• No results found

Jaarverslag NMa en DTe over 2000

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag NMa en DTe over 2000"

Copied!
157
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord... 4

1 NMa/ DTe in 2000 ...8

1.1 Algemene beschouwingen, taken en doelstellingen...8

1.1.1 Algemeen ...8

1.1.2 Werkzaamheden NMa...8

1.1.3 Werkzaamheden DTe... 9

1.1.4 Een veranderende omgeving... 9

1.1.5 Alertheid blijft belangrijk...10

1.2 Kenmerken van 2000 voor NMa/ DTe... 11

1.2.1 Een pro-actievere NMa... 11

1.2.2 Inkleuring normen Mededingingswet ...13

1.2.3 Adviesaanvragen...14

1.2.4 Een reagerende omgeving... 15

1.2.5 Ontwikkeling energiemarkten...16

1.3 Vooruitblik...17

2 Internationale ontwikkelingen en samenwerking...21

2.1 Europese ontwikkelingen...21

2.2 Samenwerking met de Europese Commissie en EU-lidstaten ... 24

2.3 Ondersteuning Directoraat-Generaal Concurrentie door de NMa bij verificaties bij Nederlandse bedrijven ...25

2.4 Overige Europese contacten... 26

2.5 Toezicht op energiemarkten... 26

2.6 OESO en overige contacten... 26

3 Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe)...28

3.1 De positie van DTe ten opzichte van de andere onderdelen van de NMa en ten opzichte van EZ...28

3.2 Ontwikkelingen ...28

3.3 Besluiten... 30

3.3.1 Tariefbesluiten ... 30

3.3.2 Besluiten tot wijziging codes...32

3.3.3 Besluiten op bezwaren... 34

3.4 Adviezen aan de Minister van Economische Zaken ... 39

3.4.1 Ontheffing van de plicht om een netbeheerder aan te wijzen... 39

3.4.2 Efficiencykorting vergunninghouders levering elektriciteit ...40

3.4.3 Veilingvoorwaarden importcapaciteit ...40

3.5 Overige werkzaamheden...40

3.5.1 Leges / vergoedingen...40

(3)

4 Bijzondere thema’s NMa-beleid... 42

4.1 Concurrentietoezicht ... 42

4.1.1 Interpretatie artikel 6 Mw: strekking en merkbaarheid... 42

4.1.2 MKB en brancheorganisaties... 42

4.1.3 Erkenningsregelingen en lidmaatschapsvereisten brancheorganisaties ... 43

4.1.4 Prijzen en kortingen...44

4.1.5 Informatie- en communicatietechnologie...44

4.2 Juridische procedures...45

4.2.1 Vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens in procedures ...45

4.2.2 Boetepraktijk...46

4.2.3 Last onder dwangsom... 47

4.3 Concentratiecontrole...49

4.3.1 Verkrijging van zeggenschap: tijdelijke zeggenschap en structuurregime...49

4.3.2 Omzetberekening: belastingen ...49

4.3.3 Financiële sector...50

4.3.4 Wijziging Mededingingswet... 51

4.3.5 Verkorte afdoening... 51

4.3.6 Openbaarmaking van besluiten...53

5 Overige NMa-onderwerpen... 55

5.1 Adviezen ... 55

5.1.1 Advies over Digital Video Broadcasting Terrestrial ... 55

5.1.2 Advies over radiofrequenties: zero base...56

5.1.3 Certificeringsregeling makelaars...57

5.1.4 Zienswijze convenanten vestigingslocaties motorbrandstoffenverkooppunten...57

5.1.5 Rapportage internetuitkoppeling...58

5.2 Samenwerking in het kader van toezicht...59

5.2.1 Samenwerking met OPTA...59

5.2.2 Samenwerking met het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ...60

5.2.3 Samenwerking met De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer...61

5.3 Communicatie...61

5.3.1 Onderzoek naar tevredenheid klanten NMa...61

5.3.2 Transparantie... 62

5.4 Personeel... 63

5.5 Financiën... 63

5.6 Informatisering en automatisering...64

6 Het jaar 2000 in cijfers...65

6.1 Concurrentietoezicht ...65

6.1.1 Ontheffingsverzoeken...66

6.1.2 Klachten...72

(4)

6.1.4 Ex officio onderzoek...73 6.1.5 EG-verificaties ...73 6.1.6 Nacontroles...73 6.2 Concentratietoezicht... 74 6.2.1 Meldingsfase... 74 6.2.2 Vergunningfase... 74

6.2.3 Informatieverstrekking door ondernemingen... 74

6.2.4 Concentraties met meervoudige melding ... 76

6.3 Beslissingen op bezwaar en sanctiebesluiten...78

6.3.1 De beslissingen op bezwaar ...78

6.3.2 Sanctiebesluiten ... 79

6.4 DTe in cijfers... 80

In gesprek met McCarthy...82

In gesprek met Van Miert... 84

In gesprek met Monti...87

7 De Besluiten...91

7.1 Besluiten karteltoezicht en misbruik economische machtspositi e...91

7.2 Besluiten inzake concentraties...105

7.2.1 Vergunningzaken...105

7.2.2 Geen vergunning vereist... 109

7.2.3 Ontheffing op grond van artikel 40 van de Mededingingswet...114

7.3 Besluiten op bezwaar...115

7.4 Sanctiebesluiten... 121

7.4.1 Last onder dwangsom vanwege leveringsweigering ... 121

7.4.2 Boete en last onder dwangsom vanwege overtreding kartelverbod ...122

7.4.3 Geen overtreding van artikel 24 Mw, geen boete...123

7.4.4 Boete wegens het niet melden van een concentratie... 125

Bijlage I Besluiten NMa/ DTe 2000 ...126

1. Besluiten inzake aanvraag ontheffing ...126

2. Klachten...128

3. Besluiten inzake meldingen concentraties... 131

4. Sanctiebeschikkingen...142

5. Besluiten op bezwaar... 144

6. Besluiten DTe 2000 Elektriciteit ...147

7. Besluiten DTe 2000 Gas...151

8. Adviezen DTe 2000 Elektriciteit...151

Bijlage II Rechtspraak... 152

1 Uitspraken (President) Rechtbank Rotterdam ... 152

2. Uitspraken College van Beroep voor het bedrijfsleven... 153

(5)

Voorwoord

Voor u ligt het jaarverslag van de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) en de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) over het jaar 2000. Het verslag geeft de derde tussenstand in de ontwikkeling van NMa/ DTe.

Een ‘culturele aanpassing’ maakt Nederland door, aldus oud-Commissaris Karel van Miert. ‘Uw land hoorde traditioneel tot de echte kartellanden’, is de spiegel die hij ons voorhoudt in een interview in dit jaarverslag. In elk Nederlands paspoort wordt nog beschreven dat de industrialisatiegolf in het begin van de twintigste eeuw zich in ons land onder meer kenmerkte door kartelvorming. Inmiddels is het woord ‘kartelverbod’ opgenomen in de officiële woordenlijst der Nederlandse taal. Begrippen als ‘monopolie’ en ‘kartel’ hebben een negatievere betekenis gekregen. En Nederland went aan NMa/ DTe; krantenkoppen spreken niet meer steeds onwennig van ‘kartelpolitie’ maar gebruiken de naam van de toezichthouder zelf.

Belangrijker dan de gewenning aan concurrentietoezicht is de gewenning aan gezonde concurrentie-verhoudingen. In de afgelopen drie jaar zijn zo'n 350 kartels opgeruimd. In het kader van het

concentratietoezicht zijn fusies en overnames voorkomen waardoor een economische machtspositie zou ontstaan die de concurrentie beperkt. En het toezicht door DTe in de elektriciteits- en gassector leidt inmiddels tot kostenbesparingen, die ten goede komen aan de consument.

Eind 2000 had de NMa ruim 85 procent verwerkt van de meer dan 1100 ontheffingsverzoeken van het overgangsregime voor mededingingsafspraken. De positieve en afwijzende besluiten hebben ‘piketpalen’ geslagen in tal van sectoren. De uitspraken vullen het wettelijk kader in: zij laten zien welke afspraken wel en welke niet zijn toegestaan. In de gezondheidszorg is bijvoorbeeld duidelijk geworden dat prijsafspraken tussen fysiotherapeuten niet door de beugel kunnen. De besluiten op ontheffingsaanvragen hebben een belangrijk pro-actief effect. Zij hebben niet alleen betekenis voor de betreffende ondernemingen, maar geven ook duidelijkheid aan anderen, in alle sectoren. Zo is er inmiddels een vaste benadering van samenwerking tussen bedrijven binnen en buiten brancheorganisaties. De NMa zal deze lijn binnenkort vastleggen in richtsnoeren.

In 2000 is ruimte gekomen èn genomen om tien eigen onderzoeken te beginnen naar overtredingen van het verbod van mededingingsafspraken en van misbruik van economische machtsposities. Dit heeft de NMa de kans gegeven zich verder te ontwikkelen als pro-actieve mededingingsautoriteit. In 2000 is een rapport opgemaakt wegens vermoedelijke overtredingen van het kartelverbod in de garnalen- en taxibranche. Voorts zijn zes sanctiebesluiten genomen. De NMa zal zich de komende tijd verder ontwikkelen naar een

handhavingsinstantie die concurrentiebeperkingen opspoort en bestrijdt.

De NMa heeft in 2000 een groot aantal meldingen van concentraties (fusies en overnames) ontvangen en behandeld (197, tegen 140 in 1999). In twee gevallen kon een vergunning slechts onder voorwaarden worden verleend, om te voorkomen dat een concurrentiebeperkende economische machtspositie zou ontstaan. In het concentratietoezicht is inmiddels veel ervaring opgedaan met het analyseren van marktverhoudingen, die ook ten goede komt aan de andere activiteiten van de NMa. De ervaring heeft geleerd dat de

(6)

concurrentiebeperking te vrezen valt. Voorts is het signaal afgegeven dat de meldingsplicht voor fusies en overnames van kleine bedrijven kan vervallen. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur in

voorbereiding die de omzetdrempel verhoogt.

