• No results found

Conclusie

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 51-57)

In deze scriptie heb ik gekeken naar onderliggende interne en externe oorzaken van het snelle verval van het Ostrogotische koninkrijk aan het einde van het leven van Theoderic. In de literatuur over de heerschappij van Theoderic wordt gesteld dat zijn bewind succesvol was en dat de problemen aan het einde werden veroorzaakt door het overlijden van met name zijn schoonzoon en troonopvolger Eutharic. Daarnaast waren ook de dood van de Vandaalse koning Thrasamund en in mindere mate de moord op de Bourgondische kroonprins Segaric van belang.

Inderdaad was de vroegtijdige dood van Eutharic van enorme invloed op de daaropvolgende problemen voor Theoderic. Niet alleen zorgde het voor instabiliteit in het bestuur, maar de gehele langetermijnstrategie van Theoderic voor een duurzaam Gotisch koninkrijk in het westelijk Middellandse Zeegebied kwam in gevaar. Als Visigoot zou Eutharic, getrouwd met een Ostrogotische prinses, het Visigotische Spanje en het Ostrogotische Italië definitief onder zijn heerschappij hebben kunnen verenigen. Eutharic zou dan over veruit het grootste en machtigste Germaanse koninkrijk hebben geheerst.

Ook de dood van Thrasamund zorgde voor problemen. Hoewel de Vandalen nooit duurzame bondgenoten van Theoderic waren geweest, zorgde het huwelijk van Thrasamund met Amalafrida, en met name haar Ostrogotische gevolg van enkele duizenden soldaten, ervoor dat ze in ieder geval geen vijanden waren. Dit veranderde onder de nieuwe koning Hilderic. Amalafrida werd gevangen genomen en haar Gotische gevolg werd om het leven gebracht. Voortaan voer het Vandaalse koninkrijk een actieve pro-Byzantijnse en anti-Gotische koers.

Hoewel het nooit tot een daadwerkelijke alliantie kwam tussen de Vandalen en de Byzantijnen, vormde dit toch een enorme bedreiging voor het Ostrogotische koninkrijk, dat direct gevolgen had voor zijn, in de ogen van Theoderic, al te pro-Byzantijnse onderdanen. Boëthius had actief meegewerkt in het bestuur van het Ostrogotische koninkrijk, maar ondervond hier toch de gevolgen van. Ook paus Johannes I had een goede relatie gehad met Theoderic, maar werd door hem gevangen gezet.

De moord op de Bourgondische kroonprins Segaric door zijn vader Sigismund had veel minder verstrekkende gevolgen, omdat de macht van de Bourgondiërs in de post-Romeinse wereld slechts beperkt was. Al tijdens het leven van Theoderic werden de Bourgondiërs door de Ostrogoten op hun plaats gezet door middel van een strafexpeditie vanwege de moord op Segaric.

52 aan het licht na de dood van Eutharic en dat kan dus inderdaad gezien worden als de directe oorzaak voor het uiteindelijke falen van het Ostrogotische koninkrijk. Toch wijzen, in het geval van de dood van Eutharic, de daaropvolgende problemen naar mijn idee eerder op de intrinsieke zwakte van het Ostrogotische koninkrijk, dan op kracht. Er was namelijk geen echte eenheid tussen Goten en Romeinen en de bondgenootschappen van Theoderic met andere Germaanse vorsten waren gebaseerd op kwetsbare persoonlijke relaties.

Bovendien was er onder de Goten geen sprake van natuurlijke dynastieke opvolging. Ze volgden Theoderic, omdat hij een capabel militair leider was geweest en hij financiële voordelen bood aan zijn volgelingen. Zijn uiteindelijke opvolger en kleinzoon Athalaric had deze status niet en had dan ook weinig macht en kwam vroegtijdig aan zijn einde. Tijdens de Gotische oorlog volgden de Goten koningen die zich hadden bewezen als militaire leiders. Een verband met de Amaalse dynastie van Theoderic was niet van belang.

In de verhouding tussen Romeinen en Goten in het koninkrijk waren er in principe weinig problemen. Theoderic stelde zich tolerant op tegen de katholieken en op politiek vlak presenteerde hij zich zelfs aan zijn Romeinse onderdanen zoveel mogelijk als een Romeins heerser. Toch was er aan de andere kant ook geen sprake van langdurige integratie en samenwerking tussen beide volken. Voor de meeste Romeinen waren de Goten slechts ‘barbaren’ die dienst deden in het leger, zoals ook het geval was geweest toen het West-Romeinse Rijk nog bestond. Theoderic past in dat licht ook goed in het rijtje van Germaanse generaals in het Romeinse leger als Arbogast, Stilicho, Ricimer en Odoacer. In hun dagelijks leven hadden veel Romeinen nauwelijks wat te maken met hun nieuwe Gotische heersers. De heerschappij van Theoderic was een periode van vrede geweest voor Italië. Buiten de kortstondige en kleinschalige aanvallen van de Byzantijnse vloot op de Adriatische kust van Italië in 508 waren er alleen confrontaties geweest met andere Germaanse volken. Dit vond echter plaats buiten Italië en was een zaak van de Goten, waar de Romeinen weinig mee te maken hadden. Toen tijdens de Gotische oorlog een einde kwam aan deze periode van vrede, bleken de meeste Romeinen zich nauwelijks verbonden te voelen met het Ostrogotische koninkrijk. Ze hielden zich buiten de strijd of hielpen zelfs de Byzantijnen. Belisarius kon daarom ook zo snel Sicilië en zuid-Italië veroveren, omdat daar nauwelijks Goten woonden.

