• No results found

De privacy van de respondent en de genoemde personen in het interview is beschermd door gebruik te maken van fictieve namen.

Interview eerstejaars mentor

I: Wat zijn jouw ervaringen met leerlingen met acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs?

R: Ja, in de eerste klas natuurlijk zijn er veel hoor die, uuhh, die er moeite mee hebben zeg maar, dat ze hier toch naar toe moeten zeker op het begin. Langzaam verwatert dat wel iets, maar bij mij in de klas zijn er nog steeds die, die er nog steeds problemen mee hebben.

I: Oké.

R: Vooral dat van andere scholen, uuhh, hoe ze naar hun kijken zeg maar ja van we zijn dom of uh, ja dat soort ideeën krijgen ze dan.

I: Mmm

R: Maar gaandeweg verwatert het wel iets hoor.

I: Het verwatert wel.

R: Ja tenminste verwatert, het blijft wel een beetje bestaan maar ze gaan het zelf langzamer-hand steeds meer accepteren. Vooral doordat ze toch wel merken dat ze in praktijkvakken beter zijn dan in theorievakken en dat ze veel praktijk krijgen natuurlijk. Vinden ze dat toch wel leuk zeg maar.

I: Dus vooral in het begin is het meer?

R: Ja.

I: Oké en hoeveel leerlingen denk je dat er in de klas deze problemen hebben?

R: Bij mij in de klas, dan moet ik eens even kijken hoor. Ga ik even het rijtje af, zodat dan kan ik het makkelijker. Kim heeft een probleem gehad, Chantal ook, dus dat is twee.

I: Ja.

R: Uh Lieke ook, Emma ook, dat is drie das vier, Richard is vijf, ook Thijs is zes, Anouk is zeven, Wendy niet, Ramon ook niet, Rens ook niet. Zeven van de twaalf.

I: Zeven van de twaalf.

R: Ja.

I: Dat is best een groot aantal.

R: Ja dat is best een groot deel, maar dat hou je. Dat zijn vooral de leerlingen zeg maar, uhm die veel vrienden op andere scholen hebben zeg maar hé.

I: Oké dus die komen dan niet van het speciaal onderwijs af of wel?

R: Ja, ze komen van de Tweern af ook wel allemaal (hoesten), maar net als Thijs en Ramon niet en die hebben er ook minder problemen mee en die zagen dit echt als een soort van stap vooruit of, maar in ieder geval die hadden er heel veel zin en net als uh Chantal en zo die zijn toch ook bij het Groencollege, die wilden graag naar het Groencollege of graag naar het Ostrea weet je wel, en dan is het moeilijk en net zoals bij Richard is het helemaal

moeilijk. Want die is gewoon helemaal een spiegel voorgehouden van altijd, uh ja je kan uh die is altijd verteld je kan naar het Ostrea of je kan naar Pontes weet je wel, die is altijd lekker gemaakt door de Tweern eigenlijk nog.

I: Door de Tweern?

Wissel, dat uuh uuh, dat zal waarschijnlijk toch het best bij je passen dan hadden ze dat beter kunnen accepteren.

I: Oke, dus dat beeld wat wordt geschetst door de voorgaande school?

R: Ja ja dat zeggen de leerlingen.

I: De leerlingen?

R: Ja ik weet niet of dat zo is ik ben er niet bij geweest natuurlijk, maar je hebt best wel kans dat het zo is.

I: Ja.

R: Of dat ze hebben in ieder geval waarschijnlijk wel het idee gehad dat, dat ze iets anders zouden kunnen.

I: Ja oké.

R: En dan is dat toch wel een domper. Snap ik ook best wel hoor, ik heb tegen Richard gezegd ik snap dat best want die wou altijd naar die sport uh …

I: CIOS?

R: Ja naar die sportklas op Buys Ballot.

I: Mmm

R: Daar was ie heilig van overtuigd, dat ie dat kon gaan doen weet je wel en ja dan moest ie hier naar toe dat viel toch wel tegen eigenlijk.

I: Ja dat kan ik me ook wel voorstellen ja. Hoe uit deze problematiek zich op school?

