• No results found

Vraag nr. 60 van 4 november 1996 van mevrouw PATRICIA CEYSENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 60 van 4 november 1996 van mevrouw PATRICIA CEYSENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 60

van 4 november 1996

van mevrouw PATRICIA CEYSENS

B i j zondere jeugdzorg – Subsidies en bestaansmini-mum

De erkenningsvoorwaarden en subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg worden geregeld via de gecoördineede decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand. Dit decreet voorziet in een aantal maatregelen ten aanzien van minderjarigen, doch het wordt door-kruist door de wet op de verlaging van de meerder-jarigheid die van kracht werd op 1 mei 1990. Deze laatste heeft tot gevolg dat de subsidierege-ling van de voorzieningen doorloopt tot de leeftijd van 21 jaar, terwijl het recht op een bestaansmini-mum geopend wordt vanaf 18 jaar.

In een omzendbrief van 19 januari 1991 wordt benadrukt dat jongeren hun rechten op een bestaansminimum dienen uit te putten vooraleer een beroep te doen op de subsidieregeling. Z o w e l de omzendbrief als de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum huldigen het beginsel van het subsidiair recht, w a t uiteraard tot interpretatieproblemen leidt.

Als gevolg van deze tegenstrijdigheden komen zowel OCMW’s als arbeidsrechtbanken en -hoven tot verschillende standpunten.

Een bijkomend probleem dat voortvloeit uit het verschil in wetgeving is dat, ofschoon jongeren een bestaansminimum toegekend krijgen, de V l a a m s e Gemeenschap vanuit haar wetgeving verder twee derde van de kinderbijslag als tegemoetkoming in de kosten blijft vorderen.

1. Moet het Vlaams decreet op de bijzondere jeugdzorg niet aangepast worden aan de burger-lijke meerderjarigheid die sinds 1 mei 1995 op 18 jaar is gebracht ? Zijn er terzake initiatieven genomen ?

2. Indien men niet overgaat tot een aanpassing van het Vlaams decreet op de bijzondere jeugd-zorg, welke wetgeving heeft dan prioriteit op de andere ? Moet de jongere eerst zijn recht op het bestaansminimum uitputten of valt hij bij voor-keur onder de subsidieregeling van het Vlaams decreet ? Hoe zal de minister de bijdrageplicht formuleren voor jongeren die een bestaansmini-mum ontvangen ?

Antwoord

De bijzondere jeugdbijstand is een hulp- en bij-standsregeling die principieel is gericht op minder-jarigen en hun gezinnen. Indien zij vóór het berei-ken van hun meerderjarigheid hulp of bijstand ont-vingen in de bijzondere jeugdbijstand, kunnen jon-geren na het bereiken van hun meerderjarigheid onder bepaalde voorwaarden en voor beperkte ter-mijnen verder worden geholpen in de bijzondere j e u g d b i j s t a n d . Dit is de zogenaamde "voortgezette hulpverlening".

De "voortgezette hulpverlening" wordt (verder) gesubsidieerd door het Fonds Bijzondere Je u g d b i j-stand.

Dit gebeurt echter niet algemeen onvoorwaarde-l i j k . Meerderjarigen die huonvoorwaarde-lpveronvoorwaarde-lening ontvangen in het kader van een begeleid zelfstandig wonen, dienen voorzover ze zelf niet over voldoende mid-delen beschikken eerst hun recht op een bestaans-minimum uit te putten. De subsidiëring door het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand is met andere woorden subsidiair, namelijk bedoeld voor jonge-ren die geen recht kunnen laten gelden op het ver-krijgen van een bestaansminimum.

Het beginsel van de subsidiariteit wordt echter zowel aangehaald in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum, als in het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bij-zondere jeugdbijstand (artikel 39) en in de omzendbrieven van 15 januari 1991, 19 januari 1991 en 31 januari 1995.

In de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum wordt vermeld in artikel 1 : "... geen toereikende bestaansmiddelen". Aangezien alle Belgen gelijk zijn voor de wet, m o e-ten alle meerderjarige jongeren die niet over vol-doende bestaansmiddelen beschikken, z o n d e r onderscheid terecht kunnen bij het OCMW.

Het behoort tot de wettelijke verplichtingen van het OCMW om het bestaansminimum toe te ken-nen wanneer de aanvrager aan de voorwaarden v o l d o e t . De toelage van het Fonds Bi j z o n d e r e Jeugdbijstand voor meerderjarigen in de voortge-zette hulpverlening "begeleid zelfstandig wonen" wordt subsidiair verleend, namelijk indien het OCMW weigert om het bestaansminimum toe te k e n n e n . De steunverplichting van het OCMW pri-meert dus in dit geval op de steunverlening door het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand.

