• No results found

De privacy van de respondent en de genoemde personen in het interview is beschermd door gebruik te maken van fictieve namen.

Interview eerstejaars leerling

I: Als een goede vriendin of een vriend iets over jou mag zeggen wat zou die dan over jou zeggen?

R: Ik denk wel dat ik vrolijk ben of zo, maar ook wel kattig kan reageren.

I: Heb je ook een vriendin in je klas die iets over jou kan zeggen hoe jij op school bent?

R: Ja, Anouk denk ik wel.

I: Wat zou die dan zeggen?

R: Dat ik soms wel vrolijk kan zijn gewoon, maar dat ik het ene moment ook een slechte werkhouding kan hebben en zo dus.

I: Een slechte werkhouding?

R: Ja

I: Oké. En wat vind jij van jezelf? Als jezelf zou mogen omschrijven?

R: Soms best wel druk, kan ook weer rustig zijn en uhm ja ook soms vrolijk en ook weer niet, een beetje verschillend kan ik zijn.

I: Waar ben jij het meest trots op wat je op school kan?

R: Koken, ja want op de vorige school had ik dat niet en hier vind ik dat super leuk dat ik dat wel kan.

I: Waar ben jij goed in op school? Je mag drie dingen benoemen.

R: Oké koken dan en uh ik weet niet, …Cuma en uhm ja textiel dan.

I:Waar ben jij minder goed in op school? Je mag hier ook drie dingen benoemen.

R: Rekenen, taal en groen.

I: En groen.

R: Ja.

I: Oké, wat is de reden dat je dit wat minder kan?

R: Groen ik heb zo wie zo al niets met tuinen. Vind ik zo wie zo al stom en uh rekenen ja daar ben ik gewoon niet goed in en taal ik schrijf de dingen op zo als ik ze hoor dus.

I: Oké dus dan maak je wel eens taal fouten.

R: Ja.

I: Wat is de reden dat je die andere vakken leuk vindt?

R: Uh die andere vakken zeg maar, koken doe ik zo wie zo heel graag vind ik heel leuk.

Cuma daar heb je heel veel leuke opdrachten bij en dan uhm uh … I: Uh wat had je nou nog meer koken, Cuma o ja textiel.

R: Ja textiel dat is gewoon leuk maar ik heb nog een vak wat ik heel erg leuk vind eigenlijk.

I: O en dat is?

R: Ja m’n moeder heeft gezegd als je zestien bent en goed Engels kan dan gaan we naar dingen naar uh Amerika dus.

I: Zo … dus je wordt beloond als je dat goed kan.

R: Ja, eigenlijk wel ja.

I: Ja ja. Wat vind je van de sfeer op de Wissel?

R: Kan gezellig zijn, maar het kan er ook heel stil zijn dus het is het een beetje matig.

I: Matig?

R: Ja.

I: Het kan heel gezellig zijn vertelde je, kan je dat uitleggen?

R: Gewoon gezellig in de klas en leuke dingen organiseren ze soms wel eens, maar het kan ook heel stil zijn je weet wel, dus dan is het helemaal niet gezellig zeg maar.

I: Niet gezellig, wanneer is het niet gezellig?

R: Nou zeg maar gewoon alle juffen en meesters zeg maar, dus ja kan ik niet echt uitleggen de ene keer is het gewoon gezellig ook in de klas en zo en dan weer niet maar meestal is het wel leuk in de klas en kan je niet zeggen dat het een stomme school is eigenlijk het is wel gezellig.

I: Dus het is wel gezellig.

R: Ja want ze organiseren best veel dingen op een jaar I: Oké, dat is leuk.

R: Ja, dat is wel leuk als ze allemaal dingen organiseren.

I: Ja, dat is zeker leuk net als de Valentijnsdisco bedoel je.

R: Ja en streetdance hadden ze ook gedaan dus ja.

I: Oké … Wat vind je van de Wissel?

R: Uuh … …

I: Wat vind je van de wissel als school?

R: Ja, mmmm ….

I: Hoe denk je dat het bekend staat?

R: Het staat helemaal niet bekend.

I: Het staat niet bekend?

R: Nee, ieder geval niet door de kinderen die ik ken zeg maar. Het komt denk ik ook doordat we helemaal aan de rand van Goes een beetje zitten.