R: … In het begin vooral in uh ja negatieve houding toch wel hoor al hoewel ze moet zeggen… Richard stond op zich wel positief tegen over bijvoorbeeld, maar die vond het op het begin wel heel erg moeilijk en dat was met Chantal en zo ook die had op het begin echt zo iets van wat is dit en die waren heel erg aan het aftasten en aan het kijken en zo … maar dat gaat nu wel beter hoor nu zijn ze daar minder mee bezig zeg maar. Ze hebben nog wel zo iets, ik denk als je het nu nog aan ze zal vragen dan zouden ze nog zeggen, van goh waar zou je liever op school zitten ja Ostrea weet je wel dat zullen ze nog wel zeggen, maar ik denk ook wel dat ze inzien dat ze uh nu hier beter zitten maar het blijft moeilijk voor ze.

I: En hoe uit zich dat in gedrag?

R: Ja …een beetje bokken af toe, moeilijk doen, soms weet je wel waarom moet ik dit doen en uh, vooral dat soort dingen of dat doen ze daar op school niet weet je wel dan horen ze verhalen van anderen scholen natuurlijk.

I: Oké

R: En waarom doen wij dat wel, en uh gewoon proberen tegen dingen aan te schoppen zeg maar.

I: Ja ja.

R: Vooral in het begin en dat is nu wel veel minder hoor, maar het gebeurt soms nog wel eens ja.

I: Zijn er nog verder gevolgen? Zo ja, welke?

R: Mmm …. Ja, je probeert mee, ik probeer af en toe wel gewoon gesprekken over te doen zeg maar en af en toe merk je gewoon dat het nodig is in de klas als het leeft of zo of er speelt weer iets weet je wel dan ga ik er op in. Dan daar moet je wel je lessen op aanpassen zeg maar. Maar de lesstof vind ik dan iets minder belangrijk, maar dan heb ik liever het idee dat ze met plezier naar school gaan.

I: Oké je besteedt er ook aandacht aan in de les.

R: Ja ja dat moet je wel af en toe doen.

I: Ja en de gevolgen voor de leerling zelf?

R: …Mmm, soms een motivatieprobleem zeker op het begin hadden ze dat wel is weet je wel maar dat is nu wel bijna weg hoor.

I: Motivatie naar leren?

R: Nee gewoon zelf naar stof doen, zeg maar hé van moet ik dat doen en uh beetje

mopperen, maar over het algemeen deze groep pakt het goed op en dan deden ze het ook gewoon, dus dat is wel goed gegaan. In die andere groep leeft het ook veel minder hoor. Het

R: Dus die hikken daar wat meer ook tegen aan denk ik, dan Suzan der groep. Ik denk dat daar veel minder acceptatieproblemen in zitten zeg maar.

I: Dus je denkt ook dat het een oorzaak heeft dat het niveau wat hoger ligt?

R: Ja ja zeker qua theorie.

I: Want dan vergelijken zij zich met anderen en dan komt dat dichter bij hun in de buurt?

R: Ja, … ja, ... ja... Ja precies ja, … ja.

I: Wat zou van invloed kunnen zijn ten aan zien van acceptatie vanuit de leerling zelf?

R: …Mmm wat ik net zeg, het niveau van die kinderen natuurlijk dat komt vanuit zichzelf welk niveau ze hebben dat speelt natuurlijk ook wel mee van in hoeverre kunnen ze inzien dat ze op speciaal onderwijs zitten, dat ze toch wel anders apart onderwijs volgen. Kijk net als Ramon en een Ben zijn hartstikke blij dat ze veel praktijk krijgen die voelen zich ook echt hier thuis zeg maar.

I: Mmm.

R: Die hoor je ook niet zeuren over stof of zo. Niet zeuren, zo moet ik het ook niet zeggen, maar die denken daar veel minder over na zeg maar en uuh Chantal en zo die denken ook veel meer waarom doe ik dit en uh daar moet je veel meer in begeleiden zeg maar.

I: Oké.

R: Dus die zijn daar veel meer mee bezig van goh wat doe ik hier weet je wel.

