Vraag nr. 78
van 24 februari 1998
van de heer JAN CAUBERGS
Mijnterril II Beringen – Zelfontbranding
Recentelijk heb ik vernomen dat de stad Beringen overweegt om "mijnterril II" in Beringen aan te k o p e n . Hieromtrent doen verschillende geruchten de ronde, onder andere dat er gevaar zou bestaan voor zelfontbranding van de terril.
1. Zijn er in het verleden reeds gevallen van zelf-ontbranding geweest van gelijkaardige mijnter-rils ?
2. Werd naar dit vermeende risico studiewerk ver-richt ?
3. Zo ja, werden deze gegevens aan de stad Berin-gen ter beschikking gesteld ?
Antwoord
1. Het is bekend dat mijnsteenterrils die een zeker gehalte aan steenkool bevatten, onder bepaalde omstandigheden kunnen – wat men noemt – " b r a n d e n " . Het "branden" uit zich dan door een intern smeulen van de terril, waarbij enkel lichte plaatselijke rookontwikkeling zichtbaar is. Er is dus geen sprake van een uitslaande brand met vlamontwikkeling.
Dit "branden" kan voorkomen bij oude terrils die werden aangelegd in de jaren 1920-1950 en die nog een hoog steenkoolgehalte bevatten. Nadien verhoogde de rendabiliteit van het "wassen" van de steenkool en bevatte de rest-stof mijnsteen een lager steenkoolgehalte. Geen enkele terril die na 1950 werd aangelegd, heeft ooit gebrand.
Het begrip "zelfontbranding" duidt op een fenomeen waarbij dit branden van terrils, z o n-der aanwakkering door een externe energie-b r o n , op spontane wijze tot stand zou komen. Om spontaan te ontbranden, is vereist dat de mijnsteen zelf zijn temperatuur tot het brand-punt kan brengen.
Voorzover bekend, hebben in de loop van de tijd in het Kempisch Steenkoolbekken drie ter-rils gebrand :
– de oudste terril in Eisden (geen eigendom van NV Mijnen) ;
– de oudste terril in Zwartberg (geen eigen-dom van NV Mijnen) ;
– het oudste deel van de terril in Zolder. In genoemde gevallen zou het niet om zelfont-branding zijn gegaan. Steeds zou er sprake zijn geweest van externe warmtehaarden om de ont-branding te veroorzaken, respectievelijk in stand te houden.
2. Conform de bepalingen van het bodemsane-ringsdecreet heeft de NV Mijnen in de loop van 1995-1996 een risicoanalyse betreffende de eigenschappen van mijnsteen laten uitvoeren. Ter begeleiding van deze studie werd, o n d e r voorzitterschap van de Openbare Afvalstoffen-maatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM), een begeleidingscommissie opgericht. Het Streekplatform Mijngemeenten vertegen-woordigde alle mijngemeenten in deze begelei-dingscommissie.
Als onderdeel van deze risicoanalyse werd een onderzoek uitgevoerd naar de kans op zelfont-branding van de terrils. De conclusies van deze studie, die door OVAM en de begeleidingscom-missie werden goedgekeurd, stellen dat de kan-sen op zelfontbranding van de terrils van het Kempens Bekken klein zijn en dat er naar alle waarschijnlijkheid een externe brandhaard nodig zal zijn om de exotherme processen (pro-cessen waarbij warmte vrijkomt) in gang te zet-t e n . Bij zet-temperazet-tuurmezet-tingen in afgravingen van diverse terrils werden op geen enkele plaats of ogenblik verhoogde temperaturen waargeno-men waaruit zou kunnen blijken dat in de terrils exotherme reacties zouden plaatsvinden.
Bij de sanering van de terrils, en dus ook bij de sanering van terril II in Beringen, werd terdege rekening gehouden met het fenomeen van zelf-ontbranding. Internationaal wordt aangenomen dat compactatie van mijnsteen (en dus de afslui-ting van mijnsteen van de lucht) gevolgd door b e g r o e n i n g, waardoor de oppervlaktetempera-tuur van de mijnsteen wordt verlaagd, de meest efficiënte maatregel is om de kans op zelfont-branding te reduceren. Bij alle saneringswerken die door NV Mijnen werden uitgevoerd – dus ook in Beringen – werd de verzette mijnsteen maximaal gecompacteerd en werden de terrils begroend.
op zelfontbranding tot een minimum te beper-ken, werden op verschillende wijzen en tijdstip-pen aan de stad Beringen ter beschikking gesteld :
– via het Streekplatform Mijngemeenten, d a t de stad Beringen vertegenwoordigde in de begeleidingscommissie van de risicoanalyse van mijnsteen (1995-1996) ;
– via het bodemsaneringsproject ter sanering van de "spotbezoedelingen" op het mijnter-rein van Beringen (oktober 1996), waarin de tekst met de resultaten van de risicoanalyse integraal werd opgenomen ;
– via het bodemsaneringsproject ter sanering van terril I en het gedeelte van terril II in Beringen, waarin de tekst met de resultaten van de risicoanalyse andermaal integraal werd opgenomen (juni 1997). Beide sane-ringsprojecten werden ter advies door OVAM aan de stad Beringen bezorgd. OVAM heeft voor beide projecten een con-formiteitsattest afgeleverd ;
– via een toelichtingsvergadering (22 april 1997) betreffende de sanering van terril I en II die door de Gewestelijke Ontwikkelings-maatschappij (GOM) Limburg werd georga-niseerd en waarop de stad Beringen, d e G O M , NV Mijnen en OVAM aanwezig waren.