• No results found

Batenberekening voor de ruilverkaveling Weert - Stramproy met het rekenprogramma AGREVAL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Batenberekening voor de ruilverkaveling Weert - Stramproy met het rekenprogramma AGREVAL"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r

NN31545.1079 ^

NOTA 1079T februari 1979 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

BATENBEREKENING VOOR DE RUILVERKAVELING WEERT-STRAMPROY MET HET REKENPROGRAMMA AGREVAL

ing. G.H. Reinds en ir. J.W. Righolt

f*, *«, 'd v£ i. J *:* H-1 5 y !>. f *fv

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

II1111 IUI lllfflllll Uil HU III 1 111 I IUI

0000 0021 1454 Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D

Biz.

SAMENVATTING 1 1. INLEIDING 2 2. HET KARAKTERISEREN VAN DE VERKAVELINGSSITUATIE 3

3. DE WATERHUISHOUDING ZONDER EN MET RUILVERKAVELING 6

4. BEDRIJFSECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN 7

5. DE BEGROTINGSRESULTATEN 9 6. RECAPITULATIE VAN ENKELE KARAKTERISTIEKE ELEMENTEN

UIT HET AGREVAL-PROGRAMMA 13 De opzet van het systeem 13 Enkele bijzondere punten 16

LITERATUUR 17 BIJLAGEN

(3)

SAMENVATTING

Voor de ruilverkaveling in voorbereiding Weert-Stramproy is met behulp van het programma AGREVAL een set berekeningen uitgevoerd ter illustratie van de wijze waarop de door de Werkgroep 'HELP' voorge-stelde berekening van de landbouwbaten van de ruilverkaveling met dit programma kan worden verwezenlijkt.

Door zowel in het opbrengsten- als in het kostenvlak mede de effecten van de verbeterde waterhuishouding in te voeren wordt een totaalbeeld van de baten verkregen. Op uiterst eenvoudige wijze kan ook het effect per deelmaatregel of de uitwerking van een willekeurig aantal alternatieven ten aanzien van de te scheppen

inrichtingssituatie worden uitgeschreven. Enkele voorbeelden hiervan zijn gegeven.

Veel aandacht is in het kader van deze studie besteed aan het karakteriseren van de uitgangssituatie en het daarop te baseren nul-plan. Het streven daarbij maximaal gebruik te maken van de

informa-tie die de C.I. op het punt van verkaveling en ontsluiting kan geven werd bemoeilijkt door de vorm van de output. Met name de te geringe

differentiatie van de gewenste gegevens naar dorpsbehoren en bedrij fs-grootteklasse hierin werd als een tekortkoming ervaren. Op basis van de opgedane ervaringen is dan ook een voorstel geformuleerd tot een meer functionele aanpak.

Enkele resultaten van de uitgevoerde berekeningen zijn samenge-vat in de tabellen 2 tot en met 4.

Mede ter nadere karakterisering van het beschreven systeem is in par. 6 een recapitulatie van enkele relevante kenmerken gegeven.

Het ponsdocument is met de modeluitkomsten en enige documenta-tie omtrent de ingevoerde gegevens als bijlage opgenomen.

(4)

1. INLEIDING

Voor de ruilverkaveling in voorbereiding Weert-Stramproy is met behulp van het programma AGREVAL een set berekeningen uitgevoerd die in eerste aanleg een voorbeeld bedoelt te zijn van de wijze

waarop de door de Werkgroep 'HELP' (6) voorgestelde berekening van de landbouwkundige baten van de ruilverkaveling met dit programma kan worden gerealiseerd.

De berekeningen met AGREVAL richten zich primair op het effect van de verbetering van de verkavelingssituatie: als zodanig is het systeem een verdere uitbouw van de rekenwijze die in het rapport van de Werkgroep HELP (par. 6.4) als 'Variant II' wordt aangeduid. Door echter zowel in het opbrengstenvlak als in het kostenvlak mede de effecten van onder meer de verbeterde waterhuishouding in te voeren, geeft zij een geïntegreerd beeld van de uitwerking van het geheel van de in ruilverkavelingsverband gewijzigde produktie-omstandigheden op de gevraagde landbouwkundige kengetallen.

Voor grondslagen en verdere toepassingsmogelijkheden van het rekensysteem wordt verwezen naar de desbetreffende nota's en publikaties (3, 4 ) . Hier wordt volstaan met op te merken, dat de

probleemgerichte,systematische aanpak het mogelijk maakt direct, zowel voor het totale effect als voor alle deeleffecten afzonderlijk, de binnen de HELP-procedure voorziene kengetallen te produceren.

Als zodanig draagt de gegeven uitwerking duidelijk een voorbeeld-karakter. Ook de gekozen variant berekeningen zijn vooral bedoeld een indicatie te geven van de mogelijkheden van het systeem.

Veel aandacht is gegeven aan het karakteriseren van de uitgangs-situatie en het daarop te baseren nul-plan, waarbij met name de aan te houden differentiatie in de invoergegevens een punt van overwe-ging vormde.

(5)

naar bedrijfsgrootte zinvol. Soms zullen zich binnen het ruilverka-velingsgebied ook duidelijke regionale verschillen kunnen manifeste-ren. In beginsel biedt de Cultuurtechnische Inventarisatie (C.I.), ook in haar huidige vorm, tot een dergelijke differentiatie reeds vele mogelijkheden, zij het dat de werkwijze bij de vigerende output nogal tijdrovend is.

2. HET KARAKTERISEREN VAN DE VERKAVELINGSSITUATIE

Van de gegevens die voor optimale benutting van het AGREVAL-pro-gramma in zijn standaardtoepassing nodig zijn bieden de bijlagen 1 en 2 en, in meer gecomprimeerde vorm, tabel 1 een overzicht. Een aan-tal van deze gegevens is niet zonder meer, een aanaan-tal andere in het geheel niet aan de C.I. in haar huidige vorm te ontlenen.

Uit de output van de C.I. (1) kan per dorpsbehoren respectieve-lijk voor het gebied als geheel worden afgelezen: het gemiddelde percentage huisbedrijfskavel, het aantal bedrijfskavels, de gemid-delde afstand tot alle grond en tot de grond op de

huisbedrijfs-kavel, onderverdeeld naar soort weg en het aantal topografische percelen. Gegevens betreffende de lengte aan diverse soorten perceelsscheidingen, perceelsbreedte, aantal perceelshoeken en begreppeling ontbreken en dienen via andere bronnen te worden

verkregen.

Voor een onderverdeling naar bedrijfsgrootteklasse zijn slechts het gemiddelde percentage huisbedrijfskavel en het aantal bedrij fs-kavels rechtstreeks beschikbaar. De gegevens betreffende de afstand kunnen eventueel via de bedrijfsgewijze output (tabel 4a) worden bepaald, doch dit vraagt vrij veel handwerk. Voor het aantal topo-grafische percelen zal men zelfs terug moeten naar de input waar dit gegeven per kavel wordt vermeld.

Uiteraard is het mogelijk deze gegevens uit het basismateriaal per bedrijfsgrootteklasse te laten uitschrijven. Voor zover geen aanvullende opnamen worden verricht van voor AGREVAL benodigde, niet in de C.I. opgenomen gegevens kunnen deze in bepaalde gevallen via een aanvullend programma normatief uit de wel beschikbare kencijfers

(6)

worden afgeleid en eveneens worden uitgeschreven. Efficiënter nog is het, zeker wanneer aan deze cijfers uit andere hoofde geen behoefte bestaat, de gevraagde gegevens door koppeling van de programma's rechtstreeks in het AGREVAL-programma in te voeren.

In deze nota diende uiteraard een andere weg te worden gevolgd. In bijlage 2 is aangegeven hoe op basis van de output per dorps-behoren van de in 1972 uitgevoerde C.I. tot een schatting van de benodigde kengetallen per bedrijfsgrootteklasse is gekomen.

Op grond van de in tabel 9 van de C.I. gegeven grootte-verdeling van de bedrijven zijn daarbij vier bedrijfsgrootte-groepen onder-scheiden, te weten

bedrijven van 5 - 10 ha " 1 0 - 2 0 ha " 20 - 30. ha " groter dan 30 ha

met een gemiddelde oppervlakte cultuurgrond van respectievelijk 7,5, 15, 25 en 35 ha. De groep bedrijven met minder dan 5 ha is

buiten beschouwing gebleven, omdat er van uitgegaan is dat deze bedrijven hoofdzakelijk hun inkomen halen uit niet grondgebonden activiteiten.

Verder is het gebied op basis van verschil in verkaveling in twee delen gesplitst namelijk het noordelijk deel (Dorpsbehoren 1 t/m 5) en het zuidelijk deel (DN 6) overeenkomstig de indeling welke is aangehouden bij de C.I.

