Vraag nr. 139 van 24 februari 1998
van de heer DIDIER RAMOUDT
B a s i s s cholen Oostende – Kansarmen uit Brussel en Wallonië
In Oostende werd in december 1997 een non-dis-criminatieovereenkomst afgesloten in verband met spreiding van migrantenleerlingen in het basison-d e r w i j s, wat op zich een goebasison-de zaak is, basison-die basison-de inte-gratie van deze kinderen alleen maar ten goede kan komen.
De inrichtende machten en de directies van een twintigtal basisscholen in Oostende signaleerden mij via de Sociale dienst voor Vreemdelingen een bijkomend probleem bij de opvang van anderstali-ge leerlinanderstali-gen, namelijk het groot aantal Fr a n s s p r e-kende Belgische leerlingen in hun scholen. H e t betreft kinderen uit kansarme gezinnen uit Brussel en Wa l l o n i ë , met werkloze ouders in labiele gezins-en woonsituaties. Meestal zijn het gezinngezins-en die aan de kust en meer bepaald in Oostende zijn gestrand nadat zij waren aangetrokken door een "vijfster-ren"-kansarmenbeleid ineengeknutseld door de SP-CVP meerderheid aldaar.
Hun aantal overschrijdt dat van de doelgroepleer-l i n g e n , waarvoor wedoelgroepleer-l in omkadering is voorzien. Het betreft 74 leerlingen in het kleuter- en 107 leerlingen in het lager onderwijs, tegenover respec-tievelijk 66 en 81 doelgroepleerlingen. Ook de extra omkadering voor de projecten "zorgverbre-ding" bieden voor deze kinderen geen oplossing, gezien de opgelegde restricties terzake.
Conclusie is dat het onderwijsbeleid weinig of geen mogelijkheden biedt tot extra omkadering en/of subsidiëring van deze groep en dat er aldus een fundamentele ongelijkheid ontstaat in deze proble-matiek.
1. Is de minister op de hoogte van deze problema-tiek ?
2. Zijn de verstrekte gegevens voor Oostende cor-rect ?
3. Beschikt de minister over gegevens omtrent deze groep leerlingen voor de andere kustge-meenten ?
4. Zijn er binnen het huidige decretale kader mogelijkheden om in extra omkadering voor deze groep van leerlingen te voorzien ?
Zo ja, welke ?
Indien niet, welke maatregelen heeft de minis-ter reeds genomen om de fundamentele kansen-ongelijkheid voor deze niet onaanzienlijke groep leerlingen weg te werken ?
N.B. : Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn en mevrouw Bri-gitte Grouwels, Vlaams minister van Brus-selse Aangelegenheden en Gelijkekansen-beleid.
Antwoord
1. Ik ben op de hoogte van de problematiek. I k had echter geen weet van de cijfers die in de vraag zijn vermeld. Ik vraag me zelfs af waar die cijfers precies vandaan komen en voor welk deel van de scholen in Oostende ze gelden. 2. Ik kan, zoals blijkt uit punt 1, nu geen oordeel
over de correctheid van de cijfers geven.Alleen een onderzoek op basis van correcte cijfergege-vens van alle betrokken scholen kan uitsluitsel geven.
3. Ik beschik niet over gegevens omtrent deze groep leerlingen voor de andere kustgemeen-ten.
4. In het huidige onderwijsvoorrangsbeleid en de huidige projecten "zorgverbreding" zijn er mogelijkheden om aan de vermelde problemen tegemoet te komen.
Scholen met kansarme kinderen in het basison-derwijs kunnen een beroep doen op extra mid-delen in het programma onderwijsvoorrang voor allochtonen of zorgverbreding voor a u t o c h t o n e n . Het programma zorgverbreding was tot dit jaar beperkt tot het derde jaar kleu-teronderwijs en de eerste graad lager onderwijs. Naar het volgend schooljaar plan ik een ver-nieuwing van de toepassing van deze middelen in de school tot alle leerlingen, zij het dat de berekening van de extra middelen toegespitst blijft op de vijf- tot zevenjarigen. Scholen met kansarme Franstaligen kunnen deze middelen dan ook voor deze groep inzetten in de hele school. Niet-kansarme Franstaligen komen niet in aanmerking.