I: Ja dus er is wel een verschil per leerling of dat invloed heeft. En identiteit en zelfbeeld speelt dat een rol?

R: (hoesten) Ja ook.

I: En hoe kan je dat zien?

R: Ja nou ze zien hier toch kinderen op school in de klas weet je wel. Ik kan iets beter dat speelt ook wel mee met acceptatie hè. Misschien kan ik dat ook wel, kijk op het moment dat ze gewoon inzien van ja uh ik ben ook niet beter in de klas of de betere, maar ik kan de stof en sluit gewoon goed aan dan is het minder moeilijk om te accepteren. Net als je al merkt dat heel makkelijk door de stof heen gaat, promotie bijvoorbeeld, als je merkt dat je daar heel makkelijk door heen gaat als leerling ja dan denken ze wel eens van goh ik had iets anders gekund dat is het denk ik vooral.

I: Oké. Speelt de omgeving een rol ten aanzien van acceptatie? En zo ja hoe?

R: Ouders en vriendjes die zijn toch wel belangrijk in, kijk, en dat geluk heb ik hier in de klas dat de ouders die staan eigenlijk allemaal heel positief tegenover de Wissel zeg maar. In het begin ook niet allemaal maar ik denk dat door hun kinderen te stimuleren van goh je ziet hier goed je kan dit en je kan dat en (…) wat ze uiteindelijk kunnen met deze school dat dat wel heel veel scheelt. Met vriendjes ook zo want kijk hebben ze net als Rens zijn vriendjes hier op school die heeft er minder moeite mee net als Emma die eigenlijk weinig vrienden hier op school heeft maar vooral op een Ostrea op een Pontes weet je wel die loopt dan daar ook meer tegen aan dat ze hier zit natuurlijk.

I: Oké dus ze hebben wel positieve stimulering nodig?

R: Ja ja zeker weten.

I: En spelen toekomstwensen van de leerling een rol ten aanzien van acceptatie?

R: Ja soms wel wat ik net zei met Richard dat voorbeeld van goh hè die wil de sport in en ja die heeft nu zo iets van hè ik kan wel in sportwinkel gaan werken maar het liefst zou hij ook sportlessen straks gaan verzorgen en zo. Ja dat is gewoon te hoog gegrepen voor hem dan is het moeilijk om als je dat nou echt graag wil als dat je droom is zeg maar. Van hem was dat echt, want zijn broer doet CIOS natuurlijk en ja dat wil ook dat ging op een gegeven moment niet meer.

koken hier volgt, dan zijn ze niet reëel bezig en zo’n kind pakt dat toch op dus ik denk dat ouders zijn hier heel belangrijk in dat ze het reëel houden en een kind krijgt dan ook weer een reëel beeld van zichzelf. Bij Richard is dat wel gebeurd hoor, daar hebben ze op zich een reëel beeld voor geschetst denk ik van thuis uit, maar van school uit dan weer niet waarschijnlijk.

I: Van school uit niet?

R: Ja misschien zit het ook wel bij hem in zijn gedachten van hè dat wil ik of het is een beetje, het is van veel dingen afhankelijk natuurlijk.

I: Ja, zou de Wissel een rol kunnen spelen bij het reduceren van acceptatieproblematiek van de leerlingen en zo ja, hoe zie je dat voor je?

R: Ja kijk ik heb daar ook best wel een rol in natuurlijk hier in de klas dat is vooral door veel gesprekken te voeren en uh net als met Richard bijvoorbeeld om met alternatieven te komen. Kijk bij Richard wist ik dat hij heel graag sport wou doen.

I: Mmm

R: Ja dan kan ik hem, ik heb bijvoorbeeld tegen hem gezegd van hè kijk nou is je kan bijvoorbeeld niet sportles geven maar in een sportwinkel helpen of in een sportwinkel gaan werken dat kan wel en uh kom je ook heel vaak van hè dat ze vragen komen over voetbal of zo weet je wel dat maakt het dan ook wel leuk en dan gaat ie dat op een gegeven moment inzien dat kan niet en dan is dit wel een heel leuk alternatief zeg maar.

