• No results found

Theoderic en zijn koninkrijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Theoderic en zijn koninkrijk"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

Theoderic en zijn

koninkrijk

(2)

2 Inhoud 1. Inleiding ... 3 2. Antieke bronnen ... 9 2.1 Cassiodorus (ca. 485-580)... 9 2.2 Ennodius (ca. 473-521) ... 11 2.3 Jordanes (rond 550) ... 12 2.4 Procopius (ca. 500-560) ... 13 2.5 Anonymus Valesianus ... 14

3. Oorsprong van de Ostrogoten en vestiging in Italië ... 15

4. Interne oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische koninkrijk ... 22

4.1 Politieke organisatie van het Ostrogotische koninkrijk ... 22

4.2 Sociale verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk ... 30

4.3 Religieuze verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk ... 33

5. Externe oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische koninkrijk ... 37

5.1 Verhoudingen met de andere Germaanse koninkrijken ... 38

5.2 Verhoudingen met het Byzantijnse Rijk ... 47

6. Conclusie ... 51

Literatuurlijst ... 54

(3)

3

1. Inleiding

Nadat de Ostrogoten onder leiding van Theoderic (454-526) in het jaar 488 Italië waren binnengevallen en in 493 definitief hun gezag hadden gevestigd ten koste van de Germaanse krijgsheer Odoacer (433-493), heersten ze over een rijk in het middelpunt van de mediterrane wereld, dat in de post-Romeinse wereld lange tijd zeer succesvol was.1 Omdat Theoderic koning was over een rijk waar de Goten slechts een kleine minderheid vormden tegenover een veel grotere Romeinse bevolking, speelden de Romeinen een zeer grote rol in de cultuur en het bestuur van het rijk.2 Theoderic creëerde een koninkrijk met een dubbele etniciteit, waar de Goten vooral de militaire slagkracht vormden en de Romeinen de al bestaande bureaucratie onderhielden en belastingen betaalden.3 Theoderic zelf presenteerde zich gedurende zijn heerschappij bovendien steeds meer alsof hij een nieuwe West-Romeinse keizer was.4

Niet alleen binnen Italië is het succes van de heerschappij van Theoderic duidelijk. De Visigotische, Vandaalse, Frankische en Bourgondische koninkrijken, die zijn ontstaan in het voormalige West-Romeinse Rijk, waren alle door middel van huwelijksallianties aan Theoderic gebonden. Het Visigotische koninkrijk in Spanje en Zuid-Gallië werd uiteindelijk zelfs een soort vazalstaat van Theoderic, toen hij vanaf 510 als regent namens zijn minderjarige kleinzoon, en koning van de Visigoten, Amalaric († 531), optrad. Theoderic liet zijn dochter Amalasuintha (ca. 495-535) in 515 trouwen met de Visigotische edelman Eutharic (ca. 480-522/3) en wees hem als zijn opvolger aan. Met Eutharic als koning zouden de twee Gotische takken definitief in één koninkrijk verbonden zijn waarna dit nieuwe koninkrijk tot een waardige opvolger van het West-Romeinse Rijk kon uitgroeien.

Het Romeinse karakter van het Ostrogotische koninkrijk wordt goed geïllustreerd door twee brieven die Cassiodorus (ca. 485-580), een Romeinse functionaris en schrijver aan het hof in Ravenna, heeft geschreven voor Theoderic. Beide brieven zijn waarschijnlijk opgesteld in 506.5 In de eerste van de brieven vraagt Theoderic via Cassiodorus aan de Romeinse staatsman en filosoof Boëthius (ca. 480-525) een waterklok en een zonnewijzer als geschenken voor de Bourgondische koning Gundobad (ca. 452-516). In de brief spreekt hij zeer lovende woorden over de kennis en ontwikkeling van Boëthius in de lijn van de Grieks-Romeinse cultuur:

1

Peter Heather, The Goths (Cornwall 1996) 216. 2 John Moorhead, Theoderic in Italy (Avon 1992) 111.

3 Guy Halsall, Barbarian migrations and the Roman West (Cambridge 2008) 332. 4

Heather, Goths, 223.

(4)

4 ‘Door mij is ontdekt dat jij, enorm verrijkt door geleerdheid, de kunsten die mensen over het algemeen onwetend uitvoeren, zelf hebt gedronken van de bron van kennis. Want zo ben je de ver verwijderde scholen van Athene binnengegaan, zo heb je je in toga gemengd in samenkomsten in Griekse mantels, zo heb je Griekse theorieën omgevormd tot Romeinse kennis. Want jij hebt geleerd hoeveel diepte de speculatieve filosofie heeft in alle delen en hoe de praktische redenering in al zijn verdelingen wordt geleerd, terwijl je aan de Romeinse senatoren iedere unieke zaak, die de Cecropiden (Atheners) hebben gemaakt voor de wereld, hebt overgebracht.’6

In de volgende brief van Cassiodorus worden de waterklok en de zonnewijzer als belangrijke resultaten van de Romeinse wetenschap aan de Bourgondische koning Gundobad gepresenteerd:

‘Laat Bourgondië onder uw heerschappij leren de nauwkeurigste zaken te begrijpen en de antieke uitvindingen te bewonderen: door u legt het zijn primitieve levenswijze af en doordat het het voorbeeld van zijn koning ziet verlangt het op de correcte manier naar de prestaties van de wijzen. Laat het de delen van de dag onderscheiden door hun daden en laat het het verloop van de uren zeer precies vaststellen.’7

In deze twee citaten is duidelijk te zien hoe Romeins de cultuur van Italië onder de heerschappij van Theoderic nog was. Moderne historici beschouwen de Ostrogotische periode dan ook als onderdeel van de oudheid. Het begin van de middeleeuwen wordt pas bereikt na het einde van de Ostrogotische dominantie in Italië.8 Van alle volken die gedurende de zesde eeuw over Italië geheerst hebben worden de Ostrogoten beschouwd als de beste beheerders van de klassieke cultuur.9 Zeker de in het eerste citaat genoemde filosoof Boëthius is één van de grootheden van de klassieke cultuur en zijn werken zijn gedurende de gehele middeleeuwen, maar ook daarna, uitgebreid bestudeerd. De beroemde Engelse historicus

6 Cass., Var. 1. 45, 8-12, deze en latere vertalingen zijn van eigen hand:

Hoc te multa eruditione saginatum ita nosse didicimus, ut artes, quas exercent vulgariter nescientes, in ipso disciplinarum fonte potaveris. sic enim Atheniensium scholas longe positus introisti, sic palliatorum choris miscuisti togam, ut Graecorum dogmata doctrinam feceris esse Romanam. didicisti enim, qua profunditate cum suis partibus speculativa cogitetur, qua ratione activa cum sua divisione discatur: deducens ad Romuleos senatores quicquid Cecropidae mundo fecerant singulare.

7 Cass., Var. 1. 46, 7-9:

discat sub vobis Burgundia res subtilissimas inspicere et antiquorum inventa laudare: per vos propositum gentile deponit et dum prudentiam regis sui respicit, iure facta sapientium concupiscit. distinguat spatia diei actibus suis, horarum aptissime momenta constituat.

8 John Moorhead, ‘Ostrogothic Italy and the Lombard invasions’ in: Paul Fouracre ed., The new Cambridge medieval history (NCMH), I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 140-161, aldaar 159.

(5)

5 Edward Gibbon (1737-1794) noemt Boëthius in zijn History of the decline and fall of the

Roman Empire ‘The last of the Romans whom Cato or Tully (Cicero) could have

acknowledged for their countryman.’10

Deze situatie bleef echter niet voortduren. In 522 of 523 stierf Eutharic (ca. 480-522/3), de schoonzoon en beoogd opvolger van Theoderic.11 Hierna volgde een periode van wantrouwen en politieke instabiliteit. Het dieptepunt van deze periode was waarschijnlijk de executie van Boëthius in 525, samen met enkele andere voorname Romeinen, zoals zijn schoonvader Symmachus († 526). Volgens de Byzantijnse historicus Procopius (ca. 500-560) werd hij door Theoderic verdacht van het aanzetten tot een revolutie.12 Mogelijk wordt hiermee een samenzwering bedoeld om een Byzantijnse interventie in Italië te bewerkstelligen.13 Een andere mogelijkheid is dat Boëthius zich aan de verkeerde kant van de opvolgingsstrijd bevond na de dood van Eutharic.14 Ook de katholieke paus Johannes I († 526) werd in deze periode door Theoderic gevangen gezet, waarna hij korte tijd later overleed. Het lijkt erop dat de aanvankelijke harmonieuze samenwerking tussen Goten en Romeinen ten einde was gekomen en er steeds meer spanningen ontstonden tussen beide bevolkingsgroepen.

Na de dood van Theoderic in 526 verslechterde de politieke stabiliteit nog verder. Uiteindelijk gaf dit de gelegenheid aan de Byzantijnse generaal Belisarius (ca. 500-565) namens zijn keizer Justinianus I (r. 527-565) in 535 Sicilië binnen te vallen en een jaar later Italië, waarmee hij de langdurige Gotische oorlog begon. Aanvankelijk verliep deze invasie voorspoedig voor de Byzantijnen, maar na verloop van tijd werd deze oorlog steeds kostbaarder en bloediger voor alle partijen, en zeker voor de Romeinse bevolking van Italië.15

Pas in 554 werd de verovering van het Ostrogotische koninkrijk afgerond. De lange duur van de oorlog en de invasie van Italië door de Longobarden kort daarna in 568, zorgden er niet alleen voor dat er een einde kwam aan de Gotische invloed in Italië, maar ook dat Italië, dat voorheen het centrum van de mediterrane wereld was, in de Byzantijnse periode veel minder belangrijk werd.16

10

Edward Gibbon, The history of the decline and fall of the Roman Empire, IV. (Londen 1911) 197-198. 11 Heather, Goths, 250.

