• No results found

Notitie onderwijsachterstandenbeleid 2012;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Notitie onderwijsachterstandenbeleid 2012;"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Notitie Voor- en Vroegschoolse Educatie

Gemeente Asten 2012-2014

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 4

1. Inleiding 5

Korte terugblik 2006-2010 Periode 2011-2014

Samenwerking

2. Wettelijk kader 7

Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie Doel van de wet

Verantwoordelijkheden gemeente

Regierol gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid Beperkte doorzettingsmacht

Taakverwaarlozing

3. Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Asten

2012-2014 9

Inleiding

Doelstellingen voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2012-2014

Doelstelling I: Het zorgen voor voldoende en kwalitatief 11 volwaardig aanbod van voorschoolse educatie

Doelstelling II: Vaststellen van de doelgroepdefinitie 16

Doelstelling III: Het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen en zorgen voor een goede toeleiding van

kinderen naar voorschoolse educatie 23

(3)

Doelstelling IV: Het organiseren van een doorgaande

Leerlijn 27

4. Toezicht en handhaving voorschoolse

voorzieningen 32

5. Financiering 34

Afkortingen 38

Bronnen 39

(4)

Samenvatting

Veel kinderen beginnen hun schoolcarrière met een (taal)achterstand. Eenmaal opgelopen ontwikkelingsachterstanden blijken heel moeilijk in te lopen, daarom is het noodzakelijk om vroeg te beginnen met het verbeteren van de startcondities voor een goede ontwikkeling en onderwijscarrière.

De gemeente Asten ontvangt voor de periode 2011-2014 jaarlijks middelen van het Rijk voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Daarnaast heeft de gemeente binnen de gemeentelijke begroting middelen gereserveerd t.b.v. dit beleidsonderwerp. Bij de ontwikkeling van het onderwijsachterstandenbeleid speelt de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke) een centrale rol. In deze notitie wordt beschreven hoe in Asten beleidsmatig invulling wordt gegeven aan de Wet Oke en hoe de beschikbare middelen worden ingezet.

De volgende 4 doelstellingen worden nader uitgewerkt:

1. Het zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie;

2. Het vaststellen van de doelgroep;

3. Het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen en zorgen voor een goede toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

4. Het organiseren van een doorgaande leerlijn.

(5)

1. Inleiding

Korte terugblik periode 2006-2010

De gemeente Asten heeft in de periode 2006-2010 middelen van het Rijk

ontvangen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Deze middelen heeft de gemeente ingezet om onderwijsachterstanden bij de Astense kinderen aan te pakken. Voor- en vroegschoolse programma's (VVE) zijn breed ingevoerd, er zijn stappen gezet om de doorgaande leerlijn te borgen, de ouderbijdrage voor ouders van doelgroepkinderen is verlaagd, er is een jaar gedraaid met een schakelklas en lokale middelen zijn ingezet voor bevordering van sociale competenties. Het is echter lastig om op dit moment cijfers betreffende leerresultaten te presenteren.

Dit komt omdat er in de periode 2006-2010 geen uniforme registratie van leerresultaten door de organisaties heeft plaatsgevonden. De gemeente heeft hierop te weinig gestuurd.

De gemeente Asten wil de komende jaren verder werken aan het verbeteren van onderwijskansen voor jonge kinderen. In de afgelopen periode is er al veel bereikt, maar de kwaliteit van het VVE-aanbod, de toeleiding en het bereik van doelgroepkinderen, de monitoring en registratie van doelgroepkinderen en het organiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn behoeft blijvende aandacht.

Het is van wezenlijk belang dat kinderen zo goed mogelijk starten op de basisschool, omdat een achterstand door het merendeel van de kinderen gedurende hun schoolloopbaan niet meer wordt ingehaald.

Periode 2011-2014

Ook voor de periode 2011-2014 ontvangt de gemeente van het Rijk middelen ter bestrijding van onderwijsachterstanden. De u voorliggende notitie geeft aan hoe deze middelen de komende periode ingezet zullen worden ten behoeve van de bestrijding van onderwijsachterstanden in Asten. De Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke) heeft hierin een centrale rol. In deze notitie wordt daarom eerst voor u het wettelijk kader geschetst. Vervolgens is

beschreven hoe beleidsmatig invulling wordt gegeven aan de Wet Oke in Asten.

De Wet Oke betekent namelijk een aantal nieuwe eisen en verplichtingen voor de gemeente. In het laatste hoofdstuk wordt een financieel overzicht gegeven.

(6)

Samenwerking

Deze notitie is tot stand gekomen in samenwerking met de Stuurgroep Lokale Educatieve Agenda Gemeente Asten en de Werkgroep

Onderwijsachterstandenbeleid Gemeente Asten.

In de stuurgroep hebben zitting:

De heer van Rijt, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje Mevrouw Hommes, Korein Kinderplein

De heer Ghielen, Stichting PRODAS Mevrouw Martens, Stichting PlatOO De heer Huijsmans, Gemeente Asten Mevrouw Hendriks, Gemeente Asten.

In de werkgroep hebben zitting:

Mevrouw Joris, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje Mevrouw van Otterdijk, Korein Kinderplein

Mevrouw Buijs, Basisschool Het Lover

Mevrouw de Laat, Openbare Basisschool De Horizon Mevrouw Goossens, De Zorgboog

Mevrouw Hendriks, Gemeente Asten.

(7)

2. Wettelijk kader

Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke) Per 1 augustus 2010 is de Wet Oke in werking getreden. Deze wet heeft tot wijzigingen geleid in de Wet Kinderopvang, de Wet op het Primair Onderwijs, de Wet op het Onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met

wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid. De Wet Oke brengt door harmonisatie van de regelgeving voor voorschoolse voorzieningen

(peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) een aantal verbeteringen aan in het stelsel van voorzieningen voor jonge kinderen. In de Wet Kinderopvang worden kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen opgenomen die vergelijkbaar zijn met de kwaliteitseisen voor kinderdagverblijven. Ook zijn er kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie neergelegd. Daarnaast wordt het toezicht op de

kwaliteitseisen geregeld. Voor de gemeenten is een belangrijke rol weggelegd bij de uitvoering van deze wet.

Doel van de wet Het doel van de wet is:

‘Voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven een veilige, stimulerende omgeving te creëren waarbij medewerkers in staat zijn om een risico op een taalachterstand in het Nederlands te signaleren en effectief aan te pakken’.

Verantwoordelijkheden gemeente

In de gewijzigde Wet op het primair onderwijs (Wpo) wordt bepaald dat de gemeente zorgt voor voldoende en hoogwaardig aanbod van voorschoolse

educatie voor kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal.

En de peuterspeelzaal moet (financieel) toegankelijk zijn voor kinderen die aan voorschoolse educatie deelnemen. De gemeente (college van b&w) moet een aantal activiteiten uitvoeren om aan de eisen van de wet te kunnen voldoen. Dit betreft conform artikel 166 en 167 Wpo:

- Het zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie;

- Het vaststellen van de doelgroep;

- Het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen en zorgen voor een goede toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

- Het organiseren van een doorgaande leerlijn.

(8)

Regierol gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (art. 167 en 167a Wpo) Gemeenten zijn vanaf de inwerkingtreding van de wet verplicht ten minste één maal per jaar overleg te voeren en afspraken te maken met de schoolbesturen voor basisonderwijs en de houders van kindercentra en peuterspeelzalen over:

1. Het vaststellen van de doelgroep voorschoolse educatie.

2. De wijze van toeleiding naar voor- en vroegschoolse educatie.

3. De organisatie van een doorlopende ontwikkelingslijn van voor- naar vroegschoolse educatie;

4. Resultaten van vroegschoolse educatie.

Beperkte doorzettingsmacht (art.168 Wpo)

Gemeenten hebben de mogelijkheid afspraken op te leggen aan die kindercentra, peuterspeelzalen en schoolbesturen die weigeren mee te werken aan de

gezamenlijke afspraken zoals hiervoor bedoeld. Gemeenten kunnen de

bevoegdheid in uitzonderlijke gevallen toepassen voor zover dat noodzakelijk is voor het uitvoeren van een samenhangend onderwijsachterstandenbeleid.

Een belangrijke overweging bij het inzetten van de doorzettingsmacht is dat er voldoende draagvlak voor de afspraken is bij de samenwerkende partijen.