Deze onderverdeling is aangehouden voor zowel de toestand met als zonder ruilverkaveling, zodat in totaal 4 x 2 x 2 = 16 bedrijfsverka-velingsmodellen zijn doorgerekend.

Een samenvatting van de voornaamste aldus afgeleide, voor toe-passing van het standaardprogramma benodigde verkavelingskenmerken is tezamen met de geschatte cijfers voor de toestand met ruilver-kaveling gegeven in tabel 1.

Daaruit valt af te leiden, dat in de situatie zonder ruilver-kaveling de gemiddelde kavelgrootte varieert van minder dan 1 ha voor de groep bedrijven van 5 - 10 ha in dorpsbehoren 6 tot circa 7 ha voor de grootste bedrijven uit dorpsbehoren 1 tot 5. De ge-middelde afstand varieert per groep van circa 900 m tot circa 1300 m,

(7)

Tabel 1. Waarde van de voornaamste voor het invullen van het ponsdocument

benodigde verkavelingsgegevens per bedrij fsgrootteklasse voor de situaties zonder en met ruilverkaveling (voor afleiding zie tekst)

dorps- be- gem. be- drijfs- opp.

horen grootte cult. . i i -, kavels perc.

hoe-klasse grond I"XVCJ-° r

ha

gem. aantal bedr. top. perc.

(F) ken (L) (P? (H) Gem. per bedrijf gesommeerde gem.afstand in 100 m alle huis-perc. kant- cult. bedr. breedte lengte grond kavel

(beide in 100 m) (B) (K) huis-bedr. kavel (E) (Eh) (100.fh) 1-5 zonder ruilverkaveling 5-10 10-20 20-30 > 30 5-10 10-20 20-30 > 30 ha ha ha ha ha ha ha ha 7,5 15,0 25,0 35,0 7,5 15,0 25,0 35,0 5 6 8 5 8 11 10 12 8 10 11 8 11 12 12 13 36 45 51 36 49 55 54 60 5,1 8,1 10,9 11,1 5,9 8,9 11,4 12,3 38,2 60,7 81,8 83,2 44,1 66,8 85,6 92,3 11,5 12,6 12,9 9,4 11,9 13,0 12,8 10,9 1,4 1,9 2,4 3,6 1,2 1,5 2,0 2,9 45 42 41 65 31 25 28 43 met ruilverkaveling 1-5 6 5-10 10-20 20-30 > 30 5-10 10-20 20-30 > 30 ha ha ha ha ha ha ha ha 7,5 15,0 25,0 35,0 7,5 15,0 25,0 35,0 2 2 3 3 2 3 3 3 2 3 4 4 2 4 4 5 9 13 15 17 9 15 17 19 2,1 3,6 5,0 6,3 2,1 3,8 5,3 6,7 17,2 34,6 51,7 61,2 18,1 40,0 51,7 68,5 6,4 6,9 7,4 7,8 6,8 7,2 7,5 7,8 1,7 2,4 3,1 3,7 1,6 2,3 2,9 3,4 70 70 70 70 60 60 60 60

* Bij de bepaling van H, B en K is uitgegaan van de (uit de berekening resul-terende) niet afgeronde waarden van P

(8)

3. DE WATERHUISHOUDING ZONDER EN MET RUILVERKAVELING

Op basis van de grondwatertrappenverdeling voor de situaties zonder (5) en met ruilverkaveling (opgave L.D. Roermond) en de bij de desbetreffende grondwatertrappen behorende, in bijlage 6 van het HELP-rapport gegeven opbrengstdepressies, kan zowel voor de situatie

zonder als met ruilverkaveling de gemiddelde opbrengst-depressie worden benaderd. Onderscheid tussen de dorpsbehorens 1 t/m 5

ener-zijds en 6 anderener-zijds met betrekking tot de waterhuishouding bleek op grond van een globale inventarisatie van de Gt-kaart weinig

zinvol. Wel is in overeenstemming met de door de Landinrichtingsdienst te Roermond verstrekte opgave verschil gemaakt tussen bouw- en

grasland.

Voor het als bouwland in gebruik zijnde areaal kon een vermin-dering van de opbrengstdepressie van gemiddeld 4,1 % in de situatie zonder tot 1,8% in de,situatie met ruilverkaveling worden afgeleid, waaruit een meeropbrengst door verbeterde waterhuishouding, uitge-drukt in procenten van de opbrengst zonder depressie, van 2,3%

resulteert.

Voor het grasland-areaal werd op overeenkomstige wijze een vermindering van de opbrengstdepressie van gemiddeld 4,5 tot gemiddeld 0,5% berekend, wat een verbetering inhoudt van 4%.

Daar de aan deze uitkomsten ten grondslag liggende Gt-verdelingen plus de daarbij behorende opbrengstdepressies geen specifieke AGREVAL-elementen bevatten, zijn de betrokken cijfers zonder meer overgenomen. Voor de wijze van berekenen kan worden verwezen naar de betreffende nota's van de Landbouw-economische Afdeling van de Centrale Directie van de Cultuurtechnische Dienst (2,7). De voor AGREVAL specifieke

inbouw in de akkerbouw saldi en het opbrengstniveau voor grasland wordt gegeven in bijlage 3.

(9)

4. BEDRIJFSECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN

De zestien in par. 2 besproken bedrijfsverkavelingsmodellen zijn zowel als akkerbouwbedrijf als als melkveehouderijbedrijf met snijmais doorgerekend. Daarbij wordt binnen het rekensysteem zelf steeds die mechanisatiegraad met de daarbij behorende werktuigen- en gebouwen-uitrusting gekozen die het netto-overschot voor het betrokken model zo groot mogelijk maakt. Dit betekent dat mechanisatieniveau en ge-bouwenuitrusting slechts in zoverre een wijziging ondergaan door het uitvoeren van de ruilverkaveling als in overeenstemming is met de verschuiving die hierin optreedt als gevolg van dit in het

rekensys-teem ingebouwde automatisme.

Voor landverlies per m' kant, het onderhoud van de begroeide kanten en de kosten van de arbeid, grond en gebouwen zijn de standaard-waarden van het AGREVAL programma aangehouden.

Overigens zijn de op blad 2 van het ponsdocument in te vullen -bedrijfseconomische uitgangspunten zoveel mogelijk afgestemd op de door de Dienst Bedrijfsontwikkeling beschikbaar gestelde gegevens. Voor a k k e r b o u w b e d r i j v e n is aangenomen dat het bouwplan zich voorshands zowel voor de situatie zonder als met ruil-verkaveling ontwikkelt van 10% aardappelen, 30% suikerbieten en

60% granen thans (1976) tot 31% aardappelen, 36% suikerbieten en 33% granen in 1986. Het in de batenberekening a priori inbouwen van verwachtingen omtrent de uit de ruilverkaveling voortvloeiende

wij-zigingen in het bouwplan, hoe reëel naar hun aard ook, is namelijk zodanig speculatief dat gemeend is bij de basisberekeningen voor de toestand zonder en met ruilverkaveling een gelijk bodemgebruik te moeten aanhouden.

Dit neemt niet weg, dat zich als gevolg van ruilverkaveling wel degelijk bouwplanverschuivingen zullen kunnen voordoen. Als variant is dan ook een berekening uitgevoerd, waarin in

overeen-stemming met de nota's van de Landbouw Economische Afdeling van de Centrale Directie van de C D . het bouwplan voor de situatie zonder ruilverkaveling gelijk wordt gehouden aan dat in 1976. Dat betekent een percentage granen van 60 in plaats van 33 en een

percentage aardappelen en suikerbieten van respectievelijk 10 en 30 in plaats van 31 en 36.

(10)

Als saldo is voor de situaties zonder en met verbeterde water-huishouding opgevoerd, in gld per ha: .

voor 'aardappelen' respectievelijk 3100 en 3220 voor 'suikerbieten' " 3180 en 3290 voor 'granen' " 1410 en 1450 Voor de wijze van berekenen zie bijlage 3.

De teelt van snijmais is op het m e l k v e e h o u d e r ij-b e d r ij f ondergeij-bracht en wel voor alle situaties ten ij-bedrage van 13% van de bedrijfsoppervlakte. Voor dit gewas is voor de

situa-ties zonder en met verbeterde waterhuishouding een produktieniveau aangehouden van respectievelijk 8900 en 9200 k VEM per ha.

Voor de bedrijven met een hollandse stal is verder uitgegaan van de standaard grasproduktie van 7800 k VEM netto per ha bij een

N-gift van 370 kg. Dit resulteert in een veebezetting van 2,6 gve per ha, wat ongeveer overeenkomt met de door de Dienst Bedrijfsont-wikkeling gegeven veebezetting voor dit type bedrijven. Genoemde produktie is aangehouden met uitvoering van ruilverkaveling. Zonder deze ingreep is conform de in par. 3 besproken depressies een

op-brengstniveau aangehouden dat 4% lager ligt, derhalve 7490 k VEM per ha.