12 Procop., BG. 1. 1.34.

13 Moorhead, Theoderic in Italy, 221. 14 Heather, Goths, 252.

15

A.D. Lee, ‘The empire at war’ in: Michael Maas ed., The Cambridge companion to the age of Justinian (New York 2005) 113-133, aldaar 126-127.

16 Mark Humphries, ‘Italy, A.D. 425-605’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history (CAH), XIV. Late antiquity: empire and successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000)

(6)

6 Dit aanvankelijke succes van het Ostrogotische koninkrijk, gevolgd door een scherpe neergang is opmerkelijk. Ondanks de grote verschillen tussen de Goten en de Romeinen wisten ze onder de heerschappij van Theoderic te komen tot een harmonieuze samenwerking en groeide het Ostrogotische koninkrijk uit tot het meest succesvolle Germaanse koninkrijk op het grondgebied van het voormalige West-Romeinse Rijk. De snelle neergang vanaf het einde van het leven van Theoderic is daarom des te opvallender.

De dood van de kroonprins Eutharic in 522 of 523, toen Theoderic zelf ongeveer zeventig was, is ook de directe oorzaak van het uiteindelijke falen van het Ostrogotische koninkrijk die door moderne historici wordt aangewezen. In het moderne debat over de Ostrogoten zijn de publicaties van de Engelse historicus Peter Heather, de Oostenrijkse historicus Herwig Wolfram en de Australische historicus John Moorhead toonaangevend. Hieronder zet ik hun visies op het uiteindelijke falen van het koninkrijk van Theoderic uiteen.

Peter Heather stelt in zijn werk The Goths dat Theoderic de basis heeft gelegd voor een succesvolle integratie van Goten en Romeinen in zijn koninkrijk.17 De opvolgingscrisis na de dood van Eutharic zorgde voor de enorme problemen in de laatste jaren van Theoderic, niet onderliggende wrijving tussen de Goten en Romeinen.18 Bovendien vergrootte de dood van Eutharic ook de spanningen met het Byzantijnse Rijk, aangezien keizer Justinus I (r. 518-527) weigerde de nieuwe kroonprins, en zoon van Eutharic, Athalaric (516-534) als opvolger van Theoderic te erkennen.19

Na de dood van Theoderic verslechterde de politieke situatie nog verder, omdat veel Gotische edelen niet zomaar de heerschappij van Athalaric en zijn moeder Amalasuintha, die als regentes optrad, accepteerden.20 Er werd vooral strijd gevoerd over invloed op de minderjarige koning.21 Amalasuintha hechtte veel belang aan een Romeinse scholing voor haar zoon, maar een groep Gotische edelen die haar invloed wilde verminderen, protesteerde hiertegen. Volgens Heather moet dit echter niet gezien worden als een afwijzing van de Romeinse cultuur door de Gotische elite. De scholing van Athalaric werd volgens hem slechts als een excuus gebruikt in een strijd over politieke invloed aan het hof in Ravenna.22

Ook Herwig Wolfram wijst in zijn werk History of the Goths op het overlijden van Eutharic, dat voor een opvolgingscrisis zorgde.23 Daarnaast wijst Wolfram op de invloed van 17 Heather, Goths, 258. 18 Ibidem. 19 Ibidem, 255. 20 Ibidem, 260. 21 Ibidem. 22 Ibidem.

(7)

7 het overlijden van enkele andere steunpilaren van Theoderic in dezelfde periode.24 Zo stierf paus Johannes in 526, nadat hij door Theoderic gevangen was gezet. Voorheen was de paus echter altijd een belangrijke bondgenoot geweest van het Ostrogotische hof, omdat hij streefde naar zoveel mogelijk onafhankelijkheid van de geestelijkheid in Italië tegenover de Byzantijnse keizers. Theoderic was vanwege dit streven een natuurlijke bondgenoot van de paus geweest.

Maar vooral de betrekkingen met andere Germaanse koninkrijken stonden onder grote druk. Theoderic had altijd geprobeerd goede relaties met de andere Germaanse vorsten te onderhouden, maar in korte tijd overleed de Vandaalse koning Thrasamund (450-523) en werd de Bourgondische kroonprins, en kleinzoon van Theoderic, Segaric (495-517) door zijn eigen vader Sigismund († 524) vermoord.25 Beide volken gingen daarna een veel agressievere koers varen tegenover de Ostrogoten., terwijl ze de betrekkingen met het Byzantijnse Rijk, waarmee Theoderic altijd een gespannen verhouding had gehad, juist probeerden te verbeteren.

John Moorhead legt in zijn artikel ‘The last years of Theoderic’ en in zijn later verschenen monografie Theoderic in Italy de nadruk op het belang van de dood van Thrasamund. De Vandalen speelden een belangrijke rol in de mediterrane machtsverhoudingen vanwege hun omvangrijke vloot. Zij waren het enige Germaanse volk met een zeemacht van enige betekenis ten opzichte van de Byzantijnse vloot. De pro-Byzantijnse koers van zijn opvolger Hilderic (ca. 460-533) maakte Theoderic bang voor een Vandaals-Byzantijns bondgenootschap tegen hem. De Ostrogoten zouden zwak hebben gestaan tegenover zo’n bondgenootschap, omdat ze zelf niet over een vloot beschikten. Daardoor waren ze kwetsbaar voor aanvallen vanuit zee, terwijl ze zelf niet de mogelijkheid hadden aan te vallen.26 Bovendien maakte deze bedreigende verandering in de mediterrane machtsbalans Theoderic wantrouwend tegenover zijn Romeinse onderdanen die in zijn ogen teveel sympathie hadden voor de Byzantijnen.27

In het kort zijn de drie auteurs het erover eens dat de oorzaak van het verval van het Ostrogotische koninkrijk ligt in toenemende politieke instabiliteit als gevolg van de dood van Eutharic en enkele andere steunpilaren van Theoderic. Dit werd nog verergerd omdat Theoderic al oud was en kort daarna zelf overleed. In deze scriptie wil ik echter verder kijken

24

Wolfram, History of the Goths, 329. 25 Ibidem.

26 John Moorhead, ‘The last years of Theoderic’ Historia: Zeitschrift fúr Alte Geschichte 32 (1983) 106-120. 27

(8)

8 dan deze min of meer toevallige gebeurtenissen die de ineenstorting van het machtigste barbaarse koninkrijk van de post-Romeinse wereld tot gevolg hadden, en juist de nadruk leggen op de complexe onderliggende structuur waaruit dit verval voortkwam, zowel intern in de verhouding tussen Goten en Romeinen in het koninkrijk zelf, als extern in de verhoudingen tussen de verschillende staten in de mediterrane wereld.

Intern waren de verhoudingen tussen de Romeinen en Goten op politiek en sociaal gebied zeer complex. Niet alleen etniciteit speelde hierin een rol, maar ook het religieuze verschil tussen de katholieke Romeinen en de ariaanse Goten. Op buitenlands gebied was er een ingewikkeld web van huwelijksallianties tussen Theoderic en de andere Germaanse vorsten in het voormalige West-Romeinse Rijk. Bovendien was Theoderic formeel slechts een bestuurder van Italië onder gezag van de Byzantijnse keizers in Constantinopel.

Hoe de Ostrogoten deze problemen aanvankelijk leken aan te pakken en hoe er vanaf ongeveer 520 problemen ontstonden, zowel binnenlands als buitenlands, is het onderwerp van deze scriptie. De hoofdvraag van de scriptie luidt: ‘Welke onderliggende oorzaken, zowel intern als extern, zijn er aan te wijzen voor het snelle verval van het Ostrogotische koninkrijk aan het einde van het leven van Theoderic?’

Om tot een antwoord op deze vraag te komen zullen zowel de interne structuur van het Ostrogotische koninkrijk, als de externe verhoudingen met de andere staten in het Middellandse Zeegebied behandeld worden. Intern worden de politieke organisatie, de religieuze verhoudingen en de sociale structuur tussen Goten en Romeinen in het Ostrogotische koninkrijk uitgebreid belicht. Op deze drie terreinen waren de verschillen tussen zijn onderdanen groot en moest Theoderic een balans zien te vinden. Extern worden de relaties behandeld die Theoderic onderhield met de belangrijkste Germaanse volken op het grondgebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en de ingewikkelde relatie met het Byzantijnse Rijk, waaraan hij officieel verantwoording schuldig was.

In deze scriptie maak ik gebruik van diverse contemporaine Romeinse bronnen, die veel inzicht verschaffen, niet alleen in de historische gebeurtenissen, maar vooral ook in het beeld dat Romeinse tijdgenoten hadden van de heerschappij van de Ostrogoot Theoderic. Deze bronnen vereisen echter wel een kritische houding ten opzichte van de leefwereld en motivaties van de verschillende auteurs. Daarom behandel ik in het eerste hoofdstuk het leven van de aangehaalde antieke auteurs en de noodzakelijke bedenkingen bij het gebruik van hun teksten.