Hoewel het Romeinse Rijk in het westen was gevallen, was de mediterrane wereld nog altijd een Romeinse wereld, waarvan Constantinopel het machtige centrum was. Veel Romeinse inwoners van het Ostrogotische koninkrijk voelden zich nog steeds onderdeel van deze wereld en waren meer gericht op Constantinopel, dan op het koningschap van Theoderic.

53 Van de andere kant waren de Byzantijnse keizers niet bereid de heerschappij over Italië en Rome, van waaruit het Romeinse Rijk was gegroeid, zomaar over te laten aan de ‘barbaarse’ Ostrogoten. Ze bemoeiden zich actief met het bestuur en toen na de dood van Theoderic politieke chaos er om zich heen greep, zag keizer Justinianus in 535 zijn kans schoon Italië opnieuw bij zijn rijk te voegen. Juist in de daaropvolgende oorlog werd echter een groot deel van de Romeinse cultuur en rijkdom vernietigd, waardoor Italië daarna een veel kleinere rol speelde in de mediterrane wereld.

Uiteindelijk waren de Ostrogoten met een te kleine groep om een blijvende invloed uit te kunnen oefenen in Italië. Omdat Theoderic heerste over het rijkste en belangrijkste deel van het voormalige West-Romeinse Rijk, leek het er lange tijd op dat zijn koninkrijk het meest succesvol was van de nieuwe Germaanse koninkrijken. Dit zorgde er echter voor dat de macht van de Goten werd ondermijnd door de sterk overheersende Romeinse aanwezigheid en de bemoeienissen van het Byzantijnse Rijk. Het is opvallend dat uiteindelijk juist het rijk van de Franken uitgroeide tot het machtigste nieuwe koninkrijk. Zij hadden zich oorspronkelijk meer in de periferie van de Romeinse wereld gevestigd. Daardoor leken ze aanvankelijk zwakker te staan, maar dit zorgde er juist voor dat hun invloed een veel blijvender karakter had.

54

Literatuurlijst

- Amory, Patrick, People and identity in Ostrogothic Italy, 489-554 (Cambridge 1997). - Ausbüttel, Frank M., Theoderich der Große (Darmstadt 2003).

- Barbero, A. en M.I. Loring, ‘The formation of the Sueve and Visigothic kingdoms in Spain’, in: Paul Fouracre ed., The new Cambridge medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 162-192.

- Barnish, S.J.B., ‘The Anonymus Valesianus II as a source for the last years of Theoderic’ Latomus. Revue d’etudes Latines (1983) 572-596.

- Barnish, S.J.B., Cassiodorus: Variae (Liverpool 1992).

- Blockley, R.C., ‘The dynasty of Theodosius’, in: Averil Cameron en Peter Garnsey ed., The Cambridge ancient history, XIII. The late empire, A.D. 337-425 (Cambridge 1998) 111-137.

- Blockley, R.C., ‘Warfare and diplomacy’ in: Averil Cameron en Peter Garnsey ed.,

The Cambridge ancient history, XIII. The late empire, A.D. 337-425 (Cambridge

1998) 411-436.

- Brown, Peter, The world of late antiquity, AD 150-750 (Londen 1971).

- Brown, Thomas S., ‘The role of Arianism in Ostrogothic Italy. The evidence from Ravenna’ in: S.J.B. Barnish en Federico Marazzi ed., The Ostrogoths. From the

migration period to the sixth century. An Ethnographic perspective (San Marino 2007)

417-441.

- Burns, Thomas S., The Ostrogoths, kingship and society (Wiesbaden 1980). - Burns, Thomas S., A history of the Ostrogoths (Bloomington 1984).

- Cameron, Averil, ‘Justin I and Justinian’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity: empire and

successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 63-85.

- Cameron, Averil, ‘Vandal and Byzantine Africa’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity:

empire and successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 552-569.

- Chadwick, Henry, ‘Orthodoxy and heresy from the death of Constantine to the eve of the first council of Ephesus’ in: Averil Cameron en Peter Garnsey ed., The Cambridge

ancient history, XIII. The late empire, A.D. 337-425 (Cambridge 1998) 561-600.

- Christensen, Arne Søby, Cassiodorus, Jordanes and the history of the Goths. Studies

55 - Collins, Roger, ‘The western kingdoms’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity: empire and

successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 112-134.

- Dam, van, Raymond, ‘Merovingian Gaul and the Frankish conquests’, in: Paul Fouracre ed., The new Cambridge medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 193-231.

- Dewing, H.B., Procopius, I. (Norwich 1979).

- Dolen, van, Hein L., Procopius, verzwegen verhalen. Een schandaalkroniek uit

Byzantium (Amsterdam 2005).