Voor de bedrijfsmodellen van 25 en 35 ha, die uitgerust zijn ge-dacht met een ligboxenstal, is een hogere veebezetting aangehouden, te weten 3,25 gve/ha, welke wordt gerealiseerd via een hogere gras-produktie, te weten 8860 k VEM bij een stikstofgift van 420 kg N per ha en een geringere eigen ruwvoerwinning per gve (740 kVEM i.p.v. de standaardwaarde 1070). De hierbij nagestreefde veebezetting is weer afgestemd op de inzichten van de Dienst Bedrijfsontwikkeling.

Ook hier is, evenals bij het lagere bemestingsniveau, voor de serie begrotingen zonder ruilverkaveling een opbrengstdepressie van 4% aangehouden, derhalve een produktie van 8500 k VEM per ha.

Het saldo per melkkoe is afgestemd op de gegevens van de Dienst Bedrijfsontwikkeling, evenals de jongveebezetting van 0,37 gve per melkkoe voor de bedrijven met hollandse stal en 0,30 gve per melk-koe voor de bedrijven met ligboxenstal. Voor de opbouw van de saldi en de afleiding van het graslandproduktieniveau zie bijlage 3. De ingevulde ponsdocumenten zijn als bijlage 1 toegevoegd.

(11)

5. DE BEGROTINGSRESULTATEN

De begrotingsresultaten zijn (per bedrijfsmodel) weergegeven in bijlage 4. Daarbij zijn in de eerste plaats de beide criteria

ge-hanteerd die door de Werkgroep HELP worden voorgesteld. Daartoe behoort de toename i n a r b e i d s o p b r e n g s t zoals deze kan worden berekend uit de op grond van de uit te voeren

maatrege-len te verwachten stijging van de gewasopbrengst, gecorrigeerd op de daarmee gepaard gaande hogere werktuig- en overige toegerekende kosten (excl. arbeid).

Als tweede door de HELP voorgestelde kengetal is opgenomen het aantal v r i j k o m e n d e a r b e i d s u r e n als saldo van de besparing op arbeidsuren die voortvloeit uit de verbetering van de verkavelingssituatie en de grotere arbeidsbehoefte die de eerder aangeduide stijging van de produktie vraagt.

Sommeren van de toename in arbeidsopbrengst en de tegen de arbeidskosten per uur gewaardeerde vrijkomende uren geeft de toe-name van het netto-overschot, zoals deze eveneens in bijlage 4 is opgenomen.

Met kennis van de verdeling van de oppervlakte over de

onder-scheiden bedrijfsgrootteklassen (in tabel 2 opgenomen als

wegings-factor) en de grasland-bouwland verhouding kunnen nu de gemiddelde baten per dorpsbehoren en voor het gebied als geheel worden berekend

(12)

Tabel 2. Baten per bedrijfsmodel, per (groep van) dorpsbehoren(s) en voor het gebied als geheel, berekend op grond van de in bijlage 4 gegeven model-uitkomsten

Model DN 1/5 Totaal DN 6 Totaal 5-10 10-20 20-30 > 30 D/N 1/5 5-10 10-20 20-30 > 30 D/N 6 ha ha ha ha ha ha ha ha bouwl./ grasl. 55/45 36/64 26/74 24/76 36/64 51749 40/60 27/73 15/85 39/61 Wijziging arb. arb.be-opbrengst hoefte gld/ha mu/ha + + + + + + + + + + 243 242 257 211 241 328 270 269 227 278 - 11,3 - 9,3 - 10,5 - 0,1 - 8,8 - 20,0 - 15,9 - 12,8 - 7,1 - 15,8 netto overschot gld/ha* + + + + + + + + + + 407 377 410 212 369 619 500 454 330 507 opp. ha 429 1294 500 296 2519 196 747 226 30 1199 Totaal ruilverkaveling 37/63 + 253 - 11,1

Idem, indien de bouw-planwijziging aan de ruilverkaveling wordt toegeschreven (37/63) + 399 - 8,2 xx + 414 + 517 4257 xx

Dij waardering uren-saldo tegen ƒ 14,50 per uur .incl. bedrijven < 5 ha en nevenberoepers

Door de cijfers per ha te vermenigvuldigen met de blokoppervlak-te resulblokoppervlak-teert voor het ruilverkavelingsgebied als geheel een toename van de arbeidsopbrengst van ƒ 1 077 000 bij een 47 250 uur lagere

arbeidsbehoefte. Hieruit laat zich een stijging van het netto-over^ schot ten bedrage van ƒ 1 762 400 berekenen.

Schrijft men tevens de bouwplanwijziging aan ruilverkaveling toe, dan resulteert een arbeidsopbrengststijging van ƒ 1 698 500

(58% hoger dan de stijging zonder bouwplanwijziging), een daling in

(13)

de arbeidsbehoefte van 34 900 uur (- 26%) en een toename van het netto-overschot ten bedrage van ƒ 2 200 900 (+ 25%). Voor de baten van het bouwland sec is de betekenis van de bouwplanwijziging uiter-aard nog aanzienlijk groter: de arbeidsopbrengst stijgt nu geen ƒ 200 maar bijna ƒ 600 per ha, wat bij een wat verhoogde arbeids-behoefte (daling van 4,5 i.p.v. 12,7 uur per ha) resulteert in een toename van het te berekenen netto-overschot van ƒ 660 tegenover ƒ 380 per ha.

Naast bouwplanwijzigingen als hier besproken zijn uiteraard cor-recties mogelijk op basis van een als gevolg van de ruilverkaveling verwachte uitbreiding dan wel introductie van bijzondere teelten. Het vooralsnog sterk arbitraire karakter van dergelijke aannamen en de al gauw sterk overheersende betekenis ervan maakt het op z'n

minst wenselijk eventueel hierop gebaseerde batenposten'afzonderlijk en als zodanig herkenbaar te presenteren.

Verschuivingen in mechanisatieniveau als gevolg van ruilverkave-ling bleken op grond van het ingebouwde mechanisme niet naar voren

te komen. Overigens zal het bedrijvenbestand stellig door een ster-ker gedifferentieerde modellenreeks moeten worden gerepresenteerd willen enigermate realistische conclusies uit het al dan niet optre-den van dergelijke verschuivingen mogelijk zijn. Nu zal steeds een relatief (te) grote groep bedrijven als gevolg van ruilverkaveling of wel of niet van bedrijfssysteem blijken te zijn gewijzigd.

Reeds eerder is opgemerkt, dat het rekenprogramma ook de moge-lijkheid biedt op uiterst simpele wijze een aantal deel-effecten te laten uitschrijven of een willekeurige reeks alternatieven met be-trekking tot de toekomstige inrichtingssituatie op zijn gevolgen af te tasten. Zo is als voorbeeld in tabel 3 door vergelijking van de totale baten met de baten die zonder verbetering van de ontwatering zouden kunnen worden gerealiseerd, het effect van de waterhuishoud-kundige ingreep weergegeven.

(14)

Tabel 3. Te berekenen baten met en zonder verbetering van de water-huishouding

Wijziging

arb.opbrengst arb.behoefte netto overschot gld/ha mu/ha gld/ha Totale baten van de

ruil-verkaveling Baten zonder verbetering

waterhuishouding

+ 253

+ 111 Effect verbetering waterhuish. + 142

- 11,1 + 414

- 13,2 + 302

+ 2 , 1 + 1 1 2

Voorts is nagegaan wat de consequenties zouden zijn van een aan-tal alternatieve aannamen op het punt van de lengte-/breedteverhou-ding van de percelen, de aard van de perceelsscheilengte-/breedteverhou-dingen en het per-centage huisbedrijfskavel in de situatie na ruilverkaveling.

Zo kon worden berekend dat wanneer een lengte/breedteverhouding van 3 in plaats van 4 zou worden gerealiseerd - met als gevolg een

geringere lengte perceelskant en grotere perceelsbreedtes - de arbeidsopbrengst van bijvoorbeeld het akkerbouwmodel van 15 ha nauwelijks verandert.

Het kiezen van een hoger percentage sloten in de totale lengte perceelsgrenzen beïnvloedt daarentegen het ruilverkavelingseffect wel doordat nu tengevolge van perceelsvergroting een grotere lengte

aan sloten verdwijnt. Zo blijken de baten voor het graslandbedrij f van 15 ha voor een model met 50% sloten circa 20 gld per ha hoger

uit te vallen dan voor een model met 25% sloten.

