• No results found

AFSTUDEERSCRIPTIE. Naam: Daniëlle Leendertse Studentnummer:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFSTUDEERSCRIPTIE. Naam: Daniëlle Leendertse Studentnummer:"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A FS T U D E E R S C R IP T IE

(2)

Wat doe ik hier toch…

Leerlingen en acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs

Opdrachtgever:

Praktijkschool de Wissel Iris Borst & Coby Koole-Barentsen

Opdrachtnemer:

D. Leendertse 00038680

Onderwijsinstelling:

Hogeschool Zeeland Social Work

Begeleider: H. Reijnierse

Periode:

Oktober 2008 t/m juni 2009

Goes, mei ’09

(3)

Samenvatting

Praktijkschool de Wissel is een andere vorm van voorgezet onderwijs, werkend met certificaten, opleidend tot de arbeidsmarkt. De school is bestemd voor leerlingen van 12 tot 18 jaar met een IQ tussen de 55 en de 80. De leerlingen hebben op een aangepaste manier onderwijs nodig, omdat zij een andere vorm van voortgezet onderwijs, voornamelijk op theoretisch gebied onvoldoende kunnen volgen. Tevens hebben zij ook op sociaal- emotioneel gebied extra ondersteuning nodig. Bij de medewerkers van praktijkschool de Wissel bestaan vermoedens dat er leerlingen zijn die problemen hebben betreffende acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs.

Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is dat er kan worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van acceptatieproblematiek bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel en of er een advies kan worden geven om dit te reduceren.

Voor dit onderzoek is een literatuurstudie gedaan waarin de Psychosociale theorie, de Humanistische theorie en Competentie Belevingschaal staan beschreven. Daarbij zijn specifiek de stukken behandeld die met zelfacceptatie, identiteit versus identiteitsverwarring, referentiekaders en zelfwaardering te maken hebben. De theorieën bieden vervolgens ondersteuning bij het analyseren van het onderzoek. Later in het onderzoek is er namelijk een koppeling gemaakt tussen het praktijkonderzoek en de verschillende theorieën uit de literatuurstudie. Het praktijkonderzoek heeft plaatsgevonden middels interviews met de mentoren en de leerlingen van praktijkschool de Wissel. Uit deze interviews zijn resultaten naar voren gekomen die zijn opgesplitst in een gedeelte inventarisatie acceptatieproblematiek, verklaringen voor acceptatieproblematiek en middelen om acceptatieproblematiek te reduceren. Vervolgens zijn met deze resultaten conclusies getrokken, waarna aanbevelingen zijn gedaan voor praktijkschool de Wissel. Een aantal aanbevelingen om acceptatieproblematiek bij de leerlingen te reduceren zijn:

• Ouders meer betrekken bij het praktijkonderwijs;

• Toekomstmogelijkheden aangeven;

• Bespreekbaar maken van de acceptatieproblematiek.

De resultaten, conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek kunnen door praktijkschool de Wissel worden gebruikt om de problematiek rondom acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs verder te reduceren.

(4)

Summary

Compared to secondary education, “de Wissel” is a different type of education. “De Wissel”

works with all sorts of certificates, instead of a graduation diploma, that educates the students to a specific labor market. The school is meant for students from 12 till 18 years old and with an IQ between 55 and 80. These students need to be educated in a different way, because regular secondary education is, mostly on the theoretical part, to difficult for them.

On the other hand they also need extra support on the socio-emotional part. The mentors and teachers of “de Wissel” assume that there are students with problems regarding the acceptance of this special type of education.

This document describes a project with the purpose to determine whether or not there are problems regarding the acceptance of “practical” education with the students of “de Wissel”, and if an advice can be given to reduce these problems.

For this project a literature study has been done, where the Psychosocial theory, the Humanistic theory and the Perceived Competence Scale are described. Especially the parts are described that explain self-acceptance, identity vs. identity confusion, frames of reference and self-appreciation. These theories offer support while analyzing, because they are used to explain the results of the practical part of the project. The practical part has been executed by doing interviews with both the mentors and the students. The results of these interviews have been split into three topics. The mapping of problems regarding the acceptance, the explanations of problems regarding the acceptance and the tools to reduce these problems. Finally these results were used to draw conclusions and present the recommendations to the “de Wissel”. A couple of recommendations to reduce the problems regarding the acceptance are:

• Involve parents more often to “practical” education;

• Indicate the possibilities for the future;

• Make the problems regarding the acceptance of “practical” education negotiable.

The results, conclusions and recommendations of this project can be used by “de Wissel” to further reduce the problems regarding the acceptance of “practical” education.

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... ii

Summary ...iii

Inhoudsopgave ... 1

1 Inleiding ... 3

2 Literatuurverkenning ... 4

2.1 Inleiding ... 4

2.2 De psychosociale theorie ... 4

2.2.1 Identiteit versus identiteitsverwarring ... 5

2.2.2 Verantwoording ... 5

2.3 De humanistische theorie ... 6

2.3.1 De theorie van Rogers ... 6

2.3.2 De cliëntgerichte therapie ... 7

2.3.3 Verantwoording ... 8

2.4 Zelfbeeld en zelfwaardering ... 8

2.4.1 Competentie Belevingsschaal van Susan Harter ... 8

2.5 Attenderende begrippen ... 9

2.6 Topiclijst ...10

2.6.1 Topiclijst interview leerlingen van praktijkschool de Wissel ...10

2.6.2 Topiclijst interview mentoren van praktijkschool de Wissel ...11

3 Onderzoeksvragen ...12

3.1 Onderzoeksvraag ...12

3.2 Deelvragen ...12

3.3 Definities ...12

4 Onderzoeksopzet ...13

4.1 Inleiding ...13

4.2 Onderzoeksoort ...13

4.2.1 Onderzoekstype ...13

4.2.2 Onderzoeksontwerp ...13

4.2.3 Verantwoording ...14

4.3 Onderzoekseenheden ...14

4.3.1 Type steekproef ...14

4.3.2 Verantwoording ...14

4.4 Methode van dataverzameling ...15

4.4.1 Dataverzameling ...15

4.4.2 Dataregistratie ...15

4.4.3 Dataverwerking ...15

4.4.4 Data-analyse ...15

4.5 Validiteit en betrouwbaarheid ...16

5 Resultaten en analyses van het onderzoek ...17

5.1 Inleiding ...17

5.2 Verloop van het veldwerk ...17

5.3 Resultaten en analyses leerlingen ...18

5.3.1 Resultaten per topic ...18

5.3.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek leerlingen ...23

(6)

6 Conclusies en aanbevelingen ...28

6.1 Inleiding ...28

6.2 Conclusies ...29

6.3 Aanbevelingen ...31

6.4 Feedback opdrachtgever ...33

7 Literatuurlijst ...34

Bijlage 1: Interview leerling ...35

Bijlage 2: Interview mentor ...41

Bijlage 3: Labellijst leerlingen ...46

Bijlage 4: Labellijst mentoren ...48

Bijlage 5: Overzicht resultaten topiclijst leerlingen ...49

Bijlage 6: Overzicht resultaten topiclijst mentoren ...51

Bijlage 7: Competentie Belevingschaal voor Adolescenten (CBSA) ...52

(7)

1 Inleiding

Voor het afstuderen van de opleiding Social Work voor de richting Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) aan de Hogeschool Zeeland te Vlissingen is de opdracht gegeven een kwalitatief onderzoek uit te voeren wat in overleg met de praktijk wordt gesignaleerd en geformuleerd. Deze opdracht is verkregen door mevrouw I. Borst en mevrouw C. Koole- Barentsen die werkzaam zijn als schoolmaatschappelijk werkster en orthopedagoge bij de Praktijkschool de Wissel te Goes.

Praktijkschool de Wissel is bestemd voor leerlingen van 12 tot 18 jaar, die op een aangepaste manier onderwijs nodig hebben. Deze leerlingen kunnen een andere vorm van voortgezet onderwijs, met name op theoretisch gebied onvoldoende volgen. Tevens hebben zij ook op sociaal-emotioneel gebied extra ondersteuning nodig.

Bij de medewerkers van praktijkschool de Wissel zijn er vermoedens dat er leerlingen zijn die problemen hebben betreffende acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. Zij willen in kaart hebben gebracht of er al dan niet sprake is van acceptatieproblematiek bij de leerlingen wat betreft praktijkonderwijs. Mocht hier sprake van zijn dan willen zij graag weten of er een mogelijkheid is om dit te verminderen en op welke wijze dit gerealiseerd kan worden.