(9)

9 politieke verhoudingen waren in de post-Romeinse mediterrane wereld en wat complexe begrippen als Goten, Visigoten en Ostrogoten, die veelvuldig in deze scriptie gebruikt worden, inhouden. Deze hoofdstukken met de noodzakelijke achtergronden worden gevolgd door twee hoofdstukken waarin de interne en externe oorzaken van het verval van het Ostrogotische koninkrijk behandeld worden. Tot slot is er een conclusie.

2. Antieke bronnen

Onderzoek naar veel delen van Europa na de ondergang van het West-Romeinse Rijk wordt bemoeilijkt door een gebrek aan geschreven bronnen. Dit geldt echter niet voor Italië en de Ostrogoten waarover diverse literaire bronnen zijn overgeleverd. Bovendien waren enkele van deze auteurs direct bij de gebeurtenissen betrokken. Hieronder worden de in deze scriptie gebruikte antieke auteurs besproken.

2.1 Cassiodorus (ca. 485-580)

Het is niet duidelijk wanneer Cassiodorus precies is geboren, maar uit zijn overgeleverde teksten blijkt dat hij rond 485 geboren moet zijn en ouder dan negentig is geworden.28 Hij is geboren in Scylletium, in zuid-Italië. Hij kwam uit een familie die in de vijfde eeuw al diverse generaties deel had uitgemaakt van het bestuurlijk apparaat van het West-Romeinse Rijk.29 De vader van Cassiodorus, Cassiodorus de oudere, bekleedde enkele belangrijke functies aan het hof van Odoacer. Als gouverneur van Sicilië liep Cassiodorus de oudere echter over van Odoacer naar Theoderic, toen deze de overhand leek te krijgen in hun onderlinge strijd.30 Namens Theoderic moest hij ondermeer de vestiging van de Ostrogoten in Italië mede organiseren.31

Cassiodorus zelf maakte al op jonge leeftijd naam als kenner van het recht. Hij begon zijn publieke carrière als juridisch adviseur en secretaris van zijn vader.32 Deze positie gaf hem rond 505 de gelegenheid een lofrede voor Theoderic te schrijven, waardoor zijn literaire talent opgemerkt werd aan het hof in Ravenna.33 Hij maakte vervolgens snel carrière in het

28 Arne Søby Christensen, Cassiodorus, Jordanes and the history of the Goths. Studies in a migration myth (Kopenhagen 2002) 54.

29

Ibidem, 55. 30 Ibidem.

31 Barnish, Cassiodorus, xxxix. 32

Ibidem.

(10)

10 bestuur. Als quaestor was hij verantwoordelijk voor de diplomatieke berichten van Theoderic.34

Het hoogtepunt van zijn invloed bereikte hij toen hij in 523, na de val van zijn voorganger Boëthius, benoemd werd tot magister officiorum, een soort eerste minister aan het hof. Ook na de dood van Theoderic bleef Cassiodorus werkzaam in het bestuur van het koninkrijk. Hij diende onder de opvolger van Theoderic, Athalaric en diens moeder Amalasuintha. Na de vroegtijdige dood van de jonge koning en de moord op diens moeder, diende hij ook de daaropvolgende Ostrogotische koningen Theodahad (ca. 480-536) en Vitiges († 540) tot 537.35

Zelfs na de Byzantijnse invasie van Italië in 536 bleef hij korte tijd werkzaam aan het Gotische hof in Ravenna.36 Na zijn publieke carrière maakte hij een reis naar Constantinopel, waar hij lange tijd verbleef. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn geboortestreek in zuid-Italië, waar hij een monastische gemeenschap vestigde.

Cassiodorus heeft een uitgebreid oeuvre nagelaten over zowel seculiere als religieuze onderwerpen. Zo heeft hij onder meer, op verzoek van Theoderic, een geschiedenis van de Goten geschreven, dat niet is overgeleverd, maar dat wel een belangrijke bron vormde voor de

Getica van Jordanes. Voor deze scriptie zijn de Variae het belangrijkst. Dit is een selectie van

zijn brieven die hij namens Theoderic en diens opvolgers heeft geschreven toen hij diende in het bestuur van het Ostrogotische koninkrijk. Waarschijnlijk heeft hij de Variae samengesteld aan het einde van zijn publieke carrière in 537 of 538.37 Hierna heeft Cassiodorus nog enkele religieuze werken geschreven. Het gaat hier om de Expositio Psalmorum, De Anima en de

Institutiones Divinarum et Saecularium Litterarum.

Als functionaris aan het hof in Ravenna geeft het werk van Cassiodorus een inkijk in het functioneren ervan en is daardoor onmisbaar bij bestudering van de politieke structuur van het hof van Theoderic. Toch moet daarbij in het achterhoofd gehouden worden dat het de taak van Cassiodorus was het beleid van Theoderic te verdedigen. Hoewel er geen overduidelijke propaganda ontdekt kan worden, moet de Variae als historische bron voorzichtig gebruikt worden.38 Wel geeft het een goed beeld van de verhouding tussen de Romeinse en Gotische bestuurlijke elite, en vooral van het beeld dat Theoderic van zichzelf via Cassiodorus aan de Romeinse elite probeerde uit te dragen.

34 Barnish, Cassiodorus, xxxix. 35

Christensen, Cassiodorus, Jordanes and the history of the Goths, 56.

36 John Moorhead, ´Boëthius and Romans in Ostrogothic service´ Historia: Zeitschrift fùr Alte Geschichte 27 (1978) 604-612, aldaar 605.

37

(11)

11 2.2 Ennodius (ca. 473-521)

Ennodius is rond 473 geboren in de zuid-Gallische stad Arles binnen een daar waarschijnlijk voorname familie.39 Omdat zijn ouders al vroeg kwamen te overlijden, werd Ennodius opgevoed door een tante in het noorden van Italië. Toen deze tante rond 490 ook overleed, trok Ennodius in bij een welvarende familie en verloofde zich met de dochter des huizes.40 Waarschijnlijk is hij echter niet met haar getrouwd.41 De vrouw trok zich uiteindelijk terug in een klooster en ook Ennodius werd in 494 een geestelijke. In de geestelijkheid klom hij snel op: in 513 werd hij uiteindelijk bisschop van Pavia.42

Tijdens het leven van Ennodius werd de kerk verdeeld door twee schisma’s. Ten eerste was er sprake van een scheuring tussen oost en west, met paus Felix III († 492) in Rome aan de ene kant en de patriarch Acacius († 489) in Constantinopel aan de andere kant. Dit wordt het Acaciaanse schisma genoemd, dat duurde van 484 tot 519. Dit schisma werd in de eerste plaats veroorzaakt door een strijd in de oostelijke kerk over de natuur van Christus. In deze periode had het monofysitisme, dat stelde dat Christus één goddelijke natuur had, veel aanhang in het Byzantijnse Rijk. Deze doctrine was in strijd met de officiële katholieke leer, die stelde dat Christus zowel een menselijke als een goddelijke natuur had.

In 482 probeerde keizer Zeno (r. 474-491) een compromis te bewerkstelligen tussen de twee doctrines, maar dit compromis stelde uiteindelijk geen van de partijen tevreden. Patriarch Acacius steunde Zeno in deze poging. Hoewel de paus in Rome niet direct een partij was in het conflict, protesteerde hij sterk tegen de bemoeienis van de keizer in religieuze zaken, omdat hij dat als een aantasting van zijn eigen autoriteit zag. Dit conflict leidde tot het langdurige Acaciaanse schisma.

In het westen kwam daar nog een tweede schisma bij: in 498 kon de kerk het niet eens worden over de te kiezen paus en werden er door twee lijnrecht tegenover elkaar staande partijen twee pauzen benoemd: Symmachus († 514) en Laurentius († 506). De laatste van deze pausen wilde de betrekkingen met Constantinopel herstellen, terwijl de eerste hier absoluut tegen was. Er volgde een heftige strijd tussen de twee pausen en hun aanhangers, die bloedige rellen in Rome tot gevolg had. De ariaanse Theoderic stelde zich terughoudend op in deze strijd binnen het katholieke geloof, maar werd toch enkele keren gevraagd door de strijdende partijen te interveniëren.43 Uiteindelijk greep Theoderic pas in 506 definitief in ten

39

Christian Rohr, Der Theoderich-Panegyricus des Ennodius (München 1995) 2-3. 40 Ibidem, 3.

41 Ibidem. 42

Ibidem, 4.

(12)

12 koste van Laurentius, die kort daarna overleed.

Ennodius had in het Laurentische schisma aan de kant van paus Symmachus gestaan.44 Dankbaar voor de steun van de ariaanse Theoderic in het schisma en zijn tolerante houding ten opzichte van katholieken, schreef Ennodius in 507 een panegyriek, of lofrede, voor Theoderic. Hoewel dit werk natuurlijk bijzonder vleiend is over de Ostrogotische koning, is het toch interessant als bron. De manier waarop Theoderic werd geprezen door de katholieke Romein Ennodius maakt veel duidelijk over hoe Theoderic zich presenteerde als vorst.45

2.3 Jordanes (rond 550)

Over het leven van Jordanes is weinig met zekerheid bekend. Hij moet geleefd hebben rond het midden van de zesde eeuw.46 Waarschijnlijk leefde hij op de Balkan en was hij enige tijd de secretaris van een Ostrogotische generaal.47 Later maakte Jordanes, volgens zijn eigen woorden, een religieuze conversio door.48 Onduidelijk is echter wat hij daar precies mee bedoelde. Daarnaast moet hij enige tijd in Constantinopel geleefd hebben.49

Er zijn twee werken van Jordanes overgeleverd: de Romana en de Getica. Jordanes heeft de Romana opgedragen aan een zekere Vigilius en hij behandelt in dit werk de geschiedenis van het Romeinse Rijk tot aan 550. Toch begint hij zijn werk met de eerste mensen Adam en Eva, zoals gebruikelijk was voor veel christelijke historici in de late oudheid en de middeleeuwen. De Getica, die Jordanes waarschijnlijk heeft geschreven in 551, behandelt de geschiedenis van de Goten vanaf een duister verleden, toen ze nog op het mythische eiland Scandza leefden, hun migratie naar het Zwarte Zeegebied, hun contact met de Romeinse wereld, en de uiteindelijke nederlagen van de Ostrogoten door toedoen van de Byzantijnse generaal Belisarius.