Belangrijker nog is, althans voor graslandbedrijven, een juiste schatting van de te verwachten grootte van de huisbedrijfskavel. Deze is bovendien, bij aanhouden van een gelijke afstand voor de veld-kavels (i.e. 1600 m ) , mede bepalend voor de gemiddelde afstand voor het bedrijf als geheel.Door bijvoorbeeld voor een der modellen uit de groep dorpsbehoren 1 t/m 5 het percentage huisbedrijfskavel na ruilverkaveling te variëren, kan worden aangegeven in welke mate een onjuiste schatting van deze grootheid de verkregen resultaten

(15)

beïnvloedt. Tabel 4 geeft zowel voor het grasland- als voor het bouwlandmodel hieromtrent uitsluitsel. Dat het effect bij weide-bedrijven aanmerkelijk groter is dan bij akkerbouwweide-bedrijven wekt weinig verbazing.

Tabel 4. Baten bij wisselende oppervlakte huisbedrijfskavel na ruil-verkaveling, berekend voor het model van 25 ha uit de groep dorpsbehoren 1 t/m 5

% huis- gem. afstand akkerbouwmodel graslandmodel bedr. in m wijziging wijziging

kâVêl

arb.- arb.- netto- arb.- arb.- netto verhard onver- opbr. beh. opbr. beh.

over-hard schot schot gld/ha mu/ha gld/ha gld/ha mu/ha gld/ha

80 70 60 50 40 320 480 640 800 960 300 260 230 210 190 + 168 + 167 + 165 + 163 + 161 - 8,8 - 8,7 - 8,5 - 8,3 - 8,1 + 295 + 293 + 289 + 283 + 277 + 298 + 289 + 298 + 300 + 300 - 11,8 - H,2 - 8,9 - 4,9 - 0,8 + 468 + 450 + 426 + 370 + 311

6. RECAPITULATIE VAN ENKELE KARAKTERISTIEKE ELEMENTEN UIT HET AGREVAL-PROGRAMMA

D e o p z e t v a n h e t s y s t e e m

Het kan verhelderend zijn in dit bestek nog eens in het kort

enkele karakteristieke elementen uit het AGREVAL-programma naar

vo-ren te halen en te bezien in het licht van de functie die zij bij de

berekening van de landbouwbaten van landinrichtingsprojecten zouden kunnen vervullen. Een oordeel over de bruikbaarheid van de

voorge-stelde werkwijze in het kader van de HELP-procedure wordt daarbij niet nagestreefd. Een dergelijk oordeel kan alleen zinvol worden ge-geven tegen de achtergrond van de relevant geachte probleemstelling, die, voor zover de berekeningen als een ten behoeve van de

Voorbe-reidingscommissies uitgevoerd onderdeel van de HELP-procedure moeten

(16)

worden gezien, in het rapport van de betrokken Werkgroep (6) slechts summier wordt gegeven. Vooral omtrent de aan te houden randvoorwaar-den wordt veel in het midrandvoorwaar-den gelaten. Daarnaast zijn uiteraard, al dan niet binnen de HELP, afwegingen op ander niveau c.q. in andere stadia van de planvorming denkbaar.

De meest oorspronkelijke karakteristiek van het AGREVAL-systeem is gelegen in zijn fundamentele gerichtheid op de problematiek van de landinrichting. In het programma is dan ook consequent de verka-velingskarakteristiek van het bedrijf als ingang gekozen.

Een tweede kenmerk, direct samenhangend met dit uitgangspunt, is zijn grote differentiatie met betrekking tot de ingevoerde landin-richtingskenmerken. Uiteraard is deze gedetailleerdheid niet in alle vraagstellingen even zinvol en komt zij ook daar waar zij wel zinvol

is, eerst tot haar recht indien voldoende gegevens beschikbaar zijn. Desondanks kan zij bij vergelijking van planalternatieven die op onderdelen verschillen, niet worden gemist. In die gevallen waarin met een geringere detaillering kan worden volstaan, kunnen voor de minder relevant geachte kenmerken naar eigen inzicht uit andere ken-getallen af te leiden waarden worden ingevoerd. Inbouw van een hierop gericht mechanisme wordt overwogen. Anderzijds zijn door de functio-nele opzet zonder dat het systeem als eenheid wordt aangetast ook verdergaande detailleringen ten alle tijde mogelijk.

Een met betrekking tot deze gerichtheid essentiële eigenschap is, dat in het arbeidsgedeelte ten behoeve van de in te voeren para-meterwaarden een beperkte, maar relevante hergroepering van een

aan-tal deeltijden heeft plaatsgevonden die de benadering van de betrok-ken relaties op een ten opzichte van de gebruikelijke bedrijfsgerich-te doelsbedrijfsgerich-telling wat verhoogd aggregatieniveau mogelijk maakt. Doel hiervan is het elimineren van een aantal sprongeffecten die zich bij al te concrete combinaties van werktuigkarakteristieken en landin-richting skenmerken kunnen voordoen. Zij zijn voor het individuele perceel en daarmee tot op zekere hoogte voor het individuele bedrijf reëel, maar voor de landinrichtingsproblematiek met zijn variatie in werktuiguitrusting en verkaveling in zowel ruimte als tijd, irrele-vant. Vooral bij het werken met gemiddelde waarden voor bijvoorbeeld

afstand, perceelslengte of perceeloppervlakte leiden deze

(17)

fecteri tot onjuiste uitkomsten.

Hoewel een hergroepering van deeltijden als hier bedoeld dan wel een op andere wijze doorgevoerde vereffening in beginsel zonder be-zwaar voor een groot scala van werktuigen en bedrijfssystemen kan worden doorgevoerd, heeft de methode AGREVAL in haar huidige opzet gekozen voor een beperkt aantal bedrijfsuitrustingen die, al dan

niet model-intern worden afgestemd op bedrijfstype en bedrijfsgrootte. Zij distantieert zich hiermee van al te bedrij fs- en tijdgebonden

concretiseringen, die voor het individuele bedrijfsinkomen van dit moment mogelijk wel van betekenis zijn, maar die minder geschikt

lijken voor de evaluatie van ontwikkelingen in de landinrichting op middellange termijn. Afgezien van de mogelijke tendens (gegeven be-drijfstype en bedrijfsgrootte) naar een grotere uniformiteit in werktuiguitrusting van gebied tot gebied, is gemeend ook ter wille van een grotere vergelijkbaarheid een zekere standaardisatie te

moeten nastreven. • Indien de probleemstelling daartoe aanleiding geeft, kan

uiter-aard een grotere differentiatie worden overwogen. Wel lijkt het effect hiervan relatief gering en ten opzichte van andere, vaak

sterk arbitraire randvoorwaarden, veelal te verwaarlozen. Zo blijkt het verschil in het voor Weert-Stramproy te berekenen ruilverkave-lingseffect voor twee bij AGREVAL onderscheiden mechanisatieniveaus dus twee geheel verschillende pakketten methoden en werktuigen -gemiddeld minder dan f 20,- per ha te bedragen.

Anders dan ten aanzien van het werktuigenpark ligt het vraagstuk 'van de gebiedsaanpassing met betrekking tot de keuze van bouwplan en

(gewas-)opbrengsten. Hoewel hier, afhankelijk van de probleemstelling, evenzeer valide argumenten voor standaardisatie kunnen worden aange-voerd (3), zal bij een duidelijk gebiedsgerichte vraagstelling in-voer van lokale waarden zinvol kunnen zijn. Niet alleen zijn afwij-kingen van de standaardwaarden op dit terrein veelal meer

fundamen-teel -gebieds-(grond-)gebonden dan de keuze van het werktuigenpark, maar hun invloed is ook aanmerkelijk groter. Om deze reden is invoer

in AGREVAL van deze waarden (via de kolommen 42 tot 80 van blad 2 van het ponsdocument) opengesteld.

(18)

E n k e l e b ij z o n d e r e p u n t e n

AGREVAL benadert het vraagstuk van de thans algemeen nog zeer be-langrijk geachte omvang van de huisbedrijfskavel op weidebedrijven via een simulatiemodel, dat ervan uitgaat dat bij een voor volledig wei-den van alle melkvee te kleine huisbedrijfskavel naar behoefte ge-bruik wordt gemaakt van stalvoedering.

Deze aanpassing blijkt op modern gevoerde bedrijven in de prak-tijk ook meer en meer ingang te vinden. Prakprak-tijktoepassing is overi-gens niet relevant voor gebruik van het model; wel is zij in zoverre van betekenis dat een steviger basis kan worden verkregen voor de

technische coëfficiënten die aan de evaluatie ten grondslag liggen. De gegeven benadering houdt in, dat niet alleen de mate waarin de omvang van de huisbedrijfskavel bij de minimaal vereiste grootte ten achter blijft tot haar recht komt, maar ook belangrijke interacties als bijvoorbeeld met de factor afstand tot gelding kunnen worden ge-bracht. Aantrekkelijk is bovendien, dat de werkwijze zich ook leent voor toepassing op een individueel bedrijf(-smodel). De grens waar-bij een eventuele - voor modern uitgeruste bedrijven overigens

nauwe-lijks reëel te achten - investering in een extra weide-uitrusting zou moeten worden opgevoerd, behoeft immers niet te worden aangegeven.

