• No results found

4.5 Validiteit en betrouwbaarheid

Bij een kwalitatief onderzoek dient er aan bepaalde kwaliteitscriteria te worden voldaan.

Deze criteria zijn validiteit en betrouwbaarheid.

Validiteit wat ook wel geldigheid wordt genoemd, heeft betrekking op de juistheid van onderzoeksbevindingen. Dit onderzoek is valide doordat op basis van het literatuuronderzoek de vragenlijst is opgesteld voor de interviews. Verder is er gebruik gemaakt van open vragen bij de interviews. Hierdoor hebben de respondenten antwoord kunnen gegeven vanuit hun eigen ervaring. Tijdens het interview is er bij sommige leerlingen nog een verduidelijking gegeven over de vragen of zijn er subvragen gesteld, om de vraag zo compleet mogelijk beantwoord te krijgen. Daarbij zijn alle interviews opgenomen en letterlijk uitgetypt, waardoor er minder snel verkeerde interpretaties kunnen worden gedaan.

Ook zijn de interviews gelijk uitgewerkt. Na de uitwerking van de interviews is het gelabeld, zodat alle informatie is meegenomen en er een compleet beeld ontstaat.

Betrouwbaarheid vormt een indicatie van de mate waarin onderzoeksresultaten onafhankelijk zijn van het toeval. Die toevalligheden kunnen gelegen zijn in de situatie of locatie, de respondenten, het instrument of de onderzoeker zelf. De betrouwbaarheid van dit onderzoek kan worden vastgesteld, doordat alle respondenten zijn geïnterviewd op school. Deze omgeving is bekend en vertrouwd voor de respondenten, waardoor ze zich meer op hun gemak voelen en minder terughoudend zijn in het beantwoorden van de vragen. Tijdens alle interviews is de volgorde van de hoofdvragen aangehouden en zijn alle hoofdvragen hetzelfde geformuleerd. Wel is er een verschil in de subvragen die gebruikt zijn voor het doorvragen bij een bepaald onderwerp. Tevens is er een neutrale houding aangenomen, door niet de antwoorden in te vullen van de respondent en geen beoordeling te geven van het gegeven antwoord. (Baarda e.a., 2005)

5 Resultaten en analyses van het onderzoek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.2 het verloop van het veldwerk beschreven. Vervolgens zullen de resultaten van het praktijkonderzoek worden weergegeven. De gegevens van de interviews met de leerlingen (5.3) en de mentoren (5.4) zijn geanalyseerd door gebruik te maken van labels (zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). Per topic zullen de resultaten van het praktijkonderzoek worden weergeven en wordt de koppeling gemaakt met het literatuuronderzoek.

5.2 Verloop van het veldwerk

Tijdens het veldwerk is er gebruik gemaakt van interviews (voor meer informatie over het type interview zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). Om te controleren of de moeilijkheidsgraad van de vragen niet te hoog was voor de leerlingen is er een proefinterview gehouden. Ook is er een proefinterview gehouden voor het interview met de mentoren, zo kon gekeken worden hoeveel tijd het interview ongeveer in beslag zou nemen.

Daarna is er een selectie gemaakt onder de leerlingen en de mentoren door middel van een steekproef (voor meer informatie over de steekproef zie Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet). De mentoren zijn persoonlijk benaderd of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Er is gelijk een afspraak gemaakt wanneer het interview afgenomen zou worden. Bij de leerlingen is er schriftelijk bij de ouders om toestemming gevraagd. Eén ouder gaf geen toestemming voor het interview. Opnieuw heeft de steekproef plaatsgevonden. Vervolgens is er weer schriftelijk bij de ouders om toestemming gevraagd.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de desbetreffende mentoren van de geselecteerde leerlingen wanneer het schikte om de leerlingen te interviewen. Aan de hand van dit overleg is er een planning gemaakt voor de interviews.