DTe heeft in 2000 de trend gezet naar meer efficiency en marktwerking in de energiesector. Er werden 122 besluiten genomen die de ondernemingen in de elektriciteitssector moeten bewegen tot doelmatigheid in de bedrijfsvoering. Efficiënt netbeheer moet de komende drie jaar leiden tot een cumulatieve kostenbesparing van zo'n 500 miljoen EURO. Ook voor gastransport heeft DTe tijdelijke richtlijnen vastgesteld ter verbetering van de doelmatigheid in de bedrijfsvoering en kostenoriëntatie in de tarieven.

NMa/ DTe is een organisatie in ontwikkeling, alleen al omdat zij functioneert in een veranderende economie. De centrale missie is en blijft om, op basis van de geldende wetgeving, toe te zien op het goed functioneren van alle markten voor goederen en diensten. Deze markten veranderen voortdurend. Bij het toezicht op de concurrentieregels is een beoordeling van de marktomstandigheden daarom steeds van essentieel belang. Telkens rijst de vraag waar ondernemingen kunnen concurreren en waar eventuele concurrentiebeperkingen schuilen. Het gaat daarbij niet om concurrentie omwille van de concurrentie, maar om concurrerende verhoudingen die ten goede moeten komen aan de consument.

NMa/ DTe werkt waar markten werken. Beter gezegd: waar markten moeten werken. Het overheidsbeleid is dan ook van directe invloed op de werkzaamheden. Waar de overheid ruimte geeft aan concurrentie, ziet NMa/ DTe erop toe dat het bedrijfsleven de concurrentie niet onrechtmatig beperkt.

Juist bij de liberalisering van sectoren, bijvoorbeeld de energiesector, is stevig concurrentietoezicht van belang. De mogelijkheden die het publieke domein opent, mogen niet in het private domein worden gefrustreerd. Het is daarom dat DTe energie steekt in de uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. En het is daarom dat de NMa in 2000 opnieuw veel aandacht heeft geschonken aan de zorg, een sector die steeds meer ‘vraaggestuurd’ wordt.

Aan het takenpakket van NMa is inmiddels een rol bij de uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 in het lokaal en regionaal openbaar vervoer toegevoegd. In voorbereiding zijn nieuwe taken in het kader van de wet Markt en Overheid (tegen concurrentievervalsing door overheden), de nieuwe spoorwegwetgeving (op toegang tot voorzieningen rond het spoor) en het te privatiseren Schiphol (luchthaventarieven). Rode draad in deze taken is het toezicht op markten.

(7)

In 2001 staat ook de evaluatie van de Mededingingswet op het programma. Na drie jaar ervaring met de regels moet worden bezien hoe het concurrentieregime in Nederland verder kan worden versterkt. Voor NMa/ DTe is van belang dat de wetgeving scherpe regels bevat die op een effectieve en efficiënte manier kunnen worden toegepast.

In Europees verband zal de NMa meer en meer gaan functioneren als een onderdeel van een ‘netwerk’, samen met collega-autoriteiten. Dit vloeit voort uit de wijzigingen in de toepassing van de Europese mededingingsregels, waarvoor de Europese Commissie in 2000 een voorstel heeft ingediend. Om de samenwerking te bevorderen heeft NMa het initiatief genomen tot de oprichting van een Europees forum van mededingingsautoreiten (ECA: European Competition Authorities). Ook DTe is in toenemende mate actief in Europees en internationaal verband. DTe is inmiddels onderdeel van een Europese raad van ‘regulators’ op het terrein van energie (CEER: Council of European Energy Regulators).

Het succes van concurrentiewetgeving is uiteindelijk niet gelegen in de handhaving van de regels door NMa/ DTe maar in de naleving daarvan door bedrijven. De handhavingsinspanningen van NMa/ DTe zijn dáárop gericht. In een aantal gevallen blijken bedrijven zelf bereid hun afspraken en gedragingen aan te passen. Zij maken ook in toenemende mate gebruik van de mogelijkheid van ‘oriëntaties’. Het spreekt vanzelf dat toezicht geen kwestie van onderhandeling kan zijn, maar NMa/ DTe is uiteraard wel bereid overleg te voeren, waarbij zij duidelijk kan maken welke eisen de wetgeving stelt. Waar nodig en nuttig zal NMa/ DTe de ‘do's’ en ‘don'ts’ ook vastleggen in richtsnoeren, om maximale transparantie te bieden aan ondernemingen en consumenten.

NMa/ DTe wil duidelijk maken wat zij doet, waarom zij dat doet en hoe zij dat doet. NMa/ DTe zal de communicatie met het bedrijfsleven en het publiek verder versterken. Een laagdrempelige toegang tot NMa/ DTe is niet alleen van belang voor de informatieverstrekking aan de buitenwereld, maar ook voor het opvangen van signalen over marktverstoringen.

Nieuwe ontwikkelingen leiden ertoe dat ook NMa/ DTe zich moet ontwikkelen. Van de markten waarop NMa/ DTe toezicht houdt, is de arbeidsmarkt dan ook om een bijzondere reden een bron van zorg.

Toezichthouden is een vak, een professie; het is werk voor professionals; het is bij uitstek ‘people's business’. Cruciaal is dat ook de arbeidsmarktpositie zo is dat NMa/ DTe in de concurrentieslag met de private werkgevers als advocaten- en accountantskantoren serieus tegenspel kan bieden. Het vaste en generieke stramien van schaalopbouw en functiewaardering, zoals in de Rijksdienst gehanteerd, stelt beperkingen die het bieden van serieus tegenspel ernstig bemoeilijken. Voor NMa/ DTe is van belang dat zij ook in dit opzicht in staat wordt gesteld een krachtige toezichthouder te zijn. In elk geval is duidelijk dat het de inzet,

(8)

Wie de buitenwereld kritisch volgt, wordt kritisch gevolgd door de buitenwereld. NMa/ DTe is zich daarvan bewust. Een onlangs bij de NMa verricht ‘klanttevredenheidsonderzoek’ laat zien dat er reden is om trots te zijn maar -uiteraard- ook dat er ruimte is voor verdere verbetering. NMa/ DTe werkt daarom onder meer aan versnelling van procedures en aan verbetering van de transparantie van de besluitvorming. Ook dit

jaarverslag toont aan dat we ons graag verantwoorden, voor wat we hebben gedaan en voor wat we nog gaan doen.

Den Haag, april 2001

A.W. Kist

(9)

1

NMa/ DTe in 2000

1.1

Algemene beschouwingen, taken en doelstellingen

1.1.1

Algemeen

Goed functionerende economische markten, waar vraag en aanbod op een effectieve manier bij elkaar worden gebracht, zijn een belangrijke voorwaarde voor duurzame economische groei. Een concurrerende omgeving stimuleert ondernemingen tot innovatief gedrag en bevordert de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Bovendien leidt concurrentie tot optimalisering van de prijs/ kwaliteitsverhouding van goederen en diensten. Het is de consument die daar uiteindelijk van profiteert.

Lang niet altijd functioneren markten goed. Gebrekkige marktwerking en verstoorde

concurrentieverhoudingen kunnen verschillende oorzaken hebben. Hierbij kan worden gedacht aan

concurrentiebeperkende afspraken tussen ondernemers of aan ondernemingen die misbruik maken van hun economische macht. Daarnaast kunnen economische machtsposities, die het gevolg zijn van fusies of overnames, een goede marktwerking in de weg staan. In sommige markten, zoals in de energiesector en meer in het algemeen in netwerksectoren, bestaan natuurlijke monopolies. In die markten is per definitie sprake van een gebrekkige marktwerking en is keuzevrijheid voor consumenten nog niet of nauwelijks aanwezig. Effectief toezicht is daarom noodzakelijk.

1.1.2

Werkzaamheden NMa

De Mededingingswet, die sinds 1 januari 1998 van kracht is, verbiedt concurrentiebeperkende afspraken tussen ondernemers, het misbruik maken van een economische machtspositie en het tot stand brengen van (grote) fusies en overnames zonder voorafgaande toestemming. De opdracht die de NMa van de wetgever heeft gekregen is neergelegd in artikel 3 van de Mededingingswet. Deze opdracht houdt onder meer in dat de NMa alle werkzaamheden dient te verrichten ten behoeve van de uitvoering van de Mededingingswet. Dit betekent het uitoefenen van alle bevoegdheden en het doen van alle noodzakelijke verrichtingen.

In het bijzonder voert de NMa de volgende werkzaamheden uit: • het behandelen van verzoeken om ontheffing van het kartelverbod;

• het behandelen van klachten over vermeende overtredingen van de Mededingingswet; • het controleren van naleving van de Mededingingswet;

• het opsporen en onderzoeken van mogelijke kartelvorming en misbruik van economische machtsposities (ex-officio-onderzoek);

• het toetsen van voorgenomen concentraties;

• het doen beëindigen en sanctioneren van overtredingen; • het behandelen van bezwaar- en beroepschriften;

(10)

• het leveren van inbreng in internationale overlegstructuren over de toepassing van de nationale en Europese mededingingsregels;

• het (laten) doen van marktstudies; • het geven van voorlichting.

1.1.3

Werkzaamheden DTe

De Elektriciteitswet (1998) en de Gaswet (2000) hebben een basis gelegd voor de liberalisering van de elektriciteitssector en de gassector. Door de liberalisering verandert de rol van de overheid ingrijpend. Zij vervult niet langer een centrale functie bij de planning van de productie en het aanbod. Wel zal de overheid in deze sectoren de voorwaarden voor de vrije markt moeten scheppen, zoals het zorgen voor een vrije toegang tot de elektriciteits- en gasnetten onder gelijke niet-discriminerende condities. De wetgever heeft daartoe DTe als regulator en toezichthouder aangewezen.