Van grote betekenis voor de uitkomst van de opgezette bereke-ningen is de aan te houden (g r e n s-)w a a r d e v a n d e

(vrijkomende) a r b e i d . Standaard is hiervoor in AGREVAL zowel ter berekening van het 'netto-overschot' als voor de waardering van het vrijkomende c.q. extra benodigde urensaldo het CAO-loon inge-voerd. Men kan uiteraard als grenswaarde ook een, in afhankelijkheid van bedrijfstype en bedrijfsomvang in overleg met de Dienst Bedrijfs-ontwikkeling te kiezen fractie van dit CAO-loon nemen - als wordt voorgesteld in hoofdstuk 7 van het HELP-rapport en nader uitgewerkt

in bijlage 8 van dit rapport - of een uit een op de situatie toege-spitste reeks bedrijfsmodellen afgeleide waarde. Indien men zich van de beperkingen daarvan bewust is, kunnen lineaire programmerings-studies tot dit doel een nuttige bijdrage leveren. Ongeacht de wijze van werken die men kiest bij het waarderen van een uur arbeid, lijkt

(19)

een consequente gedragslijn ten aanzien van de verschillende verka-velingsfacetten geboden. Een mengvorm van arbitrair gekozen extern ingevoerde waarden voor de bepaling van het effect van perceelsgroot-te en perceelsafstand en incidenperceelsgroot-teel sperceelsgroot-terk afwijkende via lineaire programmeringsstudies bepaalde waarden voor een aantal andere deel-effecten, als in feite door de Landinrichtingsdienst is toegepast in de berekeningen voor Weert/Stramproy, lijkt minder gewenst.

Nadere bezinning op een aantal in deze notitie aangeroerde vraag-stukken lijkt zeker gewenst. Daarbij zou tevens de vraag aan de orde dienen te komen, op welke wijze een betere basis zou kunnen worden verkregen voor de thans nog veelal sterk arbitraire taxatie van de uit ruilverkaveling te verwachten wijzigingen in grondgebruik c.q. bedrijfssysteem te meer daar zij zoals in par. 5 reeds is opgemerkt, voor de resultaten van de uitgevoerde berekeningen van overheersende betekenis kunnen zijn.

LITERATUUR VERWIJZINGEN:

1. CULTUURTECHNISCHE INVENTARISATIE NEDERLAND, Weert-Stramproy. ICW 1973

2. KRUYF, A. DE, 1977. Globale batenberekening van de ruilverkaveling in voorbereiding Weert-Stramproy (grasland). Landbouw-Economische afdeling Centrale Directie Cultuurtechnische Dienst

3. REINDS, G.H. en J.W. RIGHOLT, 1977. Agrarische evaluatie van de

landinrichting met het rekenprogramma AGREVAL. Cultuurtech-nisch Tijdschrift 17.2: 94-101

4. 1977. De toepassing van het programma AGREVAL. ICW-nota 986, met bijbehorende Verkorte Instructie

5. STICHTING VOOR BODEMKARTERING, 1974. Ruilverkaveling Weert-Stramproy. Rapport 1091.

6. WERKGROEP HERZIENING EVALUATIE LANDINRICHTINGSPLANNEN, z.j.-Methode voor de Evaluatie van Landinrichtingsplannen. Cultuurtechnische Dienst

7. WIEGEL, D.D. en G.M. PRONK, 1977. Batenberekening Weert-Stramproy (akkerbouw-deel)• Landbouw Economische Afdeling Centrale Directie van de Cultuurtechnische Dienst

(20)

Bijlage 1

Ponsdocument ruilverkaveling i . v . Weert-Stramproy ( z i e voor t o e l i c h t i n g

b i j l a g e 2)

ai*. C o d i . I n d r i j f « n u m m e r . | . l . , . ; . | . | . , . r o t s t- i r a c i r a r i r r )/a y s / / r a / l S-a ,/IS-D i r a >i itr i's-o /.TIJ-O /.rJ j-o // / . ' r a J\/i.s-o j a j . r a TS j/läij-jj-a / a / /J-o / a / j:J ] f l / / / / > 4 .!.!.. . I . | . | . ! . B T C M G W . : 1 . 1 K P >' / A A J JLLJ-A X A _ A J / i l l 7 _ A _ U JJ^UL , L A _ U 11 A J A_AXA Z l X i AO_AJ-I U AO_AJ-I U i l -LA-A-L u u • I A . X J . r * A,.r -fjf 1 • V oIJMir / ^ i j x • t V i ^ flf f!* f l * •flif rf/" i ,r ^ ir A U X I K a d a i t r a l e o p p e r v l a k t e ( h a ) F k d » M « M .1 1* y ƒ / X « 0 7 r - o ? r « o x* .r /r* o 3 r « Ö * r . ' • V r y j - * « 3 f • d / * *" J J - ' fl * _r • « >• .n ,£•»» j «l.r*.fl| ! I x " ^ i /'-T ' !â i - * * H * ' r t • * i * i " 1 I J . S,r ?!ƒ• r . r > • n r> ƒ1 v r * i ö | 1/ r / l - a j « r ' i o. ' * ^'\o . : « . , : » | « . . . , . . . » ; • N i e t b e t e e l d e o p p e r v l a k t e (ha.) F n a ' • • • . •• • • « • • • • • • , . • ! • i ' .1 • • - - • • 1~! |* ' • .• i»i • . a i a i a ; , ! ! • ' 1 !-' I ' • ! • :e i a ' :• » " i " • • ! • L e n g t e p e n e e l e k a n t e n ( h m ) ••*»» °' K r » a i » . » ; » * O • / f '

/ W

//• / * < " ll !.!-.<:•'f '/,* ' f Ti • 'f J• 1 • S V ' ' " i - t j i • s it'-'/

lV>

/ ƒ ! ' ! / ' J a l ' j * f / ' ^ j l l : ' « •* •' ' f f l ' \ * f ' ' " I2 '•/ 7 r • J i'r- * ,„•!/ ff l a - i a 1 !•• ) j f l U - i t »•».»:»,» . 1 . « «• » » j . . j » l » i - » / ; * V-<?• A 1, # • J f ' f * • ? ? ••»

£•*

/ • j -A • s < ' 9 a - i i • j -ï • r f' ï // • j -/ < » • ! A * * X i f V I /.»Ms A a - / ^ / • ^ •*/ ; • / , />•« : ^"v j 'f i/ -t.'t <>;•% S-? *:? /r-V 1 'S • . » ; » • • • »

"ric

» • . ' » | > i r -|A • 7 r « ï * / V/i | t " / i f ]- 7 /-, r ^ i " / i _ ' A ,r • r •'t J • / / • O S - s -JJ^O f • / i f i ' •* l * i " • * J • J i • J / f i f » t • ( • * • f • i IJL • 1 * • » <• » i » l » '<C 'f » ! • . »:!,°;i... K c » » . , „ „ / • / / • W 2,- • < • A - ƒ / • i A - O 1 • i l -< f / • / 1 ' » } • J-} • r / • » 2' O A-/ '•* r' 7 1' f A-'i l } . • c / • / /\2.'\* f l ' \ * r' 7 i * * ' '/•>'• / 2 • r / - ^ : 1 / ' • 'f i-'fi . . „ O U ( h m ) K | „ . , » . . • ! «,.. «,., " ' h m ' ' " » U » ' » , . ,. r • / ê - / / O • ƒ f q tt , , . \ 1 A- \ < • £ S-' Ù 4 - i A - / » •» r • i / • / jr' / *,• l /o • o /'•/ , J 1- « \* h 111. " f • ï ' • * ? : • , / i - i S - i \i • i \t '* c- J1 / • , / f ••<" " •,».« » A « n U i hk7." H ,f if f •* tiC 4 4

V?

al

,'i ,'r ' 1 JU. \( l_ t _ J ƒ ƒ X J i f o / / / / Jf r r a r / / ; • / l f » » » H l » P „ n » / ^ /,A / | i / < 1 J-,r ! / , o / ' if / / / 7 /!| / , t !{ r if v e l . L » » ,r V t r S ? ( 4 ( f rf f i(f •' Ja / 2 ? J { " i * G e m . • f . u n d g r o n d ( h m ) . 1 1 « E » ., „ o -ê •<, *'9 f a • V-- * a-'s-f i 1 ' 0 'ft f t i ï-i f

ï

-

*

lJ " A 'J— J J— 7 g' Ù f 4 « • • • n ^ • Y , i <- T 4' 1 ai' o i • ƒ / • -!if

riJ

JtAiA | . r-i j r-j iJ— ü • T o n d o n v e r n a m E o . . . « ; . J - / •* *i/ • J i ' i V *!•? iJi * rf [•>,']/ ;<-\*

