• No results found

Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek leerlingen

5.3 Resultaten en analyses leerlingen

5.3.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek leerlingen

In het literatuuronderzoek is een klein gedeelte beschreven over het zelfbeeld en de zelfwaardering. Gevoelens van schaamte en kwaadheid kunnen er voor zorgen dat de leerling een lage zelfwaardering kan hebben. Een lage zelfwaardering zorgt er op zijn beurt weer voor dat het zelfbeeld van de leerling minder positief is. Als er een laag zelfbeeld heerst, kan het zijn dat er een kloof ontstaat tussen het zelfbeeld en het ideaalbeeld. Als deze kloof te groot wordt kan dit er voor zorgen dat de leerling zichzelf minder accepteert. Bij het topic “uitingen” is er gevraagd aan de leerlingen hoe zij zich gedragen op school. Hierbij is geen emotie/gedrag genoemd waardoor de leerling eventueel een lage zelfwaardering zou kunnen hebben.

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

De meest eenvoudige uitleg van het zelfbeeld is: “het min of meer afgeronde beeld dat een individu van zichzelf heeft”. Bij de resultaten is te zien dat de helft van de leerlingen positief is over zichzelf en de andere helft is zowel positief als negatief over zichzelf.

In de theorie van Rogers staat beschreven dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien. Het praktijkonderzoek geeft aan dat de leerlingen dit ook hebben. Vijf leerlingen hebben namelijk aangegeven al te weten in welke richting zij willen gaan werken. Drie van die leerlingen geven ook aan dat zij om die reden naar een andere school willen.

Volgens de theorie van Erikson en Rogers heeft de omgeving een grote invloed op het individu. De leerlingen gaven ook aan dat zij de mening van de omgeving belangrijk vinden.

In de theorie van Erikson staat beschreven dat de omgeving bepaalde eisen stelt over de toekomst van de jongere, zoals het voltooien van een opleiding en een beroepskeuze maken. De jongere kan hiermee in de adolescentieperiode in gedachten experimenteren over verschillende oplossingen. In het praktijkonderzoek is er aan de leerlingen gevraagd of hun ouders het belangrijk vinden wat voor beroep zij later gaan uitoefenen. Ook is er gevraagd of zij weten wat hun ouders belangrijk vinden en wat hun verwachtingen zijn op het gebied van onderwijs. Deze vragen sluiten ook aan bij de theorie van Erikson. Volgens Erikson heeft de omgeving een grote invloed op het vormen van dit ideaalbeeld. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving. Aan de leerlingen is ook gevraag hoe zij de omgang van de leerkrachten naar de leerlingen vinden.

Hierin kan ook gekeken worden of zij zich geaccepteerd door hen voelen.

In de periode van de adolescentie worden relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker.

Om die reden is er aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken dat hun vrienden over het praktijkonderwijs denken en wat hun vrienden ervan vinden dat zij naar het praktijkonderwijs gaan. De acceptatie van de leeftijdsgenoten blijkt het meest bij te dragen aan de zelfwaardering van de leerling. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de interviews en wordt

5.4 Resultaten en analyses mentoren

Hieronder zullen per topic de resultaten van het praktijkonderzoek met de mentoren beschreven worden. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt met de resultaten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek dat beschreven staat in “Hoofdstuk 2:

Literatuurverkenning”.

5.4.1 Resultaten per topic

Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Ervaringen

Onder deze topic is er gekeken in hoeverre er sprake is van acceptatieproblematiek. Dit is geïnventariseerd door hierover naar de ervaringen van de mentoren te vragen. Alle drie de mentoren hebben ervaring met leerlingen die acceptatieproblemen hebben ten aanzien van praktijkschool de Wissel.

“Ja, in de eerste klas zijn er veel die er moeite mee hebben dat ze hier toch naar toe moeten, zeker in het begin. Langzaam verwatert dat wel iets, maar er zijn er nog steeds die hier problemen mee hebben”.

Aantallen

Ook is er gevraagd hoeveel leerlingen zij in de klas hebben met deze problematiek. Hier gaven de mentoren het antwoord op dat dit erg per klas verschilt, namelijk van maar twee tot wel acht leerlingen per klas.

“Toevallig heb ik een klas die daar minder problemen mee heeft, maar ik weet wel dat de klas van een collega er zeker vijf in heeft zitten die daar heel veel moeite mee hebben.”

Niveau

Een mentor denkt ook dat het niveau van de leerling een rol speelt bij de acceptatie. Als het niveau hoger ligt dan krijgt de leerling meer het gevoel dat hij misschien toch naar het regulier onderwijs kan.

“In die andere groep leeft het ook veel minder. Het is mijn groep die qua theorieniveau iets hoger is. Dus die hikken daar wat meer tegen aan en ik denk dat er daardoor veel minder acceptatieproblemen zijn in die andere groep.”

Uitingen

Aan de mentoren is ook gevraagd hoe deze problematiek zich uit op school. Hier gaven ook alle drie de mentoren aan dat dit zich uit door: motivatieproblemen, onzeker en opstandig gedrag. Verder gaven ze alle drie nog een andere vorm van gedrag aan, namelijk:

minderwaardig praten over de Wissel, aftasten wat ze nu willen/kunnen en het vermijden van de praktijkschool de Wissel. Het vermijden doen ze door bijvoorbeeld niet met anderen af te spreken op school, omdat ze niet willen zeggen dat zij op de Wissel zitten.

“Een heleboel leerlingen geven aan dat ze zich toch een soort van schamen om hier op school te zitten en dat ze vaak niet durven zeggen dat ze op de Wissel zitten en dan iets verzinnen, vooral tegen vrienden en soms ook op verjaardagen van familie.”