In het bijzonder voert DTe de volgende werkzaamheden uit: • het nemen van reguleringsbesluiten over elektriciteit en gas; • het nemen van tariefbesluiten over elektriciteit en gas;

• het verlenen van vergunningen voor de levering van elektriciteit en gas aan beschermde afnemers; • het geven van bindende aanwijzingen en het opleggen van lasten onder dwangsom;

• het desgevraagd geven van adviezen aan de Minister van Economische Zaken;

• het leveren van inbreng in internationale overlegstructuren van Europese toezichthouders voor de energiesector;

• het geven van voorlichting.

1.1.4

Een veranderende omgeving

De NMa en DTe voeren hun werkzaamheden uit in een voortdurend veranderende omgeving. Er doen zich belangrijke economische ontwikkelingen voor, markten zijn aan verandering onderhevig, de wetgeving en het beleid van de Europese Commissie wijzigt en er komen nieuwe taken op NMa/ DTe af en. Dat heeft gevolgen voor het toezicht.

Economische ontwikkeling

De ontwikkeling van de economie beïnvloedt de wijze waarop de rol van NMa/ DTe moet worden ingevuld. De toename van het aantal multinationale ondernemingen met een groot marktaandeel, de snelle groei van de ‘internet-economie’ en de mogelijkheden die de informatietechnologie biedt om vrijwel alle gewenste marktinformatie op elk moment van dag toegankelijk te maken, leiden tot aanzienlijke veranderingen in het karakter van markten. In netwerksectoren zal het zwaartepunt van de aandacht meer en meer komen te liggen op de vraagstukken rond de toegang tot die netwerken. Ook de veranderingen in de rol van de overheid, bijvoorbeeld met betrekking tot de zorg, het openbaar vervoer en dergelijke, vragen om

(11)

marktmanipulatief gedrag kunnen oproepen. Het toezicht hierop vergt een toenemende inspanning, zowel op nationaal als op internationaal niveau.

Veranderingen in de wetgeving en in het beleid van de Europese Commissie

De toepassing van de Mededingingswet door de NMa is georiënteerd op de toepassing van de Europese mededingingsregels door de Europese Commissie. In 2000 heeft de Europese Commissie haar beleid ten aanzien van horizontale en verticale overeenkomsten gewijzigd. Het betreft hier een omschakeling van een juridische naar een meer economische benadering van mededingingsvraagstukken. Dit nieuwe beleid is geformaliseerd in EG-groepsvrijstellingen en Richtsnoeren die in het verslagjaar zijn vastgesteld. Op grond van de Mededingingsingswet werken deze groepsvrijstellingen van de Europese Commissie rechtstreeks door in het Nederlandse mededingingsregime en zijn dus van invloed op de wijze waarop de NMa haar werkzaamheden vervult. Ook de voorgenomen decentralisatie van de uitvoering van de Europese mededingingsregels, waartoe de Europese Commissie inmiddels in haar ontwerp-Raadsverordening modernisering van de EG-mededingingsregels voorstellen heeft gedaan, zal gevolgen hebben voor de taakvervulling door de NMa. Mede met het oog hierop heeft de NMa het initiatief genomen om te komen tot regulier overleg binnen het verband van een informele associatie van alle Europese

mededingingsautoriteiten. Dit onder meer om de samenwerking tussen de nationale

mededingingsautoriteiten met betrekking tot de te stellen doelen en de controle- en opsporingsactiviteiten te optimaliseren.

Nieuwe taken

Er komen met regelmaat nieuwe taken op NMa/ DTe af, zoals de taken die voortvloeien uit de Gaswet en uit de Wet Personenvervoer. Daardoor wordt de NMa naast het algemene mededingingstoezicht in toenemende mate ook belast met de uitvoering van (sector)specifieke wetten. De voorgenomen implementatie van de Europese Transparantierichtlijn en de mogelijk te verwachten activiteiten in het kader van Markt en Overheid, toezicht op voorzieningen rond het spoor en op de luchthaventarieven en voorwaarden van Schiphol, sluiten hierop aan. Deze ontwikkeling maakt zichtbaar dat algemeen mededingingstoezicht goed samen kan gaan met sectorspecifieke taken. Uiteraard geldt hierbij als voorwaarde dat het sectorspecifieke instrumentarium in de betreffende wetten adequaat is geregeld. Ook het feit dat de Minister van Economische Zaken eind 2000 een groot deel van zijn uitvoerende taken uit zowel de Elektriciteitswet 1998 als de Gaswet

gemandateerd heeft aan DTe, past in deze ontwikkeling. Daarmee beweegt NMa/ DTe zich meer en meer in de richting van een Nederlandse marktautoriteit.

1.1.5

Alertheid blijft belangrijk

(12)

DTe wil aantonen dat marktwerking ook in netwerksectoren effectief kan zijn. Daarbij stelt DTe zich mede ten doel de belangen van de gebonden afnemers te behartigen door de voorwaarden en tarieven voor toegang tot en het gebruik van het netwerk zo optimaal mogelijk vorm te geven. Dit met inachtneming van de effecten hiervan op de investeringen in de netwerken op de langere termijn. Hiermee wil DTe de condities scheppen voor de ontwikkeling van competitieve krachten aan de vraag- en aanbodzijde van de energieketen, waardoor een goede prijs/ kwaliteitsverhouding van netdiensten samengaat met een neerwaartse druk op de

energieprijzen voor eindafnemers.

NMa/ DTe tracht haar werkzaamheden zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te verrichten.

Inhoudelijke deskundigheid, onbevooroordeelde analyse, onafhankelijkheid en onberispelijke omgang met bedrijfsgegevens zijn de ingrediënten van de taakuitoefening. Centraal staat daarbij steeds de gedachte dat het uiteindelijk de consument is die direct of indirect moet kunnen profiteren van het handelen van NMa/ DTe, bijvoorbeeld door meer keuzevrijheid, meer (variëteit in) kwaliteit en/ of lagere prijzen.

1.2

Kenmerken van 2000 voor NMa/ DTe

Het verslagjaar kenmerkt zich door:

• een accentverschuiving in de activiteiten van de NMa: van reactief naar pro-actief;

• een nadere inkleuring van de wettelijke en andere normen door middel van besluiten en richtsnoeren; • grotere behoefte bij ministeries aan adviezen van de NMa voor de beleidsontwikkeling;

• een reagerende omgeving;

• snelle ontwikkelingen op de energiemarkten.

1.2.1

Een pro-actievere NMa

De eerste twee jaar van het bestaan van de NMa werden de werkzaamheden wat betreft kartelvraagstukken gedomineerd door een grote vloed (1126) van verzoeken om ontheffing van het kartelverbod die waren ingediend onder het overgangsregime van de Mededingingswet. Dit wordt ook wel de ‘erfenis van Nederland Kartelparadijs’ genoemd. Aan het einde van het jaar 2000 kan worden vastgesteld dat het overgrote deel van deze verzoeken is afgerond. Op 31 december 2000 waren er nog slechts 170 (15%) in behandeling.

Terugkijkend op de afgelopen drie jaar kan worden geconstateerd dat de inspanningen van de NMa met betrekking tot de overgangsontheffingsverzoeken in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de naleving van de Mededingingswet. Thans is sprake van een duidelijk ingevuld wettelijk kader waar het bedrijfsleven houvast aan heeft om het eigen marktgedrag op af te stemmen, teneinde aan de normen van de

Mededingingswet te voldoen. Het grote aantal ontheffingsverzoeken dat is afgerond heeft in veel gevallen geleid tot de beëindiging van ontoelaatbare mededingingsbeperkingen. Sinds 1998 zijn in dat kader meer dan 350 kartels opgeruimd. Uit handhavingsoogpunt is dit zonder meer betekenend te noemen.

(13)

niet van toepassing was, of waarbij de mededingingsbeperkingen tijdens de behandeling door partijen zijn beëindigd, zijn zaken op informele wijze afgerond. De meeste overgangsontheffingsverzoeken in de

zorgsector en veel verticale overeenkomsten die waren aangemeld, konden op deze wijze worden behandeld. Ook is duidelijk geworden welke de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn om ontheffing van het

kartelverbod te verlenen. Daarnaast is in een aantal zaken nader bepaald hoe de NMa invulling geeft aan de wettelijke vrijstellingen op het kartelverbod. In het bijzonder gaat het daarbij om de EG- groepsvrijstellingen die op grond van de artikelen 12 en 13 van de Mededingingswet ook vrijstelling van het nationale kartelverbod geven. Ook hierbij zijn zaken zowel via formele besluiten als op informele wijze afgerond.

De handhavingsinspanningen met betrekking tot de overgangsontheffingsverzoeken hebben geleid tot een waarneembare gedragsverandering van ondernemingen en hun brancheorganisaties. Dit blijkt onder meer uit de vele tientallen verzoeken die de NMa vanuit het bedrijfsleven ontvangt om een standpunt over

aangebrachte wijzigingen in bestaande regelingen en over nieuwe regelingen en samenwerkingsverbanden. Deze partijen doen dat omdat zij zich realiseren dat hun regelingen en afspraken aan de Mededingingswet moeten voldoen. Uit extern onderzoek1 blijkt dat, in vergelijking met de periode voor de inwerkingtreding van

de Mededingingswet, de advisering door brancheorganisaties over verkoopprijzen (prijsregelingen behoren tot de ernstigste mededingingsbeperkingen) sterk is gedaald.

