• No results found

Aanvrager advies: College van burgemeester en schepenen van Antwerpen, dd. 17 februari 2022 ref

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Aanvrager advies: College van burgemeester en schepenen van Antwerpen, dd. 17 februari 2022 ref"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid

Wateradvies

Gemeente(n): Antwerpen Waterloop nr. A.3.13, Koude Beek (2de categorie) Aanvrager advies: College van burgemeester en schepenen van Antwerpen, dd. 17 februari 2022 ref. 2021128469

Districtverantwoordelijke: Jules Geens

(03 240 65 36, Jules.Geens@provincieantwerpen.be)

Dossiernr.: WAAD-2022-0355

Districtcontroleur: Simon De Preter Datum: 21 februari 2022

Betreffende: ANTWERPEN/Deurne. Bouwen 31 woningen, 21 appartementen en 1 commerciële ruimte met ondergrondse parking in de Jef Huyghstraat en Renaat Braemstraat door Matexi Projects

1. WETTELIJKE BASIS VOOR DE WATERTOETS

Onder verwijzing naar artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid gecoördineerd op 15 juni 2018 werd onderzocht of er een schadelijk effect op de waterhuishouding uitgaat van de geplande ingreep. Dit advies wordt verleend in uitvoering van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen.

In uitwerking van artikel 7 van het watertoetsbesluit werd specifiek voor de provincie Antwerpen een eigen provinciaal beleidskader rond wateradviezen uitgewerkt. Dit beleidskader verduidelijkt wat de gehanteerde krijtlijnen zijn voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de vergunningsaanvraag met het watersysteem, en met welke zaken een aanvrager rekening moet houden voor het verkrijgen van een gunstig wateradvies. Het provinciale beleidskader voor wateradviezen werd door de deputatie goedgekeurd in zitting van 12 december 2019 en is

te vinden op de website van de provincie Antwerpen:

https://www.provincieantwerpen.be/aanbod/dlm/dienst-integraal-waterbeleid/wonen-of- werken-langs-een-waterloop/watertoets.html.

2. KENMERKEN WATERSYSTEEM

2.1. Waterloop nr. A.3.13, Koude Beek van 2de categorie

Het project paalt niet rechtstreeks aan de waterloop, het project watert er (deels) naar af.

2.2. Kaartgegevens

Het project is gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

Volgens het gewestplan zijn de percelen gelegen in .

Het gebied is volgens de BWK biologisch minder waardevol en een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen.

(2)

2.3. Voorschriften waterbeheerplan

Volgende voorschriften van een waterbeheerplan zijn van toepassing:

 Krachtlijn 1: terugdringen van risico’s die de veiligheid aantasten; het voorkomen, het herstellen en waar mogelijk het ongedaan maken van watertekort;

 Krachtlijn 2: water voor de mens: scheepvaart, watervoorziening, industrie en landbouw, onroerend erfgoed, recreatie;

 Krachtlijn 3: de kwaliteit van water verder verbeteren;

 Krachtlijn 4: duurzaam omgaan met water;

 Krachtlijn 5: voeren van een meer geïntegreerd waterbeleid.

3. VERENIGBAARHEID MET HET WATERSYSTEEM

Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:

- wijziging van infiltratie naar het grondwater aangezien bijkomende verhardingen en bebouwing een versnelde afvoer van hemelwater en een verminderde infiltratie in de bodem tot gevolg hebben;

- wijziging van grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon aangezien het onttrekken van grondwater een negatieve invloed op het grondwaterpeil kan hebben;

- wijziging van het overstromingsregime, aangezien bijkomende verhardingen en bebouwing een versnelde afvoer van hemelwater en bijkomende wateroverlast tot gevolg kunnen hebben;

De aanvraag is verenigbaar met de doelstellingen van het Decreet Integraal Waterbeleid (art.

1.2.2.) indien men zich houdt aan de algemene wettelijke voorwaarden en de aandachtspunten en voorwaarden uit onderhavig advies.

4. VOORWAARDEN EN MAATREGELEN

4.1. Algemene wettelijke voorwaarden

4.1.1. Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren

Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, … ). Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat - gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.

4.1.2. Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren

Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).

Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding en regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een DroogWeerAfvoerleiding.

De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II.

(3)

4.2. Specifieke voorwaarden (art. 1.3.1.1 §1 DIW dd.18/07/03 en art. 7 §1 4° UB dd. 20/07/06) Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:

4.2.1. Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater

Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept 'vasthouden- bergen-afvoeren' dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen.

Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.

Vermijden afstroom van hemelwater

Ondoorlatende verhardingen wateren af naar naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben.

Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaarbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze verharde oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.

Hemelwaterput en hergebruik

De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte van de eengezinswoningen aan te sluiten op hemelwaterputten van 5000 liter, die zou overlopen naar het openbare rioleringsstelsel. Het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt voor toiletspoeling en buitenkranen. Voor de meergezinswoningen worden geen hemelwaterputten voorzien aangezien de volledige dakoppervlakte wordt uitgevoerd als groendak.

Het verplichte hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingcircuit moet opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente.

Infiltratievoorziening

Om het infiltratiesysteem te dimensioneren, werd de oppervlakte van de groendaken gehalveerd. Dit kan enkel in mindering worden gebracht indien de groendaken een waterbergend vermogen hebben van minimum 35L/m². Wanneer deze waarde niet behaald wordt, dient de grootte van het infiltratievolume en -oppervlakte te worden herberekend voor de totale dakoppervlakte.

Voorwaarde:

De groendaken moeten over een waterbergend vermogen van minimaal 35 l/m² beschikken.

(4)

Om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden, dienen de infiltratievoorzieningen zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. Enkel het volume en de oppervlakte van de infiltratievoorziening boven dit peil kunnen in rekening genomen worden. Bij voorkeur wordt een open infiltratiesysteem, type wadi of infiltratiekom, aangelegd. Open voorzieningen zijn efficiënter, onderhoudsvriendelijker en goedkoper in aanleg.

Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodemverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven.

Op basis van de aangeleverde peilmetingen en de bodemkaart kan akkoord gegaan worden met de voorgestelde infiltratiekratten. Deze dienen te worden voorzien met een minimale dekking.

Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en –oppervlakte onder de noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering. Er mag onder geen voorwaarde een overloop/doorvoer worden voorzien dieper dan 0.6 m-mv.

Voor ondergrondse voorzieningen mag enkel de (vrij liggende) wandoppervlakte in rekening worden gebracht. Dit is zijn de wanden die minimaal 2x hun hoogte van andere infiltratievoorzieningen of minimaal 1x hun hoogte van andere ondergrondse constructies (zoals putten of funderingen) afliggen.

Voorwaarden:

De infiltratievoorzieningen moeten met een minimale dekking worden aangelegd.

Er mag onder geen voorwaarde een overloop/doorvoer worden voorzien dieper dan 0.6 m-mv.

De infiltratievoorziening dient correct gedimensioneerd te worden (rekening houdend met inplanting overloop, tussenafstanden, voorjaarsgrondwaterstand, verstrengde buffernorm,…).

4.2.2. Voor de wijziging van grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon

Voor de aspecten grondwatervoorraden en grondwaterstromingspatroon voorziet het project in de aanleg van een ondergrondse constructie. Hiervoor zal wellicht een bemaling noodzakelijk zijn. Bij bemaling moet minstens een melding volgens Vlarem (klasse 3) van de activiteit gebeuren. Ze kan evenwel vergunningsplichtig zijn en zelfs MER-plichtig naargelang de ligging en het debiet per dag. Voor bronbemalingen moet voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van Vlarem I (art. 5.53.6.1.1 van Vlarem II). Met betrekking tot de lozing van het bemalingwater wordt eveneens verwezen naar Vlarem II art. 6.2.2.1.2 § 5 namelijk dat niet-verontreinigd bemalingswater bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht wordt. Wanneer het in de bodem brengen redelijkerwijze niet mogelijk is, moet dit niet-verontreinigd bemalingswater geloosd worden in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Het lozen in de openbare riolering is slechts toegestaan wanneer het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is zich op een andere manier van dit water te ontdoen.

De aanleg van de ondergrondse parkeergarage mag er geenszins voor zorgen dat er een permanente drainage optreedt met lagere grondwaterstanden tot gevolg. Een dergelijke permanente drainage is immers in strijd met de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid waarin is opgenomen dat verdroging moet voorkomen worden, beperkt of ongedaan gemaakt. De kelder dient dan ook uitgevoerd te worden als volledig waterdichte kuip en zonder kunstmatig drainagesysteem.

(5)

Aandachtspunten:

Voor bronbemalingen moet voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van Vlarem I (art. 5.53.6.1.1 van Vlarem II); met betrekking tot de lozing van het bemalingwater wordt verwezen naar Vlarem II art.

6.2.2.1.2 § 5.

De lozing van het bemalingswater dient te gebeuren overeenkomstig art. 6.2.2.1.2 § 5 van Vlarem II.

De ondergrondse parkeergarage dient te worden uitgevoerd als volledig waterdichte kuip en zonder permanent, kunstmatig drainagesysteem.