Doorzettingsmacht kan pas in laatste instantie worden gebruikt, nadat pogingen tot overreding zijn mislukt.

Taakverwaarlozing (art. 170 Wpo)

Er is in de Wet op het primair onderwijs een taakverwaarlozingsregeling opgenomen. In het geval een gemeente de verplichtingen en inspanningen krachtens de wet niet of niet naar behoren uitvoert, kan de minister hierin de noodzakelijke voorzieningen treffen ten laste van de gemeente.

(9)

3. Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Asten 2012-2014

Inleiding

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is al jaren een van de pijlers van het jeugd- en onderwijsbeleid van het Rijk en de gemeente Asten. Het Rijk heeft haar ambitie neergelegd in de nieuwe Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie.

De gemeente Asten vindt het belangrijk dat alle jeugdigen een goede start kunnen maken. De zorg voor een goede startpositie van kinderen en het bestrijden van maatschappelijke achterstanden blijft essentieel. Het

onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel om onderwijsachterstanden van kinderen, die de meeste kans lopen met een achterstand te beginnen op de basisschool, vroegtijdig te signaleren en te bestrijden. Dit doen we vooral door achterstanden bij jonge kinderen vroegtijdig op te sporen en effectief aan te pakken. Op deze wijze wordt getracht het beste uit het kind te halen en hen meer mogelijkheden te bieden om hun talenten te ontwikkelen.

In de periode 2006-2010 is veel geïnvesteerd om onderwijsachterstanden bij de Astense kinderen aan te pakken. Speerpunten van beleid waren: het zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie,

doelgroepdefinitie, verlaging van de ouderbijdrage voor ouders met

doelgroepkinderen, doorgaande leerlijn, en de schakelklas. Deze onderwerpen worden verderop in dit hoofdstuk besproken. Insteek voor de nieuwe periode is datgene wat bereikt is te behouden, binnen de huidige financiële kaders, en te kijken waar verbeteringen kunnen worden aangebracht om kinderen nog meer kansen te geven en te voldoen aan de Wet Oke.

De uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid kan de gemeente niet alleen.

Het is van belang dat verschillende partners in het veld samenwerken:

basisonderwijs, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar. De afgelopen periode hebben partijen zich samen met de gemeente

ingespannen om de onderwijsachterstanden vroegtijdig te signaleren en te bestrijden. Met deze notitie leveren de gemeente, de schoolbesturen van het basisonderwijs, de besturen van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en het consultatiebureau een voorstel voor een gezamenlijke aanpak voor- en

vroegschoolse educatie voor de periode 2012-2014.

(10)

Doelstellingen voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2012- 2014

De doelstellingen van voor- en vroegschoolse educatie die verder worden uitgewerkt zijn:

1. Het zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie;

2. Het vaststellen van de doelgroep;

3. Het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen en zorgen voor een goede toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

4. Het organiseren van een doorgaande leerlijn.

(11)

Doelstelling I: Het zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie

Wettelijke voorwaarden

Om de effectiviteit voor doelgroepkinderen te optimaliseren, moet de kwaliteit van de voorschoolse educatie hoog zijn. Aan peuterspeelzalen en

kinderdagverblijven die voorschoolse educatie aanbieden, worden daarom vanaf 1 augustus 2010 extra kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan

beschreven in de AMvB ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’. De volgende kwaliteitseisen staan in het besluit beschreven:

- Voorschoolse educatie wordt gegeven op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf;

- Ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of ten minste 10 uur per week;

- De maximale groepsgrootte is 16 en een bezetting van ten minste één beroepskracht per acht kinderen is verplicht;

- Het personeel dat voorschoolse educatie geeft heeft minimaal een PW-3 opleiding (PW = pedagogisch werk);

- Het personeel heeft specifieke scholing over voorschoolse educatie gehad;

- De houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op;

- Er worden integrale programma’s voor voorschoolse educatie gebruikt, gericht op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Huidige situatie gemeente Asten

In de gemeente Asten wordt door de Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein voorschoolse educatie aangeboden. Beide organisaties voldoen aan de eisen van de wet.

Pinkeltje

Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje heeft zich vanaf 2003 ontwikkeld tot een voorschoolse voorziening. Alle leidsters zijn VVE-gecertificeerd, er wordt gebruik gemaakt van het speciale integrale voorschoolse programma Puk & Ko en ieder jaar wordt bij de gemeente een opleidingsplan ingediend. Voor de uitvoering van het plan stelt de gemeente subsidie beschikbaar.

Het voorschools programma wordt op iedere peuterspeelzaal (er zijn 4

peuterspeelzalen) aangeboden. Alle peuters (2 dagdelen) die de peuterspeelzaal bezoeken nemen deel aan het programma. De peuters kunnen vanaf 2 jaar

(12)

terecht bij Pinkeltje. De stichting biedt aan alle peuters het VVE-programma aan.

Zij vinden dat het programma alle kinderen volop stimuleert in hun ontwikkeling.

De methode is goed voor alle kinderen. Alle kinderen zullen op deze manier spelend leren.

Doelgroepkinderen (voor de definitie zie pagina 16) krijgen het programma 4 dagdelen aangeboden. Op iedere groep, met maximaal 16 kinderen, staan 2 beroepskrachten (conform de wettelijke eisen). Als de fusie met Stichting

peuterspeelzaal P’Ommeltje een feit is komt daar een 5de peuterspeelzaal bij. Hier kan vooralsnog geen volwaardig VVE-programma worden aangeboden omdat er met 1 peutergroep wordt gedraaid van maximaal 7 uren peuterspeelzaalwerk i.p.v. de vereiste 10 uren. Het aantal kindplaatsen bij Pinkeltje komt daarmee op 165. Hiervan zijn 11 plaatsen niet bezet (4 plaatsen in Heusden en 7 in Ommel).

Korein Kinderplein

In 2010 heeft Korein Kinderplein aangegeven zich graag te willen ontwikkelen tot een voorschoolse voorziening. Daarvoor heeft Korein Kinderplein in 2010 en 2011 een opleidingsplan bij de gemeente ingediend. Voor de uitvoering van het plan heeft de gemeente subsidie beschikbaar gesteld. Sinds 2010 worden de leidsters VVE opgeleid. Eind juni 2012 zal de laatste groep leidsters de basistraining afronden. Korein Kinderplein biedt op alle drie de locaties aan alle kinderen het voorschools programma Uk & Puk aan. De kinderopvang werkt uitsluitend met beroepskrachten. Het programma wordt minimaal 10 uren per week aangeboden aan doelgroepkinderen. Korein Kinderplein heeft op dit moment 84 kindplaatsen, vanaf januari 2013 worden dit 96 kindplaatsen i.v.m. de ingebruikname locatie Heusden. 176 Kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar maken nu gebruik van de kinderdagopvang, dit is een gemiddelde bezetting van 74%.

Huisvesting peuterspeelzalen aan de Ceresstraat

Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje heeft twee peuterspeelzalen aan de Ceresstraat (De Beiaard). De kwaliteit (gebouwelijk) van deze twee

peuterspeelzalen laat te wensen over. Uit de verslagen omtrent hygiëne en veiligheid van de GGD blijkt dat de huidige sanitaire voorzieningen ontoereikend zijn en dat de ventilatie bouwtechnische aanpassingen behoeft. In het kader van de ontwikkelingen in de Bloemenwijk zal 1 peuterspeelzaal worden gehuisvest in de nieuwe brede maatschappelijke voorziening Bloemenwijk. Voor de andere peuterspeelzaal heeft de stichting samen met Stichting PRODAS een verzoek bij de gemeente ingediend om een peuterspeelzaal te huisvesten bij basisschool Het Lover. Om de peuterspeelzaal bij de basisschool te kunnen realiseren zijn

(13)

bouwkundige aanpassingen noodzakelijk. De gemeente wordt gevraagd deze bouwkundige aanpassingen te financieren. De gemeente is van mening dat een peuterspeelzaal bij basisschool Het Lover bijdraagt aan een goede spreiding van het aantal peuterspeelzalen in Asten en dat er een betere toeleiding en een groter bereik kan plaatsvinden van doelgroepkinderen woonachtig in Asten-Oost naar een voorschoolse voorziening. Basisschool Het Lover heeft veel

doelgroepkinderen. Een peuterspeelzaal bij basisschool Het Lover kan ertoe bijdragen dat ouders van doelgroepkinderen eerder hun kinderen naar de peuterspeelzaal brengen. Het zal voor de ouders makkelijker zijn om hun kleine kinderen achter te laten op een peuterspeelzaal welke in een vertrouwde omgeving is gevestigd. Hoe eerder de doelgroepkinderen deelnemen aan een voorschools programma hoe kleiner de kans is op een taalachterstand en schooluitval op latere leeftijd. De gemeente onderzoekt op dit moment of het financieel haalbaar is om de bouwkundige aanpassingen te realiseren.