De geschiedenis van de Goten door Cassiodorus is een belangrijke bron van Jordanes. Mogelijk is zijn Getica zelfs niet veel meer dan een samenvatting van het verloren gegane werk van Cassiodorus.50 De uitgebreide genealogie van de Amaalse dynastie in de Getica, vanaf de eerste Goten op Scandza tot aan Theoderic, komt waarschijnlijk ook voort uit het eerdere werk van Cassiodorus, aangezien dat vooral bedoeld was als propaganda voor de

44 Rohr, Theoderich-Panegyricus, 4. 45 Ibidem, 53.

46

Christensen, Cassiodorus, Jordanes and the history of the Goths, 84. 47 Ibidem, 102.

48 Jord., Get., 50, 265-266. 49

(13)

13 heerschappij van Theoderic en zijn opvolgers.51

In de Getica heeft Jordanes de geschiedenis van de Goten verweven met verhalen uit Bijbelse, Griekse, Romeinse geschiedenis en uit die van het Nabije Oosten.52 Deze verhalen hebben vanwege hun duidelijke fictieve karakter weinig aandacht gekregen in de moderne geschiedschrijving.53 Jordanes beschrijving van de migratie van de Goten van Scandza naar de Romeinse wereld heeft echter wel veel aandacht gekregen, omdat het de enige bron is die de geschiedenis van de Goten beschrijft voordat ze in contact kwamen met de Grieks-Romeinse wereld.54 In de context van het samenraapsel van andere fictieve historische verhalen dat Jordanes heeft gebruikt voor de Getica is het waarheidsgehalte van de migratiegeschiedenis echter zeer twijfelachtig, en moet daarom met veel voorzichtigheid gebruikt worden als historische bron.

2.4 Procopius (ca. 500-560)

De Byzantijnse historicus Procopius werd geboren rond 500 in de stad Caesarea in de provincie Palestina Prima, in het huidige Israël.55 Als jongeman kwam hij naar Constantinopel. In 527 werd hij benoemd tot secretaris van de nog jonge generaal Belisarius.56 Als onderdeel van de staf van Belisarius reisde Procopius met hem mee tijdens zijn vele militaire campagnes. Van 527 tot 531 was hij samen met hem in Mesopotamië, in een veldtocht tegen de Perzen. Vervolgens vergezelde hij Belisarius in 533 naar Noord-Afrika, tijdens de succesvolle expeditie tegen de Vandalen. In 536 ging hij uiteindelijk naar Italië om deel te nemen aan de Gotische oorlog. Rond 542 verliet Procopius de staf van Belisarius en reisde hij terug naar Constantinopel.57 Onduidelijk is wanneer Procopius precies is overleden.

Al tijdens zijn carrière als secretaris van Belisarius gedurende diens veldtochten, vatte Procopius het plan op om de oorlogen van zijn tijd te behandelen in een groot historisch werk. Rond 550 is zijn belangrijkste geschiedwerk over de oorlogen uitgegeven, waarin hij achtereenvolgens de Perzische, Vandaalse en Gotische oorlogen behandelt. Oorspronkelijk bestond het uit zeven boeken, maar later heeft hij er nog een achtste boek aan toegevoegd

51 Christensen, Cassiodorus, Jordanes and the history of the Goths, 124.

52 Michael Kulikowski, Rome’s Gothic wars. From the third century to Alaric (New York 2007) 51. 53 Ibidem.

54

Ibidem, 52.

55 H.B. Dewing, Procopius, I. (Norwich 1979) vii. 56 Ibidem.

57

(14)

14 waarin hij de Gotische oorlog tot 552 heeft behandeld. Hoewel Procopius de oorlogen heeft beschreven vanuit Byzantijns oogpunt, bevat zijn werk over de Gotische oorlog toch bruikbare informatie over de Ostrogotische maatschappij in Italië en de politieke verhoudingen in het koninkrijk.

Later heeft hij ook nog twee kleinere werken geschreven. Ten eerste heeft hij een lofrede geschreven over de bouwactiviteiten van keizer Justinianus. Ten tweede heeft hij de

Anekdota geschreven, dat niet bedoeld was voor publicatie.58 Dit werk is een bijzonder giftig smaadschrift over Justinianus, Belisarius en hun vrouwen Theodora (ca. 500-548) en Antonina (ca. 484-570).

2.5 Anonymus Valesianus

De Anonymus Valesianus is vernoemd naar de Franse editor Henri de Valois, die in 1636 in Parijs twee korte narratieve bronnen van twee verschillende onbekende auteurs bij elkaar heeft gevoegd en uitgegeven.59 Het eerste deel van deze uitgave behandelt de heerschappij van keizer Constantijn (r. 306-337). Het tweede deel behandelt de heerschappij van Theoderic, en kort die van zijn directe voorgangers, over Italië.60 Het is waarschijnlijk geschreven kort na de dood van Theoderic in 526.61

In het werk wordt het begin en het einde van de heerschappij van Theoderic behandeld, terwijl het midden is weggelaten.62 In de bron worden zijn goede daden aan het begin afgezet tegen de slechte daden aan het einde van zijn heerschappij.63 Zijn slechte daden worden voorafgegaan door diverse ongunstige voortekenen zoals een Gotische vrouw, die vier slangen baarde, en enkele aardbevingen.64 Uiteindelijk is Theoderic volgens de bron gestorven door een interventie van God, die daarmee voorkwam dat de koning zijn katholieke onderdanen zou vervolgen.

Het verschil in stijl van de Anonymus Valesianus II over Theoderic is opvallend. Het eerste deel is zeer positief, terwijl het tweede deel juist erg negatief is. Theoderic is vrijwel gelijk aan een demon. Er is wel gesuggereerd dat het niet door één auteur is geschreven: het

58 van Dolen, Procopius, 22. 59 Moorhead, Theoderic in Italy, 3. 60 Ibidem. 61 Ibidem, 4. 62 Ibidem. 63 Ibidem, 3-4. 64

S.J.B. Barnish, ‘The Anonymus Valesianus II as a source for the last years of Theoderic’ Latomus. Revue

(15)

15 tweede deel zou dan het werk zijn van een anti-ariaanse katholieke auteur.65 Toch is het qua schrijfstijl wel degelijk één geheel en valt het werk qua inhoud goed in een klassieke biografische traditie waarin een persoon eerst lof krijgt, die echter vooral bedoelt is om later zijn slechtheid extra de nadruk te geven.66 De Anonymus Valesianus is de enige enigszins gedetailleerde bron over de laatste jaren van Theoderic, en is daardoor van grote waarde.67 Toch zorgen de wel erg scherpe aanvallen aan het einde dat een lezer deze kritisch moet benaderen.68

3. Oorsprong van de Ostrogoten en vestiging in Italië

Over de geschiedenis van de Goten voordat ze in aanraking kwamen met de mediterrane wereld bestaat veel onduidelijkheid, met name omdat er behalve de Getica geen bronnen zijn die deze periode behandelen en, zoals in het vorige hoofdstuk al is gebleken, het werk van Jordanes weinig betrouwbaar is. Toen in de negentiende eeuw ontdekt werd dat het Gotisch verwant was aan de Germaanse talen werden de Goten vanaf die periode geclaimd als een Germaans volk, hoewel ze in Romeinse bronnen als Scythen werden aangeduid.69 Het zoeken naar de oorsprong van de Goten, voor ze in contact kwamen met de Romeinen had ook een politieke betekenis. In de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw werd de beschrijving van Jordanes van de Gotische migratie gebruikt als verantwoording voor de Duitse expansie in Oost-Europa.70

De Goten, die vanaf de vierde eeuw een grote rol gingen spelen in de geschiedenis van de mediterrane wereld, ontstonden echter pas zodanig als groep door hun contact met het Romeinse Rijk en het beleid dat Romeinse bestuurders voerden ten opzichte van de ‘barbaarse’ volken die aan de grenzen van het rijk leefden. Daarnaast was er sprake van handel en werden ‘barbaren’ gerekruteerd in het Romeinse leger.71 Door het uitvechten van kleine grensoorlogen en giften aan bevriende leiders, hielden de Romeinen het grensgebied onder controle. De herverdeling van deze giften onder volgelingen stelde de door de Romeinen begunstigde leiders in staat hun invloed uit te breiden.72 De Goten genoten de

65 Barnish, ‘The Anonymus Valesianus II’, 572-573. 66 Ibidem, 573-575.

67 Ibidem, 572. 68

Ibidem, 596.