Aan de hand van deze vragen vanuit de praktijk is dit onderzoek opgesteld. Hierin is de een hoofdvraag naar voren gekomen die met dit onderzoek beantwoord wordt. De hoofdvraag luid als volgt:

“In hoeverre is er sprake van acceptatieproblematiek betreffende praktijkonderwijs bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel en hoe kan deze problematiek worden gereduceerd?”.

Het uiteindelijke doel is dat er kan worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van acceptatieproblematiek bij de praktijkschool de Wissel. Vervolgens is het doel dat er een bruikbaar advies gegeven wordt aan de Praktijkschool de Wissel wat zij als school kunnen betekenen voor de leerlingen met een acceptatieprobleem ten aanzien van praktijkonderwijs, zodat deze problematiek kan worden gereduceerd.

In het tweede hoofdstuk staat de literatuurverkenning beschreven. Hierin worden twee theorieën beschreven. Deze theorieën zullen ondersteuning bieden bij het analyseren van het onderzoek. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 beschreven wat de hoofdvraag en de deelvragen zijn van dit onderzoek. In hoofdstuk 4 staat wat de opzet en de uitvoering is van het praktijkonderzoek. Daarna wordt in hoofdstuk 5 het verloop van het veldwerk beschreven en worden de resultaten van het praktijkonderzoek weergeven. Ook zal in dit hoofdstuk de koppeling worden gemaakt van het praktijkonderzoek met het literatuuronderzoek. Tot slot wordt er in hoofdstuk 6 beschreven wat de conclusies en aanbevelingen zijn van het onderzoek.

(8)

2 Literatuurverkenning

2.1 Inleiding

Dit onderzoek gaat over de acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs. Er is nog geen theorie ontwikkeld of literatuur beschikbaar dat specifiek over acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs gaat. Ook over acceptatieproblemen in het algemeen is nauwelijks literatuur te vinden.

De fase waar de leerlingen van de praktijkschool de Wissel in zitten noemt men ook wel de adolescentieperiode. Er zijn echter veel theorieën ontwikkeld die over deze periode gaan. In dit hoofdstuk worden daarvan twee theorieën beschreven. Aan de hand van deze twee theorieën wordt achterhaald welke invloed deze periode heeft op de acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. Deze theorieën zullen later ondersteuning bieden bij het analyseren van het onderzoek.

2.2 De psychosociale theorie

Erikson heeft een alternatieve visie ontwikkeld op de psychoanalyse van Freud. Deze visie wordt ook wel de psychosociale theorie genoemd. Volgens deze theorie ontwikkelt ieder mens zich tijdens zijn hele leven. De ontwikkeling gaat volgens acht verschillende fases.

Iedere fase wordt onderscheiden met een leeftijdsgrens en een bepaalde psychosociale ontwikkeling. (Feldman, 2005; Welchman, 2000)

“In elke fase staat een conflict centraal tussen eigen belangen en verwachtingen van anderen. De uitkomst van zo een conflict of crisis beïnvloedt de verdere ontwikkeling”. (De Bil & de Bil, 2007)

De acht verschillende fases zullen hieronder worden weergegeven (tabel 1).

Gemiddelde leeftijd Psychosociale ontwikkeling (conflict)

Geboorte tot 12 -18 maanden Vertrouwen versus wantrouwen 12 – 18 maanden tot 3 jaar Autonomie versus schaamte en twijfel 3 tot 5 - 6 jaar Initiatief versus schuld

5 – 6 jaar tot adolescentie Vlijt versus minderwaardigheid Adolescentie Identiteit versus identiteitsverwarring Eerste volwassenheid Intimiteit versus isolement

Volwassenheid Generaliteit versus stagnatie

Rijpheid Integriteit versus wanhoop

Tabel 1: Verschillende fases in psychosociale theorie (Feldman, 2005)

Zoals eerder is beschreven zitten de leerlingen van de praktijkschool de Wissel in de fase van de adolescentie. Om die reden zal alleen deze fase van de theorie van Erikson worden behandeld. Zoals je in het schema kunt zien gaat het bij de fase van de adolescentie om het conflict “identiteit versus identiteitsverwarring”.

(9)

2.2.1 Identiteit versus identiteitsverwarring

Identiteit versus identiteitsverwarring heeft te maken met veranderingen die de jongere ondervindt met het vormen van zijn eigen identiteit naar volwassene. Hierbij gaat het om veranderingen op fysiek, cognitief en sociaal vlak.

Bij fysieke ontwikkeling denkt men aan ontwikkelingen van het lichaam. Cognitieve ontwikkeling heeft te maken met de groei van het intellectuele vermogen, zoals leren en het geheugen. Sociale ontwikkeling is een ontwikkeling die te maken heeft met de sociale interactie met anderen.

Bij veranderingen van de adolescent op het gebied van fysieke ontwikkeling kan men denken aan seksuele rijpwording, waardoor de adolescent op lichamelijk gebied volwassen wordt. Bij cognitieve ontwikkeling verandert het denken naar een meer volwassen niveau. De adolescent kan dan in gedachten experimenteren met verschillende oplossingen voor de eisen, die aan de jongere worden gesteld om te kunnen functioneren als een volwassene in de samenleving. Voorbeelden van deze eisen kunnen o.a. zijn: het voltooien van een opleiding, een beroepskeuze maken en het los komen van het ouderlijk gezin. Al deze bovenstaande eisen hebben ook te maken met het ontwikkelen op sociaal vlak.

Daarbij kan men zich voorstellen dat het is een zware taak is voor de adolescent om al deze veranderingen te integreren in zijn eigen identiteit. Bovendien wordt er ook door de maatschappij verwacht dat zij een plaats kiezen in de samenleving, bijvoorbeeld wat zij in de toekomst willen gaan doen. Dit alles kan leiden tot identiteitsverwarring. (Feldman, 2005;

Welchman, 2000; De Wit e.a., 2007)

“Voor het eerst in het leven van de jongere zijn alle ingrediënten voorhanden voor de opbouw van een eigen identiteit”. (De Wit e.a., 2007)

2.2.2 Verantwoording

Volgens meerdere bronnen heeft de theorie van Erikson een grote invloed op de ontwikkelingspsychologie van de adolescentie. Daarom is er speciaal voor gekozen om deze theorie nader te bekijken. Wat heeft identiteit met het accepteren van praktijkonderwijs te maken. Acceptatie van praktijkonderwijs heeft vooral te maken met het vormen van een identiteit op het sociale gebied. De leerlingen ontwikkelen dit gebied door zichzelf te vergelijken met andere leeftijdsgenoten. Dit komt doordat in deze periode relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden. De leerling vergelijkt zich niet met iedere leeftijdsgenoot, ze kiezen een referentiegroep waarmee zij zich vergelijken. Ze hoeven niet tot dezelfde groep te behoren die ze als referentiegroep gebruiken.

“Impopulaire adolescenten worden soms gekleineerd en afgewezen door leden van een populaire groep, maar gebruiken die groep toch als referentiegroep”. (Feldman, 2005)

Populariteit heeft te maken met de status die je hebt. Hieronder zal een schema worden

(10)

Wordt meestal aardig gevonden populair Hoge status

Wordt door sommigen aardig gevonden, door anderen niet controversieel

Wordt niet aardig gevonden afgewezen

Lage status

Wordt niets van gevonden genegeerd

Figuur 1: Populariteit van de adolescent (Feldman, 2005)

Het kan zo zijn dat de leerlingen van de praktijkschool de Wissel het referentiekader van de groep heeft genomen die op het regulier voortgezet onderwijs zit. Dit kan teleurstellingen geven, omdat ze door hun capaciteiten niet altijd mee kunnen doen met deze referentiegroep. Ook kunnen de leerlingen van de praktijkschool de Wissel het gevoel hebben tot een lagere status te behoren, doordat ze op een praktijkschool zitten. Dit gevoel kan worden veroorzaakt door leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs of door zichzelf, omdat ze dan het regulier voortgezet onderwijs als een hogere status zien. Het kan zijn dat de leerlingen van de praktijkschool de Wissel graag tot die hogere status willen behoren. Hierdoor kunnen acceptatieproblemen ontstaan ten aanzien van praktijkonderwijs, omdat ze denken dat ze een hogere status krijgen als ze op een school voor regulier voortgezet onderwijs zouden zitten.

2.3 De humanistische theorie

“In de Humanistische benadering is zelfacceptatie een belangrijk begrip. Zelfacceptatie ontwikkelt zich in spiegels: door de onvoorwaardelijke acceptatie van anderen leren wij ons zelf accepteren”. (Glassman, 2002)

Een kenmerk van de humanistische theorieën is dat zij de mens als iemand zien die zich steeds verder ontwikkelt en kijkt naar wat een persoon uniek maakt. Verder verwacht men dat de mens voor een groot deel zelf een beslissing kan nemen. Tot slot wordt er gekeken naar bewuste beleving, dat wil zeggen dat een persoon bewust weet wat hij denkt en voelt.