14

':•/ A , ' / ;.«• « | / | ' ' i-t* « J i'iV I f1- ' f'-"* ,:-.rf . / • ] / , - i j * / :_(l»ifl | / j * Y #•!» i ' < , • ' 1 " / , » ' - ; « « i . * : -b u i a k a v e l E h v at ™ l i [ t i ! i * . ' [ a i ' !• 1 :• •i a 1. 1 • . a a ; l i * ' ' a . ' ; . 1 Is' i l a a , I V : . • , a 1 #1 i *' • | ™(i . j t l E h o " h T ! '•! ! ' • ;• I i '

1

1-1 !' i ''*' • , • , , a . a • ; / * Ù / l { , 1 • t! • • % k a v e l 1 0 0 ( h TT T. f> *> r 2 r' -Cr •4 '/\' , » ' \t\' f * ' / | - ' r f A i ' i

,

-l

M | W a e » « ï<4> f V ^ 1 / f « " » c p 1.1 m j | » m b a d t - i j f a n u m i t i e T . | . i . «

•Mr

; ! I I ' . : 1 1 ! ,.* V t r 1 1 ' • S ' 1 i l»ij.) ' : l 1 : 1 ! ! ' 1 1 -f-f-j™ ! i 1 : ! ; ' ! ! • . ! " i j i : : •• ' : ' ' I : 1 1 "* I I1 • * " • 1 - I - I ' ! ' B c / ; ff r r< / » ^ * B t t d L a n d v e r l i e a i n 0 . 1 m * pe o n b a t e a l d „. ' 1 1 | 1 f ! ( i i , i i ! ». ,. B k a . 1 1 . » 1 1 1 i 1 n n i s nh i i i j i >•. « B k h » '» 1 !!) Tl) 1 , 0 1 B k c i a . » 1 > f F 1 | | 1 1 1 1 ' V B ka .... 1 , 1 , : v i . h . 1 ! o p b v k h u u j i ! 1 I 1 »;» ant d e p r . * 1 | ! ' v k g »,» ! ' -.« b , . ^ - ; ^ . u r e n p e r 1 0 0 m tob ' j - » » t o e I L ! » ; * , ».»,» a i d / i 0 0 m m o h »|M i ! i i i »!» m .t « » ! ! » !» K o t l e n , H / u u , » „ - „ ;.' .! . 1 1 . ! '! 1 . , -»».«,.. B o u w p l a n i n f. « « II .i i /o t f ' * 1 , » , u pb « 1 « a M in il! \ 1 **!" p< j i /o t f i i i i .,., 5 . M I m f 1 0 p e r h . b o u - l . e d . ... 11/ » Û i A a ! j / 0 4 / / ) 1 1. ( \-l " •' " . . h ,1 i . j . J 1* lÀf 'f'1 I?'2 * f «1 . f / r f J i / ^ ' ' f

^5

I ' ] ' ... M » I M *A\I / f j j -i ' / <tt / f / | _L ' i • ! [ | j ! i j. I I I ' I * H -k o e - m m .1 » /)/ O " » G r a a p r o d u k t t e a n - b t n u t t i n | . N - g i f l e n j o n | v - e b e a e t t i n g .. . ' X 7\Pù I j I 1 *\A * / >'« i ' ! ; ' • | 1 ; \tt\iï t t 1 \T4-4 'âVa " i " - • -- -i ' ! I | ' 1 ; l i " 1 i -I-« * > I M 7 7 -</ t • 1 , l 7 f Y / 1 i . 1 ! j j 1 i 1 - •!• .. » ,t f * 1 j " ,7 i > i ! ! i 1 1 » I n •1 .|. , 1 •M . M » 7 .:J ! > .\.t\/i . 1 • J .' 7 • • I . i . • 1 . • ' 1 •' 1 ; 1 • • 1 . ! »1» » g * b o u w c n k o a t a i p e l h * t * T t j t a ' f f | • | j j ! ! I ! i • i \ • . ! • i i ' [ i ; 11

11

| ! 1 | 1 | i T ) j M | T T » e r b e d j •<: « « -1 1 ; | 1 j I 1 - r ! ; -\-\ \ [ ! - t | n •

v a r i a n t met afwijkende perceelsvorm

v a r i a n t met stagnerend bouwplan (1) r e s p . het effect van verkaveling

e x c l . invloed ontwatering ( 2 , 3 , 4)

(21)

Bij lage 2

SCHATTING VAN DE VOOR HET INVULLEN VAN HET PONSDOCUMENT BENODIGDE

VERKAVELINGSGEGEVENS OP BASIS VAN C.I. EN INFORMATIE LANDINRICHTINGS-DIENST

D e o n d e r s c h e i d e n b e d r i j f s m o d e l l e n

Zoals in par. 2 is uiteengezet zijn vier bedrijfsgrootteklassen onderscheiden met een - benaderend gekozen - gemiddelde oppervlakte cultuurgrond van respectievelijk 7,5, 15, 25 en 35 ha (invullen bij Fkd en Fna = 0 stellen; in het codenummer wordt deze oppervlakte

teruggevonden in de kolommen 6 tot 8 ) .

Verder leek het nuttig op grond van verschillen in verkaveling het gebied ruimtelijk in tweeën te splitsen: enerzijds de dorpsbe-horens 1 tot 5 (cijfer 5 in kolom 5), anderzijds dorpsbehoren 6

(cijfer 6 in kolom 5). De situaties zonder en met ruilverkaveling (0 respectievelijk 1 in kolom 4) en het grondgebruik (bouwland 0 en grasland 1 in kolom 3) completeren het modellen-totaal van 2 x 16.

D e g e v r a a g d e g e g e v e n s p e r m o d e l

Voor de betekenis van de kolommen 9 - 12 en meer algemene

in-formatie betreffende het ponsdocument wordt verwezen naar ICW-nota 986 en de daarbij behorende 'Verkorte instructie'.

De volgende verkavel ingsgegevens vragen aandacht: - Kr, Ks, Kh, Kc, Kg, B en H. De lengte aan perceelskanten

(onder-verdeeld in 4 categorieën) en greppels, de som van de perceels-breedtes en het aantal hoeken. Hierover wordt door de C.I. geen informatie gegeven. Via het aantal topografische percelen per bedrijf, het percentage onregelmatige percelen, de gemiddelde lengte-breedte verhouding van de percelen en de procentuele ver-deling van de diverse typen perceelsscheidingen is een benaderende berekening van bovengenoemde parameters uitgevoerd.

Het aantal topografische percelen is uit de C.I.gegevens te halen (zie hierna) evenals het percentage onregelmatige percelen. Als lengte-breedteverhouding is voor de toestand zonder ruilverkaveling 3 : 1 aangehouden en voor de toestand met ruilverkaveling 4 : 1

(Landinrichtingsdienst).

(22)

Vervolg bijlage 2

De totale lengte perceelskant per bedrijfsmodel wordt nu als volgt berekend:

Kr + Ks + Kh + Kc - K-totaal = 2(1 + 0 , 1 p).(l + f ) . Vtkd.P.f"1

waarin

p = percentage onregelmatige percelen/100 f = lengte-breedteverhouding

P = aantal topografische percelen per bedrijf

De onderverdeling (Landinrichtingsdienst) is zonder ruilverkaveling bij bouwland: 80% gewasgrens (Kr), 1U% sloot (Ks), 7%

houtbegroei-ing op het perceel (Kh) en 3% houtbegroeiïng buiten het perceel (Kc)

bij grasland: 50% raster (Kr), 30% sloot (Ks) en resp. 5%(Kh) en 15%(Kc) voor beide typen begroeide perceelsranden Met ruilverkaveling is aangenomen dat, ondanks de afname van de

totale kantlengte door perceelsvergroting, de lengte aan begroeide kanten (Kh en Kc) gelijk blijft en Kr en Ks evenredig dalen onder

de beperking Ks £ 100 m per ha.

- De som van de perceelsbreedtes, welke van dezelfde factoren af-hankelijk is als de lengte van de perceelskant, wordt als volgt berekend:

B - (1 + 0,2p).YFkd.P.f"1

Het aantal perceelshoeken is benaderd via het aantal topografische percelen en het percentage onregelmatige percelen met de formule

H = 4(1 + 0,2 p).P

Het in voorgaande formules gehanteerde percentage onregelmatige percelen (p) is voor de situatie zonder ruilverkaveling via tabel

15 van de output bepaald op 72%; voor de situatie met ruilver-kaveling wordt het door de Landinrichtingsdienst Roermond op 34% getaxeerd.

- P. Ook het aantal topografische percelen per bedrijf is slechts indirect uit de C l . gegevens af te leiden, en wel via de uit tabel

14 van de beknopte output af te lezen correlatie met de kavelgroot-te. Hieruit resulteerde voor Weert-Stramproy: P = 1,2 L + 0,3 Fkd.