Vervolgens zijn de leerlingen benaderd voor het interview. Eerst heb ik mezelf voorgesteld aan de leerlingen die mij niet kenden. Daarna is ook aan hen gevraagd of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Alle leerlingen wilden meewerken aan het onderzoek.

Voordat het interview begon is er eerst aan de leerlingen en de mentoren uitleg gegeven over het onderzoek en het interview. Zo is er uitleg geven over: het onderwerp van het onderzoek, het doel van het onderzoek, hoe het interview er uitziet en hoe lang het interview ongeveer zou duren. Ook is er benadrukt dat het interview anoniem in het onderzoek verwerkt wordt.

Na de uitleg is het interview afgenomen. Tijdens het interview is er bij sommige leerlingen nog een verduidelijking gegeven over de vragen.

Na het interview zijn de leerlingen en de mentoren bedankt voor het deelnemen aan het onderzoek. Bij de leerlingen is er nog wel navraag gedaan of zij de vragen moeilijk vonden.

Ze gaven aan dat ze het wel moeilijk vonden. Niet zozeer het begrijpen van de vragen, maar

5.3 Resultaten en analyses leerlingen

Voor de interviews en het uitwerken van de resultaten is een topiclijst gebruikt. De topiclijst met de resultaten van de leerlingen kunt u vinden in Bijlage 5. Hieronder zullen per topic de resultaten van het praktijkonderzoek van de leerlingen beschreven worden. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt met de resultaten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek die beschreven staat in “Hoofdstuk 2: Literatuurverkenning”.

5.3.1 Resultaten per topic

Om later te kijken of er een vergelijking is tussen de resultaten van de leerlingen en de mentoren is er voor gekozen om de resultaten in dezelfde volgorde te vermelden. De hoofdthema’s zijn: inventarisatie acceptatieproblematiek, verklaring acceptatieproblematiek en de wensen of de mogelijkheden om dit te reduceren. Onder deze hoofdthema’s zullen de bijbehorende topics worden besproken.

Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Onder dit topic is er onderzocht in hoeverre er sprake is van acceptatieproblematiek. Dit is geïnventariseerd door aan de leerlingen te vragen hoe zij zich voelde toen zij voor het eerst naar de Wissel kwamen. Ook is er gevraagd of dit gevoel is veranderd. In figuur 2 zijn de resultaten weergegeven.

Figuur 2: Gevoel ten aanzien van de Wissel

Ook is er gevraagd aan de leerlingen hoe zij zelf vinden dat hun gedrag is op school. Deze vraag is open gesteld. Als de leerling het lastig vond om deze vraag te beantwoorden zijn er als ondersteuning nog twee vragen gesteld. Deze twee vragen gingen over hoe de leerling denkt dat zijn werkhouding is in de les en hoe zij met regels omgaan.

Figuur 3: Uitingen op school

Topic: Verklaringen acceptatieproblematiek

Bij dit topic is onderzocht of de leerlingen zelf en de omgeving een invloed hebben op de acceptatieproblematiek naar praktijkonderwijs.

Invloed van de leerling

In de topiclijst staan o.a. de woorden zelfbeeld en identiteit. Om hier een beeld van te krijgen zijn de vragen gesteld: hoe de leerlingen denken dat anderen hen zien en hoe zij zichzelf zien. Bij beide vragen werd er door drie leerlingen positief geantwoord en door drie leerlingen zowel positief als negatief geantwoord.

Aan de leerlingen is ook de vraag gesteld wat de reden was waarom zij naar deze school gekomen zijn. Hierop gaven vijf leerlingen het antwoord dat zij naar de Wissel zijn gekomen omdat zij een leerachterstand hebben. Eén leerling gaf het antwoord dat zij naar de Wissel is gekomen vanwege haar gedrag.

Vijf leerlingen weten al in welke richting zij willen gaan werken. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen. Zij hebben een beroep gekozen wat niet haalbaar is met het afronden van praktijkonderwijs, maar waarvoor je een opleiding moet volgen op het regulier voortgezet onderwijs. Twee leerlingen gaven ook aan dat zij graag naar een andere school willen, omdat hun vrienden daar ook op zitten.