Voorts kan worden vastgesteld dat in de zorgsector de behandeling van overgangsontheffingsverzoeken belangrijk heeft bijgedragen aan een herziening van de wijze van contracteren tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, waardoor op dit punt de nuttige effecten van marktwerking beter tot hun recht kunnen komen. Bovendien heeft het de sector als geheel bewust gemaakt van het belang van concurreren. Voor consumenten (verzekerden) zal dit vruchten gaan afwerpen (meer keuzemogelijkheden voor de verzekeren en meer vestigingsmogelijkheden voor nieuwe toetreders). Ten aanzien van bepaalde typen afspraken, zoals inkoopcombinaties, erkenningsregelingen, keurmerken, systemen voor verwijderingsbijdragen t.b.v. het milieu, gemeenschappelijke ondernemingen, anti-leurreregelingen en verticale distributieovereenkomsten, zijn uitspraken gedaan die het bedrijfsleven richting geven bij het sluiten van overeenkomsten. De

verwachting is dat nieuwe afspraken die gemaakt gaan worden door de ondernemingen, door henzelf getoetst kunnen worden op hun toelaatbaarheid op grond van de Mededingingswet.

Een en ander leidt tot de conclusie dat de NMa, door de inspanningen met betrekking tot de

overgangsontheffingsverzoeken, een groot aantal mededingingsbeperkingen die soms al heel lang bestonden heeft beëindigd. Voor de economie en de consument is dit winst. Voorts is duidelijkheid geschapen bij het bedrijfsleven over het wettelijke kader en de toepassing van de Mededingingswet door de NMa. De tijd is voorbij dat gesproken kan worden van Nederland Kartelparadijs.

Parallel aan de behandeling en afronding van deze ontheffingsverzoeken is in 2000 een goed begin gemaakt met de zogenaamde pro-actieve werkzaamheden. Hierbij moet vooral worden gedacht aan het ambtshalve initiëren van onderzoek naar overtredingen van de Mededingingswet op basis van bijvoorbeeld

marktanalyses, tips en berichten uit de media. Dit heeft tot dusver geleid tot tien onderzoeken, waarvan het merendeel aan het einde van het verslagjaar nog in behandeling was. Twee afgeronde onderzoeken (in de

1 Onderzoek van ESI-VU, Mededingingswet versus brancheorganisaties: een spannende relatie!, P.M.M.M. Beusmans, Amsterdam

(14)

visserijsector en de taxibranche) hebben aanleiding gegeven tot het opstellen van een rapport, waarin op basis van de opsporings- en onderzoeksresultaten is uiteengezet dat vermoedelijk sprake is van een overtreding van de Mededingingswet. Naar aanleiding hiervan zullen de betrokken ondernemingen worden gehoord. Indien daarna de NMa tot de conclusie komt dat daadwerkelijk sprake is (geweest) van een overtreding, kan een boete of een last onder dwangsom worden opgelegd. Daarnaast zijn acht onderzoeken gestart naar de naleving van eerder door de NMa genomen besluiten. Er zijn voorts nog drie verificaties verricht op verzoek van de Europese Commissie bij Nederlandse bedrijven waarvan de Commissie het vermoeden had dat zij waren betrokken bij een overtreding van de Europese mededingingsregels. De NMa verwacht in de loop van 2001 nog meer onderzoeken te kunnen starten.

Het pro-actieve handhavingsbeleid en de ervaringen van de afgelopen twee jaar, hebben het inzicht verschaft dat een herinrichting op onderdelen van de organisatie en de werkprocessen binnen de NMa gewenst is om slagvaardiger te kunnen optreden. Daartoe is het ‘typische kartelwerk’ in de loop van het verslagjaar ondergebracht in sectoraal georiënteerde clusters, waarbinnen de marktkennis die nodig is voor de behandeling van zaken, wordt geconcentreerd en uitgebouwd. Daarnaast is voorzien in een cluster waarin gespecialiseerde kennis van onderzoek en opsporing is gebundeld. De eerste ervaringen zijn positief en laten een toegenomen slagvaardigheid bij afronding van zaken zien. De verwachting is dan ook dat deze wijze van werken belangrijk zal bijdragen aan een vergroting van de doelmatigheid en doelgerichtheid van het handelen van de de NMa.

1.2.2

Inkleuring normen Mededingingswet

In het afgelopen verslagjaar is een aanzienlijk groter aantal mededingingszaken behandeld dan in 1999. Er zijn in totaal zijn 773 zaken afgerond hetgeen neerkomt op een toename van 28% ten opzichte van 1999. Het ging met name om concentraties, verzoeken om ontheffing van het kartelverbod, klachten over vermeende overtredingen van de Mededingingswet en sanctiebeschikkingen. In 250 zaken is een formeel besluit genomen. Daarnaast heeft ook de rechter zich in een beperkt aantal gevallen uitgesproken over de toepassing van de Mededingingswet. Hiermee is meer duidelijkheid geschapen over de wijze waarop de wettelijke normen in concrete situaties uitwerken. De toegenomen duidelijkheid is in de eerste plaats in het belang van de ondernemingen, die hieruit kunnen afleiden op welke wijze zij aan de normen van de

Mededingingswet kunnen voldoen. Ook voor de snelheid van behandeling van zaken door de NMa is dit van belang omdat steeds vaker kan worden teruggegrepen op de beschikbare jurisprudentie en eerdere besluiten.

Voor het MKB is duidelijkheid ontstaan doordat de NMa besluiten heeft genomen over de criteria waaraan erkenningsregelingen moeten voldoen en over de ruimte voor zelfregulering door brancheorganisaties. In het bijzonder is daarbij ingegaan op kortingsregelingen, regelingen over gegevensuitwisseling en over algemene voorwaarden. Dergelijke regelingen komen in het MKB veelvuldig voor.

Met betrekking tot de zorgsector is in 2000 duidelijkheid gecreëerd door de afronding van een groot aantal in 1998 ingediende ontheffingsverzoeken. Een belangrijk deel daarvan betrof overeenkomsten die

(15)

verenigingen van beroepsgroepen in de zorgsector. De NMa heeft daarbij duidelijk gemaakt dat de van oudsher bestaande manier van contracteren, waarbij de ziekenfondsen met het collectief van de

zorgaanbieders afspraken maakten over de door de zorgaanbieders te hanteren tarieven en over vestiging en spreiding van zorgaanbod, verboden is en dat ontheffing niet mogelijk is. De ziekenfondsen hebben daarop aangegeven dat zij de overeenkomsten zodanig wilden aanpassen dat zij niet meer in strijd zouden zijn met de Mededingingswet. Mede gezien het grote aantal van deze min of meer identieke ontheffingsaanvragen heeft de NMa ervoor gekozen de diverse dossiers na instemming van de betrokkenen op een meer informele wijze te behandelen dan gebruikelijk. Dit wordt ook wel het ‘aanpassingstraject zorg’ genoemd. Niettemin is in enkele dossiers wel een formeel besluit genomen om alle betrokkenen duidelijkheid te verschaffen over de verenigbaarheid van de zorginkoop door ziekenfondsen met de Mededingingswet. Overigens kan worden vermeld dat ook in andere zaken dan zorgzaken die zich daarvoor lenen, onder bepaalde omstandigheden wordt gekozen voor een aanpassingstraject waarbij partijen hun regelingen aanpassen aan de normen van de Mededingingswet en ontheffing vervolgens niet nodig is.

Ketengarantieregelingen, die steeds vaker voorkomen bij met name de voedselproductie, kunnen in beginsel op een positieve benadering van de NMa rekenen. Deze (erkennings)regelingen hebben tot doel de kwaliteit van de productie in de gehele keten te waarborgen. In het algemeen gaat van deze regelingen een

kwaliteitsimpuls uit terwijl tevens sprake is van een vergroting van de keuzemogelijkheden voor de consument. Ontheffing van het kartelverbod ligt voor de hand, mits de beperkingen van de concurrentie, indien en voor zover aanwezig in dergelijke regelingen, niet verder gaan dan noodzakelijk om bedoelde voordelen te realiseren.

Wat de CAO’s betreft is in 2000 bevestigd dat afspraken tussen werkgevers en werknemers over

arbeidsvoorwaarden (lonen, werktijden, verlofregelingen enz.), die door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen verbindend kunnen worden verklaard, niet onderhevig zijn aan

mededingingstoezicht. Voor de uitleg van het begrip arbeidsvoorwaarden is aangesloten bij de jurisprudentie op dit terrein van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Alleen in die situaties waarin een CAO kennelijk wordt gebruikt als vehikel om kartelafspraken vorm te geven, is het toepassen van de Mededingingswet aan de orde.

Drie jaar concentratiecontrole door de NMa heeft opgeleverd dat zeer veel sectoren van het bedrijfsleven in concrete zaken zijn behandeld. De NMa heeft veel ervaring opgedaan met het afbakenen van de voor de beoordeling relevante markten en het is voor marktpartijen duidelijk geworden op welke manier de NMa dit doet en hoe de NMa tegen bepaalde markten aankijkt. Ondernemingen kunnen daardoor zelf reeds bij de melding van een fusie of overname de markt goed in kaart brengen op de wijze waarop de NMa dit doet. Dit bespoedigt de behandeling van concentratiezaken. Bovendien kunnen ondernemingen steeds beter

inschatten voor welke transacties de NMa waarschijnlijk geen vergunning zal verlenen, waarmee op voorhand het vormen van te grote machtsconcentraties wordt voorkomen.

1.2.3

Adviesaanvragen

In het verslagjaar hebben diverse overheidsorganisaties vaker dan voorheen een beroep gedaan op de expertise van de NMa. Meestal gebeurde dit in de vorm van adviesaanvragen over effecten op de

(16)

en Waterstaat diverse keren de NMa om advies gevraagd. Daarnaast hebben ook het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken een beroep op de NMa gedaan. Genoemd kunnen worden adviesaanvragen over telecommunicatie, motorbrandstoffenverkooppunten, Schiphol, het wetsvoorstel Markt en Overheid en erkenningsregelingen.