(23)

vervolg bijlage 2

De definitie van het perceelsbegrip door de C.I, enerzijds en de ontwikkelingen in de tijd anderzijds waren aanleiding de aldus verkregen cijfers niet zonder meer representatief te stellen voor de situatie zonder ruilverkaveling. Een steekproefsgewijze inven-tarisatie wees uit dat een reductie van gemiddeld 20% - met een

sterke differentiatie naar bedrijfsgrootte - noodzakelijk was. De uitgevoerde correcties, oplopend van 0% voor de kleinste be-drijven tot rond 50% voor de grootste, leidden tot de perceel«-aantallen die in tabel 1 voor de situatie zonder ruilverkaveling zijn opgenomen.

Voor de situatie met ruilverkaveling is aangenomen dat men zal streven naar één topografisch perceel per bedrijfskavel. Naarmate de bedrijfskavels groter worden zal de kans om dit te realiseren kleiner worden, zodat i's aangehouden P = L voor de kleinste be-drijven oplopend tot P = 1,5 L voor de grootste.

L. Het aantal bedrijfskavels per bedrijfsgrootteklasse wordt ge-geven in tabel 11 van de beknopte output voor het gebied als

geheel en in tabel 51 van de output per dorpsbehoren. Het aantal bedrijfskavels na ruilverkaveling is gebaseerd op het toedelings-onder zoek.

Ev en Eo. De gemiddelde afstand tot alle grond onderverdeeld in verhard en onverhard. Dit gegeven is slechts per dorpsbehoren bekend (tabel 16). Bij de toedeling van de hier onderscheiden categorieën wordt verhard geheel en semi-verhard voor de helft tot Ev gerekend en de rest van semi-verhard, onverhard, over land en over de kavel tot Eo.

Per bedrijfskavelgrootteklasse worden geen gegevens verstrekt betreffende de afstand. Om de te verwachten verschillen enigszins te kunnen benaderen is een rekenwijze gekozen waarbij de gemid-delde afstand per bedrij fsgrootteklasse is gebaseerd op de gemiddelde afstand per dorpsbehoren van de veldkavels, het percentage huisbedrijfskavels en de uit de grootte van de huis-bedrij f skavels afgeleide afstand (.zie hierna) van de grond op de huisbedrijfskavel.

In formule:

E = (1 - fh)Ë veldkavels + fh.E huisbedrijfskavels

(24)

vervolg bijlage 2

Door aan te nemen dat de afstand tot de grond op de huisbedrijfs-kavel geheel onverhard is, worden de formules voor afstand verhard respectievelijk onverhard:

Ev = (1 - fh) Ëv veldkavels Eo = E - Ev

Voor de situatie met ruilverkaveling is van dezelfde redenering uitgegaan, waarbij in overleg met de Landinrichtingsdienst de afstand tot de veldkavels wat lager is aangehouden.

- Eho. De afstand tot de grond op de huisbedrijfskavel wordt even-min per bedrijfsgrootteklasse gegeven. Wel biedt tabel 20 waarin per dorpsbehoren zowel de gemiddelde afstand tot de grond op de huisbedrijfskavel als de gemiddelde oppervlakte ervan wordt ge-geven de mogelijkheid de relatie tussen de oppervlakte en de afstand te bepalen.

Via de oppervlakte huisbedrijfskavel per bedrijfsgrootteklasse leek als beste benadering te resulteren: Eho = 0,75 Vfh.Fkd'. Voor de toestand na ruilverkaveling is dezelfde formule toegepast, fh. Het percentage huisbedrijfskavel is voor de toestand zonder ruilverkaveling per bedrijfskavelgrootteklasse per dorpsbehoren afgelezen uit tabel 51. Het percentage huisbedrijfskavel na ruil-verkaveling is gebaseerd op de door de Dienst Landinrichting Limburg verstrekte gegevens.

W e n s e n m e t b e t r e k k i n g t o t d e p r e s e n -t a -t i e v a n d e C.I. - g e g e v e n s

Duidelijk is, dat de boven geschetste werkwijze, ondanks de be-naderingen die op een aantal punten zijn toegepast, nog betrek-kelijk tijdrovend is. Ook is niet steeds de vereiste kennis in de C.I. aanwezig.

Waar de gegevens voor een exactere bepaling wel aanwezig zijn, verdient het aanbeveling na te gaan in hoeverre het mogelijk is de C.I.output zodanig aan te vullen, dat op eenvoudige wijze de benodigde kenmerken kunnen worden afgelezen. Vermelden van de

cijfers per bedrijfsgrootte klasse zal de informatieve waarde ervan,

(25)

F

vervolg bijlage 2

ook voor andere doeleinden, aanzienlijk verhogen. Opnemen in een vorm die rechtstreekse toepassing in het programma AGREVAL mogelijk maakt, kan worden overwogen, maar lijkt bij uitsluitend gebruik

ten behoeve van AGREVAL weinig functioneel. Koppeling van beide programma's met toevoeging van een rekenschema ten behoeve van een schatting van de thans nog niet in de C.I. opgenomen invoerdata lijkt dan de voorkeur te verdienen.

(26)

Bijlage 3

BEPALING SALDI EN OPBRENGSTNIVEAU GRASLAND TEN BEHOEVE VAN AGREVAL UIT GEGEVENS VAN DE DIENST BEDRIJFSONTWIKKELING (eigen waarden met * aangegeven)

A. A k k e r b o u w g e w a s s e n , granen suikerbieten aardappelen saldi in gld per ha

Opbrengst hoofdprodukt 3,8 x " bijprodukt Totale opbrengst zonder rvk

Toegerekende kosten excl.loonwerk Variabel deel gebouwenkosten

430 = 1634 225 1859 253 200* 45x85 = 3825 350 4175 891 100* 38x130 « • 4940 4940 1692 150* Saldi zonder ruilverkaveling 1406 3184 3098 Opbrengststijging t.g.v. verbeterde

waterhuishouding (0,0246 x regel 3) 46 103 122 Saldi met ruilverkaveling 1452 3287 3220

Als vaste gebouwenkosten wordt voor de modellen van 7,5 en 15 ha in plaats van de standaardwaarde van 6000,respectievelijk 2000 en 4500 gld per jaar

ingerekend, voor de met de bedrijfsomvang variabele kosten in plaats van 150 gld per ha respectievelijk 50 en 100. Als uitgangspunt voor deze bedragen is genomen, dat voor de kleinste bedrijven geen vervanging meer plaats vindt.

Met betrekking tot het vaste gedeelte van de werktuigkosten is een soortgelijke gedragslijn gevolgd, met dien verstande dat in verband met gemeenschappelijk gebruik, goedkopere aanschaf e.d., voor het kleinste model de helft van de ingevoerde standaardwaarde voor het betrokken mechanisatieniveau is aangehouden (7300 in plaats van 14 600 gld per jaar). Aan de modellen van 15 en 25 ha is een tussenpositie toegedacht. Door deze correctie wordt de berekende arbeidsopbrengst voor de bouwland-modellen van 7,5, 15 en 25 ha met bedragen van respectievelijk 634 + 973 =

1607, 150 + 708 = 858 en 0 + 354 = 354 gld per ha verhoogd.

Als grondkosten is zowel voor bouw als grasland 300 gld per ha inge-rekend .

(27)

51 x 56 = 2856 850 3706 400 730 410* 182* 1984 1730 54 x 56 = 3024 750 3774 400 4) 900. 270* 275* 1929 1725 v e r v o l g b i j l a g e 3 B . M e l k v e e h o u d e r i j , H o l l . s t a l L i g b o x e n s t a l n J .... (1,37 gve/melkkoe) (1,30 gve/melkkoe) gld per melkkoe ' 6 ' 6 Melkopbrengst (100 kg x prijs) Aanwas Totale opbrengst

Kosten veearts, rente enz. Voeraankoop

Waardering eigen ruwvoer

2) Variabele deel gebouwenkosten

Saldo per melkkoe plus jongvee

3) Saldo per melkkoe excl. jongvee

1) resp. 1070* en 740* k VEM per gve à ƒ 0,28 per k VEM

2) bedrag per melkkoe (.resp. ƒ 145 en ƒ 245) vermeerderd met kosten voor jongvee (ƒ 100 per gve)

3) per gve jongvee ƒ 680 in mindering gebracht op voorgaand saldo 4) incl. ƒ 100 snijmais

Evenals voor de akkerbouwbedrijven zijn ook voor de kleinste gras-iandbedrijven correcties op de gebouwen- en werktuigkosten doorge-voerd. Het bij het betrokken staltype passende bedrag voor de vaste gebouwenkosten van 6000 gld per jaar dat voor het 15 ha model is aangehouden, is voor het 7,5 ha model verlaagd tot 2000 gld, het variabele bedrag per koe van 182 tot 61 gld. Dit betekent voor dit model een correcltie van 776 gld per ha per jaar.