Harmonisatie voorschoolse voorzieningen op langere termijn

De wet Oke leidt niet alleen tot betere voorschoolse voorzieningen, maar legt ook een basis voor verdergaande samenwerking tussen de peuterspeelzalen en kinderopvang op middenlange en langere termijn. De Wet Oke biedt kansen voor de toekomst.

De voorschoolse voorzieningen in Asten, Pinkeltje en Korein Kinderplein, bieden een goede kwaliteit en ruim bereik van voorschoolse voorzieningen. Tussen beide organisaties bestaat een lichte vorm van samenwerking. Op termijn kunnen er echter voor beide werkvormen bedreigingen ontstaan, zoals afname deelname peuterspeelzaalwerk en kinderopvang door terugloop aantal geboortes en door verhoging van de ouderbijdrage door de bezuinigingen in de kinderopvang.

Ook zal de economische crises ouders er toe dwingen hun kinderen later of helemaal niet naar de kinderopvang of peuterspeelzaalwerk te brengen.

Daarnaast wordt het voor de gemeente ook steeds lastiger om het peuterspeelzaalwerk betaalbaar te houden.

Intensievere samenwerking tussen Pinkeltje en Korein Kinderplein in een geïntegreerde voorziening kan mogelijk een oplossing bieden voor een aantal mogelijke toekomstige problemen op het gebied van bereikbaarheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de voorzieningen.

(14)

In het kader van de Wet Oke heeft de VNG drie modellen geformuleerd die stadia van samenwerking en harmonisatie tussen de voorschoolse voorzieningen

weergeven. Dit zijn modellen die in de praktijk voorkomen.

• Een model met lichte samenwerking

 Zelfstandig blijvende partners

 Aparte huisvesting

 VVE aanbod op elkaar afgestemd

 Uitwisseling kennis en expertise

 Van de gemeente wordt een lichte vorm van regie vereist

• Een model met intensievere samenwerking

 Zelfstandig blijvende partners

 Aparte huisvesting, soms multifunctioneel gebruik

 Soms worden de twee werksoorten gemengd

 Uitwisseling kennis en expertise

 Gezamenlijke scholing personeel

 Afstemming pedagogische visie

 Zorgvuldig afgestemd gezamenlijk aanbod

 Stevige regierol gemeente

• Een model van integrale samenwerking

 Deze vorm werkt toe naar het samengaan van de werkvormen naar 1 organisatie

 Voldoen aan de wettelijke taken Wet Oke

 Hogere kwaliteit voorschoolse voorzieningen

 Totaal aanbod voor ouders/kinderen op 1 locatie

 Beter benutting gebouwen

 Intensieve stevige regierol gemeente

De komende periode wil de gemeente de partijen met elkaar in contact brengen om de ontwikkelingen van mogelijk verdergaande harmonisatie te stimuleren. De eerste gesprekspartners voor de gemeente zijn Pinkeltje en Korein Kinderplein. In het licht van de brede school ontwikkelingen in Asten kunnen daar later mogelijk ook andere partijen voor worden uitgenodigd. Als het gaat om buitenschoolse opvang kunnen daar ook andere partners voor uitgenodigd worden dan Korein Kinderplein.

(15)

Wat gaan we doen in 2012-2014?

- Het huidige niveau van voldoende en kwalitatief goed aanbod van

voorschoolse voorzieningen bij Pinkeltje en Korein Kinderplein handhaven, volgens de kwaliteitseisen uit ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit

voorschoolse educatie’;

- Pinkeltje en Korein Kinderplein komen alleen in aanmerking voor een subsidie in het kader van VVE als aan bovenstaande kwaliteiteisen wordt voldaan;

- De voorschoolse instellingen bieden een (taal)ontwikkelingsaanbod op maat;

- De gemeente komt met een besluit of het financieel haalbaar is om een peuterspeelzaal te huisvesten bij basisschool Het Lover;

- De gemeente nodigt Pinkeltje en Korein Kinderplein uit om de mogelijkheden van verdergaande samenwerking te onderzoeken.

(16)

Doelstelling II: Vaststellen van de doelgroepdefinitie

Doelgroepdefinitie gemeente Asten

Burgemeester en wethouders bepalen op grond van welke criteria een kind in aanmerking komt voor het volgen van voorschoolse educatie. Het is belangrijk die groep kinderen te selecteren die baat heeft bij een VVE-programma. VVE-

programma’s zijn bedoeld om een brede ontwikkeling te stimuleren bij kinderen die opgroeien in een omgeving waar het taalaanbod beperkt is en waar weinig aandacht is voor informeel leren.

De gemeente heeft het peuterspeelzaalwerk, kinderdagopvang,

jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar en basisscholen betrokken bij het vaststellen van de doelgroep VVE. Aan de ene kant omdat zij specifieke kennis hebben over deze doelgroep, aan de andere kant om te zorgen dat zij bekend zijn met de definitie van de doelgroep en dat er draagvlak voor de aanpak is. Zij spelen immers een grote rol bij signalering, werving en toeleiding van doelgroepkinderen naar de voorschoolse voorziening.

De doelgroep van het VVE beleid zijn de kinderen die het risico lopen om taal- en ontwikkeling achterstanden op te lopen. Een belangrijke risicofactor is een laag opleidingsniveau van ouders. De gewichtenregeling in het basisonderwijs is op deze indicator gebaseerd. Ook in de voorschoolse periode kan het

opleidingsniveau van de ouders als een indicator worden gebruikt.

Tussen het opleidingsniveau van de ouders en de kansen van kinderen bestaat een statistisch verband. Het is echter niet zo dat een laag opleidingsniveau van de ouders per definitie inhoudt dat de kinderen een grotere kans op

achterstanden hebben. Omgekeerd kunnen ook kinderen van ouders met een relatief hoge opleiding toch taal- of andere ontwikkelingsachterstanden oplopen.

Bepaalde sociale en economische factoren kunnen in meer of mindere mate van invloed zijn op de taalontwikkeling van kinderen. Het uitsluitend hanteren van het opleidingsniveau van de ouders als doelgroepcriteria zou een groot aantal 2,5 – 3 jarigen uitsluiten van VVE-deelname. Een bredere definitie doet dan ook meer recht aan alle kinderen met een (risico op) taal- ontwikkelingsachterstand. Het Rijk gaat alleen uit van de gewichtenregeling.

Bij de verantwoording aan het Rijk over het aantal beschikbaar gestelde VVE plaatsen geldt echter voor alle gemeenten het aantal peuters op basis van de opleiding van ouders.

(17)

De gemeente Asten hanteert een brede doelgroepdefinitie VVE. Er zijn vier categorieën. In de gemeente Asten behoren kinderen tot de doelgroep VVE als ze vallen onder een van de volgende categorieën:

1. Kinderen van laagopgeleide ouders: het kind zou in het primair onderwijs op basis van het opleidingsniveau van de ouders tot de groep leerlingen behoren die onder de gewichtenregeling vallen (met name Sinti-kinderen);

2. Tweetaligheid: in de thuissituatie wordt door de ouders weinig of geen Nederlands gesproken (asielzoekers, buitenlandse arbeiders, Chinese afkomst);

3. Kinderen uit risicogezinnen: ouders met een psychiatrische achtergrond, multiproblem gezinnen. Deze groep neemt steeds meer toe, de kinderen hebben minder kansen op een goede ontwikkeling;

4. Kinderen met een geobserveerde achterstand (medische factoren), gerelateerd aan een taal- en/of leerachterstand.

Voor de categorie 2 tot en met 4 geldt dat deze kinderen alleen in aanmerking komen voor voor- en vroegschoolse educatie als zij gebaat zijn bij een VVE-programma. Hierbij moet duidelijk zijn dat de achterstand verbeterd/verholpen kan worden door deel te nemen aan een VVE-programma. Een VVE-programma is dus niet voor elk kind met een achterstand geschikt.