Er wordt aangenomen dat de mens in staat is tot zelfreflectie.

Van de humanistische theorieën is die van Carl Rogers één van de meest bekende. Hij heeft niet alleen een theorie bedacht, maar ook een therapeutische methode. Deze methode wordt de cliëntgerichte therapie genoemd.

2.3.1 De theorie van Rogers

Volgens de theorie van Rogers zijn er vier aspecten die van belang zijn bij de ontwikkeling van het individu. Deze vier aspecten zijn:

• Zelfverwezenlijking;

• Subjectieve waarneming;

(11)

Het eerste aspect is de neiging tot zelfverwezenlijking (self-actualizing tendency). De neiging tot zelfverwezenlijking ligt in de natuur van de mens en geeft de mens de drang om zichzelf te ontwikkelen en te ontplooien. Bij dit proces hebben het individu en de omgeving een grote invloed. Het gaat hierbij om gedachten en gevoelens die het individu over zichzelf heeft en over de omgeving.

Ten tweede bij de subjectieve waarneming gaat het er om hoe de persoon de werkelijkheid van zichzelf en zijn omgeving ervaart. Dit wordt ook wel percipiëren genoemd.

Ten derde wordt er bij het persoonlijk waarderingsproces een combinatie gemaakt tussen zelfverwezenlijking en subjectieve waarneming. Het gaat hierbij om een ontwikkeling waarbij ervaringen worden getoetst die bijdragen aan de zelfverwezenlijking. Die zowel positief als negatief kunnen worden beschouwd. Het individu zal positieve ervaringen opzoeken en de negatieve proberen te vermijden. Tot slot zal de zelfverwezenlijking leiden tot een samenhangend zelfbeeld. Hiermee wordt bedoeld dat het individu zich onafhankelijk en los ziet van andere mensen. (Van der Molen e.a., 1997)

Rogers richtte zich ook op het zelfbeeld en het ideaalbeeld. Het zelfbeeld is hoe men zichzelf ziet en het ideaalbeeld is hoe men zou willen zijn. Wanneer er een kloof ontstaat tussen het zelfbeeld en het ideaalbeeld, dan ervaren we dit als incongruentie.

“Veel mensen hebben een zelfbeeld dat niet overeen komt met hun ideaalbeeld, maar het verschil is groter naar mate men zichzelf minder accepteert”. (Glassman, 2002)

De omgeving heeft een grote invloed op het vormen van dit ideaalbeeld. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving. Als er niet voldoende positieve waardering vanuit de omgeving komt, dan kunnen er bij het individu dilemma´s ontstaan. “Hij kan kiezen voor gedrag dat hoort bij de eigen, authentieke zelfverwezenlijking, maar verliest dan de liefde en waardering van anderen. Een andere mogelijkheid is dat hij ervoor kiest zich aan te passen aan de voorwaarden die anderen stellen. Hij wint dan de daarmee verbonden liefde en waardering, maar dit gaat ten koste van de authentieke zelfverwezenlijking”. Dit kan tot gevolg hebben dat het individu spanning heeft en zich onzeker voelt. (Van der Molen e.a., 1997)

2.3.2 De cliëntgerichte therapie

Zoals hierboven reeds is aangeven heeft Rogers ook een cliëntgerichte therapie ontwikkeld.

Voor deze therapie moet wel aan drie eisen worden voldaan, namelijk:

1. De therapeut mag niet te veel last hebben van incongruenties, anders kan er geen sprake zijn van ‘echtheid’ in de relatie met de cliënt. Hiermee wordt bedoeld dat als de therapeut hier last van heeft, dat hij dan minder vrij en open overkomt en dit de relatie tussen de cliënt en de therapeut kan bemoeilijken.

2. Het tweede punt is dat de therapeut zo veel mogelijk onvoorwaardelijke positieve waardering geeft aan de cliënt. Dit betekent niet dat de therapeut alles goed moet vinden van de cliënt. Het doel van dit punt is dat de cliënt zich geaccepteerd en gerespecteerd voelt.

(12)

en minpunten.

Als aan de drie punten wordt voldaan dan gaat de cliënt zich veilig voelen en gaat de cliënt ervaringen tot zijn bewustzijn toelaten wat eerder niet mocht. “Ik mag wel jaloers zijn. Ik ben niet slecht als ik gevoelens van jaloezie heb”. Hierdoor zal er meer acceptatie komen dat men zowel goede als slechte kanten kan hebben. Daardoor zal er een gevoel van positieve waardering voor zichzelf ontstaan. De therapie kan worden afgerond als de zelfacceptatie van de cliënt is vergroot, zodat het proces van zelfverwezenlijking verder kan ontwikkelen.

Hierdoor zal de omgang met anderen vrijer verlopen. (Van der Molen e.a., 1997)

2.3.3 Verantwoording

Deze theorie is gekozen, omdat er een vermoeden is dat de zelfacceptatie te maken kan hebben met de acceptatie van leerlingen ten aanzien van praktijkonderwijs. De zelfacceptatie zou dan betrekking kunnen hebben op het moeilijk kunnen accepteren van een leerbeperking. Aangezien zelfacceptatie in de humanistische theorie een belangrijk begrip is, past deze theorie uitstekend bij dit onderzoek.

Ook speelt er de gedachte dat de omgeving hierin een grote rol heeft. Zoals in de theorie staat beschreven heeft de omgeving een grote invloed op het vormen van het ideaalbeeld van het individu. Als er een grote kloof ontstaat tussen dit zelfbeeld en het ideaalbeeld, dan is het gevolg dat negatieve zelfacceptatie ontstaat. In het onderzoek wordt er ook onderzocht hoe de omgeving volgens de leerling tegen praktijkonderwijs aankijkt en of ze dit belangrijk vinden. Zoals in de theorie is aangegeven hebben mensen positieve waardering nodig van andere mensen. Daarom is het van belang om deze omgeving van de leerling in het onderzoek te betrekken.

2.4 Zelfbeeld en zelfwaardering

“In de afstand tussen zelfbeeld en ideaalbeeld komt zelfwaardering, het gevoel van eigenwaarde, tot stand. Bij een positief zelfbeeld is die afstand klein en de zelfwaardering gunstig”. (Kohnstamm, 2002)

Een positieve zelfwaardering is belangrijk, het kan namelijk voldoening en een trots gevoel geven. Hierdoor zal het zelfbeeld intact blijven. De consequentie van een lage zelfwaardering is dat het zelfbeeld zakt. Dit kan zich uiten door schaamte en kwaadheid.

(Kohnstamm, 2002).

2.4.1 Competentie Belevingsschaal van Susan Harter

“Om het gedrag van een individuele jongere te begrijpen is het echter wel nodig te weten met welk ideaal hij of zij zich vergelijkt, wat het criterium is waartegen de eigen kenmerken worden afgezet”. (Kohnstamm, 2002)

Susan Harter heeft een Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA) ontwikkeld. Het doel hiervan is om het zelfbeeld en de zelfwaardering van de adolescent te kunnen meten. Dit wordt gedaan door middel van een vragenlijst die door de adolescent zelf ingevuld moet worden. Deze vragenlijst gaat over competenties op zes specifieke gebieden.

Deze gebieden zijn: schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding en hechte vriendschap. (Kohnstamm, 2002; tijdschrift voor

(13)

2.5 Attenderende begrippen

Begrip Omschrijving

Adolescentieperiode Het ontwikkelingsstadium tussen kindertijd en de volwassenheid. De leeftijden die bij de adolescentieperiode horen verschillen per cultuur of theorie. Volgens Feldman is de leeftijd van de adolescentieperiode van 12 tot twintig jaar. (Feldman,2005).

Acceptatie Aanneming, erkenning, goedkeuring (synoniemen.net, 2009).

Het kunnen en mogen zijn wie je bent (zelfacceptatie).

Zelfacceptatie Zelfvertrouwen, zelfbeeld, zelfontplooiing,

“Volledige zelfacceptatie laat het zelfvertrouwen weer groeien, zorgt voor evenwicht en ontspanning en vormt een stevige basis voor zelfontplooiing. Uitgangspunt is daarbij dat ieder mens uniek en bijzonder is. We hebben prettige en minder prettige eigenschappen.

En op die laatste zijn we niet echt trots, maar we kunnen ze wél accepteren. En ze zeggen niets over iemand als mens.” (Stichting Zelfacceptatie, 2008).

