• No results found

Bij het oude marktcafe Inventariserend veldonderzoek te Medemblik-Veilingplein. HOLLANDIA reeks 282

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bij het oude marktcafe Inventariserend veldonderzoek te Medemblik-Veilingplein. HOLLANDIA reeks 282"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOLLANDIA reeks 282

(2)

Toponiem: Veilingplein

Gemeente: Medemblik

Onderzoeksmeldingsnummer Archis: 28952

Hoekcoördinaten: -135.556/531.636 -135.578/531.592 -135.449/531.502

-135.504/531.580

Kaartblad 14H

Auteur: A. Griffi oen

Uitvoering: J. de Koning

In opdracht van: Stabobouw BV, Blokker Contactpersoon opdrachtgever: dhr. P. Stavenuiter Bevoegd gezag: Gemeente Medemblik Wetenschappelijke leiding: Drs. J. de Koning

Met medewerking van: M. van Raaij en R. Duindam Illustraties: A. Griffi oen tenzij anders vermeld Defi nitieve versie: 2010

Oplage: 8

ISSN: 1572-3151

©

Hollandia archeologen, Zaandijk 2010

HOLLANDIA archeologen

tuinstraat 27a 1544 rs zaandijk

075 - 622 49 57 info@archeologen.com

(3)

2. Historische situatie en archeologisch vooronderzoek 6

3. Onderzoeksvragen 11

4. Methode 12

5. Fysisch geografi sch onderzoek 12

6. Sporen en structuren 15

7. Vondsten 16

7.1 Aardewerk 16

7.2 Overige vondsten 21

8. Beantwoording onderzoeksvragen 22

9. Waardering 23

10. Conclusie en samenvatting 25

Literatuur 26

Bijlage 1 Sporenlijst 27

Bijlage 2 Vondstenlijst 27

Bijlage 3 Determinatielijst 28

(4)

1. Inleiding

Op donderdag 1 juni 2008 is door Hollandia Archeologen, een inventariserend

veldonderzoek uitgevoerd bij het toekomstige Veilingplein, direct onder de Westerdijk te Medemblik (Afb. 1)

Het plangebied Veilingplein bevindt zich aan de noordzijde van het bestemmingsplan- gebied en is thans in gebruik door een Kwekerijbedrijf. Het terrein is grotendeels

onbebouwd. Het merendeel is bestraat of geasfalteerd met hier en daar groenvoorzieningen.

De rede voor archeologisch onderzoek in het plangebied is de bouw van 6 tot 8 woningen.

De omvang van het plangebied bedraagt circa 3200m2. Tijdens het inventariserend veld- onderzoek is over het terrein één proefsleuf met een oppervlakte van circa 240m2 gegraven (60x4).

In het plangebied Veilingplein bestaat de kans op het aantreff en van bewoningsporen uit de

Afbeelding 1. De onderzoekslocatie (in rood) op de topografi sche kaart.

135 136 137 138

531532533534

0 50 km

Uitgeest

(5)

bronstijd en ijzertijd. Daarnaast is het mogelijk dat zich in de bodem sporen en structuren uit de vroege middeleeuwen tot in de nieuwe tijd bevinden.

Het archeologische onderzoek heeft zover mogelijk plaats gevonden conform het Programma van Eisen (PVE), dat in opdracht van de gemeente Medemblik is opgesteld door G. Alders (Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland). De onderzoeksdocumentatie is na afronding van het onderzoek aangeleverd aan het archeologisch depot van de

gemeente Noord-Holland. De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1.

Het veldteam bestond uit de volgende personen: J. de Koning (projectleider), M. van Raaij en R. Duindam (veldtechnicus).

Uittreks el K adas trale K aart

1

16

11 14

We ste

rdi

5

9 L.

v.

Te ijling

en straat

4 7

2 335

3 35

t/m

47

1

2t/

18 m Uiverstraat

12

9 17

24 7

15

22 5

3 10 13

1

8 11

20 6

26

323 2

1076

2833 1075

2991

2978 1099 2990

2848 10710743 24

2976 10910978 2836 2989

559

821 1102 3494 3247

29

81 1459

3231

1420

548

2979

931 1100

1822 2980 1458 2838

2835 2849 2988

1096 2834 1095

1077 2845

2686 2850

2 6 3593

2977 2837

2684

2685

0 50 m

verstoring tot min. 1m beneden maaiveld, treinemplacement

zone met vermoedelijke archeologische waarden, behoud in situ of vervolgonderzoek.

geen archeologische waarden.

proefsleuf

deel terrein niet bereikbaar voor graafmachine tijdens proefsleufonderzoek

woonark oud

mark tcafe

Medemblik Veilingplein Hollandia IVO 28952 Westerdi

jk (deel

West-Friese Omri ngdijk

nieuwe bebouwing

Afbeelding 2. Ligging proefsleuf.

(6)

2. Historische situatie en archeologisch vooronderzoek

Historische situatie1

Medemblik kent een lange bewoningsgeschiedenis. Wonen was hier van oudsher aantrek- kelijk vanwege de aanwezigheid van een geulrug en de nabijheid van water. De oudste bewoningssporen gaan dan ook terug tot in de prehistorie.