69 Kulikowski, Rome’s Gothic wars, 47. 70 Ibidem.

71

(16)

16 steun van de Romeinse bureaucratie en konden zo hun macht uitbreiden en uitgroeien tot het belangrijkste volk aan de Donaugrens.73 Daarnaast kwamen de Goten door hun intensieve contact met het Romeinse Rijk in aanraking met het christendom.

Hoewel Gotische leiders hun invloed uitbreidden was er geen sprake van één gemeenschappelijk Gotisch volk, maar van diverse kleinere politieke verbanden. Voortkomend uit de Getica van Jordanes werden de Goten in deze periode al onderverdeeld in Visigoten en Ostrogoten, maar dit is anachronistisch.74 Bovendien leefden er diverse andere volken in het aan de Goten toegeschreven gebied, zoals de Gepiden.75 De twee belangrijkste Gotische groepen de Tervingi en de Greuthungi, in respectievelijk het westelijk en oostelijk deel van de Gotische wereld.76 Dit zijn grof gesteld de voorlopers van de Visigoten en Ostrogoten, de namen die gebruikt worden wanneer ze zich op Romeins grondgebied begeven.77

Er kwam abrupt een einde aan de relatief stabiele verhouding tussen de Romeinen en de ‘barbaren’ toen de Hunnen in de tweede helft van de vierde eeuw op het toneel begonnen te verschijnen. De Goten werden samen met andere volken door de Hunnen langzaam uit hun woongebieden verdreven. Onder leiding van de krijgsheren Alavivus en Fritigern († ca. 380) trok daarom een deel van de Goten in 376 de Donau over en kreeg aanvankelijk asiel van keizer Valens (r. 364-378) in het Oost-Romeinse Rijk. Maar deze overeenkomst tussen de Goten en de Romeinen hield niet lang stand en er brak een oorlog uit, die uitliep op de slag bij Adrianopel in 378, waar het Oost-Romeinse leger door de Goten werd verslagen en keizer Valens samen met een groot deel van zijn leger de dood vond. Na vele omzwervingen, met als dieptepunt de plundering van Rome in 410, vestigden de nazaten van deze groep Goten zich uiteindelijk in 418, met toestemming van de West-Romeinse keizer Honorius (r. 393-423) in het zuidwesten van Gallië.78 Deze groep wordt aangeduid als de Visigoten.

De Greuthungi probeerden onder leiding van Ermanaric († 376) aanvankelijk weerstand te bieden aan de Hunnen, maar ze werden door hen verslagen. Volgens de Romeinse historicus Ammianus Marcellinus (ca. 330-391) pleegde Ermanaric vervolgens zelfmoord of liet hij zichzelf zelfs offeren om de goden gunstig te stemmen.79 De Tervingische koning Athanaric († 381) kwam te hulp, maar slaagde er ook niet in de Hunnen

73 Kulikowski, Rome’s Gothic wars, 100.

74 Peter Heather, Goths and Romans, 332-489 (Plymouth 1991) 84. 75 Thomas S. Burns, A history of the Ostrogoths (Bloomington 1984) 25. 76

Halsall, Barbarian migration, 134. 77 Wolfram, History of the Goths, 23-24.

78 Peter Heather, ‘‘Goths and Huns, c. 320-425’, in: CAH, XIII. The late empire, A.D. 337-425 (Cambridge 1998) 487-515, aldaar 491.

(17)

17 tegen te houden. De meeste Tervingi braken daarop met Athanaric en probeerden onder de eerdergenoemde leiders Alavivus en Fritigern toegang te krijgen in het Romeinse Rijk.80

Ook een deel van de Greuthungi vroeg de Romeinse autoriteiten om asiel, maar zij kregen van keizer Valens geen toestemming de Donau over te steken. Toen het verdrag tussen de Tervingi en de Romeinen echter geen stand bleek te houden en er uiteindelijk een bloedige strijd uitbrak tussen beide partijen, gaf dit aan deze Greuthungi alsnog de gelegenheid illegaal het Romeinse Rijk binnen te trekken.81

Een groot deel van de Greuthungi bleef echter buiten het Romeinse Rijk en werd onderworpen door de Hunnen. Als vazallen vochten de onderworpen Goten samen met de Hunnen en leverden ze landbouwproducten aan hun nomadische heersers.82 Met name onder de Hunnische koning Attila († 453) vochten de Goten op grote schaal met hen mee. De Goten die werden onderworpen door de Hunnen worden de Ostrogoten genoemd.

Nadat Attila in de slag op de Catalaunische velden in 451 werd verslagen door een coalitie van het West-Romeinse Rijk met enkele Germaanse volken, zoals de Franken en de Visigoten, onder leiding van de Romeinse generaal Flavius Aëtius (391-454) en Attila zelf in 453 overleed, kwam er een einde aan de situatie van een Hunnisch rijk onder leiding van één sterke leider.83 In de slag aan de Nadao in 454 wisten de Ostrogoten en de Gepiden de verzwakte Hunnen te verslaan en weer zelfstandig te worden.

De Oost-Romeinse keizer Marcianus (r. 450-457) verleende een deel van de Ostrogoten onder leiding van Valamir (ca. 420-465), uit de Amaalse dynastie, toestemming zich als foederati in de provincie Pannonia te vestigen.84 Een andere grote groep Ostrogoten had zich rond 460 in Thracië gevestigd en had van de Oost-Romeinse generaal van Alaanse afkomst Aspar (ca. 400-471) ook de status van foederati gekregen.85 De Ostrogoten waren in deze periode zeker geen verenigde groep.86 Nadat Aspar in 471 op bevel van keizer Leo I (r. 457-474) was vermoord, kwamen de Ostrogoten in Thracië, onder leiding van Theoderic Strabo († 481) in opstand. Ook de Pannonische Ostrogoten grepen deze gelegenheid aan de keizer tot concessies te dwingen.87

Keizer Zeno, de opvolger van Leo I, erfde de situatie van zijn voorganger met twee concurrerende Gotische groepen in zijn rijk, die de potentie hadden voor veel onrust te

80 Peter Heather, The fall of the Roman Empire. A new history (Chatham 2005) 152. 81 Heather, Fall of the Roman empire, 164.

82 E.A. Thompson en Peter Heather, The Huns (Cornwall 1996) 182-183. 83

Heather, Goths, 124.

84 Burns, History of the Ostrogoths, 52.

85 A.D. Lee, ‘The eastern empire: Theodosius to Anastasius’ in: CAH, XIV. 33-62, aldaar 48. 86

(18)

18 zorgen.88 In 475 hielp Theoderic Strabo de usurpator Basiliscus (r. 475-476) Zeno kortstondig uit Constantinopel te verdrijven. Nadat Zeno in 476 erin was geslaagd Basiliscus af te zetten en te laten doden, beeindigde hij de invloedrijke positie van Theoderic Strabo en de Thracische Goten ten gunste van de Pannonische Goten.89 Bovendien kreeg de Amaalse Theoderic de positie als Romeins generaal die Theoderic Strabo daarvoor had gehad. In ruil daarvoor zouden de Pannonische Goten de strijd aangaan met de Thracische Goten.90

Het beleid van Zeno ten opzichte van de Ostrogoten in zijn rijk is te zien als een verdeel-en-heers politiek. Hij probeerde de Pannonische en de Thracische Ostrogoten en hun leiders zoveel mogelijk tegen elkaar uit te spelen, in de hoop dat ze elkaar ernstig zouden verzwakken. De Amaalse Theoderic doorzag echter deze strategie en voerde slechts een halfslachtige strijd met de Thracische Goten. Zeno haalde daarop de betrekkingen met Theoderic Strabo weer aan.91

In 479 veranderde deze situatie echter abrupt toen de usurpator Marcianus († 484) een coup pleegde, die uiteindelijk faalde. Theoderic Strabo had de couppleger echter gesteund, wat hem definitief van Zeno vervreemdde.92 In 480 overtuigde Zeno de Bulgaren om de Thracische Goten aan te vallen, maar zij werden door hen verslagen. De Thracische Goten trokken vervolgens in 481 naar Constantinopel, maar hun aanval werd afgeslagen. Daarop liet Theoderic Strabo de Goten zich terugtrekken naar Griekenland. Maar tijdens de terugtocht overleed hij als gevolg van een ongeluk.93

Zeno sloot vervolgens weer een bondgenootschap met de enig overgebleven Theoderic, de leider van de Pannonische Ostrogoten, omdat hij de Goten nodig had in de strijd met de opstandige generaal Illus († 488).94 In ruil voor zijn hulp werd Theoderic benoemd tot consul in 484 en kregen de Goten meer land toegewezen. Ook zorgde Theoderic ervoor dat Recitach († 484), de zoon en opvolger van Theoderic Strabo, vermoord werd. Het grootste deel van de Thracische Goten, die nu geen leider meer hadden, sloot zich daarop aan bij de Pannonische Goten.95 De vereniging van de Ostrogoten zorgde ervoor dat Theoderic een leger van circa 20.000 krijgers tot zijn beschikking had.96 De totale Ostrogotische bevolking binnen het Romeinse Rijk telde op dat moment waarschijnlijk iets meer dan

88 Lee, ‘The eastern empire’, 50. 89 Ibidem.

90 Heather, Goths and Romans, 278. 91 Lee, ‘The eastern empire’, 50. 92

Ibidem, 51.