4.2.3. Voor de wijziging van overstromingsregime

Het betrokken gebied is gelegen langs de Koude Beek, een onbevaarbare waterloop van tweede categorie die door de provincie wordt beheerd. Volgens de watertoetskaart zijn de percelen (stroomafwaarts) deels/volledig effectief overstromingsgevoelig. Om wateroverlast daar te verminderen/voorkomen is het nodig het water op te houden aan de bron. Daarom moet er een infiltratievoorziening- en/of buffervoorziening worden aangelegd. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 330 m³/ha verharde oppervlakte groot te zijn. Het ledigingsdebiet hiervan bedraagt maximaal 20 l/(s.ha). Dit wordt bij voorkeur bereikt door gebruik van een afvoerbegrenzer met constant debiet. Het is toegestaan, en zelfs aan te raden, dit bekken uit te rusten met een veiligheidsoverloop.

Indien het hemelwater niet voldoende geïnfiltreerd kan worden omwille van hoge grondwaterstanden, een te klein doorlatendheidsfactor van de bodem of omwille van geldende regelgeving, mag het vertraagd worden afgevoerd via eenzelfde buffervolume, veiligheidsoverloop en een afvoerbegrenzer met het zelfde maximale debiet als hierboven vermeld.

Voorwaarden:

Het afstromend hemel- en effluentwater moet geïnfiltreerd of indien infiltratie onmogelijk is, gebufferd worden met een buffervolume van minstens 330 m³/ha. Dit volume moet geledigd worden met een maximaal debiet van 20 l/(s.ha).

Er mag geen ruimte voor water verloren gaan of het ingenomen overstromingsvolume dient gecompenseerd te worden. Door het oprichten van constructies en door ophogingen wordt immers overstroombare ruimte ingenomen, waardoor op die plaats geen overstromingswater geborgen kan worden. Dit kan er toe leiden dat het gevaar voor wateroverlast in de omgeving toeneemt. Om de overstromingsproblemen in de omgeving niet te verergeren, moet het verlies van waterbergingsruimte dan ook vermeden worden of effectief gecompenseerd worden. Dit moet in de onmiddellijke omgeving gebeuren en minimum hetzelfde overstromingsvolume compenseren. Het verlies in waterbergingsruimte kan gecompenseerd worden door een oppervlakkige afgraving op het terrein (afgravingen onder het grondwaterniveau zijn echter niet effectief) en/of met een overstroombare kruipkelder onder de gebouwen. Een eventuele ophoging is enkel toegelaten ter hoogte van de gebouwen zelf; het omliggende terrein mag in geen geval opgehoogd worden. De grondbalans van het perceel moet neutraal zijn: iedere ophoging moet gecompenseerd worden door een afgraving.

Een andere mogelijkheid is om het project/plan te realiseren zonder inname van ruimte voor water. Dit impliceert het optrekken van het gebouw boven op palen waarbij de onderkant van het gebouw boven het overstromingspeil wordt voorzien zodat eventueel overstromingswater de ruimte onder het gebouw kan benutten.

Indien men het compenseren van ruimte voor water niet haalbaar acht moet gestreefd worden naar een bestemmingswijziging via ruil van het perceel met een overstromingsvrije locatie.

(6)

Voorwaarde:

Er mag geen ruimte voor water verloren gaan. Alle ophogingen en constructies binnen de overstromingsvlek en onder het peil van 8.25 m-TAW dienen te worden gecompenseerd (afgravingen op eigen terrein, overstroombare kruipkelder, constructies op palen,…).

Uit de pluviale modellen blijkt dat voor een bui met een terugkeerperiode van 100 jaar ter hoogte van het perceel in kwestie een waterpeil van 8.25 m TAW optreedt. De meeste percelen liggen hoger en zouden niet overstromen. Desondanks zijn ergere overstromingen dan in het verleden niet uit te sluiten en kan geen sluitende garantie worden gegeven dat er zich op het perceel in de toekomst geen wateroverlast meer zal voordoen. Door het overstromingsrisico moet het vloerpeil van het toekomstig aan te leggen gebouw voldoende hoog gekozen worden, zodat deze overstromingsvrij gebouwd wordt (advieshoogte 8.55 m-TAW). Verder moeten benutte ondergrondse verdiepingen zoveel mogelijk geweerd worden (een niet waterdichte overstroombare kruipkelder kan echter wel ter compensatie van de verloren gegane waterbergingsruimte), alsook ondergrondse mazouttanks. Bij de plaatsing van een hemelwaterput, ondergrondse brandstoftank, verwarmingsketel, moet er op gelet worden dat er geen verontreinigd overstromingswater de put kan binnendringen.