I: Oké denk je dat, dat straks anders is dan na de verhuizing van de Wissel?

R: Ja, want dan zitten we helemaal tussen de andere scholen en zo dus dan zien ze onze naambordjes.

I: Ja, … weten andere kinderen ook wat voor school dit is?

R: Nee niet echt de vorige keer vroeg er een meisje of dat een kleuterschool was dus.

I: Of het een kleuterschool was. Oké, omdat ze niet wisten wat de Wissel was?

R: Nee.

I: Vind je dat de school goede resultaten bereikt? Vind je dat de school goede dingen doet?

R: Ja, ze doen wel goede dingen ja voor de kinderen doen ze wel goede dingen ja.

I: Kan je een paar dingen noemen wat je goed vindt aan de Wissel?

R: Uh het organiseren zeg maar van dingen, van spelletjes, disco’s en zo dat vind ik wel leuk zeg maar en uhm en gewoon de praktijk. De praktijkvakken vind ik wel leuk aan de Wissel.

Vind ik eigenlijk wel handig.

I: Vind je het belangrijk om praktijkvakken te krijgen?

R: Ja.

I: Ja, vind je dat leuker als theorie vakken?

R: Ja, want bij de theorie vakken zit je de hele tijd in de les en zo en nu kan je nog een beetje, beetje praktijk.

I: Hoe vind je dat de juffen en de meesters met de leerlingen omgaan?

R: Wel goed ze blijven meestal wel rustig.

I: Als je iets mocht veranderen wat zou je dan veranderen?

I: Oké tussen de juffen en jou en dat zou je dan willen veranderen?

R: Ja.

I: Waarom ben je naar deze school gekomen?

R: Nou zeg maar omdat ik uhm voor m’n gedrag ben hier gekomen en omdat ik moeite heb met rekenen en zo dus.

I: Je gedrag..

R: Ik kan heel brutaal uitvallen en zo

I: Oké, dat is dus de reden dat je naar de wissel bent gekomen?

R: Ja.

I: Hoe voelde jij je toen je voor het eerst naar de Wissel kwam?

R: Ik vond het niet zo zeg, maar ik en Daisy konden meteen goed met elkaar opschieten.

I: mmm.

R: zeg maar het was minder leuk zeg maar omdat uhm ik was ook bij het Pontes wezen kijken en dat daar vond ik zeg maar vond ik het wel leuker, maar de Wissel dat was voor de rest wel leuk hoor.

I: Maar Pontes vond je leuker?

R: Ja, op zich wel, maar daar hadden ze meer praktijk zeg maar.

I: Meer praktijk?

R: Ja, drama en zo en muziek.

I: Die vakken zou je ook wel willen hebben?

R: Ja.

I: Hoe voel je, je nu als naar school gaat. Als het weer maandag is en je gaat naar school?

R: Meestal vind ik het op zich wel leuk om naar school te gaan. Ik heb er niet moeite mee. Ik zie er niet echt tegen op, maar soms heb ik er niet echt zin in, omdat je dan vroeg op moet staan en moet je weer gaan werken weet je wel.

I: Oké kan je iets vertellen over jouw gedrag op school?

R: Uuhm mijn gedrag is soms wel brutaal, soms wel druk en soms ook dan wel weer rustig.

I: Tegen wie ben je dan zo? Tegen klasgenoten of tegen docenten?

R: Tegen alles dan eigenlijk, tegen allebei.

I: Hoe is je werkhouding in de les?

R: Meestal heb ik een zeven of acht op mijn weekrapport dus.

I: Zo, dat is netjes. Hoe ga jij met regels om, hou jij je daar aan?

R: Soms meestal hou ik mijn telefoon aan, maar mijn mp3 is uit en soms kiep ik op mijn stoel zeg maar en uhm aan de meeste regels moet je, je wel houden. Ze zijn zo gemaakt dat je je er wel aan moet houden. Die je in principe niet kan verbreken en je doet het zo wie zo niet in de klas. Je doet je telefoon uit. Je kan moeilijk onder les een beetje bellen.

I: Dat is helemaal waar. Hoe ga jij met juffen en meesters om?

R: Ik denk wel goed.