Omvang doelgroep

Bij de bepaling van de omvang van de doelgroep wordt gekeken naar het aantal plaatsen dat overeenkomt met het aantal voorschoolse doelgroepkinderen op basis van de gewichtenregeling in het basisonderwijs zoals die in 2011 in zijn geheel is ingevoerd. Omdat het bij voorschoolse educatie gaat om kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar, is het aantal doelgroepkinderen vast te stellen door 75%

te nemen van het aantal 4- en 5- jarige kinderen met een 0,3 of 1,2 gewicht1 die zijn ingeschreven in de groepen 1 en 2 van de basisscholen op het grondgebied

1Het gewicht 0,3 wordt toegekend aan leerlingen van wie de ouders een opleiding van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg (=

categorie 2) hebben gehad of van wie de ouder die belast is met de dagelijkse verzorging een opleiding uit categorie 2 heeft gehad.

Het gewicht 1,2 wordt toegekend aan leerlingen van wie minimaal 1 van de ouders een opleiding maximaal basisonderwijs of (v)so-zmlk heeft gehad (= categorie 1).

(18)

van de gemeente. Op deze manier kan het minimum aantal VVE-plaatsen worden vastgesteld.

In de gemeente Asten waren er op 1 oktober 2011 (teldatum) 23 leerlingen met een gewicht. Het minimaal aantal te realiseren VVE-plaatsen is 17 voor de gemeente Asten. Dit is het aantal VVE-plaatsen die de gemeenten richting het Rijk moet verantwoorden. Het Rijk wil dat de gemeente een VVE programma aanbiedt aan alle kinderen die dit nodig hebben (100% doelgroepbereik).

Bovenstaande betreft een berekening en geen feitelijk aantal. Wil de gemeente feitelijk vaststellen hoeveel doelgroepkinderen er zijn dan moet de uitkomst van de gewichtenregeling verhoogd worden met 15%. Het aantal VVE plaatsen komt daarmee op 20. Omdat de gemeente de doelgroep heeft verruimd, dient de gemeente dus ook meer plaatsen beschikbaar te stellen.

Het aantal doelgroepkinderen VVE die in 2011 zijn bereikt:

- Pinkeltje 13 doelgroepkinderen - Korein Kinderplein 4 doelgroepkinderen

Het vaststellen van een maximale ouderbijdrage voor de voorschoolse educatie

De voorschoolse educatie moet voor ouders laagdrempelig en financieel toegankelijk zijn. Sinds 2005 betalen ouders met lage inkomens relatief weinig voor een plaats in de kinderopvang. De peuterspeelzalen zijn over het algemeen duurder voor ouders. Op grond van de Wet Oke mag de ouderbijdrage van ouders van een VVE doelgroepkind op de peuterspeelzaal niet hoger zijn dan wat ouders voor kinderopvang betalen als ze recht hebben op de maximale

kinderopvangtoeslag volgens de Toeslagenregeling kinderopvang.

Rekenvoorbeeld:

Doelgroepkind wat niet valt onder de Toeslagenregeling kinderopvang Het aan de Toeslagenregeling kinderopvang gerelateerde laagste

ouderbijdragentarief voor VVE peuterspeelzalen berekent de VNG per 1 januari 2012 op € 0,59 per uur. Uitgaande van 2,5 uur per dagdeel, 4 dagdelen per week en 40 weken per jaar betekent dit dat de ouderbijdrage op jaarbasis € 236,00 bedraagt voor een doelgroepkind.

(19)

De ouderbijdrage die ouders in de gemeente Asten aan de peuterspeelzaal betalen is inkomensafhankelijk. De ouderbijdrage 2012 bedraagt voor 4 dagdelen per week € 116,= per maand (hoogste inkomenscategorie).

Op jaarbasis is dit 10,5 maand x € 116,= € 1.218,=. Zoals eerder aangegeven mag de ouderbijdrage voor een doelgroeppeuter niet hoger zijn dan € 236 per jaar (2012). De gemeente Asten moet dus € 982,= per doelgroeppeuter bijdragen.

Doelgroepkind wat onder de Wet Kinderopvang valt

Als een kind naar de kinderopvang gaat dan ontvangen de ouders een

kinderopvangtoeslag via het Rijk. De maximale ouderbijdrage die ouders betalen in de kinderopvang als ze in aanmerking komen voor de maximale toeslag bedraagt € 236,00 per jaar. De gemeente hoeft hier dus niet extra aan bij te dragen.

In 2012 vinden er veranderingen plaats in de kinderopvangtoeslag. Ouders krijgen alleen nog kinderopvangtoeslag voor de uren die ouders werken. Daarbij moet worden uitgegaan van de ouder die de minste uren per jaar werkt. Beide ouders moeten werken. Bij Korein Kinderplein zijn enkele ouders die hun kind(eren) van de kinderdagopvang hebben gehaald, omdat zij op basis van de nieuwe regeling niet meer in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag.

Wetsartikel 166 lid 2 Wpo

Het wetsartikel (artikel 166 lid 2 Wpo) dat gaat over het vaststellen van een maximale ouderbijdrage voor de voorschoolse educatie is nog niet in werking getreden. Naar verwachting zal het artikel omstreeks 1 juli 2012 in werking treden. Vanaf dan zijn gemeenten verplicht om deze bepaling uit te voeren.

Veel gemeenten werken nu alleen met een maximale ouderbijdrage voor ouders die laagopgeleid zijn (categorie 1). Met inwerkingtreding van het artikel zullen gemeenten ook de ouders die vallen onder de brede doelgroepdefinitie van de gemeenten in aanmerking moeten laten komen voor de maximale ouderbijdrage.

Veel gemeenten lopen hier tegen een probleem aan. Dit is financieel voor veel gemeenten niet te betalen en zij zullen dan toch onderscheid maken in de bijdrage die ouders moeten betalen.

De ouders in de gemeente Asten waarvan hun kind valt onder 1 van de 4 categorieën van de doelgroepdefinitie betalen op dit moment allemaal alleen de maximale ouderbijdrage. Er wordt in Asten op dit moment geen onderscheid

(20)

gemaakt. Wel doet zich de situatie in Asten voor dat er ouders zijn met een doelgroepkind in de categorie 2 tot en met 4 die heel goed de reguliere

ouderbijdrage van het peuterspeelzaalwerk kunnen betalen, anderzijds zijn er ook ouders in de categorie 1 die zelfs moeite hebben om de maximale ouderbijdrage te betalen.

Om ook de regeling voor de gemeente Asten uitvoerbaar te houden geldt de volgende regeling. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘regeling maximale ouderbijdrage voorschoolse educatie’:

1. Ouders van kinderen in de eerste categorie betalen nooit meer dan de maximale ouderbijdrage zijnde € 236,= per jaar;

2. Ouders van kinderen in de categorieën 2 tot en met 4 betalen de eerste 2 dagdelen zelf zijnde maximaal € 58,= per maand (als ze in de hoogste categorie vallen volgens de ouderbijdragentabel van Pinkeltje), voor de overige twee dagdelen wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht;

3. Voor ouders van kinderen in de eerste categorie die aangeven dat zij ook de maximale ouderbijdrage niet kunnen betalen (Bijv. gezinnen met een bijstandsuitkering, ouders die in een schuldhulpverleningstraject zitten en asielzoekers) kan de maximale ouderbijdrage worden gehalveerd tot

€ 118,= per jaar of helemaal komen te vervallen, mits ouders kunnen aantonen dat ze het niet kunnen betalen en dat hun kind ook

daadwerkelijk 4 dagdelen deelneemt aan het voorschools programma;

4. Ouders van kinderen in categorie 2 tot en met 4 die aangeven dat zij de eerste 2 dagdelen niet kunnen betalen, komen in aanmerking voor de maximale ouderbijdrage zijnde € 236,= per jaar, mits ouders kunnen aantonen dat ze het niet kunnen betalen en dat hun kind ook

daadwerkelijk 4 dagdelen deelneemt aan het voorschools programma.