Deze adviezen passen goed in het streven van de NMa om de wijze waarop mededingingsvraagstukken worden benaderd in Nederland zoveel mogelijk te stroomlijnen. Dit zal een eenduidige en herkenbare besluitvorming zowel ten aanzien van de Mededingingswet als uit hoofde van ander overheidstoezicht ten goede komen. Het toegenomen beroep dat op de NMa wordt gedaan om te adviseren is ook een illustratie van het inmiddels opgebouwde gezag van de NMa. Niet onvermeld mag blijven dat de materie waarover advies wordt gevraagd vaak uitermate complex is en daardoor relatief veel tijd en menskracht vereist. Het voordeel voor de behandeling van zaken is evenwel dat van deze advieswerkzaamheden belangrijke leer- en synergie-effecten uitgaan.

1.2.4

Een reagerende omgeving

De omgeving waarin de NMa werkzaam is heeft in het verslagjaar regelmatig van zich doen horen. Steeds vaker reageren de politiek, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties op het handelen van de NMa. Dit is niet verwonderlijk. De invoering van de Mededingingswet betekent een fundamentele verandering in vergelijking met de situatie van vóór 1998, toen nog sprake was van zogenaamde misbruikwetgeving. Als gevolg van het toenemende aantal besluiten dat de NMa in concrete gevallen neemt, wordt de nieuwe verbodsnorm meer en meer ingekleurd. De effecten van het nieuwe mededingingsregime worden daardoor steeds beter zichtbaar. Gezien het feit dat regelmatig grote belangen in het geding zijn en niet alle partijen tevreden kunnen worden gesteld (vooral die partijen die de Mededingingswet hebben overtreden), is het logisch dat het handelen van de NMa reacties en vragen oproept en zal blijven oproepen.

Niet onvermeld kan blijven dat een deel van deze reacties negatief van toonzetting is geweest. Daarom heeft de NMa in dit verslagjaar een klanttevredenheidsonderzoek laten verrichten2. De uitkomsten van dit

onderzoek laten een ander, positiever beeld zien. Wat opvalt is dat advocatuur en bedrijfsleven de NMa in het algemeen zien als een deskundige, integere toezichthouder met een klantvriendelijke opstelling. Er komen ook kritiekpunten naar voren die aanleiding zijn voor het aanbrengen van verbeteringen. Het gaat dan met name om de transparantie in de verschillende stadia van een procedure. Hoewel het beeld dus niet

ongunstig is, blijft de NMa als organisatie streven naar verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering. Zo zal een klachtenloket/ helpdesk worden geopend en zal de publieksvoorlichting worden geïntensiveerd. De klanttevredenheidsonderzoeken zullen worden herhaald. Bovendien zal worden onderzocht hoe met behulp van de Balanced Score Card-methode het functioneren en de effectiviteit van de NMa meer structureel in beeld kan worden gebracht.

(17)

wordt toegelicht wat voor gevolgen de verandering in de regelgeving heeft voor het bedrijfsleven. In het kader van haar voorlichtingsactiviteiten heeft de NMa daarnaast een groot aantal lezingen verzorgd voor

verschillende doelgroepen zoals brancheorganisaties, bedrijfsleven, advocatuur, maatschappelijke organisaties en het onderwijs. Specifiek voor het MKB zijn richtsnoeren in ontwikkeling, onder meer

gebaseerd op ter zake relevante besluiten om brancheorganisaties en bedrijfsleven beter in staat te stellen na te gaan op welke wijze zij aan de normen van de Mededingingswet kunnen voldoen. Deze richtsnoeren zullen na consultatie van het betrokken deel van het bedrijfsleven worden vastgesteld en bekendgemaakt.

1.2.5

Ontwikkeling energiemarkten

Elektriciteitsmarkt

Er zijn nieuwe spelers op de elektriciteitsmarkt gekomen. Drie van de vier productiebedrijven zijn

overgenomen door buitenlandse partijen. In de distributiesector is ook sprake van overnames. Handelaren zijn ten tonele verschenen. Ondanks de overcapaciteit in het Nederlandse productiepark, is de vraag naar importcapaciteit vele malen groter dan het technisch mogelijke aanbod. Al deze ontwikkelingen hebben echter in 2000 nog niet geleid tot het optimaal benutten van de voordelen van marktwerking. Dit werd vooral veroorzaakt door het feit dat in 2000 zowel de protocol-afspraken tussen productie- en distributiebedrijven als de Overeenkomst van Samenwerking (OvS) tussen de productiebedrijven onderling nog steeds golden. Met de inwerkingtreding van de 'Overgangswet elektriciteitsproductiesector' per 1 januari 2001 zijn zowel de productie- als de distributiebedrijven per die datum niet alleen formeel maar ook feitelijk onder volledige concurrentie geplaatst. Daarmee kunnen de voordelen van de geliberaliseerde markt daadwerkelijk worden verwezenlijkt voor vrije afnemers op de Nederlandse markt. Zij hebben vanaf 2001 de mogelijkheid om tussen de verschillende, onderling concurrerende aanbieders te kiezen. De verwachting is dan ook gerechtvaardigd dat de marktwerking hierdoor in 2001 een sterke stimulans zal krijgen. Dit betekent overigens wel dat scherp toezicht op deze markt zal moeten worden gehouden.

Sinds 1999 is de behoefte van marktpartijen aan landgrensoverschrijdende transportcapaciteit groter dan de feitelijk beschikbare capaciteit. Congestie op de internationale transportnetten staat dan ook prominent op de internationale agenda. Om de beschikbare capaciteit voor de Nederlandse markt adequater en op een meer marktconforme manier te verdelen, heeft DTe in de Netcode een verdelingsprocedure voor

importcapaciteit opgenomen. Gekozen is voor een veilingsysteem met dag-, maand- en jaarveilingen. DTe beschouwt het als haar taak om te waarborgen dat de gekozen methodiek van de veiling nauw aansluit bij de structuur van de Nederlandse elektriciteitsmarkt enerzijds en bij de behoeften van de spelers op deze markt anderzijds. De condities waaronder transportcapaciteit wordt geveild, zijn immers niet alleen relevant voor een non-discriminatoire en transparante toewijzing van transportcapaciteit, maar hebben ook een directe relatie met de mogelijke ontwikkeling van de Nederlandse elektriciteitsmarkt in het jaar 2001.

Gasmarkt

(18)

Versnelde liberalisering

De ontwikkelingen op de energiemarkten gaan zodanig snel dat er druk is ontstaan om het oorspronkelijk beoogde tijdpad voor vrijmaking van de groepen verbruikers te versnellen. Om dit proces op een adequate wijze en binnen de afgesproken termijnen vorm te geven heeft de Minister van Economische Zaken het Platform Versnelling Energieliberalisering (PVE) geïnstalleerd. PVE zal de werkzaamheden op zich nemen die nodig zijn om de overgang naar een vrije elektriciteits- en gasmarkt ordentelijk te laten verlopen. DTe zal de technische codes waar nodig aanpassen om die overgang verder te faciliteren.

1.3

Vooruitblik

De NMa nog pro-actiever

In het komende verslagjaar zal, naast de behandeling van naar verwachting zo'n 25 nieuwe verzoeken om ontheffing van het kartelverbod, het restant overgangsontheffingsverzoeken zoveel mogelijk worden afgerond. Enig voorbehoud is op zijn plaats, omdat voor een aantal zaken een standpunt van de Europese Commissie is vereist. In 2001 behoeft dan ook minder capaciteit te worden ingezet voor de behandeling van deze categorie ontheffingsverzoeken. De vrijkomende capaciteit zal vooral worden aangewend voor

klachtenbehandeling en ambtshalve onderzoek naar kartelvorming.

De voortzetting en intensivering van het pro-actieve beleid zal naar het zich nu laat aanzien consequenties hebben voor het aantal zaken dat kan worden behandeld en de duur daarvan. Op basis van de huidige ervaringen met onderzoeken die ambsthalve zijn ingesteld en de ervaringen van buitenlandse

kartelautoriteiten, moet worden vastgesteld dat de behandeling van klachten en ambtshalve onderzoek naar kartelvorming vaak een veel grotere inspanning en meer menskracht vergt dan de behandeling van

ontheffingsverzoeken. Bovendien kunnen de doorlooptijden aanzienlijk langer zijn. De behandeling van klachten en ambtshalve ingestelde onderzoeken onderscheidt zich van de behandeling van

ontheffingsverzoeken door onder andere de daaraan verbonden opsporingsproblematiek. Deze is dikwijls weerbarstiger en nog complexer dan de behandeling van ontheffingsverzoeken waarbij de betrokken partijen vaak uit eigen beweging de informatie verschaffen die noodzakelijk is om tot een gefundeerd

mededingingsrechtelijk oordeel te komen. De doorlooptijd van een onderzoek wordt overigens ook beïnvloed door hetgeen de NMa tijdens het onderzoek aan relevante informatie tegenkomt. Nieuwe informatie die tijdens een onderzoek wordt verkregen, kan bijvoorbeeld aanleiding vormen om het onderzoek uit te breiden of een andere richting te geven.

Niet alle onderzoeken zullen uiteindelijk uitmonden in de constatering dat sprake is van een

mededingingsrechtelijke overtreding. Dit hangt onder meer samen met het feit dat het soms buitengewoon lastig kan zijn om het bewijs boven water te krijgen dat noodzakelijk is om een inbreuk te kunnen vaststellen. Wanneer er geen bewijs is van een overtreding, is er aanleiding om het betreffende onderzoek te staken. Tijdens een onderzoek kan ook blijken dat er toch geen sprake is van een inbreuk op de Mededingingswet. Indien dit het geval is, wordt besloten het onderzoek te beëindigen.

(19)

minder zaken tegelijk zal kunnen behandelen en dat het aantal zaken dat zal worden afgerond duidelijk zal kunnen teruglopen.

