• No results found

Sociale verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 30-33)

4. Interne oorzaken voor de ondergang van het Ostrogotische koninkrijk

4.2 Sociale verhoudingen in het Ostrogotische koninkrijk

Toen de Ostrogoten de macht in Italië hadden overgenomen, waren de Romeinen al lange tijd gewend aan een toenemende rol van barbaren in de maatschappij. Niet-Romeinen werden al gerekruteerd in de Romeinse legers en Germaanse legerleiders, zoals Arbogast, Stilicho, Ricimer en Odoacer, hadden in de vijfde eeuw al veel macht gehad in het West-Romeinse Rijk. Toch waren er wel degelijk grote verschillen. Ten eerste stond Theoderic, in tegenstelling tot eerdere invloedrijke Germaanse legerleiders aan het hoofd van een immigrerend volk. Ten tweede bestond dat volk uit ongeveer 100.000 mensen, wat een behoorlijke toestroom was, hoewel de Romeinse bevolking van Italië vele malen groter was.

Na de machtsovername in 493 moesten de volgelingen van Theoderic in het nieuwe koninkrijk gevestigd worden. Procopius heeft hierover geschreven dat de Ostrogoten simpelweg de bezittingen van de gedode aanhangers van Odoacer overnamen, die een derde van het land in bezit hadden, zonder dat de Romeinen daar hinder van ondervonden:

‘En hij (Theoderic) beging zelf nauwelijks enige misdaad tegenover zijn onderdanen en ook tolereerde hij het niet bij iemand anders die het probeerde, behalve dat de Goten onder zichzelf het deel van het land verdeelden dat Odoacer aan zijn volgelingen had gegeven.’155

In de praktijk is dit echter niet zo simpel verlopen, hoewel de Romeinen er inderdaad weinig last van hadden. Ten eerste zijn niet alle voormalige aanhangers van Odoacer, na diens val, uit de weg geruimd.156 Ten tweede waren de volgelingen van Theoderic veel talrijker dan die van Odoacer, dus er was niet genoeg bezit om alle soldaten grond te geven.157 De meeste soldaten kregen geen eigen grond toebedeeld.

Theoderic had de Romeinse senator Liberius de taak gegeven de vestiging van de immigrerende Goten in goede banen te leiden. Deze slaagde daarin zonder grote maatschappelijke onrust te veroorzaken, tot grote opluchting van de Romeinse grootgrondbezitters.158 Dit betekende waarschijnlijk dat er niet tot nauwelijks grond in beslag werd genomen om de Goten te vestigen. Er moet eerder gedacht worden aan het onderhouden

155 Procop., BG 1.1.28:

καὶ ἀδίκημα σχεδόν τι οὐδὲν οὔτε αὐτὸς ἐς τοὺς ἀρχομένους εἰργάζετο οὔτε τῳ ἄλλῳ τὰ τοιαῦτα ἐγκεχειρηκότι ἐπέτρεπε, πλήν γε δὴ ὅτι τῶν χωρίων τὴν μοῖραν ἐν σφίσιν αὐτοῖς Γότθοι ἐνείμαντο ἥνπερ Ὀδόακρος τοῖς στασιώταις τοῖς αὑτοῦ ἔδωκεν.

156 Moorhead, Theoderic in Italy, 33. 157

Ibidem.

31 van het Gotische leger door middel van de belastingopbrengsten.159 Waarschijnlijk betekende ‘het derde deel van het land’ dat een derde van de belastingen naar het Gotische leger van Theoderic ging.160 Dit lijkt erg veel, maar ook ten tijde van het West-Romeinse Rijk ging het grootste deel van de belastingen op aan het onderhoud van het leger. Waarschijnlijk kostte het Romeinse leger zelfs meer dan de legers van zijn ‘barbaarse’ opvolgers.161

De Gotische soldaten werden gevestigd volgens militair strategische overwegingen.162 Bovendien werden ze niet teveel verspreid, maar zoveel mogelijk geconcentreerd in enkele regio’s.163

De grootste potentiële bedreiging kwam vanuit het Byzantijnse Rijk. Daarom werd een groot deel van het leger van Theoderic geplaatst in de huidige Italiaanse regio’s Lombardije en Venetia.164 Ook woonden er groepen Ostrogoten in de provincie Dalmatia.165

De Gotische immigranten waren dus geen zware beproeving voor de Romeinse bevolking. Er was geen sprake van georganiseerde onteigening van grond of bezit, hoewel dit incidenteel ongetwijfeld moet hebben plaatsgevonden, en ook het onderhoud van het leger via belastingen was geen zwaardere last voor de inwoners van Italië dan het Romeinse leger was geweest voordat het West-Romeinse Rijk ten onder was gegaan. Bovendien vestigden de Ostrogoten zich alleen in de grensregio’s op grote schaal. De Romeinse bevolking buiten deze gebieden moet weinig van de Gotische overheersing gemerkt hebben. In andere gebieden van het voormalige West-Romeinse Rijk, zoals Brittannië, Gallië en Spanje, was de immigratie van Germaanse volken met veel meer chaos en sociale dislocatie gepaard gegaan.166 Over het algemeen was de Romeinse elite dan ook ingestemd met de Ostrogotische heerschappij over Italië.