Bovenstaande moet geheel worden uitgevoerd binnen het door de gemeente beschikbaar te stellen budget maximale ouderbijdrage voorschoolse educatie.

Sociaal medische indicatie (SMI)

De gemeente voert de autonome regeling SMI uit. Bij SMI gaat het om

gezinssituaties waarbij het voor de persoonlijke ontwikkeling van het kind goed is als het kind een aantal dagdelen gebruik maakt van de kinderopvang. De ouders of het kind hebben dan een zogenaamde sociaal-medische indicatie. De ouders komen niet in aanmerking voor een kinderopvangtoeslag omdat één of beide ouders niet werken. De gemeente betaalt dan de kosten voor kinderopvang. De

(21)

gemeente bepaald in overleg met de GGD wie in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten en de hoogte en duur van de tegemoetkoming.

Jaarlijks krijgt de gemeente 3 à 4 aanvragen SMI. Hiermee is een bedrag gemoeid van ongeveer € 15.000,= per jaar. Dit bedrag betaalt de gemeente uit eigen middelen. Het kind wordt altijd toegeleid naar de kinderopvang, en nooit naar het peuterspeelzaalwerk. Het is van belang dat het kind wordt toegeleid naar de voorziening waar het kind het meest mee gebaat is, daarom wordt de SMI regeling aangepast. De aangepaste regeling moet tevens leiden tot een kostenbesparing voor de gemeente. De volgende procedure geldt:

- Als een verzoek voor SMI bij de gemeente binnenkomt dan wordt eerst gekeken of het kind valt in één van de categorieën van de

doelgroepdefinitie VVE. Het kind wordt dus niet meer automatisch

geplaatst bij de kinderopvang. De indicatie wordt gesteld door de JGZ 0-4 jaar (jeugdgezondheidszorg=consultatiebureau);

- Als het kind valt in één van de categorieën van de doelgroepdefinitie VVE dan wordt gekeken welke voorziening het beste is voor het kind,

de peuterspeelzaal of de kinderopvang. De JGZ geeft aan welke

voorziening het beste is voor het kind. Het kind wordt vervolgens toegeleid naar de desbetreffende voorziening;

- Als het kind wordt toegeleid naar de peuterspeelzaal dan geldt de ‘regeling maximale ouderbijdrage voorschoolse educatie’ (zie pagina 17);

- Als het kind wordt toegeleid naar de kinderopvang, dan betaald de gemeente de kosten voor de dagdelen dat het kind naar de kinderopvang gaat.

Wat gaan we doen in 2012-2014?

- Er wordt uitvoering gegeven aan de brede doelgroepdefinitie VVE;

- Ouders met een doelgroepkind worden gestimuleerd om hun kind vanaf 2,5 jaar tenminste 4 dagdelen of 10 uur per week deel te laten nemen aan een VVE-programma op een peuterspeelzaal of een kinderdagopvang;

- Bij het plaatsen van doelgroepkinderen op een voorschoolse voorziening hebben kinderen die vallen onder de doelgroep -kinderen van

laagopgeleide ouders- (categorie 1) voorrang op de kinderen die vallen onder de brede doelgroepdefinitie van de gemeente Asten (categorie 2 tot en met 4);

- De gemeente Asten biedt maximaal aan 20 doelgroepkinderen per jaar een VVE-plaats aan (dit zijn voldoende plekken);

(22)

- Uitvoering geven aan de ‘regeling maximale ouderbijdrage voorschoolse educatie’. De gemeente stelt hiervoor middelen beschikbaar;

- De maximale ouderbijdrage voor 2012 wordt vastgesteld op € 236,00. De ouderbijdrage wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld conform het advies van de VNG;

- Uitvoering geven aan de aangepaste ‘SMI-regeling’.

- Jaarlijks monitoren van bezetting en behoeften, zodat er een sluitend beeld ontstaat van de vraag naar VVE plekken: hoeveel peuters zijn er, hoeveel doelgroepkinderen zijn er en in welke doelgroepcategorie vallen deze kinderen en wat is de bezettingsgraad van de peuters op de peuterspeelzalen en de kinderdagopvang.

(23)

Doelstelling III: Het zich inspannen voor het bereik van alle

doelgroepkinderen en zorgen voor een goede toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie

De gemeente Asten heeft de inspanningsverplichting om alle doelgroepkinderen te laten deelnemen aan een voorschoolse voorziening, er geldt geen leerplicht.

Dit streefdoel (100% doelgroepbereik) is in de praktijk mogelijk niet haalbaar. Er zullen altijd ouders zijn die geen gebruik zullen maken van een aanbod van voorschoolse educatie. Asten streeft wel naar een 100% bereik van alle doelgroepkinderen.

Per 1 januari 2012 heeft Asten 523 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

Hiervan bezoeken 154 kinderen de peuterspeelzaal en 90 kinderen de

kinderdagopvang. Deze kinderen krijgen een VVE-programma aangeboden. Dat betekent dat 279 kinderen niet naar een voorschoolse voorziening gaan. Deze groep kinderen waar mogelijk ook doelgroepkinderen tussen zitten, nemen niet deel aan een VVE-programma. Het is van groot belang dat deze kinderen worden bereikt. In Asten maken ouders ook gebruik van gastouderopvang. In Asten zijn 89 geregistreerde gastouders. Een gastouder mag geen VVE-programma

aanbieden.

Signaleren

Van het college van b&w wordt verwacht dat zij zich inspannen om ouders te bewegen hun doelgroepkinderen daadwerkelijk aan voorschoolse educatie te laten deelnemen. De gemeente moet duidelijke afspraken maken met de JGZ en andere instanties over het signaleren, verwijzen en toeleiden van

doelgroepkinderen naar de voorschoolse voorziening.

De JGZ 0-4 jaar heeft de wettelijke taak om de (taal)ontwikkeling te volgen en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te signaleren. Dit is onderdeel van het basistakenpakket en zij heeft daarvoor de expertise in huis. De JGZ ziet bijna alle kinderen. In Asten bereikt de JGZ ongeveer 98% van de kinderen. Als ouders niet verschijnen op het consultatiebureau worden ze extra opgeroepen of wordt er een huisbezoek afgelegd. Alleen al daarom is het logisch dat de JGZ een belangrijke rol heeft bij signaleren van doelgroepkinderen en het verwijzen naar een voorschoolse voorziening.

(24)

Er zijn naast de JGZ ook andere instanties die een signalerende rol kunnen spelen, zoals:

- Peuterspeelzalen en kinderdagopvang: soms blijkt pas als een kind op de peuterspeelzaal of kinderdagopvang zit dat er sprake is van een taalachterstand.

Pedagogisch medewerkers zijn goed in staat om deze achterstand te signaleren.

- Scholen: leerkrachten en intern begeleiders van de basisschool kunnen op basis van ervaringen met oudere broertjes en zusjes aangeven welke kinderen risico lopen op een taalachterstand.

De gemeente Asten kiest er voor om de signalering van de doelgroepkinderen via de JGZ en vindplaatsgericht te laten verlopen.

Verwijzen

Het is belangrijk om op tijd te beginnen met het actief verwijzen naar voorschoolse educatie. Het beste is om de ouders te wijzen op voorschoolse educatie als het kind ongeveer 1½ jaar is. Kinderen kunnen vaak dan al worden ingeschreven bij een voorschoolse voorziening.

Toeleiden

Als kinderen zijn verwezen naar een voorschoolse voorziening volgt zonodig een toeleidingstraject. Soms is daar weinig voor nodig omdat ouders na verwijzing zelf hun kind aanmelden. In andere gevallen is een individueel begeleidingstraject noodzakelijk, denk in Asten bijvoorbeeld aan de Sinti-kinderen. De toeleiding van Sinti- kinderen naar een voorschoolse voorziening verloopt nog steeds erg moeizaam. Op dit moment maken geen Sinti-kinderen gebruik van voorschoolse educatie. Incidenteel hebben wel Sinti-kinderen deelgenomen aan het

peuterspeelzaalwerk, maar nog niet structureel. Er worden continue pogingen ondernomen door de JGZ en de peuterspeelzaal om Sinti-kinderen toe te leiden naar de peuterspeelzaal.