Prioritering

Prioritering van zaken is in deze situatie noodzakelijk. Lang niet alle zaken die zich aandienen zullen met de huidige bezetting kunnen worden opgepakt. Daarom zal een selectie moeten worden gemaakt op een zodanige wijze dat het effect van het handelen van de NMa geoptimaliseerd kan worden. Een effectief handhavingsbeleid draagt in een zo ruim mogelijke mate bij aan de totstandkoming en instandhouding van werkzame concurrentie. Aspecten die een rol kunnen spelen bij de prioritering van zaken zijn:

• economische importantie; • belang voor de consument;

• kansrijkheid van de vaststelling van een overtreding; • doelmatigheid;

• ernst van de vermoedelijke overtreding.

Uiteraard zal de NMa wel aandacht blijven schenken aan niet-geprioriteerde zaken. Indien de NMa na verloop van tijd tot de conclusie komt dat in een bepaalde sector toch onderzoek nodig is, zal passende actie worden ondernomen.

Prioritering van zaken en de daarmee samenhangende planning van werkzaamheden mag uiteraard niet leiden tot rigiditeiten. Het interne beleid van de NMa zal er steeds op zijn gericht capaciteit beschikbaar te stellen voor zaken die zich onverwacht aandienen en spoedeisend zijn. Dit zal in de praktijk betekenen dat de prioritering van zaken zal worden aangepast aan nieuwe omstandigheden.

Transparantie

Meer dan voorheen zal ernaar worden gestreefd, voor zover mogelijk, onderzoeksresultaten transparant te maken voor de buitenwereld om de bewustwording van ondernemingen ten aanzien van de risico’s van het overtreden van de Mededingingswet te vergroten. Allereerst zal door de reeds besproken prioriteitstelling duidelijk worden gemaakt waar de accenten zullen worden gelegd. Soms zal worden bekendgemaakt dat de NMa een rapport heeft opgesteld waarin het vermoeden van een overtreding van de Mededingingswet is neergelegd. Een rapport is een formele stap in een inbreukprocedure, maar houdt nog niet de definitieve vaststelling van de inbreuk in.

Meer communicatie

(20)

Leniency

Een vergroting van de effectiviteit van de handhavingsinspanningen kan ook worden bereikt door het hanteren van een zogeheten ‘leniency’-beleid. Dit houdt in dat een onderneming, die uit eigen beweging de NMa op de hoogte stelt van een overtreding van het kartelverbod waar deze onderneming zelf bij is betrokken en die het benodigde bewijs levert voordat de NMa een onderzoek is begonnen, kan rekenen op een boetekorting in vergelijking met andere overtreders. Belangrijk is dat deze onderneming de overtreding onmiddellijk staakt en meewerkt aan het door de NMa uit te voeren onderzoek. Een dergelijk beleid dient uit te nodigen tot het melden van overtredingen waardoor minder tijdrovende en inspannende

opsporingswerkzaamheden behoeven te worden verricht. In de loop van het jaar 2001 zal worden bezien op welke wijze een 'leniency'-beleid kan worden ingevoerd.

Effectmeting

Om de effecten van het handelen van de NMa beter te kunnen beoordelen en zonodig bij te stellen zal in de toekomst meer aandacht worden besteed aan effectmeting. Belangrijk is daarbij dat wordt onderzocht welke impact de besluiten en de handhavingsactiviteiten hebben op het gedrag van de betrokken ondernemingen en meer in het algemeen op de betreffende markten. Vooral het belang van de consument zal daarin tot uitdrukking moeten komen. Op basis van de uitkomsten van een in 2000 gestart vooronderzoek, zullen in 2001 de voor de effectmeting geschikte indicatoren worden ontwikkeld. Door op deze wijze het eigen handelen te evalueren, wordt er naar gestreefd de doelmatigheid en de doelgerichtheid van de handhavingsactiviteiten verder te vergroten.

Grenzen concentratietoezicht

Wat betreft het concentratietoezicht hebben de ervaringen van de afgelopen jaren geleerd dat het grootste deel van de meldingen uitmondt in een besluit waarin wordt vastgesteld dat er geen risico’s bestaan voor het ontstaan of het versterken van een economische machtspositie. Dit roept de vraag op of de wettelijke omzetgrenzen voor concentraties waarop een meldingsplicht rust, niet te laag zijn. Het optrekken van deze grenzen zou kunnen leiden tot een afname van het aantal probleemloze meldingen. Voor het bedrijfsleven zou dit gunstig zijn, omdat daarmee een vermindering van administratieve lastendruk kan worden bereikt. De NMa zou de vrijkomende capaciteit goed kunnen inzetten voor een verdere verdieping bij het onderzoek naar problematische concentraties en voor andere zaken. Het Ministerie van Economische Zaken heeft over een aanpassing van de omzetgrenzen een Algemene maatregel van bestuur in voorbereiding.

Boetes bij concentratiecontrole

Behalve voor overtreding van het kartelverbod en van het misbruik van een economische machtspositie, kunnen ook boetes worden opgelegd aan ondernemingen die hun fusie of bedrijfsovername niet vooraf aanmelden en aan personen die niet voldoen aan hun wettelijke medewerkingsplicht. De boetes die daarop zijn gesteld, respectievelijk NLG 50.000 en NLG 10.000, zijn naar het oordeel van de NMa laag in

verhouding tot het belang dat ermee is gemoeid. Het beleid is om bij overtreding in beginsel de

(21)

Toezicht energiemarkt

In de eerste twee jaren van DTe stonden de uitvoerende taken uit de Elektriciteitswet 1998 centraal. Er is veel geïnvesteerd in het ontwikkelen van methodieken voor de economische en technische regulering inclusief het opbouwen van de bijbehorende kennis. Een groot deel van de opgedane kennis zal worden ingezet met het oog op de uitvoerende taken in het kader van de Gaswet.

Er zal een periode van consolidatie aanbreken, waarin aan 'toezicht op naleving' verder invulling zal worden gegeven. Recente wetswijzigingen hebben het instrumentarium verruimd (bindende aanwijzingen, last onder dwangsom). Het gaat dan om toezicht op de naleving van de diverse technische codes en de tarieven, maar ook toezicht waarbij wordt onderzocht of de netbeheerders en de vergunninghouders voldoen aan de uitoefening van hun wettelijke taken en aan de eisen die aan hen gesteld zijn bij de instemming

respectievelijk de vergunning. Een belangrijk aandachtspunt voor DTe daarbij zal zijn de kwaliteit van de infrastructuur en van de dienstverlening van de netbeheerders. Ook zal DTe de ontwikkelingen op de

(22)

2

Internationale ontwikkelingen en samenwerking

2.1

Europese ontwikkelingen

Witboek modernisering: debat over concept-Raadsverordening

Zoals is vermeld in het jaarverslag over 1999 van NMa/ DTe, wordt op initiatief van de Europese Commissie overwogen om de ontheffingsnormen met betrekking tot het kartelverbod van artikel 81 van het EG-Verdrag ook te laten toepassen door de nationale mededingingsautoriteiten en de nationale rechters. De Europese Commissie heeft onder meer voorgesteld het meldingssysteem af te schaffen en een netwerk van nationale autoriteiten te scheppen. In dit netwerk zou informatie over de besluiten van de afzonderlijke nationale autoriteiten elektronisch moeten worden uitgewisseld. Voorts zouden zij elkaar moeten ondersteunen bij het onderzoek naar overtredingen van EG-mededingingsregels. Regels over de uitwisseling van bewijsstukken, gezamenlijke acties en allocatie van zaken komen ook binnen het netwerk aan de orde.

Tot juli 2000 heeft regelmatig overleg tussen Commissie en nationale deskundigen plaatsgevonden in Brussel. In oktober 2000 heeft de Europese Commissie een ontwerp-Raadsverordening aan de lidstaten gepresenteerd. De discussies daarover vinden verder plaats in de Raadswerkgroep.

In het huidige systeem hebben de Commissie en de nationale rechters bij de toepassing van artikel 81, lid 1, en 82 EG-Verdrag concurrerende bevoegdheden. Wanneer de in ontwerp-Raadsverordening voorgestelde hervormingen worden ingevoerd, krijgen nationale rechters, net als de mededingingsautoriteiten van de lidstaten, ook de bevoegdheid om artikel 81, lid 3, EG-Verdrag toe te passen en te bepalen of aan hen voorgelegde regelingen, op grond van deze ‘exception legale’, van het verbod van het eerste lid van artikel 81 zijn uitgezonderd. Ondernemingen kunnen zich voor de rechter rechtstreeks op deze wettelijke uitzondering beroepen. Afspraken die onder artikel 81, derde lid, EG-Verdrag, vallen zijn dan geldig vanaf het moment van totstandkoming. Ondernemingen kunnen dan ook, zonder eerst een ontheffingsbeschikking van de Europese Commissie af te wachten, onmiddellijke uitvoering geven aan de door hen gesloten contracten.

Onder het nieuwe stelsel zullen de Europese Commissie, de nationale mededingingsautoriteiten en de nationale rechterlijke instanties over dezelfde bevoegdheden beschikken. Met een systeem van preventieve controlemechanismen wordt de uniforme toepassing van het communautaire mededingingsrecht

gewaarborgd. Het regime zal verplichtingen tot informatieuitwisseling en onderlinge samenwerking bevatten. De Europese Commissie behoudt zich in het nieuwe stelsel het recht voor om, met toestemming van de rechter in kwestie, in de procedure te interveniëren. Nederland acht het van belang dat dit alleen gebeurt op verzoek van de rechter in kwestie.

(23)

Verticale afspraken

Commissieverordening EG 2790/ 19993, inhoudende een EG-groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten

is op 1 juni 2000 in werking getreden. Zoals reeds vermeld en uitvoerig beschreven in het jaarverslag over 1999 van NMa/ DTe, vervangt deze vrijstelling de drie bestaande groepsvrijstellingen voor overeenkomsten van exclusieve afname4 , alleenverkoop5 en franchising6. De nieuwe verordening is van toepassing op zowel

EG-zaken als puur Nederlandse zaken (wanneer de interstatelijke handel niet wordt beïnvloed).