- Evans, J.A.S., The age of Justinian. The circumstances of Imperial power (Kent 1996).

- Gerberding, Richard, ‘The later Roman Empire’, in: Paul Fouracre ed., The new

Cambridge medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 13-34.

- Gibbon, Edward, The history of the decline and fall of the Roman Empire, IV. (Londen 1911).

- Goffart, Walter, Barbarians and Romans, A.D. 418-584. The techniques of

accommodation (Princeton 1980).

- Goldsworthy, Adrian, How Rome fell. Death of a superpower (Bridgwater 2009). - Greatrex, Geoffrey, ‘Byzantium and the east in the sixth century’ in: Michael Maas

ed., The Cambridge companion to the age of Justinian (New York 2005) 477-509. - Hall, Stuart George, ‘The organization of the church’ in: Averil Cameron, Bryan

Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late

antiquity: empire and successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 731-744.

- Halsall, Guy, ‘The barbarian invasions’ in: Paul Fouracre ed., The new Cambridge

medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 35-55.

- Halsall, Guy, Barbarian migrations and the Roman West (Cambridge 2008). - Heather, Peter, Goths and Romans, 332-489 (Plymouth 1991).

- Heather, Peter, The Goths (Cornwall 1996).

- Heather, Peter, ‘Goths and Huns, c. 320-425’, in: Averil Cameron en Peter Garnsey ed., The Cambridge ancient history, XIII. The late empire, A.D. 337-425 (Cambridge 1998) 487-515.

- Heather, Peter, ‘The western Empire, 425-76’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity:

56 - Heather, Peter, The fall of the Roman Empire. A new history (Chatham 2005).

- Humphries, Mark, ‘Italy, A.D. 425-605’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity: empire and

successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 525-551.

- James, Edward, The Franks (Oxford 1988).

- Kaster, Robert A., Guardians of the language. The grammarian and society in Late

Antiquity (Berkeley 1988).

- Kulikowski, Michael, Rome’s Gothic wars. From the third century to Alaric (New York 2007).

- Lee, A.D., ‘The eastern empire: Theodosius to Anastasius’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late

antiquity: empire and successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 33-62.

- Lee, A.D., ‘The empire at war’ in: Michael Maas ed., The Cambridge companion to

the age of Justinian (New York 2005) 113-133.

- Louth, Andrew, ‘The eastern empire in the sixth century’ in: Paul Fouracre ed., The

new Cambridge medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 93-117.

- Martin, Jochen, Spätantike und Völkerwanderung (München 1987).

- Mitchell, Stephen, A history of the later Roman Empire, AD 284-641 (Cornwall 2007). - Moorhead, John, ‘Boëthius and Romans in Ostrogothic service’ Historia: Zeitschrift

fùr Alte Geschichte 27 (1978) 604-612.

- Moorhead, John, ‘The last years of Theoderic’ Historia: Zeitschrift fúr Alte

Geschichte 32 (1983) 106-120.

- Moorhead, John, Theoderic in Italy (Avon 1992).

- Moorhead, John, ‘Ostrogothic Italy and the Lombard invasions’ in: Paul Fouracre ed.,

The new Cambridge medieval history, I. c. 500- c. 700 (Cambridge 2005) 140-161.

- Moorhead, John, ‘Western approaches (500-600)’ in: Jonathan Shepard ed., The

Cambridge history of the Byzantine Empire, c. 500-1492 (Cambridge 2008) 196-220.

- O’Donnell, James J., Cassiodorus (Berkeley 1979).

- O’Donnel, James J., ‘Liberius the patrician’ Traditio 37 (1981) 31-72.

- Pohl, Walter, ‘Justinian and the barbarian kingdoms’ in: Michael Maas ed., The

Cambridge companion to the age of Justinian (New York 2005) 448-476.

57 - Rubin, Zeev, ‘Persia and the Sasanian monarchy (224-651)’ in: Jonathan Shepard ed.,

The Cambridge history of the Byzantine Empire, c. 500-1492 (Cambridge 2008)

130-155.

- Thompson E.A. en Peter Heather, The Huns (Cornwall 1996). - Todd, Malcolm, The early Germans (Guildford 1992).

- Whitby, Michael, ‘The army, c. 420-602’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity: empire and

successors, A.D. 425-600 (Cambridge 2000) 288-314.

- Wickham, Chris, The inheritance of Rome. A history of Europe from 400 to 1000 (Suffolk 2010).

- Wolfram, Herwig, History of the Goths (Berkeley 1988).

- Wood, Ian N., The Merovingian kingdoms, 450-751 (Londen 1994).

- Wood, Ian N., ‘The barbarian invasions and first settlements’, in: Averil Cameron en Peter Garnsey ed., The Cambridge ancient history, XIII. The late empire, A.D.

337-425 (Cambridge 1998) 516-537.

- Wood, Ian N., ‘The north-western provinces’ in: Averil Cameron, Bryan Ward-Perkins en Michael Whitby ed., The Cambridge ancient history, XIV. Late antiquity:

In document Theoderic en zijn koninkrijk (pagina 51-57)