(2)

De verblijfssubsidies voor meerderjarigen in de voortgezette hulpverlening "begeleid zelfstandig w o n e n " , worden door het Fonds Bijzondere Je u g d-bijstand ten laste genomen voor de gevallen die uitgesloten zijn van het recht op het bestaansmini-m u bestaansmini-m , bijvoorbeeld niet EU-burgers of krachtens een beslissing van de arbeidsrechtbank.

Wat de decreten inzake de bijzondere jeugdbij-stand gecoördineerd op 4 april 1990 betreft, w o r d t wel vermeld dat er hulp en bijstand kan worden g e o r g a n i s e e r d , maar er wordt niets gezegd over het ten laste nemen van de kosten. Dit doet in de eer-ste plaats verondereer-stellen dat de koeer-sten ten laeer-ste genomen worden door het Fonds Bi j z o n d e r e Jeugdbijstand.

Dit is ook zo voor jongeren die een van de volgen-de hulpverleningsmogelijkhevolgen-den krijgen : k a m e r-t r a i n i n g, residenr-tieel verblijf in een voorziening of verblijf in een pleeggezin. Jongeren die onder begeleiding zelfstandig wonen, dienen zelf in te staan voor hun levensonderhoud. In feite zou dit decretaal moeten worden vastgesteld.

Uit de uitvoeringsbesluiten en de omzendbrieven kan men wel het principe van de subsidiariteit afleiden.

Wat de afhouding van de kinderbijslag betreft, k a n het volgende worden gesteld.

1. Er wordt twee derde van de kinderbijslag afge-houden enkel bij de voortgezette hulpverlening kamertraining, verblijf in een residentiële voor-ziening en verblijf in pleeggezin

2. Voor meerderjarige jongeren in begeleid zelf-standig wonen, wordt geen twee derde van de kinderbijslag afgehouden. Deze jongeren kun-nen zelf aanspraak maken op hun eigen kinder-bijslag. Indien blijkt dat zij de kinderbijslag zelf ontvangen, zal het OCMW met dit bedrag reke-ning houden bij de toekenreke-ning van het bestaansminimum.

Weigert het OCMW het bestaansminimum toe te kennen, dan houdt de bijzondere jeugdbij-stand rekening met dit bedrag bij de toekenning van de verblijfssubsidies.

3. Voor minderjarigen in begeleid zelfstandig wonen (17-jarigen) komt twee derde van de kin-derbijslag toe aan het Fonds Bijzondere Jeugd-bijstand net als bij een gewone plaatsing. Deze categorie van jongeren ontvangt ook een ver-blijfssubsidie van 719 frank per dag.

Wat het betalen van ouderbijdragen of bijdragen van de minderjarigen betreft, kan worden verwe-zen naar het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 houdende vaststelling van de regels betreffende de bijdrage in de onderhouds-, o p v o e-dings- en behandelingskosten van de jongeren en de bestemming van het loon toegekend aan de minderjarigen.

De verwijzende instantie zal bij het vaststellen van de bijdragen steeds rekening houden met de indivi-duele situatie van de jongere en de ouders. Z o l a n g er een maatregel is van een verwijzende instantie waaraan kosten zijn verbonden voor het Fonds Bij-zondere Je u g d b i j s t a n d , zal de vastgestelde bijdrage worden gevorderd bij de ouders.

Een jongere in begeleid zelfstandig wonen, w o r d t door de verwijzende instantie vrijgesteld van de betaling van onderhoudsbijdragen. Zijn eigen inko-m e n , het bestaansinko-miniinko-muinko-m of de kinderbijslag, heeft hij/zij zelf nodig om te voorzien in zijn/haar levensonderhoud.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het ontbreken van dit regelgevende kader is er ook geen toezicht op de kwaliteit.Als Kind en Gezin een advies formuleert naar het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en

Het is de opdracht van deze erkende centra om werkzoekenden die behoren tot de doelgroep van het Vlaams Fo n d s, en die vanwege de aard en de ernst van hun handicap

Hoeveel gehandicapten in Vlaanderen die thuis- horen in een voorziening gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, verblijven

Wel werd de administratie gevraagd het statuut van de uitkeringen en de bijdragen te onderzoeken in het licht van de huidige fiscale wetgeving, e n daarover een advies

Wanneer wordt de Commissie geacht haar werkzaamheden te hebben beëindigd en tegen wanneer worden haar voorstellen inzake finan- ciering verwacht4. De Commissie vergaderde

Bij de uitwerking van een meerjarenpro- gramma ter realisatie van de strategiedefi- niëring pre- en perinatale zorg, werden enke- le nieuwe ideeën rond het aanbod pre-

Vertrouwenscentra kindermishandeling – Audit In het Jaarverslag 1998 van Kind en Gezin lezen we dat Kind en Gezin de opdracht gaf de vertrou- wenscentra door te lichten, enerzijds

Heeft de minister reeds stappen ondernomen om bij de federale minister van Financiën aan te dringen op een aanpassing van het bijzonder kostenforfait tot het niveau van