Hoewel de Ostrogotische immigratie rustig was verlopen, was er slechts sprake van beperkte integratie tussen Goten en Romeinen. Hoewel er in het bestuur van het koninkrijk succesvol werd samengewerkt, leefden grote delen van de bevolking langs elkaar. Dit was ook een bewuste strategie van Theoderic, wiens machtsbasis een Gotische legermacht van circa twintig tot dertigduizend krijgers was.167 Als koning van de Ostrogoten was hij hun natuurlijke leider, maar wanneer ze teveel zouden integreren en Romeins zouden worden, zou

159 Wolfram, History of the Goths, 296. 160

Walter Goffart, Barbarians and Romans, A.D. 418-584. The techniques of accommodation (Princeton 1980) 73.

161 Walter Pohl, ‘Justinian and the barbarian kingdoms’ in: Michael Maas ed., The Cambridge companion to the

age of Justinian (New York 2005) 448-476, aldaar 458. 162 Wolfram, History of the Goths, 297.

163 Ibidem. 164 Ibidem. 165 Ibidem, 297-298. 166 Humphries, ‘Italy’, 532.

32 hij deze positie verliezen.

Dus hoewel Theoderic zichzelf aan zijn Romeinse onderdanen zoveel mogelijk als een Romeinse vorst presenteerde, probeerde hij zijn volgelingen zoveel mogelijk Gotisch te laten blijven. Dit was echter geen gemakkelijke taak vanwege de enorme aantrekkingskracht van de Romeinse cultuur, vooral op de Gotische elite.168 Bovendien waren de Goten een kleine minderheid binnen de Romeinse bevolking, waardoor de Goten langzaam maar zeker hun gebruiken over zouden nemen.169 Theoderic zelf zou hier volgens de Anonymus Valesianus het volgende over hebben gezegd:

‘Een arme Romein doet een Goot na, terwijl een rijke Goot een Romein nadoet.’170 Uiteraard was in deze periode de invloed die een vorst kon hebben op het dagelijks leven van zijn onderdanen beperkt. Theoderic kon dus ook niet voorkomen dat Goten bijvoorbeeld Latijn gingen spreken, Romeinse begrafenisrituelen overnamen of trouwden met Romeinse vrouwen.171 Toch bevonden de Ostrogoten zich in een veel vroeger stadium van assimilatie door de Romeinse cultuur dan andere Germaanse volken.172 Zo hadden de Visigoten en de Vandalen zich al veel eerder op Romeins grondgebied gevestigd, en daardoor al veel meer Romeinse gebruiken overgenomen dan de Ostrogoten.173 Andersom namen de meeste Romeinen nauwelijks gebruiken over van de Goten.174 Uit het citaat van Theoderic uit de

Anonymus Valesianus blijkt ook de minachting voor Romeinen die zich wel als Goten gingen

voordoen. Zij waren de kansarmen van de Romeinse samenleving.

De tweedeling in de maatschappij, waardoor Theoderic in feite koning was over twee volken, zorgde tijdens zijn heerschappij voor weinig problemen. De Romeinen betaalden de belastingen en de Goten vormden het leger van het koninkrijk. Er bestonden nauwelijks spanningen tussen de bevolkingsgroepen, zoals bij de Vandalen bijvoorbeeld het geval was, en in het bestuur werkten Romeinen en Goten goed samen.

Na het overlijden van Theoderic kwamen er echter wel degelijk problemen aan het licht. Tijdens de Byzantijnse invasie werd duidelijk dat het overgrote deel van de Romeinse bevolking geen enkele loyaliteit voelde ten opzichte van het Ostrogotische koninkrijk. Voor hen waren de Goten slechts barbaren die het leger vormden, zoals ook tijdens de heerschappij

168 Heather, Goths, 257.

169 Moorhead, Theoderic in Italy, 111. 170 Anon. Vales. 2.61:

Romanus miser imitatur Gothum et utilis Gothus imitatur Romanum. 171 Heather, Goths, 257.

172 Moorhead, Theoderic in Italy, 111-112. 173

Ibidem. 174 Ibidem, 111.

33 van Odoacer het geval was geweest.175 De Romeinen waren nog altijd onderdeel van de Romeinse wereld en hielden zich daarom buiten de strijd of steunden zelfs het Byzantijnse leger.176

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 30-33)