Het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ schrijft voor dat gemeenten voorschoolse educatie in ieder geval aanbieden aan kinderen van 2,5 en 3 jaar met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. In de

gemeente Asten worden de kinderen op 2 jarige leeftijd toegeleid naar de voorschoolse voorziening op de peuterspeelzaal (bij de kinderopvang ligt dit anders). Gedurende een halfjaar komt het kind 2 dagdelen naar de

peuterspeelzaal. Het kind kan in deze periode wennen aan de peuterspeelzaal en kan door de leidsters goed worden geobserveerd. Als na dit half jaar blijkt dat het

(25)

kind echt behoefte heeft aan meer dagdelen dan volgt het kind vanaf 2,5 jaar 4 dagdelen het voorschoolse programma. Daarmee bereik je dat het kind een ontwikkelingsaanbod op maat krijgt aangeboden, de gemeente voldoet aan de richtlijnen van het ministerie en de kosten kunnen in de hand worden gehouden.

Ouderbetrokkenheid

De gezinssituatie van kinderen en de pedagogische vaardigheden van ouders zijn van grote invloed op de ontwikkeling van jonge kinderen. ‘Good parenting at home’ is een steeds gangbaarder uitgangspunt om in te investeren. Onderzoek heeft uitgewezen dat de betrokkenheid van ouders thuis een grote bijdrage levert aan het leersucces van kinderen. In de meeste gezinnen worden kinderen

voldoende uitgedaagd en begeleid bij hun ontwikkeling. Echter slagen niet alle ouders erin om hun kind een stimulerende leeromgeving te bieden.

Voor ouders die moeite hebben om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling, is ondersteuning van grote betekenis. In de gemeente Asten dienen activiteiten ontwikkeld te worden om de ouderbetrokkenheid te stimuleren en te vergroten.

Bij het ontwikkelen van de activiteiten dienen ook de bibliotheek en het CJG betrokken te worden. Het CJG levert een belangrijke bijdrage aan de

opvoedingsondersteuning en de bibliotheek heeft in het kader van taalstimulering naar ouders en naar kinderen een belangrijke rol, bijv. met het project Boekstart.

Wat gaan we doen in 2012-2014?

- De gemeente streeft naar 100% bereik en deelname van alle doelgroepkinderen aan voorschoolse educatie d.m.v.:

o Het opzetten van een sluitend systeem van signalering, verwijzing en toeleiding middels een stroomschema. Het stroomschema wordt in samenwerking met de JGZ en andere signalerende instanties opgesteld.

o Ouders worden voorzien van goede en begrijpelijke schriftelijke en mondelinge informatie over voorschoolse educatie;

o Het ontwikkelen van activiteiten gericht op het stimuleren en vergroten van de ouderbetrokkenheid bij voorschoolse educatie;

o Het inzetten van effectieve maatregelen m.b.t. verwijzing en toeleiding gericht op groepen en op individuen;

o Het centraal registreren van gegevens door het consultatiebureau.

De volgende gegevens worden bijgehouden:

• Verwijzende instantie;

• Wel/geen doelgroep;

(26)

• Datum verwijzing naar voorschoolse voorziening;

• Datum inschrijving van het kind bij een voorschoolse voorziening;

• Datum waarop het kind daadwerkelijk wordt geplaatst;

• Welke voorschoolse voorziening bezoekt het kind;

• Aantal dagdelen dat het kind de voorschoolse voorziening bezoekt.

o De werkgroep onderwijsachterstandenbeleid zal bovengenoemde acties verder uitwerken.

(27)

Doelstelling IV: Het organiseren van een doorgaande leerlijn

Doorgaande leerlijn

Bij doorgaande lijnen gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen door het onderwijs. Het gaat in dit geval om een doorgaande

lijn van voorschoolse educatie (in peuterspeelzalen of kinderdagverblijven) naar vroegschoolse educatie (in groep 1 en 2).Een doorgaande lijn in de vorm van een doorlopend VVE-programma van een voorschoolse voorziening naar de groep 1 en 2 van de basisschool levert een betere ‘startpositie’ op voor groep 3.

De gemeente, voorschoolse voorzieningen, schoolbesturen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen tussen 2,5 en 6 jaar. Voor de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat de overgang van een voorschoolse voorziening naar de basisschool soepel verloopt. Om een soepele overgang te realiseren moet de voorschoolse periode dus goed aansluiten op de vroegschoolse periode. Deze aansluiting kent drie niveaus:

• De inhoudelijke doorgaande lijn: doorlopende programma’s, leerlijnen voor taal, rekenen, sociale ontwikkeling. De programma’s van de voorschoolse voorzieningen zijn afgestemd op de programma’s van de basisscholen.

• De doorstroming van de kinderen binnen VVE, dus de aansluiting gezien vanuit het perspectief van het kind. Een kind dat op een voorschoolse voorziening heeft gezeten met een VVE-programma, gaat het beste naar een basisschool met een passend VVE-programma.

• De overdracht van informatie over de kinderen tussen de leidsters in het voorschoolse en de leerkrachten in het vroegschoolse deel. Dan gaat het om het mondelinge en/of schriftelijk informeren van de basisschool over de vorderingen en het welzijn van de kinderen.

De voorschoolse voorzieningen in Asten werken met het VVE programma Uk &

Puk en Puk & Ko, de basisscholen met Schatkist en Piramide. Deze programma’s sluiten goed op elkaar aan waardoor kleuters die van de voorschoolse voorziening af komen al dingen herkennen op de basisschool. Ook wordt gebruik gemaakt van een overdrachtsformulier. Dit formulier is door het peuterspeelzaalwerk, het kinderdagverblijf en de basisscholen samen ontwikkeld. Eén knelpunt wat zich voordoet in Asten is dat er tussen partijen wordt gewerkt met verschillende observatieregistratiesystemen. Deze zijn niet op elkaar afgestemd.

Het beste zou zijn als gebruik wordt gemaakt van één observatie- registratiesysteem.

(28)

Resultaatafspraken vroegschoolse educatie

De gemeente dient met de schoolbesturen afspraken te maken over de resultaten die de scholen bereiken op het terrein van vroegschoolse educatie.

Resultaatafspraken in dit kader betreffen bijvoorbeeld afspraken over het niveau wat kinderen in groep 2 hebben behaald, dit kan bijvoorbeeld door middel van het afnemen van een woordenschat toets bij de start van groep 3. Het betreft hier de leerlingen die in de voorschools periode als doelgroepkind zijn

aangemerkt. De wijze waarop schoolbesturen inhoud geven aan de vroegschoolse educatie is een verantwoordelijkheid van de schoolbesturen. De Inspectie ziet toe op naleving van de inspanningen om resultaten te boeken. De gemeente wil afspraken maken met de schoolbesturen om de doorgaande leerlijn te versterken, hiermee kan voorkomen worden dat de leerwinst bij peuters en kleuters verloren gaat.

Schakelklassen

Schakelklassen zijn bedoeld voor leerlingen (autochtoon en allochtoon) in het basisonderwijs (tot en met groep 8) die een dusdanige achterstand hebben in de Nederlandse taal, dat zij niet met succes kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Het is de bedoeling dat deze leerlingen gedurende een schooljaar intensief extra taalonderwijs volgen zodat ze daarna het onderwijs op eigen kracht kunnen volgen. Schakelklassen maken deel uit van de afspraken tussen de gemeente en schoolbesturen over het bevorderen van de Nederlandse taal

(artikel 165 Wpo). De gemeente en schoolbesturen hebben veel ruimte om de schakelklassen naar eigen voorkeur in te richten. Ook zijn varianten op een schakelklas mogelijk of andere activiteiten die de beheersing van de Nederlandse taal van leerlingen in het primair onderwijs bevorderen. In de gemeente Asten zijn een aantal ontwikkelingen die vragen om een standpunt in te nemen ten aanzien van een schakelklas of een variant daarop in Asten.

- Afschaffen leerlingenvervoer naar De Vuurvogel in Helmond. Als het leerlingenvervoer wordt afgeschaft, zal aan deze kinderen in Asten een adequate voorziening moeten worden aangeboden.

- De schoolbesturen geven het signaal af dat er op de basisscholen in Asten kinderen zijn met een taalachterstand die niet vallen onder de

gewichtenregeling. Deze kinderen hebben wel behoefte aan extra taalondersteuning.