93 Heather, Goths and Romans, 298. 94 Lee, ‘The eastern empire’, 51. 95

(19)

19 100.000 mensen.97

De vereniging van de twee Ostrogotische groepen onder Theoderic zorgde voor een gevaarlijke situatie voor keizer Zeno: de militaire macht, waarover Theoderic kon beschikken, was namelijk veel groter geworden. Bovendien kon Zeno de Ostrogoten niet langer tegen elkaar uitspelen. In 486 werd dit duidelijk toen Theoderic opnieuw in opstand kwam tegen Zeno en naar Constantinopel optrok en de watervoorziening van de stad afsneed.98 Na onderhandelingen kocht Zeno de Ostrogoten met een flinke som goud af en er werd bovendien afgesproken dat de Ostrogoten naar Italië zouden vertrekken, dat zich buiten het machtsgebied van keizer Zeno bevond.

Italië werd, na de afzetting van de West-Romeinse keizer Romulus Augustulus (r. 475-476), geregeerd door de Germaanse koning Odoacer. In 474 had de Oost-Romeinse keizer Leo I zijn neef Julius Nepos (r. 474-475) echter aangesteld als West-Romeins keizer. Kort daarna werd hij echter aan de kant gezet door zijn belangrijkste generaal Orestes († 476), die zijn zoon Romulus als keizer op de troon zette. Julius Nepos was, nadat hij in Italië was afgezet, nog steeds de door Constantinopel erkende keizer van het West-Romeinse Rijk. Zijn macht beperkte zich echter tot de provincie Dalmatia.

Nadat Odoacer echter Orestes en zijn zoon aan de kant had gezet, weigerde hij Julius Nepos, die nog steeds de steun genoot van het Oost-Romeinse Rijk, als keizer te erkennen, maar riep hij zichzelf uit tot koning van Italië. Toen Julius Nepos in 480 werd vermoord door zijn eigen soldaten, lijfde Odoacer Dalmatia zelfs in bij zijn koninkrijk. De verhoudingen tussen Zeno en Odoacer waren dus gespannen.99 Door op een confrontatie aan te sturen tussen Theoderic en Odoacer volgde Zeno dus opnieuw zijn beproefde strategie om ‘barbaarse’ leiders tegen elkaar uit te spelen.100

Bovendien zou, wanneer Theoderic zou slagen, een serieuze bedreiging voor de heerschappij van Zeno zich niet langer binnen de grenzen van zijn rijk bevinden.101

In de winter van 488-489 vertrok Theoderic samen met zijn leger vanuit de Balkan naar Italië. Voordat de Ostrogoten Italië bereikten kwamen ze echter al in conflict met de Gepiden, die rond Sirmium, een stad in het huidige Servië, leefden.102 Pas in de zomer van 489 trokken de Ostrogoten Italië binnen. Odoacer rukte met zijn leger op om de Ostrogoten tegen te houden, maar werd verslagen in de slag bij de Isonzo en in de slag bij Verona kort

97 Heather, Goths and Romans, 302. 98

Stephen Mitchell, A history of the later Roman Empire, AD 284-641 (Cornwall 2007) 118. 99 Heather, Goths and Romans, 307.

100 Lee, ‘The eastern empire’, 51. 101

Heather, Goths and Romans, 308.

(20)

20 daarna. Odoacer vluchtte vervolgens naar zijn hoofdstad Ravenna.

Toen Tufa († 493), de belangrijkste generaal van Odoacer, ook nog eens overliep naar het kamp van Theoderic leek de strijd zo goed als gestreden. Kort daarna liep Tufa weer over naar Odoacer, waardoor de krijgskansen keerden.103 Theoderic kreeg echter hulp van Alaric II († 507), de koning van het Visigotische koninkrijk in het zuidwesten van Gallië. Nadat Odoacer in de slag bij de Adda, in 490, opnieuw werd verslagen trok hij zich definitief terug in Ravenna. De Ostrogoten waren echter niet in staat de versterkte stad, die bovendien werd omgeven door moerassen, in te nemen.104 Deze patstelling duurde voort tot 493.

Omdat het beide partijen niet lukte elkaar definitief te verslaan, sloten Theoderic en Odoacer in het begin van 493 een verdrag waarin ze afspraken de heerschappij over Italië te delen. Dit verdrag verschafte Theoderic toegang tot Ravenna. Hij was echter niet van plan zich aan deze overeenkomst te houden, aangezien hij Odoacer en een groot deel van zijn aanhangers al binnen enkele dagen liet vermoorden.105 Het Ostrogotische leger riep Theoderic vervolgens uit tot koning van Goten en Romeinen.106 Dit was echter tegen de zin van de Byzantijnse keizer, en de nieuwe positie van Theoderic werd dan ook niet erkend door Constantinopel.107 Pas in 497 werd hij door keizer Anastasius (r. 491-518) erkend als de rechtmatige heerser over het westen. Theoderic zou vervolgens tot aan zijn dood in 526 deze positie bekleden.

Buiten Italië hoorden ook de alpenprovincies Raetia en Noricum en de provincies

Dalmatia en Pannonia op de Balkan bij het Ostrogotische koninkrijk.108 Ook in het westen breidde hij zijn macht uit in gebied dat tot de Visigoten had behoord. Aan het einde van de vijfde eeuw had het Visigotische koninkrijk in zuid-Gallië sterk geprofiteerd van de fragmentatie van het West-Romeinse Rijk.109 Maar de Visigotische koning Alaric II werd vervolgens geconfronteerd met de toenemende macht van de Franken in het noorden van Gallië.110 Als tegenwicht tegen de Franken haalde Alaric II daarom de betrekkingen met de Ostrogoten aan en trouwde met Theodegotha (ca. 473-507), een dochter van Theoderic bij een onbekende vrouw.

Toen de Frankische koning Clovis (ca. 466-511) een verbond sloot met de Bourgondische koning Gundobad tegen de Visigoten leidde dit echter tot een gezamenlijke

103 Moorhead, Theoderic in Italy, 22-23. 104 Collins, ‘The western kingdoms’, 127.

105 Jochen Martin, Spätantike und Völkerwanderung (München 1987) 49. 106

Ibidem.

107 Wolfram, History of the Goths, 284.

108 Frank M. Ausbüttel, Theoderich der Große (Darmstadt 2003) 62. 109

(21)

21 aanval op de Visigoten in 507.111 In de slag bij Vouillé bleek dat de Visigoten niet tegen hen waren opgewassen. Alaric II sneuvelde in de strijd en het Visigotische koninkrijk in Gallië werd voor een groot deel door de Franken ingelijfd.112 De Ostrogoten intervenieerden echter in 508 en slaagden erin de Provence bij hun eigen koninkrijk te voegen.113 Daarnaast slaagden ze erin Septimania, de kuststrook aan de Middellandse Zee ten westen van de Provence, te behouden voor de Visigoten.

De Visigoten hadden hun macht in de tweede helft van de vijfde eeuw ook naar het Iberisch schiereiland uitgebreid ten koste van de Sueven, die zich daar eerder al gevestigd hadden.114 Rond 500 was alleen het noordwesten van het Iberisch schiereiland niet in handen van de Visigoten. Nadat Alaric II in de slag bij Vouillé was omgekomen nam zijn onwettige zoon Gesalic († 513) de macht over in het Visigothische koninkrijk. Dit was echter tegen de zin van Theoderic, die in 511 een leger stuurde dat Gesalic van zijn troon stootte.

De Ostrogotische koning zette vervolgens Amalaric, de nog minderjarige zoon van Alaric II en Theodegotha, op de troon. Omdat Amalaric nog een kind was, was de macht over het Visigotisch koninkrijk in handen van enkele Ostrogotische regenten die Theoderic had aangesteld.115 Hoewel het Visigotisch koninkrijk in naam nog onafhankelijk was, was Theoderic in de praktijk de machthebber. Pas na de dood van Theoderic kon Amalaric zelfstandig zijn koninkrijk besturen, hoewel hij in de praktijk nooit veel macht zou hebben.116

111 Collins, ‘The western kingdoms’, 114.

112 Raymond van Dam, ‘Merovingian Gaul and the Frankish conquests’, in: NCMH, I. 193-231, aldaar 197. 113

Collins, ‘The western kingdoms’, 128.

114 A. Barbero en M.I. Loring, ‘The formation of the Sueve and Visigothic kingdoms in Spain’, in: NCMH, I. 162-192, aldaar 167-168.

115

(22)

22

4. Interne oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische koninkrijk

In dit hoofdstuk wordt de interne situatie van het rijk van Theoderic behandeld. Het hoofdstuk is onderverdeeld in analyses over de politieke, sociale en religieuze verhoudingen binnen het koninkrijk. Omdat de geschiedenis van het Ostrogotische koninkrijk geen losstaande historische episode was, maar onderdeel van de geschiedenis van de late oudheid, behandel ik de situatie van het Ostrogotische koninkrijk dan ook binnen de context van Italië in deze periode. In de paragraaf over de invloed op de samenleving van religieuze verschillen tussen arianen en katholieken komt als eerste aan bod hoe deze twee christelijke stromingen van elkaar verschilden.

4.1 Politieke organisatie van het Ostrogotische koninkrijk

Lange tijd werd in het historisch debat de ondergang van het West-Romeinse Rijk gezien als een enorme catastrofe, waarin de klassieke wereld abrupt plaats moest maken voor de ‘donkere’ middeleeuwen.117

Dit werd echter door sommige historici niet als negatief beschouwd. Vooral Duitse en Engelse historici hebben vanaf de negentiende eeuw de ondergang van het West-Romeinse Rijk gepresenteerd als een vastgelopen en decadente mediterrane samenleving die aan de kant werd geveegd door een frisse Germaanse samenleving.118 Franse en Italiaanse historici waren juist veel positiever over het late Romeinse Rijk en negatiever over de rol van de Germanen.119 Beide visies op deze periode houden echter wel in dat alle veranderingen, positief of negatief, werden veroorzaakt door de Germaanse immigranten in het Romeinse Rijk.120 Deze kijk wordt dan ook de Germanistische visie genoemd.