I: Ja

R: Ik denk dat je leerlingen daar heel intensief in moet begeleiden, zowel klassikaal als individueel, dat je in die mentor gesprekjes toch nog even vraagt wat wil je nou gaan doen?

Of wat denk je nou na school te kunnen gaan doen? Dat ze gewoon wel dat je ze een reëel beeld schetst wat ze kunnen en maar dat ze er ook achter staan wat je schetst zeg maar, dat het voor hun tastbaar is zeg maar, tenminste haalbaar is voor hen vanuit de leerkracht zeg maar, dat je een beeld schetst wat haalbaar is en waar zij ook achter kunnen staan.

I: Zit er dan verschil tussen klassikaal en individueel?

R: Ja individueel, dan praat je zeg maar met zijn tweeën over dan ga je er samen eens over nadenken en klassikaal kan je met voorbeelden komen uit de individuele gesprekken en dan kan je dat ook in de klas bespreken weet je wel met Richard dat geval van Richard hebben we het ook in de klas over gehad.

I: Hoe reageerden ze daar dan op?

R: Ja leuk van hé ja dat is ook leuk weet je wel. Op een gegeven moment heb ik ook een stukje verteld wat ze allemaal kunnen gaan doen na school, of certificaten want dat was voor hun helemaal niet helder uh voor de kinderen in de klas. Door wat dingen te bespreken hé je kan dit en je kan dat ik denk wel dat het belangrijk is dat je daar vrij vroeg mee begint, zodat ze toch voor zichzelf nog een doel kunnen stellen. Al gelijk in de eerste en dat is misschien per groep uh verschillend hoor, maar bij mij leeft dat heel erg zeg maar dus dan heb ik dat ook aangepakt. Het leeft ook weer niet bij iedereen maar bij het merendeel wel zeg maar.

I: Zou het kunnen helpen als ze dat voordat ze hier op school komen al aangeven?

R: Ja misschien in de eerste weken al gelijk zeg maar, ja het is moeilijk ik denk dat het ook heel erg per klas verschilt, per individu, bijvoorbeeld Ramon en Thijs die zijn er helemaal niet echt mee bezig die hebben wel zo iets van ja ik wil misschien wel iets met groen gaan doen of timmeren, maar net als Chantal, Kim en Emma en Lieke die zijn er heel erg mee bezig wat kan ik straks gaan doen zeg maar.

I: En is dit dan de rol van de mentor om dit te doen of denk je dat daar ook nog iemand anders een rol in moet spelen?

R: Ja ik denk uh zeker ook de mentor, maar ik denk ook misschien van school uit dat er misschien een programma of zo opgestart zou kunnen worden. Ja ik weet ook niet, maar ik denk dat de mentor wel, die ziet de kinderen ook het meest die heeft het meest contact met ze.

I: Mmm en dat programmaatje hoe zie je dat dan voor je?

van dat kan ik en dan kunnen ze het makkelijker accepteren als ze een doel hebben, dan kunnen ze makkelijker accepteren dat ze hier zitten denk ik.

I: Zou de omgeving er ook bij betrokken moeten worden?

R: Ja misschien wel dat je uuh thuisopdrachtjes uh laat doen of uuh of vragen weet je wel van goh dat je de omgeving er toch zo in betrekt. Vriendjes en vriendinnetjes dat wordt moeilijker, maar zeker de ouders kan je daar wel in betrekken ja.

I: Hoe zou je dat dan willen doen, de ouders er in betrekken?

R: Ja thuisopdrachten, uh interviewtje met vader of een interviewtje met moeder of zo weet je wel iets in die trend.

I: Oké.

R: Dat ze dan toch uh dat ze ook weten van wat zouden m’n vader en moeder, wat

verwachten die van mij, wat is er nou eigenlijk op school of wat wilden zij bijvoorbeeld toen ze zo oud waren als mij, iets in die trend.

I: Dus ook een beetje meer vergelijking met hun ouders?

R: Ja precies ja. Dat het een helder beeld wordt voor de leerling ik denk dat dat heel belangrijk is.

I: Oké, dan wil ik je bedanken voor dit interview.

R: Graag gedaan.