Vraag nr. 72 van 29 maart 1996
van de heer FILIP DEWINTER Schuldenlast Antwerpen – Herschikking
Het Antwerps stadsbestuur stelde onlangs een her-schikking van de schuldenlast van de stad Antwerpen v o o r . Vooropgesteld werd de jaarlijkse afbetaling te reduceren tot een afbetaling van 60 miljard frank voor 1996.
Deze herschikking kostte de Vlaamse regering geen c e n t . Toch heeft de Vlaamse regering beslist dat deze herschikking niet mag worden doorgevoerd, dat er een budgettair reservefonds moet worden aangelegd en dat, indien de stad Antwerpen dit niet zou doen, de begro-ting van de stad niet zal worden goedgekeurd.
1. Druist deze beslissing niet in tegen de beslissing die in de begeleidingscommissie tussen de administratie van de Vlaamse regering en het Antwerps schepen-college werd genomen ?
2. Welke redenen liggen ten grondslag aan deze wei-gering tot herschikking ?
3. Wordt het grootstedelijk beleid dat de minister wenst te voeren door dit soort van beslissingen niet ondermijnd en gehypothekeerd ?
N.B. : De eerste twee deelvragen werden eveneens gesteld aan mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begro-ting en Gezondheidsbeleid.
(Zie : minister Wivina Demeester-De Meyer, vraag nr. 36, blz. 527).
Antwoord
De gemeenteraad van Antwerpen heeft in zitting van 18 december 1995 eenzijdig beslist om de verschuldigde annuïteit voor 1996 te verlagen van 6,250 miljard frank tot 6 miljard frank. Het Vlaams parlementslid stelt in zijn vraagstelling overigens ten onrechte dat de terug-betaling voor 1996 60 miljard frank zou bedragen. De Vlaamse regering heeft op 20 december 1995 beslist dat de gemeenteraad evenwel niet kan afwijken van de oorspronkelijke gemeenteraadsbeslissing van 27 juni 1995. Deze beslissing druist niet in tegen de standpun-ten dienaangaande van de begeleidingscommissie. Deze commissie begeleidt de financiële evolutie van Antwerpen en brengt advies uit aan de Vlaamse rege-ring. Als zodanig kan de begeleidingscommissie geen beslissingen nemen, vermits dat tot de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse regering behoort. In de vergaderingen van de begeleidingscommissie van 14 en 21 november en 12 december 1995 is inderdaad de mogelijkheid onderzocht van een lagere annuïteit, maar steeds onder voorbehoud van de goedkeuring door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering heeft evenwel geoordeeld dat het saneringsplan een contract is tussen de Vlaamse regering en de stad, waarvan niet kan worden afgeweken. De stad heeft bij de schuld-overname immers de gewestwaarborg gevraagd, wat een gunstige financiële weerslag heeft voor de stad. De Vlaamse regering moet er dan ook over waken dat de
stad haar verplichtingen nakomt, in casu dat het finan-cieel evenwicht in het meerjarig finanfinan-cieel beleidsplan wordt gevrijwaard. Gelet op de historisch lage intrest-voet is het voor de stad bovendien van belang zo vlug mogelijk en zo veel mogelijk kapitaal af te lossen. Immers, indien de intrestvoet stijgt, wordt de stad bij een grotere spreiding van de schuldafbouw geconfron-teerd met bijkomende kosten.
Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de beslissing van de Vlaamse regering enkel in het belang van de stad is genomen. Het grootstedelijk beleid dat de rege-ring wenst te voeren wordt door deze beslissing niet gehypothekeerd, vermits daarvoor extra Vlaamse mid-delen worden vrijgemaakt.