Daar tegenover staat het Romanistische beeld, waarin er vooral sprake is van continuïteit. De Germanen die het Romeinse Rijk binnentrokken waren slechts kleine groepen tegenover een veel grotere Romeinse bevolking. De Germanen zorgden dan ook voor weinig tot geen verandering. Hoewel het Romeinse Rijk niet langer bestond, veranderde er voor het overgrote deel van de bevolking weinig. Momenteel wordt vooral de Romanistische visie onderschreven, maar er worden wel enkele kanttekeningen bij geplaatst: de periode van de vierde tot de zesde eeuw was wel degelijk een periode waarin grote veranderingen

117 Guy Halsall, ‘The barbarian invasions’ in: NCMH, I. 35-55, aldaar 35. 118 Ibidem, 35-36.

119

(23)

23 plaatsvonden.121 Dit was echter vooral het gevolg van een langdurig proces van transformatie.

Met name de Britse cultuurhistoricus Peter Brown heeft dit idee voorgedragen in zijn bekende werk The world of Late Antiquity uit 1971. In dit boek stelt hij de late oudheid voor als een tijdperk op zichzelf waarin grote maatschappelijke veranderingen in de hele mediterrane wereld plaatsvonden en niet als een simpel proces van verval en ondergang van het Romeinse Rijk.122 De late oudheid onderscheidde zich in veel opzichten juist sterk van de klassieke periode tijdens het Principaat, terwijl in de periode van ongeveer 200 tot 700 er sprake was van veel continuïteit in de samenleving.123

Ook in Italië bleef er, ondanks de machtsovernames van achtereenvolgens Odoacer en Theoderic, veel hetzelfde. Nog steeds werd het bestuur voornamelijk verzorgd door Romeinen en werd de militaire macht vooral gevormd door Germaanse soldaten, zoals ook het geval was geweest in het West-Romeinse Rijk. Al voordat in 476 de laatste keizer Romulus Augustulus was afgezet door Odoacer, was er een proces in gang gezet van toenemende regionalisatie in het West-Romeinse Rijk.

Met name de Gallische en de Italische elite had uiteenlopende belangen, naarmate de problemen van het West-Romeinse Rijk groeiden.124 Daarnaast groeiden ook het westen en het oosten van het Romeinse Rijk vanaf de vierde eeuw steeds verder uit elkaar op politiek, economisch en cultureel gebied.125 Bovendien werd Italië vanaf het begin van de vijfde eeuw afhankelijk van zijn eigen economische en militaire hulpbronnen. Vooral de verovering van de provincie Africa door de Vandalen, tussen 429 en 435, speelde hierin een belangrijke rol. Rome kon niet meer rekenen op de graanleveranties uit deze regio, wat ervoor zorgde dat de bevolking van de stad kromp en de stad zelf veel meer economisch vervlochten raakte met de rest van het schiereiland.126

De afzetting van Romulus Augustulus door Odoacer is dan ook veel minder het abrupte einde van het West-Romeinse Rijk, die het op het eerste gezicht lijkt. Al aan het einde van de vierde eeuw speelden geromaniseerde ‘barbaarse’ generaals zoals de Vandaal Stilicho (359-408) en de Frank Arbogast († 394) een grote rol in het bestuur van het West-Romeinse Rijk. Vooral de positie van de Germaanse generaal Ricimer (405-472) was echter een voorbode van de rol die Odoacer en Theoderic korte tijd later zouden spelen. Als aanvoerder

121 Halsall, ‘The barbarian invasions’, 37. 122

Peter Brown, The world of late antiquity, AD 150-750 (Londen 1971) 7. 123 Ibidem, 7-8.

124 Humphries, ‘Italy’, 526. 125

(24)

24 van het leger in Italië was hij in feite de man die keizers kon maken of breken.127 Bovendien hield hij vooral rekening met het belang van Italië en veel minder met het belang van het West-Romeinse Rijk als geheel. De marionettenkeizers van Ricimer genoten echter nog wel de steun van het Oost-Romeinse Rijk.

Na de dood van Ricimer in 472 werden de West-Romeinse keizers Glycerius (r. 473-474) en Romulus Augustulus niet erkend door het Oost-Romeinse Rijk. Julius Nepos was wel aangesteld door Constantinopel, maar hij was slechts korte tijd daadwerkelijk aan de macht voor hij in 475 werd afgezet door zijn generaal Orestes, de vader van Romulus Augustulus. Toen Odoacer op zijn beurt het volgende jaar de jonge keizer van de troon stootte en zijn vader liet vermoorden, veranderde dat weinig aan de situatie van Italië. Er was een keizer aan de kant gezet die zelf ook al een usurpator was geweest die niet erkend werd door het Oost-Romeinse Rijk. Bovendien was het West-Oost-Romeinse Rijk tijdens zijn korte heerschappij al zo gefragmenteerd dat zijn macht zich niet buiten het Italisch schiereiland uitstrekte.

Door zichzelf tot koning van Italië uit te laten roepen maakte Odoacer slechts een situatie, die in de praktijk al langer bestond, officieel.128 Hij stuurde de keizerlijke insignes terug naar Constantinopel en erkende de Oost-Romeinse keizer Zeno als de enige keizer van de Romeinse wereld en als zijn meerdere. In de praktijk voerde Odoacer echter een onafhankelijk bestuur. Naarmate de heerschappij van Odoacer langer duurde en redelijk succesvol bleek te zijn, ging hij zich steeds openlijker onafhankelijk gedragen en groeide de irritatie van Zeno daarover. Aan de andere kant was de Romeinse elite in Italië juist tevreden over de stabiele heerschappij van Odoacer, na jaren van bestuurlijke chaos onder de laatste West-Romeinse keizers.129

Toen Theoderic in 493 uiteindelijk Odoacer aan de kant zette, bleef de situatie opnieuw grotendeels hetzelfde. Ook Theoderic regeerde in naam van de Oost-Romeinse keizer over Italië. Het grote verschil tussen de twee ‘barbaarse’ leiders was dat Theoderic de leiding had over een veel omvangrijkere legermacht en dus een veel sterkere positie kon verwerven.130 Daarbuiten liet ook Theoderic de bestaande Romeinse bestuursstructuur zoveel mogelijk bestaan.131 Bovendien bleef Ravenna functioneren als het bestuurscentrum van het rijk.132 Verscheidene Romeinse edelen, waaronder de vader van Cassiodorus, die eerder in de

127 Peter Heather, ‘The western Empire, 425-76’ in: CAH, XIV. 1-32, aldaar 23-24. 128

Adrian Goldsworthy, How Rome fell. Death of a superpower (Bridgwater 2009) 367-368. 129 Humphries, ‘Italy’, 530.

130 Goldsworthy, How Rome fell, 368. 131

(25)

25 bureaucratie van Odoacer hadden gediend, kregen posities aan het hof van Theoderic.133 Cassiodorus zegt hier zelf in een brief uit 507 namens Theoderic aan de senaat in Rome over de aanstelling van zijn vader als Patriciër door Theoderic:

‘Zo onderwezen onder de vorige koning kwam hij met een verdiende beroemdheid naar mijn paleis. Jullie herinneren je immers, en nu wordt de herinnering bij jullie over recente zaken geholpen, met welke gematigdheid hij op de Praetoriaanse top optrad nadat hij daar geplaatst was en tot die hoogte gestegen verachtte hij vervolgens de misdaden van de welvarenden nog meer. Want door geen enkele gift van het fortuin overmoedig, werkte hij zichzelf op tot de laars van de grote macht, zoals de gewoonte is bij velen, maar rechtvaardig alle zaken regelend, gaf hij geen haat terug tegenover mijn gunst voor hem.’134

Nog een naam die in deze categorie genoemd moet worden is die van de Romeinse aristocraat Liberius (ca. 465-554). Hij was al werkzaam in de bureaucratie van Italië tijdens de heerschappij van Odoacer, maar na de machtsovername van Theoderic klom hij snel op. Hij regelde onder andere de moeilijke organisatie van de vestiging van de Ostrogoten in Italië. Na de inlijving van zuid-Gallië bij het Ostrogotische koninkrijk in 508, werd Liberius benoemd tot bestuurder van dit nieuwe territorium. Dit ambt oefende hij uit tot 534, en in de laatste jaren voerde hij zelfs de Gotische troepen in Gallië aan.135 Dit is echter wel het enige bekende voorbeeld van een Romein die een militaire functie uitoefende in het Ostrogotische

koninkrijk.136

In 534 werd Liberius door de toenmalige koning Theodahad naar Constantinopel gestuurd, kort nadat hij zijn vrouw Amalasuintha had laten vermoorden. Liberius moest keizer Justinianus proberen gunstig te stemmen, maar hij liep echter over naar de Byzantijnen. In Byzantijnse dienst speelde Liberius zelfs een kleine rol in de Gotische oorlog, toen hij in 550 een keizerlijke legermacht aanvoerde. De lange en succesvolle carrière in Gotische dienst zorgde blijkbaar niet voor een gevoel van verbondenheid met het Ostrogotische koninkrijk bij

133 Barnish, Cassiodorus, xi. 134 Cass., Var. 1. 4, 6-7:

His itaque sub praecedenti roge gymnasiis exercitatus emeritis laudibus ad palatia nostra pervenit. meministis enim, et adhuc vobis recentium rerum memoria ministratur, qua moderatione praetoriano culmini locatus incederit et evectus in celsum inde magis despexerit vitia prosperorum. Nullo quippe, ut plerisque moris est, elatus favore fortunae in cothurnum se magnae potestatis erexit, sed aequitate cuncta moderatus gratiam nostram in se non reddidit odiosam.