Zelfvertrouwen Vertrouwen in de eigen kracht.

Zelfvertrouwen heeft ook te maken met een realistisch beeld over jezelf en dat je om kan gaan met successen en tegenvallers. Verder dat je jezelf de moeite waard vindt en dat je vindt dat je recht hebt op geluk. Ook zorgt zelfvertrouwen er voor dat je er op uit gaat en je meer gaat ontdekken en ontwikkelen. (www. zelfvertrouwen.nl) Zelfbeeld “De ideeën die de adolescent over zichzelf heeft.” (Kohnstamm, 2002) “De wijze waarop iemand zichzelf beleeft.” (Van der Molen e.a., 1997) De term ‘zelfbeeld of zelfconcept’ omvat contrasterende aspecten. Men heeft een beeld van hoe men zelf is, maar anderen hebben een ander beeld over dezelfde persoon. Tevens conflicteert hoe men is soms met hoe men wil zijn. Deze contrasterende

aspecten zijn de oorzaak van identiteitsproblemen in de

adolescentie. Aan het eind van de adolescentie treedt acceptatie van de verschillende zelfbeelden op en ontstaat er meer orde (de Wit e.a., 2007).

Identiteit De identiteit is niet gemakkelijk te onderscheiden van het zelfbeeld, maar er is wel een verschil. Het zelfbeeld is een optelsom van zelfkenniselementen die opgedaan worden door sociale ervaringen.

(waar ben ik goed in, waar ben ik minder goed in en wat vinden ze van mij etc.) “Identiteit heeft niet te maken met kennis, beeld en zelfgevoel. Identiteit is een begrip dat onlosmakelijk is verbonden met de theorie van Erikson.” (Kohnstamm, 2002)

Volgens Erik Erikson bevinden adolescenten zich in het stadium van identiteit- versus identiteitverwarring, ze proberen hun individualiteit en hun identiteit te ontdekken. Soms raken ze daarvan in de war.

(Feldman, 2005)

Zelfwaardering Zelfwaardering omvat sociale, cognitieve en affectieve aspecten van de beoordeling en waardering van de eigen persoon. De grootste

(14)

2.6 Topiclijst

Een topiclijst is een overzicht met de onderwerpen die in de interviews ter sprake komen. Er zijn twee verschillende topiclijsten gebruikt voor dit onderzoek. De ene topiclijst is voor de leerlingen en een andere voor de mentoren. Voor meer informatie over de werkwijze van de interviews zie “Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet”.

2.6.1 Topiclijst interview leerlingen van praktijkschool de Wissel Inleiding

• Voorstellen;

• Uitleg van het onderwerp;

• Uitleg van het doel van het onderzoek;

• Uitleg hoe het interview er uitziet;

• De duur van het interview aangeven;

Invloed van de leerling

• Identiteit;

• Zelfbeeld;

Mening over de Wissel

• Sfeer op de Wissel;

• Resultaten van de Wissel;

• Omgang met leerlingen door leerkrachten;

Uitingen

• Gevoel bij de school;

Gedrag op school;

Vergelijking met het regulier voortgezet

Verschillen met regulier voortgezet onderwijs;

Invloed omgeving

• Leeftijdsgenoten;

• Ouders;

Familie;

• Is mening van omgeving belangrijk voor leerling;

• Hoe staat de Wissel bekend bij de omgeving;

Toekomst

• Beroepskeuze;

Suggesties voor aanpassingen

• Wensen;

Afsluiting

Bedanken.

(15)

2.6.2 Topiclijst interview mentoren van praktijkschool de Wissel Inleiding

• Voorstellen;

• Uitleg van het onderwerp;

• Uitleg van het doel van het onderzoek;

• Uitleg hoe het interview er uitziet;

• De duur van het interview aangeven.

Inventarisatie acceptatieproblematiek

• Ervaring;

• Aantallen;

• Uitingen;

Verklaringen voor acceptatieproblematiek

• Invloed van de leerling;

• Invloed omgeving;

Reduceren van de acceptatieproblematiek

• Gebruikte methodes;

• Nieuwe methodes;

Afsluiting

• Bedanken.

(16)

3 Onderzoeksvragen

3.1 Onderzoeksvraag

In hoeverre is er sprake van acceptatieproblematiek betreffende praktijkonderwijs bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel en hoe kan deze problematiek worden gereduceerd?

3.2 Deelvragen

• Wat is acceptatieproblematiek?

• Is er sprake van acceptatieproblematiek bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel?

• Hoe uit deze problematiek zich bij de leerling?

• Welke invloed heeft de leerling zelf ten aanzien van acceptatieproblematiek?

• Welke invloed heeft de omgeving van de leerling ten aanzien van acceptatieproblematiek?

• Op welke wijze kan de acceptatieproblematiek bij de leerling worden gereduceerd?

3.3 Definities

Begrip Omschrijving

Acceptatieproblematiek Leerlingen die problemen hebben met het accepteren dat zij op praktijkschool de Wissel zitten.

Praktijkonderwijs Dit is Praktijkschool de Wissel. Praktijkonderwijs is een andere vorm van voorgezet onderwijs, werkend met certificaten,

opleidend tot de arbeidsmarkt. Tevens bieden zij ook op sociaal- emotioneel gebied extra ondersteuning. (Praktijkschool de Wissel, 2009)

Leerlingen Dit zijn de leerlingen van praktijkschool de Wissel in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Zij hebben een IQ tussen de 55 en de 80 en

aanzienlijke leerachterstanden. Het IQ is de afkorting van intelligentiequotiënt. Dit is de cijfermatige aanduiding voor iemands intelligentie. (Praktijkschool de Wissel, 2009)

De benaming voor het IQ tussen de 55 en de 69 is een lichte verstandelijke beperking. De benaming voor het IQ tussen de 70 en de 84 is moeilijk lerend. (http://wetenschap.infonu.nl)

De definitie van leerachterstanden is wanneer een kind ten opzichte van leeftijdgenoten achter is in onderwijs of opleiding.

(www.nji.nl )

De beperking kan voor of na de geboorte ontstaan zijn, maar ook later door bijvoorbeeld een hersenbloeding of een ongeluk met als gevolg een ernstig hersenletsel. (www.movisie.nl)

Omgeving Met de omgeving worden de ouders, leeftijdsgenoten/vrienden en familie van de leerlingen bedoeld.

Tabel 3: Definities onderzoeksvragen

(17)

4 Onderzoeksopzet

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de opzet en de uitvoering van het praktijkonderzoek. De resultaten zullen worden beschreven in hoofdstuk 5: Resultaten en analyses van het onderzoek.

4.2 Onderzoeksoort

4.2.1 Onderzoekstype Kwalitatief onderzoek

Vanuit de HZ is de opdracht gegeven om een kwalitatief onderzoek uit te voeren. Kwalitatief onderzoek vindt plaats onder alledaagse omstandigheden; de onderzoekssituatie wordt als één geheel beschouwd, met inbegrip van de geschiedenis en de context ervan. Waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van verschillende databronnen en dataverzameling. (Baarda e.a., 2005)

Dit onderzoek is gericht op het verkrijgen van informatie m.b.t. wensen, ervaringen, meningen of behoeften van de leerlingen, waarbij mogelijk sprake is van acceptatieproblemen binnen het praktijkonderwijs. Het onderzoeken van bovenstaande informatie is kenmerkend voor een kwalitatief onderzoek.

Beschrijvend onderzoek

Dit onderzoek is een beschrijvend onderzoek. Bij een beschrijvend onderzoek wil je de aard of de kenmerken van onderzoeksverschijnselen inventariseren of daar een overzicht van geven. Je kunt bij een beschrijvende onderzoeksvraag ook naar het gezichtspunt en/of de mening van de betrokkenen vragen. (Baarda e.a., 2005)

4.2.2 Onderzoeksontwerp Onderzoeksopzet

Bij een onderzoeksopzet geef je aan op welke manier je het onderzoek gaat aanpakken.

Volgens het boek ‘Basisboek Kwalitatief Onderzoek’ kan er een keuze worden gemaakt uit drie opzetten, deze zijn: casestudy, survey en (veld)experiment.

Voor dit onderzoek is gekozen voor de onderzoeksopzet casestudy. Een dergelijk diepgaand veelomvattend onderzoek van een persoon, groep, locatie, of een situatie dat in de praktijk wordt uitgevoerd wordt een casestudy genoemd.

