• No results found

Religieuze verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 33-37)

4. Interne oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische koninkrijk

4.3 Religieuze verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk

Gedurende de late oudheid was de mediterrane wereld steeds meer gekerstend. Toch was er binnen het christendom nog steeds sprake van grote religieuze verschillen. Vanaf het door keizer Constantijn bijeengeroepen concilie van Nicea, in 325, was er diverse malen geprobeerd tot overeenstemming te komen over religieuze doctrines. Christenen die zich niet konden vinden in de leer die tijdens deze concilies werd vastgelegd, werden uit de kerk gezet. Toch bleven deze christelijke stromingen een grote aanhang houden. In de late oudheid was het arianisme de grootste stroming buiten de ‘officiële’ kerk. Om tot een antwoord te komen welke rol de religieuze verschillen tussen het katholicisme en het arianisme speelden in het Ostrogotische koninkrijk, is het noodzakelijk te weten wat de verschillen tussen deze twee stromingen inhielden en waarom de Goten juist het arianisme volgden. Daarom wordt als eerste aandacht aan deze vragen besteed.

De Goten kwamen door hun contact met de Romeinse wereld in aanraking met het christendom. In de derde en vierde eeuw werden ze langzaam bekeerd tot het nieuwe geloof. Een belangrijke rol in de christianisering van de Goten werd gespeeld door de Grieks-Gotische bisschop en missionaris Wulfila (311-383), die de bijbel in het Gotisch heeft vertaald. Wulfila predikte een ariaanse vorm van het christendom. De Goten onderscheidden zich hiermee van de voornamelijk katholieke Romeinen, hoewel het arianisme in de late oudheid ook onder Romeinen veel aanhangers had, zoals bijvoorbeeld de Oost-Romeinse keizers Constantius II (r. 337-361) en Valens.

Aan het einde van de vierde eeuw was vanaf de heerschappij van keizer Theodosius I (r. 379-395) het arianisme binnen het Romeinse Rijk steeds meer in de verdrukking gekomen en langzaam verdwenen.177 Via de Goten verspreidde de ariaanse leer zich echter buiten het Romeinse Rijk ook onder andere Germanen, zoals de Vandalen, die het uiteindelijk in de vijfde eeuw opnieuw in het rijk zouden introduceren.178

De Alexandrijnse theoloog Arius (256-336) was de grondlegger van het arianisme, dat

175 Moorhead, Theoderic in Italy, 111-112. 176 Ibidem, 111.

177

Patrick Amory, People and identity in Ostrogothic Italy, 489-554 (Cambridge 1997) 237. 178 Ibidem.

34 zich met name onderscheidde van het ‘officiële’ katholieke christendom in de discussie over de drie-eenheid van God de vader, Jezus en de heilige geest. In het arianisme zijn Jezus en de Heilige Geest ondergeschikt aan God, terwijl binnen het katholicisme ze alle drie gelijke aspecten zijn van één God.179

Tijdens het door keizer Constantijn bijeengeroepen concilie van Nicea in 325 werd de discussie hierover beslecht ten koste van Arius en zijn aanhangers, die vervolgens uit de kerk werden gezet. De tijdens het concilie van Nicea vastgelegde christelijke leer kan gezien worden als het begin van het katholicisme, hoewel die term door tijdgenoten nog niet gebruikt werd. Het is wel van belang te weten dat er geen homogene ariaanse kerk bestond, maar dat er eerder sprake was van verschillende christelijke stromingen die in verschillende mate de leer van Arius volgden.180

Er waren er het eerste gezicht grote verschillen tussen de ariaanse Goten en de katholieke Romeinen. Dit zou tot grote onrust in de samenleving hebben kunnen leiden. De ariaanse Vandalen vervolgden tenslotte de katholieke bevolking in hun koninkrijk zwaar.181 Hoewel het arianisme tijdens het concilie van Nicea in 325 als ketterij werd veroordeeld, bleef het gedurende de hele late oudheid een belangrijke christelijke stroming. Bovendien waren de Goten in aantal de belangrijkste aanhangers van het arianisme.182 In de late oudheid hadden de verschillende religieuze stromingen regelmatig geleid tot gewelddadige confrontaties.183 In het koninkrijk van Theoderic kwam het echter niet tot serieuze conflicten tussen arianen en katholieken.184

Katholieke geestelijken waren juist tevreden over de heerschappij van Theoderic vanwege zijn terughoudendheid zich in religieuze zaken te mengen.185 De katholieken waren in deze periode juist zelf sterk verdeeld. Ten eerste was er sprake van het in hoofdstuk twee beschreven Acaciaanse schisma tussen de paus in Rome en de patriarch van Constantinopel. Ten tweede was er tussen 498 en 506 ook nog het Laurentische schisma in Rome zelf, toen er twee pausen waren benoemd. De katholieke geestelijkheid was dus te verdeeld om ook nog de confrontatie met de arianen aan te gaan. De ariaanse Goten waren dan weer met te weinig tegenover de veel grotere katholieke bevolking om zich al te hard op te stellen in godsdienstige geschillen.