Er is aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken dat de omgeving tegen de praktijkschool de Wissel aan kijkt. Met de omgeving worden de ouders van de leerlingen, leeftijdsgenoten en familie bedoeld. Het onderstaande figuur geeft weer wat de mening is van de omgeving. Aan de grafiek kan afgelezen worden dat de leerlingen denken dat hun ouders hier positief over zijn. Ook is er een aantal dat niet weet wat hun ouders hier van vinden.

“Ik heb het daar eigenlijk nog niet zo vaak over gehad maar volgens mij vinden ze het wel een goede school”

Uit de grafiek is ook af te lezen dat afgezien van de ouders, de meeste leerlingen niet weten hoe de rest van de omgeving hierover denkt.

“Nee, ze vragen er ook niet naar dus ik praat er ook niet over”

Figuur 4: De mening van de omgeving over het praktijkonderwijs

Aan de leerlingen is gevraagd hoe zij denken dat de Wissel bekend staat. Zoals aan de grafiek is af te lezen zegt de helft van de leerlingen dat de Wissel niet bekend staat. Zij bedoelden hiermee dat de omgeving de Wissel niet kent en niet weten wat voor school het is.

“Het staat helemaal niet bekend, ieder geval de kinderen die ik ken, kennen het niet. De vorige keer vroeg er een meisje of dat een kleuterschool was dus”.

Er is niet naar gevraagd maar drie leerlingen gaven aan dat de omgeving een positieve mening heeft over het regulier voortgezet onderwijs.

“Leerling: Omdat de andere naar de bergweg gingen en allemaal naar leuke scholen gingen leek het net of ik naar een stomme school ging.

Interviewer: Dus het leek of die andere school leuker was dan de Wissel?

Leerling: Ja

Interviewer: Hoe kwam het dat je dacht dat die andere leuker was?

Leerling: Omdat iedereen daar positief over praat en de Wissel die kennen ze niet dus daar kunnen ze niet echt positief over praten.”

Aan de leerlingen is ook gevraagd wat hun vrienden er van vinden dat zij naar de Wissel gaan. Vier leerlingen zeggen dat hun vrienden hier positief over zijn. Twee leerlingen vertelden dit niet te weten, omdat zij geen vrienden hebben op een andere school. Ook vier leerlingen vertelden dat zij de mening hierover van de omgeving wel belangrijk vinden.

“Een paar vriendinnetjes vinden het wel goed dat ik daar op zit, daar hebben ze geen probleem mee.”

Mening over de Wissel

Aan de leerlingen is ook gevraagd wat hun mening is over de Wissel. Deze vraag is gesteld om te inventariseren of de acceptatieproblematiek te maken heeft met zelfacceptatie van de leerling of dat de school hier verder ook nog een rol in heeft. In figuur 6 is af te lezen dat de leerlingen positief zijn over de resultaten van de school en de omgang van de leerkrachten naar de leerling toe. Bij de sfeer is er een gedeelde mening: hier zijn drie leerlingen positief over en drie leerlingen zijn hier zowel positief als negatief over. De leerlingen die aangaven dat ze hier zowel positief als negatief hier over zijn, vertelden dat dit te maken heeft met hoe het gedrag is van hun klasgenoten.

“Leerling: Er zijn er wel een paar bij die met een chagrijnig gezicht rond lopen dus. De sfeer is niet helemaal goed onder de klasgenoten.

Interviewer: Hoe komt dat?

Leerling: Er zijn kinderen die hier op school zitten die zich beter als de rest voelen en zo van ja ik hoor hier eigenlijk helemaal niet thuis maar het is dat het moet.”

Verschillen met het regulier onderwijs

Hieronder wordt in figuur 7 aan de hand van een grafiek weergegeven wat de leerlingen vinden dat er aan verschillen zijn met het regulier voortgezet onderwijs. Twee leerlingen gaven ook aan dat ze deze verschillen niet erg vinden.