Figuur 9: Uitingen van acceptatieproblematiek op school

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

Invloed van de leerling

Aan de mentoren is de vraag gesteld wat van invloed zou kunnen zijn vanuit de leerling ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De onderstaande punten in figuur 10 werden door de mentoren genoemd.

Figuur 10: Invloed van de leerling ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs Zoals in de bovenstaande grafiek is af te lezen noemden alle drie de mentoren als voornaamste invloed dat de leerlingen zich met anderen vergelijken en zichzelf niet

Invloed omgeving

Aan de mentoren is de vraag gesteld of de omgeving een rol speelt voor de leerlingen ten aanzien van acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. Alle mentoren gaven als eerste aan dat de ouders hier een grote invloed op hebben.

Figuur 11: Invloed van de omgeving ten aanzien van acceptatie naar praktijkonderwijs

Topic: Reduceren van de acceptatieproblematiek

Tenslotte is aan de mentoren gevraagd of de Wissel een rol kan spelen bij het reduceren van de acceptatieproblematiek van de leerlingen en hoe zij zich dit dan voorstellen. Dit antwoord was op te splitsen in wat men hier al aan doet en wat nog zou kunnen helpen. De onderstaande figuren geven aan wat men al doet en wat er nog toegevoegd zou kunnen worden.

Figuur 12: Gebruikte methoden Figuur 13: Nieuwe methoden

5.4.2 Koppeling literatuuronderzoek en praktijkonderzoek mentoren Topic: Inventarisatie acceptatieproblematiek

Aan de mentoren is gevraagd hoe de acceptatieproblemen ten aanzien van praktijkonderwijs zich uiten op school. Alle drie mentoren gaven aan dit te merken door: motivatieproblemen, onzeker gedrag en opstandig gedrag van de leerlingen.

In het literatuuronderzoek is besproken dat het gevoel van schaamte en kwaadheid een lage zelfwaardering kan veroorzaken. De door de mentoren genoemde uitingen van de leerlingen kunnen duiden op deze lage zelfwaardering, omdat ze sterke overeenkomsten vertonen met de uitingen genoemd in de literatuur.

Topic: Verklaring acceptatieproblematiek

Invloed van de leerling

Bij de resultaten van de mentoren is te zien dat zij denken dat de leerlingen zelf invloed hebben op de acceptatieproblematiek, doordat zij zich vergelijken met anderen en zichzelf niet accepteren.

• In het literatuuronderzoek staat beschreven dat het vergelijken met leeftijdsgenoten bij de adolescentieperiode hoort, omdat leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden.

Dit doen zij door middel van een referentiegroep te kiezen waar zij zich mee vergelijken. Ze hoeven niet tot dezelfde groep te behoren die ze als referentiegroep gebruiken.

• Het tweede punt dat de mentoren aangaven is dat de leerlingen zichzelf niet accepteren. Zelfacceptatie is een belangrijk begrip in de humanistische theorieën. De omgeving heeft hier een grote invloed op. Deze invloed wordt uitgeoefend door het waarderen van het individu. Het is daarom van belang dat het individu onvoorwaardelijk gewaardeerd (geaccepteerd) wordt door de omgeving.

• Het derde punt wat door twee mentoren is aangegeven is dat de leerlingen beseffen dat zij een beperking hebben. Dit staat ook in de kenmerken van de humanistische theorieën. Hier staat namelijk omschreven dat er wordt gekeken naar bewuste beleving, dat wil zeggen dat een persoon bewust weet wat hij denkt en voelt.

• Het vierde punt wat twee mentoren hebben aangegeven is dat de toekomstwensen van de leerlingen een invloed hebben op de acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De theorie van Rogers geeft ook aan dat de mens een grote drang heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien.

• Tot slot is het laatste punt wat door de mentoren werd aangegeven het ontdekken van de eigen identiteit van de leerlingen. Dit kan van invloed zijn op de acceptatie ten aanzien van praktijkonderwijs. De leerlingen zitten op dit moment in de adolescentieperiode. Volgens de theorie van Erikson bestaat deze periode uit het ontdekken van de eigen identiteit en wordt dit ook wel het conflict “identiteit versus identiteitsverwarring” genoemd.

Invloed omgeving

6 Conclusies en aanbevelingen

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de conclusies getrokken uit de resultaten van het onderzoek. Met het trekken van de conclusies wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag en de deelvragen van dit onderzoek.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

“In hoeverre is er sprake van acceptatieproblematiek betreffende praktijkonderwijs bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel en hoe kan deze problematiek worden gereduceerd?”

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er een aantal deelvragen opgesteld.

Ten eerste is er een deelvraag geformuleerd die niet zozeer via het praktijkonderzoek beantwoord kan worden, maar die wel van belang is om de andere deelvragen te kunnen beantwoorden, namelijk:

 Wat is acceptatieproblematiek?

Deze deelvraag is behandeld tijdens het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek is gekoppeld aan de resultaten van het praktijkonderzoek om uiteindelijk alle deelvragen te kunnen beantwoorden.

De overige deelvragen zijn onderverdeeld in de kernthema’s die tijdens het praktijkonderzoek zijn gebruikt. Op deze manier kunnen de conclusies op een overzichtelijke manier worden weergeven. De onderverdeling is als volgt:

Inventarisatie acceptatieproblematiek

 Is er sprake van acceptatieproblematiek bij de leerlingen van praktijkschool de Wissel?

 Hoe uit deze problematiek zich bij de leerling?

Verklaring acceptatieproblematiek

 Welke invloed heeft de leerling zelf ten aanzien van acceptatieproblematiek?

 Welke invloed heeft de omgeving van de leerling ten aanzien van acceptatieproblematiek?

Reduceren van de acceptatieproblematiek

• Op welke wijze kan de acceptatieproblematiek bij de leerling worden gereduceerd?