(18)

4.2.3 Verantwoording

Er is voor een beschrijvend onderzoek gekozen omdat, met dit onderzoek een inventarisatie gemaakt wordt of er daadwerkelijk leerlingen zijn met problemen betreffende acceptatie naar praktijkonderwijs. Daarbij wordt in kaart gebracht of er een mogelijkheid is om dit te reduceren en hoe. Dit wordt gedaan door middel van interviews waarbij gevoelens, belevingen en ervaringen ten aanzien van het accepteren van praktijkonderwijs ter sprake worden gebracht. Deze manier van onderzoeken past het beste bij een beschrijvend onderzoek.

De reden dat er gekozen is voor de onderzoeksopzet casestudy is omdat er op de Wissel onderzoek wordt gedaan naar leerlingen met acceptatieproblematiek. Dit is een groep waarbij onderzoek wordt gedaan in de praktijk zoals bij de casestudy staat omschreven.

4.3 Onderzoekseenheden

Zoals in de onderzoeksvraag staat beschreven gaat het onderzoek over de leerlingen van Praktijkschool de Wissel. In het onderzoek zullen dan ook een aantal leerlingen worden benaderd om deel te nemen aan een interview. Ook zal er bij een aantal mentoren van Praktijkschool de Wissel geraadpleegd worden, hoe zij denken dat de leerlingen tegen het praktijkonderwijs aankijken. Dit zal worden gedaan door middel van een interview. De keuze om de mentoren erbij te betrekken is dat zij nauw contact hebben met de leerlingen. Ook zien zij het gedrag en de ontwikkelingen van de leerlingen op school.

4.3.1 Type steekproef

Bij een gestratificeerde aselecte steekproef onderscheid je de deelpopulatie of strata in de populatie van mensen, bijvoorbeeld door een bepaalde positie die iemand heeft. Een deelpopulatie kan ook het verschil tussen mannen en vrouwen zijn. (Baarda e.a., 2005)

4.3.2 Verantwoording

Er is gekozen voor deze vorm om de steekproef af te nemen, omdat er dan een gelijke verdeling is tussen jongens en meisjes. Ook zorgt dit er voor dat de leerlingen uit zowel de bovenbouw als de onderbouw gekozen worden.

(19)

4.4 Methode van dataverzameling

4.4.1 Dataverzameling

De specifieke kenmerken van kwalitatief onderzoek moeten vooral tot hun recht komen in de manier waarop je gegevens verzamelt. In een kwalitatief onderzoek zijn de meest gebruikte dataverzamelingsmethoden: bestaande documenten, open- en topicinterviews en participerende observatie. (Baarda e.a., 2005)

In dit onderzoek is gekozen voor interviews als methode van dataverzameling. Het doel van de interviews is om erachter te komen wat de leerlingen en mentoren weten, denken, voelen en willen ten aanzien van acceptatie van het praktijkonderwijs. Er is gekozen om het interview mondeling af te nemen. Dit is gekozen vanwege het kenmerk dat het flexibel is. Zo kan de formulering worden aangepast als het voor sommige makkelijker is om over gevoelens te praten dan ze op te schrijven en de leerlingen beperkingen hebben met de taalvaardigheid. Er is gekozen voor een half- of gedeeltelijk gestructureerd interview. De reden hiervoor is dat bij deze methode een topiclijst kan worden gebruikt, zodat de onderwerpen en de belangrijkste vragen in volgorde vastliggen. Hier kan wel eventueel van worden afgeweken mocht dit nodig zijn om meer te weten te komen. (Baarda e.a., 2005)

4.4.2 Dataregistratie

De interviews zullen geregistreerd worden door middel van opname met een memorecorder.

4.4.3 Dataverwerking

De teksten zullen letterlijk worden uitgetypt in het tekstverwerkingsprogramma MS Word. Er zal één letterlijk uit getypt interview van een leerling en één van een mentor in een bijlage worden toegevoegd. (Zie interview leerling Bijlage 1 en interview mentor Bijlage 2).

De teksten die niet relevant zijn voor het beantwoorden van de vragen zijn later geschrapt.

De emoties en opmerkingen zullen herkenbaar in de tekst worden vermeld.

4.4.4 Data-analyse

Om de interviews te kunnen analyseren wordt er gebruik gemaakt van de topiclijst. Na het afnemen van de interviews wordt de tekst uitgewerkt. De data wordt in fragmenten verdeeld en gelabeld met een bepaalde code (naam, nummer, etc.).

Nadat alle interviews zijn gecodeerd, kan er een schema worden gemaakt met labels die hier uit voortvloeien. Het schema maakt de interviewgegevens overzichtelijk en zo kan er gemakkelijker geanalyseerd worden wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de geïnterviewden. Voor het labelschema van de leerlingen zie: Bijlage 3 Labellijst leerlingen.

Voor het labelschema van de mentoren zie: Bijlage 4 Labellijst mentoren. (Baarda e.a., 2005)

(20)

4.5 Validiteit en betrouwbaarheid

Bij een kwalitatief onderzoek dient er aan bepaalde kwaliteitscriteria te worden voldaan.

Deze criteria zijn validiteit en betrouwbaarheid.

Validiteit wat ook wel geldigheid wordt genoemd, heeft betrekking op de juistheid van onderzoeksbevindingen. Dit onderzoek is valide doordat op basis van het literatuuronderzoek de vragenlijst is opgesteld voor de interviews. Verder is er gebruik gemaakt van open vragen bij de interviews. Hierdoor hebben de respondenten antwoord kunnen gegeven vanuit hun eigen ervaring. Tijdens het interview is er bij sommige leerlingen nog een verduidelijking gegeven over de vragen of zijn er subvragen gesteld, om de vraag zo compleet mogelijk beantwoord te krijgen. Daarbij zijn alle interviews opgenomen en letterlijk uitgetypt, waardoor er minder snel verkeerde interpretaties kunnen worden gedaan.

Ook zijn de interviews gelijk uitgewerkt. Na de uitwerking van de interviews is het gelabeld, zodat alle informatie is meegenomen en er een compleet beeld ontstaat.

Betrouwbaarheid vormt een indicatie van de mate waarin onderzoeksresultaten onafhankelijk zijn van het toeval. Die toevalligheden kunnen gelegen zijn in de situatie of locatie, de respondenten, het instrument of de onderzoeker zelf. De betrouwbaarheid van dit onderzoek kan worden vastgesteld, doordat alle respondenten zijn geïnterviewd op school. Deze omgeving is bekend en vertrouwd voor de respondenten, waardoor ze zich meer op hun gemak voelen en minder terughoudend zijn in het beantwoorden van de vragen. Tijdens alle interviews is de volgorde van de hoofdvragen aangehouden en zijn alle hoofdvragen hetzelfde geformuleerd. Wel is er een verschil in de subvragen die gebruikt zijn voor het doorvragen bij een bepaald onderwerp. Tevens is er een neutrale houding aangenomen, door niet de antwoorden in te vullen van de respondent en geen beoordeling te geven van het gegeven antwoord. (Baarda e.a., 2005)

(21)

5 Resultaten en analyses van het onderzoek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.2 het verloop van het veldwerk beschreven. Vervolgens zullen de resultaten van het praktijkonderzoek worden weergegeven. De gegevens van de interviews met de leerlingen (5.3) en de mentoren (5.4) zijn geanalyseerd door gebruik te maken van labels (zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). Per topic zullen de resultaten van het praktijkonderzoek worden weergeven en wordt de koppeling gemaakt met het literatuuronderzoek.

5.2 Verloop van het veldwerk

Tijdens het veldwerk is er gebruik gemaakt van interviews (voor meer informatie over het type interview zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). Om te controleren of de moeilijkheidsgraad van de vragen niet te hoog was voor de leerlingen is er een proefinterview gehouden. Ook is er een proefinterview gehouden voor het interview met de mentoren, zo kon gekeken worden hoeveel tijd het interview ongeveer in beslag zou nemen.

Daarna is er een selectie gemaakt onder de leerlingen en de mentoren door middel van een steekproef (voor meer informatie over de steekproef zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). De mentoren zijn persoonlijk benaderd of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Er is gelijk een afspraak gemaakt wanneer het interview afgenomen zou worden. Bij de leerlingen is er schriftelijk bij de ouders om toestemming gevraagd. Eén ouder gaf geen toestemming voor het interview. Opnieuw heeft de steekproef plaatsgevonden. Vervolgens is er weer schriftelijk bij de ouders om toestemming gevraagd.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de desbetreffende mentoren van de geselecteerde leerlingen wanneer het schikte om de leerlingen te interviewen. Aan de hand van dit overleg is er een planning gemaakt voor de interviews.

Vervolgens zijn de leerlingen benaderd voor het interview. Eerst heb ik mezelf voorgesteld aan de leerlingen die mij niet kenden. Daarna is ook aan hen gevraagd of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Alle leerlingen wilden meewerken aan het onderzoek.