De Commissie heeft ook richtsnoeren over de beoordeling van verticale afspraken7 gepubliceerd na ampel

beraad met de deskundigen van de lidstaten. De richtsnoeren gaan uitgebreid in op de toelichting van de nieuwe groepsvrijstelling en de economische en juridische overwegingen die van belang zijn voor de

beoordeling van verticale afspraken die zowel binnen als buiten het bereik van de groepsvrijstelling vallen. De NMa zal rekening houden met de richtsnoeren voor de toepassing van EG en nationaal recht.

De groepsvrijstelling voor afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen8 vervalt op 30

september 2002. Krachtens artikel 11.3 van die groepsvrijstelling dient de Commissie een evaluatierapport van deze groepsvrijstelling op te stellen op of vóór 31 december 2000. Een werkgroep van Commissie en nationale deskundigen houdt zich bezig met de evaluatie en met de vraag of die groepsvrijstelling zal moeten worden verlengd of vervangen, of dat het beter is motorvoertuigen onder de algemene EG-groepsvrijstelling te laten vallen.

Horizontale afspraken

Commissieverordening 2658/ 2000, d.d. 29 november 2000, vervangt Commissieverordening EEG nr. 417/ 859 van 19 december 1984, inhoudende een groepsvrijstelling voor groepen specialisatieovereenkomsten

waarvan de geldigheidsduur verstreek op 31 december 2000. De nieuwe verordening wijkt af van de methode waarbij een lijst van vrijgestelde bepalingen wordt opgesteld, en stelt daarvoor in de plaats een vrijstelling voor specialisatieovereenkomsten tussen ondernemingen die, gecombineerd, niet meer dan 20%

marktaandeel bezitten. Specialisatieovereenkomsten zijn de overeenkomsten waarbij één deelnemer van het vervaardigen van bepaalde producten of het verrichten van bepaalde diensten afziet en dit aan een andere deelnemer overlaat ('eenzijdige specialisatie'), overeenkomsten waarbij elke deelnemer van het vervaardigen van bepaalde producten of het verrichten van bepaalde diensten afziet en dit aan een andere deelnemer overlaat ('wederkerige specialisatie') en overeenkomsten waarbij de deelnemers afspreken gezamenlijk bepaalde producten te vervaardigen of bepaalde diensten te verrichten ('gezamenlijke productie').

3 Commissieverordening d.d. 22 december 1999 in Pb. 1999 nr. L336.

4 Commissieverordening EEG/ 1984/ 83, d.d. 22 juni 1983 in Pb. 1983 nr. L 173. 5 Commissieverordening EEG/ 1983/ 83, d.d. 22 juni 1983 in Pb. 1983 nr. L173. 6 Commissieverordening EEG/ 4087/ 88, d.d. 30 november 1988 in Pb. 1988 nr. L359. 7 Besluit van de Commissie d.d. 20 mei 2000, zie Bekendmaking in Pb. 2000, nr. C291. 8 Commissieverordening EG/ 1475/ 95, d.d. 28 juni 1995 in Pb. 1995 nr. L145.

(24)

Commissieverordening 2659/ 2000, d.d. 29 november 2000, vervangt Commissieverordening EEG nr. 418/ 8510 van 19 december 1984, inhoudende een groepsvrijstelling voor groepen onderzoeks- en

ontwikkelingsovereenkomsten waarvan de geldigheidsduur verstreek op 31 december 2000. De nieuwe groepsvrijstelling is van toepassing op overeenkomsten tussen twee of meer ondernemingen die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder deze ondernemingen:

• gemeenschappelijk onderzoek en ontwikkeling verrichten van producten of werkwijzen en de daarbij verkregen resultaten gemeenschappelijk exploiteren;

• de resultaten van onderzoek en ontwikkeling van producten of werkwijzen, die gemeenschappelijk verricht zijn krachtens een van te voren door dezelfde ondernemingen gesloten overeenkomst, gemeenschappelijk exploiteren, of

• gemeenschappelijk onderzoek en ontwikkeling van producten of werkwijzen verrichten, met uitzondering van de gemeenschappelijke exploitatie van de resultaten daarvan.

Ook deze nieuwe verordening hanteert niet langer de methode waarbij een lijst van vrijgestelde bepalingen wordt opgesteld, maar geeft een vrijstelling voor overeenkomsten tussen niet-concurrenten voor 7 jaar vanaf het tijdstip waarop de contractproducten voor het eerst binnen de gemeenschappelijke markt op de markt worden gebracht, en na de afloop van die periode, zolang de deelnemende ondernemingen een

gecombineerde marktaandeel van niet meer dan 25% van de relevante markt voor de contractproducten bezitten. De vrijstelling geldt verder voor overeenkomsten tussen concurrenten voor dezelfde 7 jaar, mits op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten het gecombineerde marktaandeel van de

ondernemingen niet meer dan 25% op de relevante markt bedraagt.

De nieuwe vrijstellingen zijn in werking getreden op 1 januari 2001 en zijn van toepassing tot en met 31 december 2010.

De richtsnoeren over de beoordeling van horizontale samenwerkingsovereenkomsten11 hebben betrekking op

afspraken of afgestemde gedragingen die worden opgezet tussen concurrenten die op hetzelfde niveau van de markt werkzaam zijn. De inleiding van de richtsnoeren is van algemene aard en licht de basisbeginselen toe voor de beoordeling van horizontale overeenkomsten op grond van artikel 81.1 en 81.3 van het EG-Verdrag. De rest van de richtsnoeren is onderverdeeld in hoofdstukken over bepaalde types van horizontale overeenkomsten. Zij bieden een analytisch kader voor de meest gangbare vormen van horizontale

samenwerking, namelijk: onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, productieovereenkomsten, inkoopovereenkomsten, commercialiseringsovereenkomsten, goederenstandaardisering en samenwerking inzake milieu. De nieuwe richtsnoeren vervangen de bekendmaking inzake gemeenschappelijke

ondernemingen12 en de bekendmaking inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke

gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen13 en vormen een aanvulling op de

groepsvrijstellingsverordeningen inzake onderzoek en ontwikkeling en specialisatieovereenkomsten.

10 Zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening EG nr. 2236/ 97, Pb. 1997 nr. L306. 11 Mededeling van de Commissie in Pb. 2001, nr. C3.

(25)

2.2

Samenwerking met de Europese Commissie en EU-lidstaten

Inbreng in adviescomités voor kartel- en concentratiezaken

Directoraat-Generaal Concurrentie van de Europese Commissie beoordeelt de diverse kartel- en

concentratiezaken in nauw en voortdurend contact met de lidstaten van de Europese Unie. Door middel van adviescomités raadpleegt de Europese Commissie de lidstaten voordat zij haar beschikkingen vaststelt. Hiertoe is zij verplicht. Er zijn adviescomités voor concentratiezaken en voor kartelzaken alsmede misbruik van economische machtsposities. De Commissie is niet verplicht dit advies te volgen, maar houdt hier wel zoveel mogelijk rekening mee bij het nemen van de beschikking. Het adviescomité kan aanbevelen het advies bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Commissie. In de adviescomités vertegenwoordigt de NMa, soms in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, de Nederlandse regering. In het geval van vervoerszaken wordt de Nederlandse vertegenwoordiging aangevuld vanuit het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De NMa overlegt regelmatig met collega-autoriteiten om een gezamenlijk standpunt te formuleren over individuele zaken of andere onderwerpen die aan de orde komen in de adviescomités.

In 2000 leverde de NMa bijdragen aan adviescomités over de hieronder genoemde concentraties:

Zaak COMP/ M.1628 TotalFina/ ELF Zaak COMP/ M.1630 Air Liquide/ BOC Zaak COMP/ M.1641 Linde/ AGA Zaak COMP/ M.1672 Volvo/ Scania

Zaak COMP/ M.1671 Dow Chemical/ Union Carbide Zaak COMP/ M.1663 Alcan/ Alusuisse

Zaak COMP/ M.1715 Alcan/ Pechiney Zaak COMP/ M.1636 MMS/ DASA/ Astrium Zaak COMP/ M.1693 Alcoa/ Reynolds Zaak COMP/ M.1673 VEBA/ VIAG

Zaak COMP/ M.1813 Industry Kapital/ DYNO Zaak COMP/ M.1741 MCI Worldcom/ Sprint Zaak COMP/ M.1806 AstraZeneca/ Novartis Zaak COMP/ M.1634 Mitsubishi (boeteprocedure) Zaak COMP/ M.1882 Pirelli/ BICC

Zaak COMP/ M.1879 Boeing/ Hughes Zaak COMP/ M.1845 AOL/ Time Warner Zaak COMP/ M.1852 Time Warner/ EMI Zaak COMP/ M.1963 Industi Kapital/ Perstorp

Zaak COMP/ M.1940 Siemens/ Framatome/ Cogema/ JV Zaak COMP/ M.2060 Bosch/ Rexroth

In 2000 leverde de NMa bijdragen aan de volgende adviescomités inzake karteltoezicht en misbruik van een economische machtspositie:

(26)

Zaak COMP/ 36.453 Amino Acids Zaak COMP/ 36.516 Nathan

Zaak COMP/ 36.653 Opel Nederland Zaak COMP/ 35.918 Unisource Zaak COMP/ 37.576 UEFA

Zaak COMP/ 36.583 ETCA +FGTB/ FIFA

Algemene comités en werkgroepen

Naast adviescomités in individuele zaken komen meer algemene procedurele en beleidsmatige onderwerpen aan de orde in de algemene adviescomités en werkgroepen, waaraan zowel het Ministerie van Economische Zaken als de NMa deelnemen. Hierbij is in 2000 onder andere aandacht geschonken aan een aantal nieuwe groepsvrijstellingen en herziening van het Witboek. De NMa heeft ook een bijdrage geleverd aan

adviescomités voor de revisie van enkele mededelingen op het terrein van het Europese concentratietoezicht, in het bijzonder de mededeling over verbintenissen en die voor de introductie van een vereenvoudigde procedure voor niet-problematische concentratiezaken. Voorts heeft de NMa een bijdrage geleverd aan een speciaal adviescomité dat de omzetdrempels moest herzien van de Europese Concentratieverordening nr. 4064/ 89.