I: Hoe ga je met klasgenoten om?

R: Gaat ook wel goed vind ik, soms kan ik een beetje kattig reageren maar voor de rest wel leuk.

I: Je had het net over de Pontes, dat is ook een school voor het voortgezet onderwijs. Kan je wat vertellen over die school. Wat is het verschil tussen die school en de Wissel?

R: De Wissel is zeg maar uh iets lossers en op het Pontes zitten meer kinderen dan op de Wissel en de Pontes doet wel meer activiteiten dan de Wissel zoals mountainbiken en vlotten bouwen. Eigenlijk maakt het niet zoveel uit maar de Pontes is groter dan de Wissel.

I: Wat vind je van die verschillen?

R: ja.

I: Wat vinden zij van de Wissel?

R: Heel veel kinderen vragen of het een kleuterschool is of dat het een mongolen school is.

Ja, kinderen met een handicap zeg maar. Een paar vriendinnetjes vinden het wel goed dat ik daar op zit, daar hebben ze geen probleem mee

I: Ja, dat was mijn volgende vraag wat vinden zij ervan dat jij naar de Wissel gaat.

R: Eerst dachten ze wel dat ik naar de bergweg kon zeg maar ik kon het ook wel, maar het is gewoon mn gedrag weet je wel. Als je dan iedere keer uit de les wordt gestuurd dan, dan, dan word je geschorst weet je wel dus op zich is het niet zo een heel probleem.

I: Oké dus je komt naar de Wissel vanwege jouw gedrag.

R: Maar op de Bergweg hadden ze ook wel Frans zeg maar en ja en ja en heb je ook allemaal moeilijkere lessen weet je wel. Rekenen is dan allemaal moeilijker en dat is allemaal wel goed zo op de wissel dus het is eigenlijk niet zo een super ramp.

I: Vind je het belangrijk wat je vrienden er van vinden?

R: het ene moment wel het andere moment niet. Ik vind het soms wel belangrijk zeg maar dat ze … Ik vind het niet echt belangrijk maar belangrijk dat ze kunnen zeggen dat ik op een hogere school zit zeg maar.

I: Dat had je liever gewild?

R: Eigenlijk wel ja

I: Wat is de reden hiervan?

R: Nou zeg maar ik zat op …basisschool en al mijn vriendinnetjes gingen naar de bergweg en naar het Groencollege zeg maar en twee van die ouders zeg maar hadden gezegd dat hun kinderen naar het groencollege moesten. De .. basisschool had gezegd dat dit niet goed was dat ze naar de bergweg wilde, maar die ouders wilde dat hun kind toch naar zo’n school ging. Mijn ouders hebben er toch voor gekozen om wat die dingen wat … basisschool zei te doen.

I: Ja, wat vind je daar dan van?

R: Ja, ik vind het wel goed op zich.

I: Vond je dit in het begin ook gelijk goed?

R: Nee, toen was ik heel boos eigenlijk.

I: Hoe kwam dat dan?

R: Omdat de andere naar de Bergweg gingen en allemaal naar leuke scholen gingen leek het net of ik naar een stomme school ging.

I: Dus het leek net of die school leuker was dan de Wissel?

R: Ja.

I: Hoe kwam het dat je dacht dat die andere leuker was?

R: Omdat iedereen daar positief over praat en de Wissel die kennen ze niet dus daar kunnen ze niet echt positief over praten.

I: Wat vinden je ouders van de wissel?

R: uhmmm die vinden het een goede school voor me.

I: Waar zijn jouw ouders het meest trots op wat je op school kan?

R: Weet ik niet hmmm … Engels en koken.

I: Wat vinden ze minder gaan bij jou op school?

R: Gedrag.

I: Wat vinden je ouders belangrijk voor jou?

R: Weet ik niet, … dat ik gelukkig ben.

I: Oké, vinden je ouders het belangrijk wat voor cijfers je haalt?

R: Soms houtbewerking vinden ze niet erg als ik een zes heb of zo. Daar maken ze niet echt een probleem van, maar voor de praktijkvakken vinden ze wel leuk dat ik een hoger cijfer haal.

I: Oké wat is de reden dat ze dat belangrijk vinden?

R: Nou koken en zo vind ik zeg maar heel leuk en dan ga je er ook zeg maar voor.