135

Wolfram, History of the Goths, 309-310.

(26)

26 Liberius.137

Het Ostrogotische koninkrijk was het meest opvallend Romeins van alle post-Romeinse staten in het voormalige West-post-Romeinse Rijk, omdat Italië de kern was geweest van het Romeinse Rijk en de Romeinen een grote rol speelden in het bestuur.138 Theoderic zelf presenteerde zichzelf heel bewust als een Romeins heerser, die onderdanig was aan Constantinopel.139 Om geen weerstand op te roepen onder de Romeinse elite van Italië was deze pose noodzakelijk. De kern van de Romeinse identiteit werd gevormd door de vorming door de klassieke literatuur. Zo werd een individu aangezet zijn ratio te gebruiken. Met zijn ratio kon een echte Romein zijn lichamelijke passies onder controle houden.140

Door het gebruik van ratio door zijn individuele leden, liet de maatschappij als geheel zich leiden door geschreven wetten.141 Dit betekende dat de Romeinse samenleving een geordende samenleving was. Daar tegenover stonden ‘barbaren’ die zich volgens de Romeinse elite lieten leiden door hun lichamelijke behoeftes. Als gevolg daarvan was een ‘barbaarse’ samenleving chaotisch en niet in staat een duidelijke koers te varen.142

Daarom was het voor Theoderic belangrijk zich als Romeins te presenteren om duidelijk te maken dat de geschreven wetten in acht genomen werden en de elite niets van zijn bewind te vrezen had. Het bestuur van Theoderic was een directe voortzetting van de Romeinse maatschappelijke orde.143 In de lofrede van Ennodius voor Theoderic legde hij heel duidelijk de nadruk op de Griekse scholing die hij had gekregen toen hij nog in het Oost-Romeinse Rijk leefde:

‘Griekenland, de voorbode van wat komt, heeft u in de schoot van de beschaving onderwezen. Het heeft u, de grens van het leven overstekend, gevormd, zodat toen er nog vrolijkheid bij de jongen was, deze spoedig werd gevolgd door de bescherming van een leraar.’144

Door zijn scholing was Theoderic geen barbaar maar in feite was hij zelf ook een Romein geworden. Waarschijnlijk was dit meer dan alleen propaganda om de Romeinse bevolking tevreden te stellen. In de late oudheid was de kracht van de Romeinse cultuur ook voor

137 O’Donnel, ‘Liberius the patrician’, 63. 138

Heather, Goths, 221. 139 Ibidem, 222.

140 Robert A. Kaster, Guardians of the language. The grammarian and society in Late Antiquity (Berkeley 1988) 12-19. 141 Heather, Goths, 222. 142 Ibidem, 222. 143 Ibidem, 235. 144 Enn. Theod. 3.11:

(27)

27 Romeinen zo overweldigend dat leiders zoals Theoderic, die een groot deel van hun scholing hadden gekregen in de Romeinse wereld, zichzelf ook als Romeinen zagen en er alles aan deden om door andere Romeinen ook zo geaccepteerd te worden. Ook in het begin van het tweede deel van de Anonymus Valesianus werd Theoderic gepresenteerd als de ideale Romeinse keizer die de Romeinse cultuur in stand hield. Hij wordt vergeleken met de keizers Trajanus (r. 98-117) en Valentinianus I (r. 364-375), die naam hadden gemaakt als succesvolle militaire leiders:

‘Want hij (Theoderic) deed niets slechts. Hij bestuurde twee naties tegelijk, Romeinen en Goten, en ook al was hij van het ariaanse geloof, toch viel hij niet het katholieke geloof aan. Hij organiseerde spelen in het circus en het amfitheater, zodat hij ook door de Romeinen een Trajanus of Valentinianus werd genoemd, wiens tijden hij als voorbeeld had.’145

Naast de Romeinse bevolking moest Theoderic echter ook rekening houden met de wensen van de circa 100.000 Goten waarmee hij naar Italië was gekomen. Nadat hij de macht had gegrepen liet hij zijn volgelingen zich vestigen in het noorden van Italië, als bescherming tegen potentiële aanvallen van andere Germaanse volken, maar vooral in het noordoosten en aan de Adriatische kust als bescherming tegen de Byzantijnen.146

Voor Theoderic was het uiteraard onmogelijk direct controle uit te oefenen over al deze Goten. Voor het bestuur over deze groepen werden bestuurders aangesteld, die de leiding konden hebben over een bepaalde stad of een grensregio.147 De koning had waarschijnlijk geen absolute macht over de aanstelling van deze ondergeschikten. Lokaal werd er een beslissing genomen over wie het best de leider kon zijn en vervolgens werd die beslissing ter goedkeuring aan de koning voorgelegd.148

Vele van de aan Theoderic ondergeschikte leiders hadden een sterke lokale machtsbasis, die vaak al bestond voor de vestiging van de Ostrogoten in Italië. Zo bleven de Rugi, een apart Germaans volk dat zich aansloot bij de Ostrogoten in 487, hun eigen leider houden en vestigden ze zich na 493 gezamenlijk op één plek.149 Met name tijdens de langdurige oorlog met het Byzantijnse Rijk werden deze losse verbanden tussen de Goten

145 Anon. Vales. 2.60:

Nihil enim perperam gessit. Sic gubernavit duas gentes in uno, Romanorum et Gothorum, dum ipse quidem Arrianae sectae esset, tamen nihil contra religionem catholicam temptans; exhibens ludos circensium et amphitheatrum, ut etiam a Romanis Traianus vel Valentinianus, quorum tempora sectatus est, appellaretur 146 Heather,Goths, 237.

147 Ibidem, 236. 148

Ibidem.

(28)

28 duidelijk. Diverse lokale groepen bepaalden zelfstandig hun houding tegenover de Byzantijnen en gingen daarmee regelmatig in tegen het beleid van de Ostrogotische koning en het belang van de Ostrogoten in het algemeen. Een voorbeeld hiervan komt van Procopius, die heeft geschreven over een groep Goten die in 536 aan het begin van de Gotische oorlog in Samnium leefden, een regio in het zuiden van Italië onder leiding van ene Pitzas:

‘Toen liepen Pitzas, een Gotische man die uit Samnium kwam, zichzelf en de Goten die daar samen met hem leefden, en de helft van Samnium bij de zee, over naar Belisarius, tot aan de rivier die door het midden van het gebied loopt. Want de Goten die aan de andere kant van de rivier woonden waren niet bereid Pitzas te volgen of om de keizer te gehoorzamen. Belisarius gaf hem enkele soldaten om samen met hem dat gebied te bewaken.’150

Blijkbaar was Pitzas niet bereid de strijd aan te gaan met het, aan het begin van de oorlog nog veel sterker ogende, Byzantijnse leger van Belisarius. Voor hem persoonlijk was het voordeliger om naar de Byzantijnen over te lopen en zo een deel van zijn macht te behouden. Des te opvallender is het dat de aangrenzende groep Goten volgens Procopius niet bereid was zich aan te sluiten bij Belisarius maar wel de strijd aan wilde gaan.

De verhouding tussen Theoderic en zijn opvolgers, en hun ondergeschikten verschilde enorm van de Romeinse politieke structuur. Hoewel er aan de heerschappij van Theoderic een legitimatie werd verleend via de constructie van een uitgebreide Amaalse dynastie door Cassiodorus, die later door Jordanes is overgenomen, berustte zijn macht vooral op zijn positie als succesvol legerleider.151 Hij had immers steeds meer invloed weten te verkrijgen op de Balkan tegenover Theoderic Strabo en keizer Zeno en uiteindelijk zelfs Italië weten te veroveren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Royal Botanic Garden of Edinburgh, Canongate, Ross Fountain, The Mound, Dugald Stewart Monument, Scottish Storytelling Centre, Talbot Rice Gallery, Edinburgh City Chambers,

Deze formulering lijkt vrij vaag en, met het oog op coherentie, stelt de Commissie voor om de formulering over te nemen van artikel 15 van de wet van 8 augustus 1997 betreffende

De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Studiecommissie aangaande het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van

Ten slotte stelt de Commissie vast dat het identificatienummer van de sociale zekerheid behoort tot de gegevens die zowel met het blote oog als electronisch leesbaar op de kaart

Ten dien einde wordt bepaald dat de Minister van Justitie een speciaal register doet houden van de veroordelingen uitgesproken met toepassing van de artikelen 372 tot 386ter van

Doordat de Romeinen hier nu geen belasting meer konden heffen, hadden ze niet genoeg geld om hun hele leger te betalen en moesten ze In de laatste 25 jaar van het rijk volgde

In de huidige rechtspraak bestaat geen aanspraak op planschade als de benadeelde ten tijde van de aankoop van een onroerende zaak had kunnen weten dat een bestemmingsplan in voor

doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzaak is gebleken van een wijziging van de departementale begrotingsstaat van W onen en Rijksdienst (XVIII) en van