De werktuigkosten voor het veldwerk zijn analoog aan de bij bouwland gevolgde gedragslijn voor de modellen van 7,5, 15 en 25 ha gecorrigeerd met respectievelijk 580, 422 en 211 gld per ha per jaar. De overeenkomstige kosten voor de melkveehouderij, reeds gedifferen-tieerd in verband met verschillen in melksysteem, zijn ongecorrigeerd gelaten.

(28)

}

vervolg bijlage 3

C . N e t t o - p r o d u k t i e n i v e a u g r a s l a n d n a rvk

Holl. stal Ligboxenstal Totaal eigen ruwvoer in

k VEM per ha 2,6x1070= 2782 3,25x 740= 2405 hiervan uit snijmais 0,13x9200= 1196 0,13x9200= 1196 derhalve van het grasland

weidegrasbehoefte per ha 2,6x20C Totaal van grasland, k VEM

per ha cgr d.i. per ha grasland (x 100/87) Produktieniveau zonder ruilverkaveling (-4%) 7490 8500 1586 5200 6786 7800 1209 3,25x2000= 6500 7709 8860 26

(29)

B i j l a g e 4 • J < > lij-pe; o < G cd > f ft r . - 1 * 3 43 . <" 43 t 44 cu e /-~s u te cd "—1 u eu cu et) 43 u CU a e CU 1-1 3 c et) S c cu co e cu 7 3 i - I 3 60 Pu CO cu rJ C •r-t V 0) 4-1 4-1 CU O 43 CU 43 CO T ) • i - I CU 43 U Ct) C CU • u * co - «0 Ö cu • M

« -°

' Pu O co *a • H cu 43 M < c cu r - i i-H CU T ) O e co 4-4 •>-> • H M •a eu 43 e cu 44 o u pi-co cu 43 4-1 CO •as cu 4-1 CU t d e • H cu T3 r4 o o > T3 c cu 4* cu u cu 43 ct) 4 3 u i en vO u i I ct) 4 = i n C M vO i ct) 43 vO i ct) 4 3 m l cu O c cu u o 4 3 <u 43 CO Pu 1-1 O P CN CTI — m r-~ o i oo CM -3- r-» «3- m ai - o m — <r CM en m co <^ — en >* o — CM o — o vo — vo CM en «3- vo r-» en — CN en r-« oo o CM — vo —. oo i n vo m r-» oo •^- — CM <r vo r-> o CM —• vo — en o o r~» vo r-» vo oo o vo CM en oo o o <* CM — r^ m vo P^ oo a\ o w o o oo o> CT. o o m — s j ^ t vO vO O CM 0 0 CTi 0 0 00 CT. CM — en CM — — oo er. « * r-» oo oo oo CTi — o — CM ~ en CM — M Si S N CM

si

s

co 00 Ö -cu )-i 43 Pu O 13 co pi T j et) • H i - l CU S 4 3 3 M O - < 4 3 vO < t vO * ». * cn vo r-» m >* > J CN r~~ — en m vo CM — I vo m m —< er. vo -3-«3- -3-«3- • * cn i n CTN oo vo CM CM m vo m m •o- r-» er. —. CM -d-vo m m CM m r-» er. oo vo r~ i n vo — C M cn CM cn <r cr> o CM CN r o r « . ^ m «a- m oo vo r-» — m vo »a- en i CM — vO -— oo r^ o —• vo CN o <r er. o - t f vO cn CM vo en m CM o — —. — •—« Cl C N 1 o\ — — cn vo m vo O — vO vo cn r^ — o O — — — cn t—• -3- m o — < • en *3- — en < r en r-> vo o i r-> r-» a \ 00 CM CM — CM O S « •> N S s i i S N N 1 1 S 2 S «4-4 CU O 4 3 cu 43 CO T ) • H CU 43 U T3 c ct) I - I 13 3 O < 43 1 o 4J 44 CU PI CU

1

PI cu o H 4->X o u 43 •«-! CJ ~ ^ CO Ct) U 43 CU ^ > *o O .-1 1 00 co 00 Pi cu u 43 Pu O T3 CO Pi T3 et) • H i - l CU CO 4 3 ct) U U «H 60 o —•• oo ~ oo CM vo m o- en — m — CM en en en en en o o r-en r>» r~» •<)• e n — m — CM c^ e n e n 00 CM O -tf CM i O N N O O er« CM o en — CN en en CM — o\ a\ r*~ CTi 00 Is* oo oo CTt CN o CM CM en en O CT\ O CTi o vo m o o> - * CTi CM — CM — — CN CM CM «3- m CM cn O I-» — P~ — O C^ — CM — CM CN CM O 00 O 0 0 o « * — VD P^ CM m cri r~ en CM N S S S Q a \ oo vo — en Ä A * «* « r^ o i~» r^ o - * r~ CM CM — — « * oo • — ( ( — CM O CTi • i n ws oo o\ m oo en O CM + I 00 O vO tTi CM r^ en o m rs «3- en en — — l l oo o C M P ^ C M m — o m m en — o oo esi en «t «\ «V « S M en — oo — «* —. «a-• * eo es — — m CTl ~ — — «tf CM I I ey\ Oi en o vo * 9* * f . « . CM vo en vo CTi — »3-M f i m — — en C»3-M — —. — m « * i i m CM vo en cri ~d- vo CM vo i n m o o — CM vO — en oo en CM i i o »3- K vo en A A M • * * — « * O vO O CTi « * en — — — CM — — CM CM CM O I O I I CM N o m CN n ts «\ c\ n CM cn o oo CM o vo CN — —. — — O CM CM CN «a- en I I N N N N O l l I I N a s

s o s o

s s

44 M-l CU O 43 CU 43 CO T3 • H CU 43 H < •o PI et) . - I C0 ct) u 00 I o 00 c • H u 0> 44 CU 4 3 J-i CU > u eu T 3 C O N 00 00 C O •i-l - H 1-4 r-l ( U CU % % 4»i 4<S U U CU CU > > i-l !-H •i-l ' H 3 3 M M 00 P) • H •a 3 O 4 3 co • H 3 43 eu eu eu cd e a s

si

eu

•a

CU VI eu C oo ed eu S 00 00 a a • H - H 00 r i i-H fi CU CU - H > > r H cd cd eu 4«! 4«! A i o) eu -i-i > > &• H H 4J •rH - H C 3 3 O U G 14H CU O 4 3 eu 43 C0 • H CU 4 3 U P? • - I 0 0 •r4 U "~1 •r-l Ut. eu ta M CU <u U cd cd eu oo u 3 3 u eu a TJ r-l 00 =>

e

eu ' eu 4-1 C CU 44 C0 00 PI eu !-. 43 Pu O CO TJ •r-l CU 43 U U cd cd cd • I-) eu

i ^

cd cu ö a cu 0) G eu Q cd G 0) O H X 44 U O '<~J 43 - ^ u cd co 43 U - v . CU TJ > r-l O 00 u eu *o c o N N U CU T3 Pi O N PQ N cd i—l

5

1 3 O 43 O td « 43 C U cd eu > Pu a -o O r-l CO. 00 27

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Westervoortsedijk 90 te Arnhem, bestaande woonboot in redelijke staat met een woonoppervlakte van 70 m² op een ligplaats met een oppervlakte van circa 100 m², geleverd op 1 oktober

De bevindingen in deze studie tonen aan dat de beoordeling van de levertijd beïnvloed werd door de fysieke afstand op de website tussen het huisje en de i-Viewer en door de

3 Taakuitvoering op afstand: sturing, verantwoording en toezicht 11 4 Waarborgen van publieke belangen door checks &amp; balances 15.. Publicaties Algemene Rekenkamer

De hoofdconclusie uit dit onderzoek is dat de minister en staatssecretaris de verspreiding van veelbelovende innovaties in de langdurige zorg – zoals zorg op afstand – meer

He, je bent niet afgeleid in het gebouw waar zoveel mensen; dat is voor mij persoonlijk, hé…ik word altijd heel snel afgeleid door de mensen die om je heen ..die willen even gauw

Vervolgens zijn de ‘instroom’ van rechtszaken per gemeente berekend (dat betekent dan: het aantal zaken dat wordt aangebracht tegen gedaagden die in de gemeente zijn gevestigd,

Voor Pols zijn afstand en nabijheid twee polen in de arts-patiëntrelatie, ‘die beiden in een dyna- misch en fluctuerend evenwicht bepalend zijn voor de mate waarin deze relatie

‘mogelijk’ is voor ons wel belangrijk. Dus wij zullen het ook steunen. Raadslid Els Sterckx: Ik steun mee het voorstel. Raadslid Daniël Marcipont: Ik moet van Peter zeggen dat hij