2.3

Ondersteuning Directoraat-Generaal Concurrentie door de NMa bij verificaties bij

Nederlandse bedrijven

Raadsverordening 1714 geeft de Commissie de mogelijkheid om onaangekondigde verificaties (inspecties ter

plaatse) uit te voeren bij bedrijven. Als de Commissie verificaties in Nederland wil uitvoeren, wordt daarbij de ondersteuning van de NMa gevraagd. De Commissie kan de NMa ook vragen de verificaties voor haar uit te voeren. De NMa heeft ook in 2000 verschillende keren ondersteuning verleend aan verificaties van de Commissie of deze op haar verzoek uitgevoerd. Normaliter maakt noch de Commissie noch de NMa bekend dat verificaties plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. In het afgelopen jaar is een aantal verificaties via andere weg bekend geworden in de media. Dit betrof verificaties bij Nederlandse bedrijven in de

brouwerijsector in maart 2000 en in de telecommunicatiesector in juni 2000.

DG-conferentie

In 2000 heeft de NMa deelgenomen aan de twee conferenties van directeuren-generaal van de

mededingingsautoriteiten van de Europese lidstaten. Op de eerste, van 12 april, kwamen met name de modernisering van het Europees mededingingsbeleid, de Wereld Handels Organisatie en kandidaat-lidstaten aan de orde. Op de tweede, van 29 november, presenteerde de NMa een schriftelijk voorstel om de

effectiviteit van de 'leniency'-programma’s van de Commissie, de Verenigde Staten van Amerika en van enkele lidstaten te onderzoeken en een werkgroep in te stellen om de ontwikkeling van nationale leniency-programma’s en hun eventuele harmonisatie verder te analyseren.

(27)

2.4

Overige Europese contacten

Het onderhouden van internationale contacten op allerlei niveaus is een belangrijke voorwaarde voor slagvaardig en eenduidig mededingingstoezicht, vooral bij internationale aangelegenheden. In dat kader is van 1 juni 1998 tot 1 juni 2000 een medewerker van de NMa gedetacheerd geweest bij een afdeling van Directoraat-Generaal Concurrentie. Vanaf 1 juni 2000 is opnieuw een medewerker bij Directoraat-Generaal Concurrentie geplaatst. Op 23 mei 2000 heeft een delegatie van Directoraat-Generaal Concurrentie een werkbezoek gebracht aan de NMa. Naast presentaties en discussies over de modernisering van het mededingingsbeleid, zijn ook zaken besproken die zowel bij de Commissie als bij de NMa in behandeling zijn. Ook met de afzonderlijke nationale autoriteiten wordt op bilaterale basis samengewerkt. Zo is op 31 maart een bezoek gebracht aan het Bundeskartellamt in Bonn waarbij onder andere is gesproken over sancties en 'leniency'-ervaringen in Duitsland. Dit soort bezoeken legt een goede basis voor samenwerking op zowel strategisch als op zaaksniveau waarbij onderlinge kruisbestuiving wordt mogelijk gemaakt.

2.5

Toezicht op energiemarkten

De energiemarkten krijgen in toenemende mate een Europese dimensie. Contacten met andere Europese toezichthouders worden voor het werk van DTe steeds belangrijker. De 'zelfregulerende' functie van

internationale bijeenkomsten als het 'Florence-forum' voor elektriciteit en het 'Madrid-forum' voor gas, beide onder voorzitterschap van de Europese Commissie, vraagt om nauwgezette afstemming met andere

Europese toezichthouders op de energiemarkten. Accent ligt daarbij op de ontwikkeling van één Europese energiemarkt in plaats van een situatie met 15 geliberaliseerde deelmarkten. Dat leidt ertoe dat de bestaande belemmeringen voor het grensoverschrijdende handelsverkeer moeten worden opgeheven, waarbij een directe rol is weggelegd voor de nationale 'energy regulators'. Mede op initiatief van DTe is daarom in 2000 de Council of European Energy Regulators (CEER) formeel opgericht, een Europese koepel van

energietoezichthouders. Omdat de effectiviteit van marktwerking in de energiesector voor een groot deel samenhangt met de wijze waarop de Europese energiemarkt zich ontwikkelt, zal het actief bijdragen aan deze processen voor DTe één van de speerpunten blijven van het te voeren beleid.

2.6

OESO en overige contacten

OESO

Naast de samenwerking met de Europese Commissie neemt de NMa samen met het Ministerie van Economische zaken deel aan bijeenkomsten van het 'Competition Law and Policy Committee' van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In 2000 heeft de NMa een bijdrage geleverd aan de presentatie van het jaarrapport over mededingingsbeleid in Nederland, waarbij een

uiteenzetting werd gegeven van de ervaringen van de NMa. Tevens participeerde de NMa in werkgroepen van de OESO.

Overige internationale contacten

(28)

Trade Commission, Executive Yuan Taiwan, Republic of China. Voorts is in dit verslagjaar, in navolging van het bezoek dat de NMa in 1999 bracht aan de Department of Justice van de VS, een delegatie van de Antitrust division van het Department of Justice ontvangen. Tijdens dit bezoek is met name kennis en ervaring op het gebied van onderzoek uitgewisseld. Ook zijn de eerste contacten gelegd met de Competition Board van Estland. De Competition Board bereidt zich voor op de toetreding van Estland tot de Europese Unie. Begin 2001 zal de NMa twee medewerkers van de Competition Board ontvangen voor een

studiebezoek van twee weken.

(29)

3

Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe)

Drie onderwerpen hebben het werk van DTe in 2000 beheerst:

1. De inwerkingtreding van de Gaswet op 10 augustus 2000. Per die datum is de naam van de Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteit gewijzigd in Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe).

2. De eerste reguleringsperiode 2001 tot en met 2003 voor de elektriciteitsbedrijven is ingevuld. Voor zowel netbeheerders als vergunninghouders zijn efficiencykortingen vastgesteld.

3. Het ontwikkelen van een betere en meer marktconforme manier voor de allocatie van de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit.

3.1

De positie van DTe ten opzichte van de andere onderdelen van de NMa en ten

opzichte van EZ

Bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de beide energiewetten is voor DTe zijn positie als ‘kamer’ van NMa van belang, maar ook zijn positie ten opzichte van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Los van de beheersmatige aspecten van het kamermodel (DTe is in organisatorisch opzicht volledig een onderdeel van NMa) zijn ook de inhoudelijke aspecten van belang. Het kamermodel brengt immers synergie met zich mee doordat er niet alleen sprake is van een eenduidige interpretatie van mededingingsbegrippen bij de uitvoering van de wetten waarvoor NMa/ DTe taken heeft, maar ook doordat optimaal gebruik gemaakt kan worden van kennis en informatie die met name op energie- en reguleringsgebied binnen NMa/ DTe aanwezig is. Uiteraard geschiedt dat met inachtneming van de grootst mogelijke zorgvuldigheid en de wettelijke kaders om die informatie toe te passen. DTe en de betreffende onderdelen van de NMa hebben daarover afspraken gemaakt. In relatie tot de te verwachten zbo-status voor NMa/ DTe zal ook de synergie van dit kamermodel verder worden ontwikkeld en zullen de bedoelde afspraken in de loop van 2001 verder worden verfijnd. Het gaat dan vooral om afspraken van procedurele of praktische aard.

Omdat ook EZ uitvoeringstaken heeft bij de energiewetten dient er sprake te zijn van een goede relatie tussen EZ en DTe. Dat die relatie ook aan ontwikkeling onderhevig is blijkt uit het gegeven dat de Minister van Economische Zaken eind 2000 vrijwel al haar uitvoerende taken uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet heeft gemandateerd aan NMa/ DTe. Zowel voor de betrokkenen als voor de bedrijven zal deze ‘één-loket gedachte’ de duidelijkheid qua besluitvorming en procedures ten goede komen. De relatie van DTe met EZ verandert uiteraard ook wanneer NMa/ DTe de status van zelfstandig bestuursorgaan krijgt.

3.2

Ontwikkelingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens deze beoordeling is reeds rekening gehouden met de voorgestelde tarieven voor de periodieke vergoeding voor de aansluiting voor het jaar 2000, die eind 1999 door

Bij besluit van 17 december 1999 heeft de directeur DTe de maximum transporttarieven en de periodieke vergoedingen voor de aansluiting voor Transportnet Zuid-Holland voor het jaar

In overeenstemming met het bepaalde in artikel 8.25e, eerste lid, van de Wet luchtvaart heeft Schiphol op 14 september 2017 aan gebruikers van de luchthaven een voorstel gedaan voor

h E j Beroep gericht tegen de kennelijk niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaarschriften tegen afwijzing van een klacht tegen KLM en SLM op de grond dat de samenwerkings-

Het Kontakt Alblasserwaard Het Kontakt Klaroen Het Kontakt Vijfheerenlanden Het Kontakt West Betuwe Het Kontakt Tiel. Het Kontakt Culemborgse Courant Het Kontakt IJssel

De tarieven in deze brochure maken deel uit van de Tarieven- en vergoedingsregeling als bedoeld in artikel 15 van de Algemene Voorwaarden, Aansluiting en Transport Stedin Gas

Voor aanbieders die hier gebruik van blijven maken vergoeden we 80% van het NZa tarief 2015.. D3 Behandeling van JGGZ

De tarieven in deze brochure maken onderdeel uit van de Tarieven- en vergoedingsregeling als bedoeld in artikel 15 van de Algemene Voorwaarden Aansluiting en Transport