Voorwaarden:

Er moet overstromingsvrij gebouwd worden, vloerpeilen op minstens 8.55 m-TAW.

De eigenaar dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om op zijn eigen goed waterschade te voorkomen.

We willen wijzen op het risico door schade als gevolg van wateroverlast in de ondergrondse verdieping, die bij toekomstige overstromingen mogelijk kan onderlopen via inritten, doorgangen van leidingen, toegangen e.d. De aanleg van de ondergrondse garage moet dan ook vermeden worden. Indien de initiatiefnemer toch het risico wil nemen, wordt dan ook geadviseerd de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om de mogelijke gevolgen van wateroverlast te beperken, zoals het beveiligen van de afwatering tegen terugslag vanuit het rioolstelsel, het voorzien van een drempel aan de ingang en eventueel het voorzien van pompen op de riolering.

Aandachtspunten:

De eigenaar dient alle maatregelen te treffen om in geval van overstroming schade in de kelder te voorkomen.

(7)

5. TOETSING EN CONCLUSIE

Gunstig, mits rekening gehouden wordt met de voorwaarden en maatregelen opgelegd in punt 4, in het bijzonder met de daar vermelde aandachtspunten, aanbevelingen en voorwaarden:

De groendaken moeten over een waterbergend vermogen van minimaal 35 l/m² beschikken.

 De infiltratievoorzieningen moeten met een minimale dekking worden aangelegd.

 Er mag onder geen voorwaarde een overloop/doorvoer worden voorzien dieper dan 0.6 m-mv.

De infiltratievoorziening dient correct gedimensioneerd te worden (rekening houdend met inplanting overloop, tussenafstanden, voorjaarsgrondwaterstand, verstrengde buffernorm,…).

Voor bronbemalingen moet voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van Vlarem I (art. 5.53.6.1.1 van Vlarem II); met betrekking tot de lozing van het bemalingwater wordt verwezen naar Vlarem II art.

6.2.2.1.2 § 5.

De lozing van het bemalingswater dient te gebeuren overeenkomstig art. 6.2.2.1.2 § 5 van Vlarem II.

De ondergrondse parkeergarage dient te worden uitgevoerd als volledig waterdichte kuip en zonder permanent, kunstmatig drainagesysteem.

Het afstromend hemel- en effluentwater moet geïnfiltreerd of indien infiltratie onmogelijk is, gebufferd worden met een buffervolume van minstens 330 m³/ha. Dit volume moet geledigd worden met een maximaal debiet van 20 l/(s.ha).

Er mag geen ruimte voor water verloren gaan. Alle ophogingen en constructies binnen de overstromingsvlek en onder het peil van 8.25 m-TAW dienen te worden gecompenseerd (afgravingen op eigen terrein, overstroombare kruipkelder, constructies op palen,…).

Er moet overstromingsvrij gebouwd worden, vloerpeilen op minstens 8.55 m-TAW.

De eigenaar dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om op zijn eigen goed waterschade te voorkomen.

De eigenaar dient alle maatregelen te treffen om in geval van overstroming schade in de kelder te voorkomen.

Namens de directeur

De districtverantwoordelijke

21/02/2022

X

Jules Geens

Districtverantwoordelijke

Ondertekend door: Jules Geens (Authentication)

Jules Geens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De politiezone Voer en Dijle geeft een gunstig advies voor de snelheidsbeperking van 50 km/uur naar 30 km/uur door middel van verkeersborden C43 ( 30 km/uur) + de afdekking van

De commissie is van oordeel dat te weinig andere inkomsten gezocht worden en op deze manier het project volledig gefinancierd wordt door de stad Antwerpen..  Het is voor

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een

De uitvoerder vangt katten op ten gevolge van politieafstand Maandelijkse rapportagelijst Aantal opgevangen katten t.g.v. De uitvoerder chipt en registreert opgevangen katten en

De aangevraagde handelingen komen niet voor op de Vlaamse lijst, noch de provinciale lijst, noch zijn ze gemeentegrensoverschrijdend, waardoor de gemeente Wommelgem de

Gelet op de hierboven aangetoonde specificiteit van de ruimtelijke doelstellingen en de ontwikkelingsvisie van de stad Antwerpen en gelet op het feit dat de gemeenteraad van de

Daarnaast dient ook de ruimte voor water die verloren gaat door de kelder gecompenseerd te worden. In de bodem kan immers ook water gestockeerd

2020 wordt een onvergetelijk sportjaar voor Antwerpen waarin de oude vergeten olympische sporten alsook de nieuwste olympische disciplines fel in de kijker