- Subsidieverzoek van Basisschool Het Lover voor het realiseren van een schakelklas. In 2010 heeft de gemeente een eenmalige subsidie verleend voor de schakelklas bij Het Lover. De school heeft vorig jaar wederom een

(29)

verzoek ingediend. Hierop heeft de gemeente nog geen besluit genomen in afwachting van de te voeren discussie rondom de schakelklas.

- De gemeente Someren is gestart met een werkgroep ‘schakelklas’. In hoeverre is er ruimte tot samenwerking om gezamenlijk vorm te geven aan een schakelklas.

Bij het vormgeven van een schakelklas of een variant daarop is het van belang dat gemeente en schoolbesturen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid en financiering samenwerken.

Marietje Kessels en sociale vaardigheidstraining

In het kader van sociale competenties ontvangen de basisscholen sinds het

‘Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid 2002-2006’ middelen van de gemeente voor de uitvoering van het project Marietje Kessels en sociale

vaardigheidstraining. De gemeente stelt hier jaarlijks vanuit het gemeentefonds een subsidie voor beschikbaar van maximaal € 22.000,=. Om hiervoor in

aanmerking te komen dienen de scholen een plan in bij de gemeente en achteraf een verantwoording over de besteding van de middelen.

Het weerbaarheidsproject Marietje Kessels wordt gegeven aan de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs. De kinderen leren om te gaan met situaties van

machtsmisbruik en deze te herkennen, zoals pesten, kindermishandeling en intimiderend gedrag. Uit de verantwoording blijkt dat niet altijd alle scholen deelnemen aan het Marietje Kessels project. Sommige scholen maken gebruik van het programma leefstijl. De sociale vaardigheidstraining biedt leerlingen die op het gebied van sociale vaardigheden in de problemen dreigen te komen, extra begeleiding met behulp van een speelpraatgroep. De training is gericht op

specifieke leerlingen van 8-12 jaar. Kinderen hebben veel baat bij deze training.

Beide onderdelen zijn vooral gericht op de preventieve zorgkant en minder gericht op de bestrijding van onderwijsachterstanden. In een eerder stadium heeft de gemeente aangegeven deze middelen anders te willen inzetten. Het is nu een goed moment om daarover te beslissen. Dit betekent dat voor het Marietje Kessels project geen subsidie meer beschikbaar wordt gesteld en voor de sociale vaardigheidstraining een bedrag van maximaal € 10.000,= per schooljaar. Deze keus heeft te maken met het feit dat niet elk jaar alle scholen deelnemen aan het Marietje Kessels project en daarmee niet alle kinderen worden bereikt. Daarnaast wordt op scholen via schoolbegeleiding en andere projecten aandacht besteed aan sociale-emotionele competenties van kinderen. Verder is de gemeente van

(30)

mening dat de sociale vaardigheidstrainingen prima passen binnen een aanbod van preventieve activiteiten in het kader van de transitie jeugdzorg.

Voeren van jaarlijks overleg

In de Wet Oke wordt het College van B&W opgedragen tenminste jaarlijks overleg te voeren met schoolbesturen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en

verplichte afspraken te maken over de doelstellingen van het VVE-beleid:

1. Het vaststellen van de doelgroep voorschoolse educatie.

2. De wijze van toeleiding naar voor- en vroegschoolse educatie.

3. De organisatie van een doorlopende ontwikkelingslijn van voor- naar vroegschoolse educatie;

4. Resultaten van vroegschoolse educatie.

Om de doelstellingen uit het nieuwe VVE-beleid te realiseren is het van groot belang om daar samen aan te werken. De gemeente zet in op het betrekken van alle bij de VVE betrokken partijen. Met partijen zullen afspraken worden gemaakt over de te behalen resultaten VVE. Van partijen wordt verwacht dat zij

meewerken aan de totstandkoming van samenwerkingsafspraken en de naleving daarvan. Het LEA-overleg zal gebruikt worden voor het jaarlijks verplichte overleg. Daarvoor kan op afroep ook de JGZ 0-4 jaar worden uitgenodigd.

Monitoring

De gemeente is verplicht om de resultaten van de VVE inzichtelijk te maken. Wat levert het voor- en vroegschoolse programma op, hoeveel doelgroepkinderen van 2,5 tot 6 jaar worden bereikt, is er voldoende aanbod, hoe verloopt de

signalering, verwijzing & toeleiding, hoe staat het met de ouderbetrokkenheid, wordt een doorgaande leerlijn gerealiseerd etc. De gemeente Asten gaat deze monitor uitvoeren. Met de VVE betrokken partijen worden afspraken gemaakt over de input en output van de monitor.

Wat gaan we doen in 2012-2014?

• Met VVE betrokken partijen worden afspraken gemaakt over de te leveren inspanningen in het kader van de doorgaande leerlijn:

- Realiseren van een inhoudelijke doorgaande lijn: de VVE

programma’s van voor- en vroegscholen zijn hetzelfde of op elkaar afgestemd;

- Een goede doorstroming van een doelgroepkind: een doelgroepkind wordt een passend vroegschools programma aangeboden;

(31)

- Iedere voor- en vroegschool spant zich optimaal in om een goede overdracht van de voor- naar de vroegschool te realiseren middels het bestaande overdrachtsformulier;

• Gestreefd wordt naar 1 observatieregistratiesysteem. Mocht dit niet haalbaar zijn, dan worden de systemen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd;

• De gemeente maakt met de schoolbesturen afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie;

• De gemeente nodigt schoolbesturen uit om de haalbaarheid van een schakelklas of een variant daarop te onderzoeken;

• De gemeente stelt maximaal € 10.000,= per schooljaar voor de schooljaren 2012-2013 en 2013-2014 beschikbaar voor sociale

vaardigheidstrainingen. Hier wordt als voorwaarden aangesteld dat goed geregistreerd wordt: hoeveel kinderen er meedoen, welke problematiek deze kinderen hebben en wat het oplevert;

• Alle VVE betrokken partijen werken mee aan de totstandkoming van samenwerkingsafspraken in het kader van het VVE-beleid en de naleving daarvan;

• De gemeente Asten voert in 2013 en 2014 een monitor uit. Met de VVE betrokken partijen worden afspraken gemaakt over de input en output van de monitor.

(32)

4. Toezicht en handhaving voorschoolse voorzieningen

Toezicht en handhaving

De peuterspeelzaal en kinderdagverblijf zijn verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goed peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD Brabant-Zuidoost inspecties uit, waarbij zij beoordeelt of peuterspeelzalen en kinderdagverblijven aan de gestelde eisen voldoen. Zo nodig adviseert de GGD Brabant-Zuidoost aan de gemeente om maatregelen te nemen. De inspecties dienen jaarlijks plaats te vinden. Eind 2010 moesten alle bestaande locaties kinderdagopvang zijn geregistreerd in het

‘Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen’. Op 31 december 2012 moeten alle peuterspeelzalen in Nederland zijn geïnspecteerd en geregistreerd in het landelijk register.

Korein Kinderplein staat geregistreerd in het landelijk register. Onlangs heeft de GGD Brabant-Zuidoost inspecties uitgevoerd bij Pinkeltje aan de Ceresstraat, Jan van der Diesduncstraat en P’Ommeltje. Bij een positief advies van de GGD Brabant-Zuidoost zal de gemeente overgaan tot registratie van de

peuterspeelzalen in het landelijk register. De peuterspeelzaal in Heusden wordt pas geïnspecteerd als de nieuwe locatie in gebruik is genomen.

In het landelijk register wordt ook vermeld of een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal VVE aanbiedt.

Onderwijsinspectie

Op verzoek van de minister van OCW onderzoekt de onderwijsinspectie in de periode 2010 tot en met 2012 de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gesubsidieerde voor- en vroegscholen. De Wet Oke geeft voor dit onderzoek het wettelijk kader. Het inspectieonderzoek naar de kwaliteit van VVE omvat enerzijds het gemeentelijk VVE-beleid en de condities daarvoor en

anderzijds de kwaliteit van de VVE in de voor- en vroegscholen. Alle volwaardige VVE-locaties in alle Nederlandse gemeenten worden opgenomen in een bestand.