Voordat het interview begon is er eerst aan de leerlingen en de mentoren uitleg gegeven over het onderzoek en het interview. Zo is er uitleg geven over: het onderwerp van het onderzoek, het doel van het onderzoek, hoe het interview er uitziet en hoe lang het interview ongeveer zou duren. Ook is er benadrukt dat het interview anoniem in het onderzoek verwerkt wordt.

Na de uitleg is het interview afgenomen. Tijdens het interview is er bij sommige leerlingen nog een verduidelijking gegeven over de vragen.

Na het interview zijn de leerlingen en de mentoren bedankt voor het deelnemen aan het onderzoek. Bij de leerlingen is er nog wel navraag gedaan of zij de vragen moeilijk vonden.

Ze gaven aan dat ze het wel moeilijk vonden. Niet zozeer het begrijpen van de vragen, maar

(22)

5.3 Resultaten en analyses leerlingen

Voor de interviews en het uitwerken van de resultaten is een topiclijst gebruikt. De topiclijst met de resultaten van de leerlingen kunt u vinden in Bijlage 5. Hieronder zullen per topic de resultaten van het praktijkonderzoek van de leerlingen beschreven worden. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt met de resultaten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek die beschreven staat in “Hoofdstuk 2: Literatuurverkenning”.

5.3.1 Resultaten per topic

Om later te kijken of er een vergelijking is tussen de resultaten van de leerlingen en de mentoren is er voor gekozen om de resultaten in dezelfde volgorde te vermelden. De hoofdthema’s zijn: inventarisatie acceptatieproblematiek, verklaring acceptatieproblematiek en de wensen of de mogelijkheden om dit te reduceren. Onder deze hoofdthema’s zullen de bijbehorende topics worden besproken.

Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Onder dit topic is er onderzocht in hoeverre er sprake is van acceptatieproblematiek. Dit is geïnventariseerd door aan de leerlingen te vragen hoe zij zich voelde toen zij voor het eerst naar de Wissel kwamen. Ook is er gevraagd of dit gevoel is veranderd. In figuur 2 zijn de resultaten weergegeven.

Figuur 2: Gevoel ten aanzien van de Wissel

(23)

Ook is er gevraagd aan de leerlingen hoe zij zelf vinden dat hun gedrag is op school. Deze vraag is open gesteld. Als de leerling het lastig vond om deze vraag te beantwoorden zijn er als ondersteuning nog twee vragen gesteld. Deze twee vragen gingen over hoe de leerling denkt dat zijn werkhouding is in de les en hoe zij met regels omgaan.

Figuur 3: Uitingen op school

Topic: Verklaringen acceptatieproblematiek

Bij dit topic is onderzocht of de leerlingen zelf en de omgeving een invloed hebben op de acceptatieproblematiek naar praktijkonderwijs.

Invloed van de leerling

In de topiclijst staan o.a. de woorden zelfbeeld en identiteit. Om hier een beeld van te krijgen zijn de vragen gesteld: hoe de leerlingen denken dat anderen hen zien en hoe zij zichzelf zien. Bij beide vragen werd er door drie leerlingen positief geantwoord en door drie leerlingen zowel positief als negatief geantwoord.

Aan de leerlingen is ook de vraag gesteld wat de reden was waarom zij naar deze school gekomen zijn. Hierop gaven vijf leerlingen het antwoord dat zij naar de Wissel zijn gekomen omdat zij een leerachterstand hebben. Eén leerling gaf het antwoord dat zij naar de Wissel is gekomen vanwege haar gedrag.

Vijf leerlingen weten al in welke richting zij willen gaan werken. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen. Zij hebben een beroep gekozen wat niet haalbaar is met het afronden van praktijkonderwijs, maar waarvoor je een opleiding moet volgen op het regulier voortgezet onderwijs. Twee leerlingen gaven ook aan dat zij graag naar een andere school willen, omdat hun vrienden daar ook op zitten.

(24)

Er is aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken dat de omgeving tegen de praktijkschool de Wissel aan kijkt. Met de omgeving worden de ouders van de leerlingen, leeftijdsgenoten en familie bedoeld. Het onderstaande figuur geeft weer wat de mening is van de omgeving. Aan de grafiek kan afgelezen worden dat de leerlingen denken dat hun ouders hier positief over zijn. Ook is er een aantal dat niet weet wat hun ouders hier van vinden.

“Ik heb het daar eigenlijk nog niet zo vaak over gehad maar volgens mij vinden ze het wel een goede school”

Uit de grafiek is ook af te lezen dat afgezien van de ouders, de meeste leerlingen niet weten hoe de rest van de omgeving hierover denkt.

“Nee, ze vragen er ook niet naar dus ik praat er ook niet over”

Figuur 4: De mening van de omgeving over het praktijkonderwijs

Aan de leerlingen is gevraagd hoe zij denken dat de Wissel bekend staat. Zoals aan de grafiek is af te lezen zegt de helft van de leerlingen dat de Wissel niet bekend staat. Zij bedoelden hiermee dat de omgeving de Wissel niet kent en niet weten wat voor school het is.

“Het staat helemaal niet bekend, ieder geval de kinderen die ik ken, kennen het niet. De vorige keer vroeg er een meisje of dat een kleuterschool was dus”.

(25)

Er is niet naar gevraagd maar drie leerlingen gaven aan dat de omgeving een positieve mening heeft over het regulier voortgezet onderwijs.

“Leerling: Omdat de andere naar de bergweg gingen en allemaal naar leuke scholen gingen leek het net of ik naar een stomme school ging.

Interviewer: Dus het leek of die andere school leuker was dan de Wissel?

Leerling: Ja

Interviewer: Hoe kwam het dat je dacht dat die andere leuker was?

Leerling: Omdat iedereen daar positief over praat en de Wissel die kennen ze niet dus daar kunnen ze niet echt positief over praten.”

Aan de leerlingen is ook gevraagd wat hun vrienden er van vinden dat zij naar de Wissel gaan. Vier leerlingen zeggen dat hun vrienden hier positief over zijn. Twee leerlingen vertelden dit niet te weten, omdat zij geen vrienden hebben op een andere school. Ook vier leerlingen vertelden dat zij de mening hierover van de omgeving wel belangrijk vinden.

“Een paar vriendinnetjes vinden het wel goed dat ik daar op zit, daar hebben ze geen probleem mee.”

Mening over de Wissel

Aan de leerlingen is ook gevraagd wat hun mening is over de Wissel. Deze vraag is gesteld om te inventariseren of de acceptatieproblematiek te maken heeft met zelfacceptatie van de leerling of dat de school hier verder ook nog een rol in heeft. In figuur 6 is af te lezen dat de leerlingen positief zijn over de resultaten van de school en de omgang van de leerkrachten naar de leerling toe. Bij de sfeer is er een gedeelde mening: hier zijn drie leerlingen positief over en drie leerlingen zijn hier zowel positief als negatief over. De leerlingen die aangaven dat ze hier zowel positief als negatief hier over zijn, vertelden dat dit te maken heeft met hoe het gedrag is van hun klasgenoten.

“Leerling: Er zijn er wel een paar bij die met een chagrijnig gezicht rond lopen dus. De sfeer is niet helemaal goed onder de klasgenoten.

Interviewer: Hoe komt dat?

Leerling: Er zijn kinderen die hier op school zitten die zich beter als de rest voelen en zo van ja ik hoor hier eigenlijk helemaal niet thuis maar het is dat het moet.”

(26)

Verschillen met het regulier onderwijs

Hieronder wordt in figuur 7 aan de hand van een grafiek weergegeven wat de leerlingen vinden dat er aan verschillen zijn met het regulier voortgezet onderwijs. Twee leerlingen gaven ook aan dat ze deze verschillen niet erg vinden.

“Op zich is het voor deze school zo goed, want het is natuurlijk minder lerend. Als het hier moeilijker wordt dan weten we het denk ik niet meer. Ik zou niet willen wat zij daar hebben.”

Figuur 7: Verschil met de Wissel en het regulier voortgezet onderwijs

Topic: Suggesties voor aanpassingen

Er is aan de leerlingen gevraagd wat ze zouden willen veranderen aan de school als dat mogelijk was. Figuur 8 geeft aan wat zij zouden willen veranderen.

