Vraag nr. 220 van 12 februari 1997
van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLIS Werken in Brussel – Pendelverkeer
Pendelarbeid vanuit Vlaanderen naar Brussel gebeurt hoofdzakelijk per trein.
Alleen in Vlaams-Brabant geniet de auto de voor-k e u r. Nochtans is dit niet te wijten aan het aanbod. Halle en Asse bijvoorbeeld hebben een zeer goede verbinding met Brussel, zowel per spoor als per bus, en toch scoort het openbaar vervoer er slecht. 1. Werd er onderzoek verricht naar de oorzaak
daarvan ?
2. Zo neen, acht de minister onderzoek naar de oorzaken niet aangewezen ?
Antwoord
De Lijn volgt de evolutie van de pendelstromen van en naar Brussel en haar marktaandeel hierin op de voet. Intern marktonderzoek via statistische gegevens van het NIS (Nationaal Instituut voor de S t a t i s t i e k ) , maar ook de resultaten van externe stu-dies zoals het Multimodaal model V l a a m s - B r a b a n t en de GEN-studie (uitgevoerd door het Fr a n s t a l i g e studiebureau Sofretu) worden hiertoe aangewend. Uit de cijfers van de GEN-studie blijkt dat Halle en Asse behoren tot de sectoren met het hoogste aandeel openbaar vervoer (trein + bus) in de ver-plaatsingsmarkt naar Brussel voor de provincie V l a a m s - B r a b a n t . Voor Halle is dit een aandeel van 40 % en voor Asse 45 %.
Uit de NIS-cijfers per fusiegemeente blijkt tevens dat het busgebruik vanuit deze gemeenten zeer goed scoort (zie bijlage 1).
De hoogfrequente buslijnen die Halle en A s s e bedienen in relatie met Brussel, zijnde :
– Aalst - Asse - Brussel
– Halle - Sint-Pieters-Leeuw - Brussel
behoren tot de meest rendabele buslijnen van De Lijn Vlaams-Brabant.
Uit de GEN-studie blijkt wel het lage aandeel openbaar vervoer in de gemotoriseerde verplaat-singen tijdens de spits vanuit de eerste periferie (zie bijlage 2).
De eerste periferie maakt integraal deel uit van het exploitatiegebied van De Lijn V l a a m s - B r a b a n t .D e balans tussen vraag en aanbod inzake openbaar vervoer ligt hier duidelijk negatiever dan in de andere periferieën.
Het studiebureau Sofretu heeft dit ook in de opbouw van zijn GEN-netwerk onderkend en een frequentieverhoging vooropgesteld op alle streek-lijnen naar Brussel in fase 2005 (zie bijlage 2). Daar deze streeklijnen aan de Vlaamse rand van Brussel (= 1e periferie) samenvloeien op de hoofd-a s s e n , zou hier en kwhoofd-alithoofd-atief hoog hoofd-ahoofd-anbod hoofd-ahoofd-an bus-vervoer worden aangeboden. Deze verhoging van de frequentie ondersteunt Sofretu in haar studie met forse doorstromingsmaatregelen.
Indien wordt overgegaan tot de uitvoering van de in de GEN-studie vooropgestelde doorstromings-m a a t r e g e l e n , kan de negatieve balans inzake open-baar vervoer die zich aftekent vanuit de eerste periferie worden omgebogen. Bovendien zullen de doorstromingsmaatregelen toelaten de commercië-le snelheid van de bussen op te drijven, w a a r d o o r er bijkomende financiële middelen vrijkomen om het aanbod te verhogen.
Bijlage 1
Verplaatsing van woonplaats naar school Ve rplaatsing van woonplaats naar we r k p l a a t s Woonplaats Per trein Per bus/tram/metro Woonplaats Per trein Per bus/tram/metro
Asse 10,6 25,9 Asse 8,6 16,4 Beersel 11,3 29,0 Beersel 7,8 11,6 Halle 12,8 15,2 Halle 17,3 10,6 St.-Pieters-Leeuw 3,8 36,7 St.-Pieters-Leeuw 2,3 22,2 Affligem 11,0 17,4 Affligem 14,6 8,5 Bijlage 2 Studie GEN (Sofretu)
Gemotoriseerde verplaatsingen gedurende de ochtendspits (7 - 9 u.) naar Brussel-Hoofdstad 1991
Gemotoriseerde Binnen Vanuit Vanuit Vanuit Rest van Rijk Totaal
verplaatsing Brussels Hoofd- 1e periferie 2e periferie 3e periferie stedelijk Gewest Alle gemotori- 270.400 57.500 37.700 45.800 71.800 483.200 seerde aantal transportmid-delen Met openbaar 105.000 10.400 10.700 21.800 38.800 187.700 vervoer aantal % 38 % 18 % 28 % 48 % 55 % 39 %