“Op zich is het voor deze school zo goed, want het is natuurlijk minder lerend. Als het hier moeilijker wordt dan weten we het denk ik niet meer. Ik zou niet willen wat zij daar hebben.”

Figuur 7: Verschil met de Wissel en het regulier voortgezet onderwijs

Topic: Suggesties voor aanpassingen

Er is aan de leerlingen gevraagd wat ze zouden willen veranderen aan de school als dat mogelijk was. Figuur 8 geeft aan wat zij zouden willen veranderen.

Figuur 8: Wat de leerling zou willen veranderen aan de Wissel

“De lessen, bijvoorbeeld andere tijden, op de woensdag zou ik wel langer les willen en

5.3.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek leerlingen Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

In het literatuuronderzoek is een klein gedeelte beschreven over het zelfbeeld en de zelfwaardering. Gevoelens van schaamte en kwaadheid kunnen er voor zorgen dat de leerling een lage zelfwaardering kan hebben. Een lage zelfwaardering zorgt er op zijn beurt weer voor dat het zelfbeeld van de leerling minder positief is. Als er een laag zelfbeeld heerst, kan het zijn dat er een kloof ontstaat tussen het zelfbeeld en het ideaalbeeld. Als deze kloof te groot wordt kan dit er voor zorgen dat de leerling zichzelf minder accepteert. Bij het topic “uitingen” is er gevraagd aan de leerlingen hoe zij zich gedragen op school. Hierbij is geen emotie/gedrag genoemd waardoor de leerling eventueel een lage zelfwaardering zou kunnen hebben.

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

De meest eenvoudige uitleg van het zelfbeeld is: “het min of meer afgeronde beeld dat een individu van zichzelf heeft”. Bij de resultaten is te zien dat de helft van de leerlingen positief is over zichzelf en de andere helft is zowel positief als negatief over zichzelf.

In de theorie van Rogers staat beschreven dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien. Het praktijkonderzoek geeft aan dat de leerlingen dit ook hebben. Vijf leerlingen hebben namelijk aangegeven al te weten in welke richting zij willen gaan werken. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen.

Volgens de theorie van Erikson en Rogers heeft de omgeving een grote invloed op het individu. De leerlingen gaven ook aan dat zij de mening van de omgeving belangrijk vinden.

In de theorie van Erikson staat beschreven dat de omgeving bepaalde eisen stelt over de toekomst van de jongere, zoals het voltooien van een opleiding en een beroepskeuze maken. De jongere kan hiermee in de adolescentieperiode in gedachten experimenteren over verschillende oplossingen. In het praktijkonderzoek is er aan de leerlingen gevraagd of hun ouders het belangrijk vinden wat voor beroep zij later gaan uitoefenen. Ook is er gevraagd of zij weten wat hun ouders belangrijk vinden en wat hun verwachtingen zijn op het gebied van onderwijs. Deze vragen sluiten ook aan bij de theorie van Erikson. Volgens Erikson heeft de omgeving een grote invloed op het vormen van dit ideaalbeeld. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving. Aan de leerlingen is ook gevraag hoe zij de omgang van de leerkrachten naar de leerlingen vinden.

Hierin kan ook gekeken worden of zij zich geaccepteerd door hen voelen.

In de periode van de adolescentie worden relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker.

Om die reden is er aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken dat hun vrienden over het praktijkonderwijs denken en wat hun vrienden ervan vinden dat zij naar het praktijkonderwijs gaan. De acceptatie van de leeftijdsgenoten blijkt het meest bij te dragen aan de zelfwaardering van de leerling. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de interviews en wordt

5.4 Resultaten en analyses mentoren

Hieronder zullen per topic de resultaten van het praktijkonderzoek met de mentoren beschreven worden. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt met de resultaten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek dat beschreven staat in “Hoofdstuk 2:

Literatuurverkenning”.