Figuur 8: Wat de leerling zou willen veranderen aan de Wissel

“De lessen, bijvoorbeeld andere tijden, op de woensdag zou ik wel langer les willen en

(27)

5.3.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek leerlingen Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

In het literatuuronderzoek is een klein gedeelte beschreven over het zelfbeeld en de zelfwaardering. Gevoelens van schaamte en kwaadheid kunnen er voor zorgen dat de leerling een lage zelfwaardering kan hebben. Een lage zelfwaardering zorgt er op zijn beurt weer voor dat het zelfbeeld van de leerling minder positief is. Als er een laag zelfbeeld heerst, kan het zijn dat er een kloof ontstaat tussen het zelfbeeld en het ideaalbeeld. Als deze kloof te groot wordt kan dit er voor zorgen dat de leerling zichzelf minder accepteert. Bij het topic “uitingen” is er gevraagd aan de leerlingen hoe zij zich gedragen op school. Hierbij is geen emotie/gedrag genoemd waardoor de leerling eventueel een lage zelfwaardering zou kunnen hebben.

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

De meest eenvoudige uitleg van het zelfbeeld is: “het min of meer afgeronde beeld dat een individu van zichzelf heeft”. Bij de resultaten is te zien dat de helft van de leerlingen positief is over zichzelf en de andere helft is zowel positief als negatief over zichzelf.

In de theorie van Rogers staat beschreven dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien. Het praktijkonderzoek geeft aan dat de leerlingen dit ook hebben. Vijf leerlingen hebben namelijk aangegeven al te weten in welke richting zij willen gaan werken. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen.

Volgens de theorie van Erikson en Rogers heeft de omgeving een grote invloed op het individu. De leerlingen gaven ook aan dat zij de mening van de omgeving belangrijk vinden.

In de theorie van Erikson staat beschreven dat de omgeving bepaalde eisen stelt over de toekomst van de jongere, zoals het voltooien van een opleiding en een beroepskeuze maken. De jongere kan hiermee in de adolescentieperiode in gedachten experimenteren over verschillende oplossingen. In het praktijkonderzoek is er aan de leerlingen gevraagd of hun ouders het belangrijk vinden wat voor beroep zij later gaan uitoefenen. Ook is er gevraagd of zij weten wat hun ouders belangrijk vinden en wat hun verwachtingen zijn op het gebied van onderwijs. Deze vragen sluiten ook aan bij de theorie van Erikson. Volgens Erikson heeft de omgeving een grote invloed op het vormen van dit ideaalbeeld. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving. Aan de leerlingen is ook gevraag hoe zij de omgang van de leerkrachten naar de leerlingen vinden.

Hierin kan ook gekeken worden of zij zich geaccepteerd door hen voelen.

In de periode van de adolescentie worden relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker.

Om die reden is er aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken dat hun vrienden over het praktijkonderwijs denken en wat hun vrienden ervan vinden dat zij naar het praktijkonderwijs gaan. De acceptatie van de leeftijdsgenoten blijkt het meest bij te dragen aan de zelfwaardering van de leerling. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de interviews en wordt

(28)

5.4 Resultaten en analyses mentoren

Hieronder zullen per topic de resultaten van het praktijkonderzoek met de mentoren beschreven worden. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt met de resultaten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek dat beschreven staat in “Hoofdstuk 2:

Literatuurverkenning”.

5.4.1 Resultaten per topic

Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Ervaringen

Onder deze topic is er gekeken in hoeverre er sprake is van acceptatieproblematiek. Dit is geïnventariseerd door hierover naar de ervaringen van de mentoren te vragen. Alle drie de mentoren hebben ervaring met leerlingen die acceptatieproblemen hebben ten aanzien van praktijkschool de Wissel.

“Ja, in de eerste klas zijn er veel die er moeite mee hebben dat ze hier toch naar toe moeten, zeker in het begin. Langzaam verwatert dat wel iets, maar er zijn er nog steeds die hier problemen mee hebben”.

Aantallen

Ook is er gevraagd hoeveel leerlingen zij in de klas hebben met deze problematiek. Hier gaven de mentoren het antwoord op dat dit erg per klas verschilt, namelijk van maar twee tot wel acht leerlingen per klas.

“Toevallig heb ik een klas die daar minder problemen mee heeft, maar ik weet wel dat de klas van een collega er zeker vijf in heeft zitten die daar heel veel moeite mee hebben.”

Niveau

Een mentor denkt ook dat het niveau van de leerling een rol speelt bij de acceptatie. Als het niveau hoger ligt dan krijgt de leerling meer het gevoel dat hij misschien toch naar het regulier onderwijs kan.

“In die andere groep leeft het ook veel minder. Het is mijn groep die qua theorieniveau iets hoger is. Dus die hikken daar wat meer tegen aan en ik denk dat er daardoor veel minder acceptatieproblemen zijn in die andere groep.”

Uitingen

Aan de mentoren is ook gevraagd hoe deze problematiek zich uit op school. Hier gaven ook alle drie de mentoren aan dat dit zich uit door: motivatieproblemen, onzeker en opstandig gedrag. Verder gaven ze alle drie nog een andere vorm van gedrag aan, namelijk:

minderwaardig praten over de Wissel, aftasten wat ze nu willen/kunnen en het vermijden van de praktijkschool de Wissel. Het vermijden doen ze door bijvoorbeeld niet met anderen af te spreken op school, omdat ze niet willen zeggen dat zij op de Wissel zitten.

(29)

“Een heleboel leerlingen geven aan dat ze zich toch een soort van schamen om hier op school te zitten en dat ze vaak niet durven zeggen dat ze op de Wissel zitten en dan iets verzinnen, vooral tegen vrienden en soms ook op verjaardagen van familie.”

Figuur 9: Uitingen van acceptatieproblematiek op school

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

Invloed van de leerling

Aan de mentoren is de vraag gesteld wat van invloed zou kunnen zijn vanuit de leerling ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De onderstaande punten in figuur 10 werden door de mentoren genoemd.

Figuur 10: Invloed van de leerling ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs Zoals in de bovenstaande grafiek is af te lezen noemden alle drie de mentoren als voornaamste invloed dat de leerlingen zich met anderen vergelijken en zichzelf niet

(30)

Invloed omgeving

Aan de mentoren is de vraag gesteld of de omgeving een rol speelt voor de leerlingen ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. Alle mentoren gaven als eerste aan dat de ouders hier een grote invloed op hebben.

Figuur 11: Invloed van de omgeving ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs

Topic: Reduceren van de acceptatieproblematiek

Tenslotte is aan de mentoren gevraagd of de Wissel een rol kan spelen bij het reduceren van de acceptatieproblematiek van de leerlingen en hoe zij zich dit dan voorstellen. Dit antwoord was op te splitsen in wat men hier al aan doet en wat nog zou kunnen helpen. De onderstaande figuren geven aan wat men al doet en wat er nog toegevoegd zou kunnen worden.

Figuur 12: Gebruikte methoden Figuur 13: Nieuwe methoden

(31)

5.4.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek mentoren Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Aan de mentoren is gevraagd hoe de acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs zich uiten op school. Alle drie mentoren gaven aan dit te merken door: motivatieproblemen, onzeker gedrag en opstandig gedrag van de leerlingen.

In het literatuuronderzoek is besproken dat het gevoel van schaamte en kwaadheid een lage zelfwaardering kan veroorzaken. De door de mentoren genoemde uitingen van de leerlingen kunnen duiden op deze lage zelfwaardering, omdat ze sterke overeenkomsten vertonen met de uitingen genoemd in de literatuur.

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

Invloed van de leerling

Bij de resultaten van de mentoren is te zien dat zij denken dat de leerlingen zelf invloed hebben op de acceptatieproblematiek, doordat zij zich vergelijken met anderen en zichzelf niet accepteren.

• In het literatuuronderzoek staat beschreven dat het vergelijken met leeftijdsgenoten bij de adolescentieperiode hoort, omdat leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden.

Dit doen zij door middel van een referentiegroep te kiezen waar zij zich mee vergelijken. Ze hoeven niet tot dezelfde groep te behoren die ze als referentiegroep gebruiken.

• Het tweede punt dat de mentoren aangaven is dat de leerlingen zichzelf niet accepteren. Zelfacceptatie is een belangrijk begrip in de humanistische theorieën. De omgeving heeft hier een grote invloed op. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving.

• Het derde punt wat door twee mentoren is aangegeven is dat de leerlingen beseffen dat zij een beperking hebben. Dit staat ook in de kenmerken van de humanistische theorieën. Hier staat namelijk omschreven dat er wordt gekeken naar bewuste beleving, dat wil zeggen dat een persoon bewust weet wat hij denkt en voelt.

• Het vierde punt wat twee mentoren hebben aangegeven is dat de toekomstwensen van de leerlingen een invloed hebben op de acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De theorie van Rogers geeft ook aan dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien.