179 Chris Wickham, The inheritance of Rome. A history of Europe from 400 to 1000 (Suffolk 2010) 61. 180 Amory, People and identity in Ostrogothic Italy, 238.

181 Moorhead, Theoderic in Italy, 90. 182

Henry Chadwick, ‘Orthodoxy and heresy from the death of Constantine to the eve of the first council of Ephesus’ in: CAH, XIII. 561-600, aldaar 581.

183 Ibidem, 581-582. 184

Moorhead, Theoderic in Italy, 91. 185 Ibidem, 92.

35 De schisma’s zorgden er juist voor dat katholieken de opstelling van Theoderic als neutrale wereldlijke macht waardeerden. Terwijl gedurende het Laurentische schisma de spanningen tussen de aanhangers van beide tegenpausen steeds verder opliepen, probeerden beide partijen Theoderic in hun voordeel te laten interveniëren. Als wereldlijke macht en aanhanger van een andere godsdienst was hij blijkbaar voor de katholieke geestelijkheid een goede neutrale partij die conflicten kon oplossen waar ze zelf niet uitkwamen. Theoderic liet echter alleen zijn leger de orde handhaven en stelde zich zeer terughoudend op in het conflict.

Ook het schisma tussen Rome en Constantinopel kwam Theoderic goed uit. Zowel de geestelijkheid als de regering van Theoderic stonden enigszins vijandig tegenover Constantinopel, wat betekende dat ze als bondgenoten dichter bij elkaar kwamen te staan. De katholieke geestelijkheid in Italië had liever Theoderic, die zich zo weinig mogelijk met hun religieuze zaken bemoeide, dan een Byzantijnse keizer die zich er actief in mengde.186 In Rome had de katholieke kerk immers veel meer macht en een veel onafhankelijker positie tegenover de wereldlijke macht, dan in Constantinopel.187

Dit veranderde echter toen er in 519, in de laatste jaren van Theoderic, een einde kwam aan het Acaciaanse schisma tussen oost en west. Na de dood van keizer Anastasius in 518, had de nieuwe keizer Justinus I, op aandringen van zijn geadopteerde zoon Justinianus, meteen werk gemaakt van het herstellen van de relatie tussen Rome en Constantinopel. In tegenstelling tot zijn voorganger Anastasius kwamen de religieuze overtuigingen van de nieuwe keizer grotendeels overeen met de visie van de paus, wat betekende dat er een voor Rome gunstig compromis werd bereikt.188 De sterk verbeterde relatie van de katholieke geestelijkheid in Italië met Constantinopel maakte Theoderic wantrouwend.189 Dit leidde tot een hardere opstelling van de koning tegen zijn katholieke onderdanen, en met name paus Johannes I die een goede relatie had met de Byzantijnse keizer, zoals beschreven in de

Anonymus Valesianus:

‘Nadat paus Johannes terugkeerde van Justinus, ontving Theoderic hem met een vijandige geest en beval dat hij zijn vijand was. Hij (Johannes) is een paar dagen later overleden.’190

186

Moorhead, Theoderic in Italy, 56. 187 Ibidem, 141-142.

188 Averil Cameron, ‘Justin I and Justinian’ in: CAH, XIV. 63-85, aldaar 64. 189

Ibidem.

36 Het gaat hier niet om structurele vervolgingen van de katholieken, zoals bij de Vandalen, in de laatste jaren van de heerschappij van Theoderic, maar wel stelde de koning zich harder op tegen katholieke onderdanen die in zijn ogen al te pro-Byzantijns waren. Niet alleen geestelijken waren hier het slachtoffer van, ook wereldlijke Romeinen, zoals Boëthius en zijn schoonvader Symmachus, moesten de hardere opstelling van Theoderic met de dood bekopen, zoals in de inleiding is beschreven.

Er was dus geen sprake van echte religieuze spanningen tussen arianen en katholieken. Maar aan de andere kant was er ook geen sprake van integratie. De twee groeperingen leefden naast elkaar. Het arianisme was een belangrijke pijler van de Gotische identiteit waarmee de Goten zich onderscheidden van de Romeinen.191 Ariaanse Goten hadden dus geen universalistische aspiraties voor hun geloof, in tegenstelling tot veel katholieke geestelijken, omdat het voor hen niet alleen een religieuze, maar ook een etnische betekenis had.192 Daarom was er ook nauwelijks sprake van Romeinse bekeerlingen tot het arianisme na de Ostrogotische machtsovername in 493.193 Ook wat betreft religie leefden de Goten en Romeinen naast elkaar, maar niet met elkaar.

Revertens Iohannes papa a Iustino, quem Theodericus cum dolo suscepit et in offensa sua eum esse iubet. Qui post paucos dies defunctus est.

191

Moorhead, Theoderic in Italy, 94. 192 Ibidem, 95.

193 Thomas S. Brown, ‘The role of Arianism in Ostrogothic Italy. The evidence from Ravenna’ in: S.J.B. Barnish en Federico Marazzi ed., The Ostrogoths. From the migration period to the sixth century. An Ethnographic

37

5. Externe oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 33-37)