5.4.1 Resultaten per topic

Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Ervaringen

Onder deze topic is er gekeken in hoeverre er sprake is van acceptatieproblematiek. Dit is geïnventariseerd door hierover naar de ervaringen van de mentoren te vragen. Alle drie de mentoren hebben ervaring met leerlingen die acceptatieproblemen hebben ten aanzien van praktijkschool de Wissel.

“Ja, in de eerste klas zijn er veel die er moeite mee hebben dat ze hier toch naar toe moeten, zeker in het begin. Langzaam verwatert dat wel iets, maar er zijn er nog steeds die hier problemen mee hebben”.

Aantallen

Ook is er gevraagd hoeveel leerlingen zij in de klas hebben met deze problematiek. Hier gaven de mentoren het antwoord op dat dit erg per klas verschilt, namelijk van maar twee tot wel acht leerlingen per klas.

“Toevallig heb ik een klas die daar minder problemen mee heeft, maar ik weet wel dat de klas van een collega er zeker vijf in heeft zitten die daar heel veel moeite mee hebben.”

Niveau

Een mentor denkt ook dat het niveau van de leerling een rol speelt bij de acceptatie. Als het niveau hoger ligt dan krijgt de leerling meer het gevoel dat hij misschien toch naar het regulier onderwijs kan.

“In die andere groep leeft het ook veel minder. Het is mijn groep die qua theorieniveau iets hoger is. Dus die hikken daar wat meer tegen aan en ik denk dat er daardoor veel minder acceptatieproblemen zijn in die andere groep.”

Uitingen

Aan de mentoren is ook gevraagd hoe deze problematiek zich uit op school. Hier gaven ook alle drie de mentoren aan dat dit zich uit door: motivatieproblemen, onzeker en opstandig gedrag. Verder gaven ze alle drie nog een andere vorm van gedrag aan, namelijk:

minderwaardig praten over de Wissel, aftasten wat ze nu willen/kunnen en het vermijden van de praktijkschool de Wissel. Het vermijden doen ze door bijvoorbeeld niet met anderen af te spreken op school, omdat ze niet willen zeggen dat zij op de Wissel zitten.

“Een heleboel leerlingen geven aan dat ze zich toch een soort van schamen om hier op school te zitten en dat ze vaak niet durven zeggen dat ze op de Wissel zitten en dan iets verzinnen, vooral tegen vrienden en soms ook op verjaardagen van familie.”

Figuur 9: Uitingen van acceptatieproblematiek op school

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

Invloed van de leerling

Aan de mentoren is de vraag gesteld wat van invloed zou kunnen zijn vanuit de leerling ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De onderstaande punten in figuur 10 werden door de mentoren genoemd.

Figuur 10: Invloed van de leerling ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs Zoals in de bovenstaande grafiek is af te lezen noemden alle drie de mentoren als voornaamste invloed dat de leerlingen zich met anderen vergelijken en zichzelf niet

Invloed omgeving

Aan de mentoren is de vraag gesteld of de omgeving een rol speelt voor de leerlingen ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. Alle mentoren gaven als eerste aan dat de ouders hier een grote invloed op hebben.

Figuur 11: Invloed van de omgeving ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs

Topic: Reduceren van de acceptatieproblematiek

Tenslotte is aan de mentoren gevraagd of de Wissel een rol kan spelen bij het reduceren van de acceptatieproblematiek van de leerlingen en hoe zij zich dit dan voorstellen. Dit antwoord was op te splitsen in wat men hier al aan doet en wat nog zou kunnen helpen. De onderstaande figuren geven aan wat men al doet en wat er nog toegevoegd zou kunnen

Tenslotte is aan de mentoren gevraagd of de Wissel een rol kan spelen bij het reduceren van de acceptatieproblematiek van de leerlingen en hoe zij zich dit dan voorstellen. Dit antwoord was op te splitsen in wat men hier al aan doet en wat nog zou kunnen helpen. De onderstaande figuren geven aan wat men al doet en wat er nog toegevoegd zou kunnen