• Tot slot is het laatste punt wat door de mentoren werd aangegeven het ontdekken van de eigen identiteit van de leerlingen. Dit kan van invloed zijn op de acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De leerlingen zitten op dit moment in de adolescentieperiode. Volgens de theorie van Erikson bestaat deze periode uit het ontdekken van de eigen identiteit en wordt dit ook wel het conflict “identiteit versus identiteitsverwarring” genoemd.

Invloed omgeving

(32)

6 Conclusies en aanbevelingen

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de conclusies getrokken uit de resultaten van het onderzoek. Met het trekken van de conclusies wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag en de deelvragen van dit onderzoek.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

“In hoeverre is er sprake van acceptatieproblematiek betreffende praktijkonderwijs bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel en hoe kan deze problematiek worden gereduceerd?”

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er een aantal deelvragen opgesteld.

Ten eerste is er een deelvraag geformuleerd die niet zozeer via het praktijkonderzoek beantwoord kan worden, maar die wel van belang is om de andere deelvragen te kunnen beantwoorden, namelijk:

 Wat is acceptatieproblematiek?

Deze deelvraag is behandeld tijdens het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek is gekoppeld aan de resultaten van het praktijkonderzoek om uiteindelijk alle deelvragen te kunnen beantwoorden.

De overige deelvragen zijn onderverdeeld in de kernthema’s die tijdens het praktijkonderzoek zijn gebruikt. Op deze manier kunnen de conclusies op een overzichtelijke manier worden weergeven. De onderverdeling is als volgt:

Inventarisatie acceptatieproblematiek

 Is er sprake van acceptatieproblematiek bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel?

 Hoe uit deze problematiek zich bij de leerling?

Verklaring acceptatieproblematiek

 Welke invloed heeft de leerling zelf ten aanzien van acceptatieproblematiek?

 Welke invloed heeft de omgeving van de leerling ten aanzien van acceptatieproblematiek?

Reduceren van de acceptatieproblematiek

• Op welke wijze kan de acceptatieproblematiek bij de leerling worden gereduceerd?

(33)

6.2 Conclusies

Inventarisatie acceptatieproblematiek

Kijkend naar de hoofdvraag kun je stellen dat er wel degelijk sprake is van acceptatieproblematiek bij de leerlingen van de Wissel. Alle geïnterviewde mentoren hebben aangeven ervaring te hebben met leerlingen die acceptatieproblemen hebben ten aanzien van het praktijkonderwijs. Wel geven de mentoren aan dat dit per klas verschilt en dat dit zeer waarschijnlijk te maken heeft met de verschillende niveaus van de klassen. Naar de precieze oorzaak van deze verschillen per klas, kan eventueel verder onderzoek worden gedaan.

Ook de geïnterviewde leerlingen geven aan dat ze het moeilijk vinden om naar de Wissel te gaan. Dit gevoel hadden ze voornamelijk in het begin, toen ze net naar de Wissel kwamen.

De acceptatieproblematiek uit zich volgens alle drie de mentoren voornamelijk door:

• Motivatieproblemen;

• Onzeker gedrag;

• Opstandig gedrag.

Ook twee van de geïnterviewde leerlingen geven aan “brutaal” te zijn, wat overeenstemming heeft met het opstandig gedrag dat beschreven is door de mentoren. Volgens de theorie van Rogers gaat het bij het persoonlijk waarderingsproces om een ontwikkeling waarbij ervaringen worden getoetst die bijdragen aan de zelfverwezenlijking. Deze ervaringen kunnen zowel positief als negatief worden beschouwd. Het individu zal positieve ervaringen opzoeken en de negatieve proberen te vermijden. Voor de leerlingen met acceptatieproblematiek is het naar de Wissel gaan een ervaring die als negatief kan worden beschouwd, wat dus motivatieproblemen of opstandig gedrag kan veroorzaken.

Verklaring acceptatieproblematiek

Als verklaring voor de acceptatieproblematiek bij de leerlingen geven alle drie de mentoren aan dit heeft te maken met het vergelijken van zichzelf met anderen. De leerlingen vergelijken zichzelf met leeftijdsgenoten binnen een bepaald referentiekader. Nu kan het zo zijn dat de leerlingen van de praktijkschool de Wissel het referentiekader van de groep heeft genomen die op het regulier voortgezet onderwijs zit. Dit kan teleurstellingen geven, omdat ze door hun capaciteiten niet altijd mee kunnen doen met deze referentiegroep. Hierdoor kunnen de leerlingen het gevoel hebben dat ze tot een lagere status behoren. Dit gevoel kan worden veroorzaakt door leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs of door zichzelf, omdat ze dan het regulier voortgezet onderwijs als een hogere status zien. Hierdoor kunnen acceptatieproblemen ontstaan ten aanzien van praktijkonderwijs, omdat ze denken dat ze een hogere status krijgen als ze op een school voor regulier voortgezet onderwijs zitten.

Een andere reden voor acceptatieproblematiek is dat een aantal leerlingen een beroepskeuze heeft gemaakt die niet te realiseren is met praktijkonderwijs. Dit is ook terug te vinden in de theorie van Rogers, waarin staat beschreven dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen, zodat ze wel over de juiste opleiding beschikken om dit

(34)

zij wel van invloed blijven op de leerling. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ouders sturing en ondersteuning nodig hebben m.b.t. het accepteren van praktijkonderwijs.

Wat duidelijk naar voren is gekomen tijdens de interviews met de leerlingen is dat de Wissel weinig bekendheid heeft bij hun omgeving. Drie leerlingen geven zelfs aan dat de Wissel niet bekend is bij de omgeving. Dit vinden zij lastig, omdat hierdoor verkeerde interpretaties door de omgeving worden gedaan over de Wissel. Ook geven de leerlingen aan dat als het niet bekend is, er ook niet positief over gepraat kan worden. De theorie van Rogers zegt hierover dat als er niet voldoende positieve waardering vanuit de omgeving komt, er dilemma´s bij het individu kunnen ontstaan. Dit kan dus tot gevolg hebben dat de leerling spanning heeft en zich onzeker voelt.

Reduceren van de acceptatieproblematiek

Tijdens het praktijkonderzoek is er gevraagd naar suggesties om de problemen m.b.t. het accepteren van praktijkonderwijs te verminderen. Volgens de mentoren wordt er momenteel al vrij veel gedaan, zoals het houden van groepsgesprekken en individuele gesprekken.

Verder werden er wel een aantal mogelijkheden genoemd ter aanvulling van de huidige manier van handelen. Dit zijn:

• Ouders meer betrekken bij het praktijkonderwijs;

• Toekomstmogelijkheden aangeven;

• Bespreekbaar maken van de acceptatieproblematiek.

Een suggestie die bij de leerlingen sterk naar voren kwam, was het veranderen van de lestijden. Hiermee doelen ze op de lestijden van het regulier voortgezet onderwijs, omdat ze nu het gevoel hebben met de huidige lestijden nog op de basisschool te zitten. Een tweede reden is dat ze zich vergelijken met leeftijdsgenoten die op het regulier voortgezet onderwijs zitten en hierdoor graag dezelfde lestijden willen, zodat ze bijvoorbeeld samen kunnen fietsen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Schrijf op elk vel jenaa , studentnummer en naam practicumleider (Groep 1: Jo˜ ao Mestre, Julius Linssen, Richard Schoonhoven; groep 2: Dana Balibanu, Matthijs Lip, Steyn van

Bacteriën kunnen verschillende resistentiemechanismen hebben waardoor antibiotica niet meer werkzaam zijn.. Gram-negatieve bacteriën kunnen

Welke cellen zijn als gevolg van snelle celdeling gevoelig voor chemotherapeutica en betrokken bij de meest voorkomende bijwerkingen..

Op basis van de bovenstaande figuur kan gesteld worden dat d e gemiddelde ingeschatte pijnscore van de vaders .... duidelijk kleiner is dan de mediane ingeschatte

Jaarlijks vinden overgangsgesprekken plaats. De leerkrachten van het voorbije schooljaar kunnen op deze manier nog bijkomende informatie verstrekken of bepaalde

Een leerrijke stageplaats is samengesteld uit vele praktische componenten (introductie, zinvolle, lerende situaties, feedback) en geeft de kans voor professionele ontwikkeling

Deze nog niet uitgekomen knoppen worden door Japanners gebruikt voor een middel tegen kanker, waarvan sinds 2015 het effect wetenschappelijk zou zijn aangetoond.. Auteur: Santi

den. Een verbod dat enkel bestaat om werknemers te beschermen, werd hiermee opgelegd aan mensen die helemaal geen werknemers hebben. Dat dit vreselijke gevolgen heeft voor