Zodra de bestandsopname in een gemeente is afgerond, wordt overgeschakeld op het zogenaamde signaalgestuurde toezicht. Dan beoordeelt de inspectie de

kwaliteit van VVE in een gemeente als daar aanleiding toe is (‘signalen’).

(33)

Onze gemeente heeft begin maart informatie ontvangen van de

onderwijsinspectie en zal op korte termijn door de onderwijsinspectie worden onderzocht.

Wat gaan we doen in 2012-2014?

- Het informeren van de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven over de nieuwe regels met betrekking tot toezicht en handhaving;

- Het maken van afspraken met de GGD Brabant-Zuidoost over de jaarlijkse inspecties;

- Het registreren van de peuterspeelzalen in het Landelijk Register Peuterspeelzalen;

- Het verstrekken van gegevens aan de onderwijsinspectie die nodig zijn voor het goed uitvoeren van toezicht op de voor- en vroegschoolse educatie;

- Het jaarlijks opstellen van een verslag over het uitgevoerde toezicht en resultaten daarvan aan de gemeenteraad en de Minister;

- Het volgen van de kwaliteit van de VVE door het uitvoeren van de jaarlijkse gemeentelijke VVE monitor.

(34)

5. Financiering

Beschikbare middelen

De gemeente Asten ontvangt rijksmiddelen voor het onderwijsachterstanden- beleid voor de periode 2011 tot en met 2014. De rijksuitkering bedraagt

€ 92.271,= per jaar. Deze middelen zijn met name bedoeld ter financiering van:

voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie, bereik en toeleiding van doelgroepkinderen vergroten, wegwerken financiële drempels voor ouders om kinderen te laten deel nemen aan voorschoolse educatie. Daarnaast kan de gemeente de middelen ook inzetten om vorm te geven aan de wettelijk opdracht om met betrokken partijen afspraken te maken en voor de financiering van een schakelklas. In 2011 is van het bedrag van € 92.271,= nog een bedrag over van € 34.696,=. Dit bedrag mag worden meegenomen naar 2012 en verdere jaren, maar moet eind 2014 besteed zijn. De gemeente is verplicht elk jaar aan het Rijk verantwoording af te leggen over de besteding van de middelen.

Naast het bedrag dat de gemeente ontvangt van het Rijk stelt de gemeente ook jaarlijks zelf middelen beschikbaar. De onderstaande budgetten komen uit de begroting 2012.

Ten behoeve van Budget 2012

Peuterspeelzaal Pinkeltje € 139.754,=

Peuterspeelzaal P’Ommeltje € 14.800,=

Sociale vaardigheidstrainingen en Marietje Kessels

€ 23.051,=

SMI € 15.000,=

Toezicht en Handhaving € 1.715,=

Onderwijskundige ontwikkelingen € 3.600,=

Totale middelen € 197.920,=

(35)

De schoolbesturen krijgen ook rijksmiddelen voor het wegwerken van onderwijsachterstanden, die moeten ingezet worden voor de vroegschoolse educatie in de groepen 1 en 2. De scholen bepalen zelf op welke wijze deze middelen worden ingezet binnen de vroegschoolse educatie.

Besteding van de middelen in 2012 tot en met 2014

Inzet gemeentelijke middelen*

Uitgaven 2012 2013* 2014*

Subsidie peuterspeelzaalwerk

(incl. P’Ommeltje) € 154.554,= € 154.554,= € 154.554,=

Sociale vaardigheidstrainingen € 10.000,= € 10.000,= € 10.000,=

SMI € 15.000,= € 12.500,= € 10.000,=

Toezicht en handhaving** € 1.715,= € 1.715,= € 1.715,=

Onderwijskundige

ontwikkelingen € 3.600,= € 3.600,= € 3.600,=

Totale kosten € 184.869,= € 182.369,= € 179.869,=

* Bij de meerjarenplanning is uitgegaan van de begroting 2012. De bedragen voor 2013 en 2014 worden bij de begrotingsbehandeling in 2012 (voor 2013) en 2013 (voor 2014) definitief vastgesteld.

** Dit is het bedrag dat de gemeente van het Rijk krijgt voor de uitoefening van de taak ‘toezicht en handhaving’. In de praktijk is dit bedrag niet voldoende om jaarlijks alle inspecties bij de

peuterspeelzalen uit te laten voeren.

(36)

Inzet Rijksbudget

Uitgaven 2012 2013 2014

Voorschoolse educatie (Pinkeltje en Korein)

Afrekening schooljaar 2011-2012 20%

van € 48.070,57

Aanschaf materialen

Opleiding

€ 9.614,11

€ 2.500,=

€ 15.000,=

--

€ 2.500,=

€ 15.000,=

--

€ 2.500,=

€ 15.000,=

Regeling maximale

ouderbijdrage voorschoolse educatie (20 x € 982,=)*

€ 19.640,= € 19.640,= € 19.640,=

Signaleren, verwijzen toeleiden en

ouderbetrokkenheid** € 9.000,= € 9.000,= € 9.000,=

Sinti-verzuimbegeleiding € 1.736,25 -- --

Doorgaande leerlijn € 1.500,= € 1.500,= € 1.500,=

Schakelklas € 13.933,= € 24.000,= € 24.000,=

Resultaatafspraken vroegschoolse educatie

-- € 1.200,= € 1.200,=

Coördinatie en advies

(ambtelijke ondersteuning)

€ 10.000,= € 10.000,= € 10.000,=

Huisvesting Peuterspeelzaal

basisschool Het Lover € 9.347,= € 9.347,= € 9.347,=

Totale kosten € 92.270,36 € 92.187,= € 92.187,=

* de maximale ouderbijdrage wordt jaarlijks conform het advies van de VNG vastgesteld. Dit kan betekenen dat het bedrag t.b.v. de uitvoering ‘regeling maximale ouderbijdrage voorschoolse educatie’ bijgesteld moet worden.

(37)

** Stichting peuterspeelzaal Pinkeltje heeft eind 2010 extra subsidie ontvangen voor de toeleiding van doelgroepkinderen naar de voorschoolse voorziening. Deze middelen zijn nog niet allemaal ingezet.

Het restant wordt ingezet in 2012.

Het bedrag van € 34.696,= (over van het budget 2011) wordt vooralsnog niet ingezet maar achter de hand gehouden voor onvoorziene omstandigheden.

(38)

Afkortingen

AMvB Algemene maatregel van bestuur CJG Centrum voor jeugd en gezin JGZ Jeugdgezondheidszorg SMI Sociaal medische indicatie VVE Voor- en vroegschoolse educatie VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten

Wet Oke Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie Wpo Wet op het primair onderwijs

(39)

Bronnen

• Allemaal naar de peuterspeelzaal, Sardes;

• Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

• Handreiking harmonisatie voorschoolse voorzieningen in gemeenten, VNG april 2010;

• Handreiking voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding, Oberon en Sardes;

• Helpdesk VNG;

• Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Diemen;

• Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Hardinxveld-Giessendam;

• Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Landerd;

• Toezichtkader VVE 2010;

• Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

• Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

• Wet op het primair onderwijs.

(40)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de peuters die extra dagdelen aanwezig zijn in het kader van voorschoolse educatie (doelgroeppeuters), vinden deze gesprekken frequenter plaats.. Er is écht oog voor

Tussen 2016 en 2017 is het aantal jaarlijkse onderzoeken waarbij de GGD de gemeente het advies gaf om te handhaven bij locaties die voorschoolse educatie aanbieden, gedaald van 18

De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat voor alle ontwikkelingsgebieden aandacht is en creëren een veilige en prettige sfeer zodat de kinderen zich optimaal kunnen

Dit geldt voor de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers in hun pedagogisch didactisch handelen en de manier waarop zij vormgeven aan het brede aanbod voor de kinderen.. Ook

In deze pilot Herijken toezicht op voor- en vroegschoolse educatie (vve) en kinderopvang onderzoeken we onder andere of de gemeente en de schoolbesturen zicht hebben op de kwaliteit

De gewenste resultaten van de voorschool zijn niet geformuleerd De houder heeft in het pedagogisch beleidsplan geen doelen geformuleerd ten aanzien van de voorschoolse

De pedagogisch medewerkers en de intern begeleider verwijzen de ouders naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die zij zelf niet kunnen

Ouders worden verwezen naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die de pedagogisch medewerkers zelf niet kunnen bieden.. Een voorbeeld