Vraag nr. 4
van 2 oktober 2001
van de heer JAN LOONES
Onroerende voorheffing – Vrijstelling – Prins Laurent
Ik verwijs naar mijn vraag om uitleg over de invor-dering van de onroerende voorheffing voor de wo-ning van prins Laurent en het antwoord van de min i s t e rpresidemint (Hamindelimingemin Commissievergade -ring nr. 222 van 28 juni 200 1, blz. 1 – red.).
De minister-president heeft toen in zijn antwoord verwezen naar het onderzoek dat bij zijn admini-stratie naar het dossier "prins Laurent" lopende is. Hij beloofde mij dat hij zelf – zodra het onder-zoek afgerond is en bekend is of het over een openbaar dan wel een privé-goed gaat – zou te-rugkomen op deze aangelegenheid en het parle-ment zou inlichten over de beslissing die hij terza-ke zal nemen.
Naar verluidt, zou de Vlaamse administratie onder-tussen bij de federale administratie een kopie heb-ben opgevraagd van het vrijstellingsdossier, n i e t t e-genstaande de Vlaamse overheid sedert 1999 in deze zaak bevoegd is.
Verder blijkt dat, in de dagelijkse praktijk, er nog steeds op het federale niveau beslissingen geno-men worden inzake vrijstelling van onroerende voorheffing (op grond van artikel 253, paragraaf 3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen) en dat de federale overheid dat ook doet voor alle nieuw opgerichte gebouwen, zonder zelfs de in-stemming van de Vlaamse administratie te vragen. 1. Kan de minister de stand van zaken meedelen
in het onderzoek van zijn administratie naar het dossier van prins Laurent ?
2. Wanneer denkt de minister aan het parlement zijn beslissing terzake te kunnen meedelen ? 3. Klopt het dat de Vlaamse administratie bij de
federale administratie een kopie heeft opge-vraagd van het vrijstellingsdossier van prins Laurent ? Zo ja, met welke bedoeling ?
4. Klopt het dat beslissingen inzake vrijstelling van onroerende voorheffing, ook voor alle nieuw opgerichte gebouwen, in feite nog steeds geno-men worden op het federale niveau ?
Antwoord
1 , 2 en 3. Vooreerst wens ik nogmaals te benadruk-ken dat het betrokbenadruk-ken goed eigendom is van de Koninklijke Schenking en niet van prins Lau-rent.
In antwoord op de vraag van de Vlaamse volks-vertegenwoordiger kan ik meedelen dat het on-derzoek momenteel in zijn eindfase is. E n k e l e dagen geleden werden een aantal inlichtingen door de Koninklijke Schenking verstrekt. O p basis hiervan zal de eindbeslissing spoedig wor-den genomen. Binnen enkele weken zal ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger dan ook de beslissing van mijn administratie kunnen mee-delen.
Het bestaande dossier werd opgevraagd bij de federale administratie, omdat het goed vroeger een vrijstelling had verkregen en de V l a a m s e administratie de gronden voor de vrijstelling wou onderzoeken en wou nagaan in hoeverre deze vrijstelling nog kon blijven gelden.
4. De vrijstellingen inzake de onroerende voor-heffing kunnen worden ingedeeld in drie cate-gorieën, die ongeveer gelijk zijn qua aantallen. – De eerste categorie betreft de vrijstellingen
die worden verleend in het kader van de re-gionale tegemoetkomingen inzake economi-sche expansie (de wet van 4 augustus 1978 voor de kleine ondernemingen, en voor de grote ondernemingen de wet van 30 decem-ber 1970 of het decreet van 15 d e c e m b e r 1993).
Het Vlaams Gewest beslist volledig au-tonoom tot het verlenen van de vrijstelling. De federale Administratie van het Kadaster (AKRED) past haar bestanden aan op aan-geven van het Vlaams Gewest. Na het ver-strijken van de periode waarvoor de vrijstel-ling werd toegekend, zijn de goederen op-nieuw belastbaar en worden de bestanden automatisch aangepast. (AKRED : A d m i n i -stratie van het Kadaster, de Regi-stratie en de Domeinen – red.)
geen winstoogmerk is, wordt het dossier aan de federale Administratie van het Kadaster overgezonden voor onderzoek naar de aan-wending van de onroerende goederen voor het medisch-sociale of onderwijsdoel. Fi n a a l beslist het Vlaams Gewest omtrent de vrij-stelling.
Voor deze categorie geldt de vrijstelling ook voor het kadastraal inkomen als element van het globaal belastbaar inkomen in de perso-n e perso-n b e l a s t i perso-n g. Het verleperso-neperso-n vaperso-n deze vrijstel-ling heeft dus ook gevolgen voor de federale fiscale administratie.
– De derde categorie ten slotte betreft de openbare domeingoederen.
Krachtens artikel 253, 3° van het We t b o e k van de Inkomstenbelastingen wordt vrijge-steld van de onroerende voorheffing : het ka-dastraal inkomen van onroerende goederen die de aard van nationale domeingoederen h e b b e n , op zichzelf niets opbrengen en voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut worden gebruikt. De vrijstel-ling is van de drie voorwaarden samen af-h a n k e l i j k . De drie voorwaarden moeten met andere woorden tegelijkertijd vervuld zijn. Voor deze categorie doet de federale A d m i-nistratie van het Kadaster momenteel nog autonoom de onderzoeken. Meestal wordt reeds van bij de betekening van het nieuwe kadastraal inkomen de aanvraag tot vrijstel-ling ingediend bij de federale A d m i n i s t r a t i e van het Kadaster. Hier heeft het Vlaams Ge-west dus niet echt zicht op hetgeen wordt vrijgesteld.
Het Vlaams Gewest onderzoekt deze dossier s wel naar aanleiding van een ingediend be-z w a a r. Het beslissen over een bebe-zwaar inbe-za- inza-ke de onroerende voorheffing behoort im-mers exclusief tot de bevoegdheden van het g e w e s t . Het federale Kadaster verstrekt in dat geval enkel advies.
Hierbij moet worden opgemerkt dat, g e l e t op de ervaring van het Kadaster, over de aard van de goederen (elektriciteitscabines, k e r k e n , w a t e r t o r e n s, administratieve gebou-w e n , e.d.) en het openbaar karakter van de eigenaars (intercommunales, g e m e e n t e n , p r o v i n c i e s, federale staat, g e w e s t e n , O C M W ' s, e.d.) in 99,9 % van de gevallen weinig be-twisting bestaat.
Besluit
Zowel de federale Administratie van het Kadaster als het Vlaams Gewest voeren onderzoeken uit naar de vrijstellingen inzake de onroerende voor-heffing.
Deze onderzoeken zijn, bijvoorbeeld voor de twee-de categorie, c o m p l e m e n t a i r. De ontwee-derzoeken zijn in het belang van zowel de federale overheid als het Vlaams Gewest. Het lijkt overigens niet oppor-tuun dat twee verschillende overheden hetzelfde onderzoek zouden uitvoeren.