R: Nee, dat mag ik zelf kiezen.

I: Dat is fijn. Vind jij het ook belangrijk wat jouw ouders belangrijk vinden? Dus bijvoorbeeld goede cijfers halen voor de praktijkvakken.

R: Nee ik vind dat niet belangrijk. Ik vind het belangrijk dat ik er zelf wat aan heb.

I: Kan je dat uitleggen?

R: Ja, dat ik het bijvoorbeeld later kan gebruiken, dus bijvoorbeeld groen en het koken en hout zeg maar. Als er later wat kapot is in mijn huis of ik moet wat planten dan heb ik dat toch al een stukje geleerd en dat vind ik wel handig.

I: Dus jij vindt het niet belangrijk wat voor cijfer je haalt maar dat je wat leert voor later R: Ja.

I: Muziek, je gaf aan dat je muziek heel leuk vond op het Pontes, waarvoor kan je dat later gebruiken?

R: Met niks het gaat er om dat het gewoon een leuk vak is lijkt mij. Ik weet niet ik denk dat ze dat voor de toon hebben gedaan of zo ik weet het niet.

I: kent jouw familie de Wissel?

R: Ja.

I: Wat vindt jouw familie van de Wissel?

R: Praten ze niet echt over, weet ik eigenlijk niet.

I: Ze weten wel wat de Wissel is?

R: Ja dat het een school is en dat ik er op zit, maar ze weten niet, ja ze weten wel dat het een praktijkschool is. De ene oom en tante weten het wel en de andere niet. Het is wel een beetje verschillend.

I: Vind je het belangrijk wat je familie van de Wissel vindt?

R: Ik vind het wel belangrijk ja. Ja, al mijn neefjes en nichtjes zitten zeg maar op een normale school en ja dan vond ik het wel belangrijk wat ze er van vonden.

I: En wat vinden ze ervan?

R: Zeggen ze niet echt waar ik bij ben, weet ik niet echt.

I: Weet je al wat je later wil worden?

R: Ja, kapper.

I: Stel dat jij in de toekomst kon kijken hoe ziet jouw leven er dan uit als je van school bent?

R: Uh van deze school of echt van alle scholen van het ROC en zo?

I: Nee, als je van de Wissel komt wat ga je dan doen?

R: Dan ga ik naar het ROC hoop ik om voor kapper te leren en uhm ja en als ik dat heb uhm dan uhm ja. Ik denk ook wel dat ik in een klerenwinkel. Ik hoop als bij het ROC ben dat ik dan in een klerenwinkel kan werken of bij een kapper al een beetje kan werken en zo.

I: Oké je wilt naar het ROC en daarnaast werken?

R: Ja.

I: Alleen in het weekend of wil je dan door de weeks werken?

R: Ze hebben ook wel eens dat je twee dagen naar school moet en drie dagen werkt.

I: Dat zou je wel willen?

R: Ja.

I: Maar wil je dan in een kapperszaak of in een kledingwinkel werken?

R: Liever in een kapperszaak, maar als dat niet kan vind ik het niet erg om in een kledingwinkel te werken.

I: Als je iets kon veranderen aan de school, stel jij bent de directeur en jij kon bepalen wat hier gebeurt zou je dan iets willen veranderen en zo ja, wat zou je willen veranderen?

R: Ja, ik zou wel wat willen veranderen. Ik zou dan meer praktijk willen zeg maar zoals,

R: Eigenlijk niet uhhm minder huiswerk zeg maar en dan zou ik zeg maar dat je zeg maar een beetje zeg maar zelf je lesrooster kan kiezen bijvoorbeeld Jantje wil erg graag hout maar koken vindt hij ook leuk en dan wilt hij ook nog Engels weet je en dan zouden we kunnen kijken waar die dan bij past. Hij wil bijvoorbeeld graag kok worden en dat hij dan een keertje extra koken krijgt zeg maar.

I: Hoe ga je dat dan doen als er kinderen zijn die nog niet weten wat ze willen worden?

R: dan mogen ze een keer met alles proefdraaien of zo.

I: Oké, je hebt me goed geholpen en ik wil je erg graag bedanken voor het interview.

R: (glimlach) oké.