assurance provider die in staat is banken de hoogste en veiligste datakwaliteit te bieden.

E.J. Stokking is directeur van ‘Finan - Financial Analysis’ te Zwolle. Hij is bereid gevonden

om als tweede beoordelaar van deze scriptie op te treden, maar heeft ook inzicht gegeven binnen zijn organisatie FINAN over het onderwerp ‘rating’. Dit heeft een bijdrage geleverd aan het verkrijgen van kennis over de begripsbepaling en voor het verkrijgen van bijbehorende literatuur.

(35)

4. Uitwerking Onderzoeksdata

4.1 Introductie

In dit onderdeel van de scriptie zullen de meest resultaten van gevoerde interviews worden besproken. Hierin zullen alleen de meest relevante zaken worden besproken, opbouwend naar de rol die aan een accountant wordt toebedeeld. Deze data zal worden gehanteerd voor de verdere analyse in deze scriptie. De vragen die leidend zijn geweest voor de gesprekken en die relevant zijn zullen onderlijnd worden opgenomen, waarna de antwoorden cursief zullen worden beschreven.

4.2 Uitwerking onderzoeksdata

4.2.1 De beginrelatie bij aanvang van een kredietrating, gebaseerd op vertrouwen

Is er altijd sprake van vertrouwen betreffende de betrouwbaarheid van (de aangeleverde informatie van) een klant wanneer deze een krediet aanvraagt?

“Er dient vertrouwen te zijn bij een bank in de cliënt, anders kan er geen relatie worden aangegaan. Er wordt dus geen krediet verstrekt voordat er voldoende vertrouwen is en de risico’s in kaart zijn gebracht”(Hagoort).

Hoe kan dit vertrouwen worden verkregen en/of waar nodig worden vergroot?

“Vertrouwen in een cliënt kan normaliter worden verkregen via gesprekken met het management. Naast een gesprek met de ondernemer, de consistentie in de informatie die wordt aangeleverd, de reputatie van de onderneming in de markt en eigen waarneming kan ook een oordeel van een onafhankelijke accountant (in opdracht van de onderneming) het vertrouwen vergroten”(Hagoort).

Wanneer Hagoort spreekt over beoordelingen die een accountant kan verrichten, doelt hij hierbij op het creëren van vertrouwen bij een bank tijdens de acceptatiefase van een onderneming om te kunnen besluiten of met deze (potentiële) klant zaken gedaan kan worden zonder dat teveel risico wordt gelopen. Dit gebeurt voordat wordt verdergegaan met het opstellen van een kredietrating.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

indien een harmonisatie zich immers slechts tot de accijnzen zou beperken, worden de landen die het zwaartepunt op de indirecte belastingen leggen, dubbel bevoorbeeld; de

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Ouders verwoorden verschillende essentiële aspecten in de grondhouding die zij verwachten van professionele hulpverleners: de vragen en wensen van ouders ernstig

De centrale vraagstelling van dit onderzoek was: ‘Welke ondersteuningsbehoeften hebben ouders van een kind met een handicap op vlak van opvoeding en op welke wijze kan daar zowel

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

MJA-overzicht incl schriftelijke mededelingen..

Nederlandse Vereniging van Aids Behandelaren (NVAB) zijn er meerdere combinatietherapieën mogelijk bij patiënten die voor het eerst worden behandeld.. De vraag is of een volledige

pleziervaartuigen voor een aantal prioritaire stoffen uit het Nederlandse milieubeleid. Het aanvullend scenario scoort vooral tussen 2000 en 2020 aanmerkeliik beter dan het IMEC-