Gedurende de vroege bronstijd wordt de regio rondom Medemblik gekenmerkt door een geringe bevolkingsdichtheid. Net als in het overige deel van West-Friesland waren de natuurlijke omstandigheden hier ongunstig voor bewoning. In de midden-bronstijd verbeterden de mogelijkheden aanzienlijk. In deze periode nam de invloed van de zee af en ontwikkelde zich een kweldergebied met geulruggen welke aantrekkelijk waren voor de mens om zich te vestigen. De eerste kolonisten arriveerden rond 1350 v.Chr. De bevolking nam vervolgens in korte tijd sterk toe. De oudste bewoningssporen op het grondgebied van de gemeente Medemblik dateren uit deze tijd. De bewoning concentreerde zich op de dichtgeslibde geul- en kreekruggen. Deze staken boven de omliggende omgeving uit. In eerste instantie vond bewoning op de fl anken plaats, later ook op de top.

Aan het begin van de ijzertijd, rond 800 v.Chr., is de bevolkingsdichtheid in West-Friesland drastisch gedaald. Alleen op de hoger gelegen delen van de stroomrug bij Medemblik en Opperdoes was nog bewoning mogelijk. De plaatselijke bevolking beoefende een gemengd boerenbedrijf waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste onderdelen van de bestaans-economie vormden. De geulrug was geschikt voor de akkerbouw, de omliggende veengebieden werden waarschijnlijk benut als weidegrond. In Medemblik zijn uit deze periode archeologische sporen bekend.

Rond het begin van de jaartelling leidde de dan toenemende vernatting en veenvorming tot de ontvolking van het gebied. Tot de ontginning in de vroege middeleeuwen bleef West-Friesland onbewoond. In de vroege middeleeuwen werd het gebied vervolgens opnieuw in gebruik genomen. In eerste instantie werd het land vanuit veenstroompjes en riviertjes ontgonnen, waarbij men parallelle sloten op een regelmatige afstand van elkaar uitzette, vrijwel haaks op het bestaande water. Deze veenstroompjes en riviertjes dienden dan als ontginningsbasis. Medemblik was één van de eerste ontginningen in West- Friesland. De basis hiervoor vormde het veenriviertje de Middenleek (of Medemelacha) en het Meer van Wervershoof. In tegenstelling tot andere plaatsen in West-Friesland is van de toen ontstane strokenverkaveling tegenwoordig niets meer zichtbaar. De 20e- eeuwse ruilverkavelingsactiviteiten hebben aan de oude landschapsinrichting veel schade toegebracht.

Volgend op de eerste ontginningsactiviteiten ontwikkelde Medemblik zich in de 8e eeuw al snel tot een belangrijke handelsplaats. De ligging aan de rivier de Middenleek, gecombi- neerd met de nabijheid van de zee, speelde hierin een cruciale rol. Medemblik groeide uit tot het regionale centrum voor het omringende gebied. Vanaf deze periode is Medemblik continue bewoond.

1 De historische beschrijving van Medemblik is overgenomen uit het bureauonderzoek, Haakmeester 2007.

(7)

Vanaf ongeveer de 10e eeuw kreeg Medemblik steeds vaker te kampen met ernstige wateroverlast. Met name de 12e-eeuwse overstromingen richtten veel schade aan. Ook het overige deel van West-Friesland ondervond veel hinder. Als reactie hierop werd uiteindelijk de Westfriese Omringdijk aangelegd. De Westfriese Omringdijk is ontstaan uit de

samenvoeging van vele lokale dijkjes. Vóór het midden van de 13e eeuw was de ringdijk geheel gevormd. De eerste dijk zal een eenvoudige, lage dijk geweest zijn. De aanwezigheid van deze dijk betekende niet dat de wateroverlast ten einde was. Uit de Middeleeuwen zijn veel verhalen en geschriften bekend die vertellen over overstromingen. In de 14e eeuw vond weer een reeks stormvloeden plaats waardoor men genoodzaakt was de omringdijk zuidwaarts te verleggen. Hierdoor is de huidige ligging van de dijk tussen Kolhorn en Medemblik ontstaan.

In de periode dat de Westfriese Omringdijk werd aangelegd verleende graaf Floris V Medemblik stadsrechten (1289). Dit gaf de stad verschillende privileges, waaronder ook het aanleggen van een stadswal. Naar aanleiding van de 80-jarige oorlog werd een stadswal volgens het Oud-Nederlandse vestingstel aangelegd. Op de stadsplattegrond van Paulus Utenwael uit 1599 staat de wal duidelijk afgebeeld.

De 16e-eeuwse stadswal heeft maar kort haar doel gediend. De 17e-eeuwse welvaart maakte een stadsuitbreiding in zuidelijke richting noodzakelijk, waardoor ook een nieuwe omwalling moest worden aangelegd. Oorspronkelijk zou deze nieuwe wal over de gehele lengte parallel aan de 16e eeuwse variant worden gerealiseerd. De wal is echter nooit afgemaakt. Het is niet duidelijk of aan de westzijde later alsnog een bolwerk is aangelegd. Uit 1799 is een kaart bekend met daarop het plan van de havens binnen de stad Medemblik. Op deze kaart is aan de westzijde een ‘Oud Vervallen Bolwerk’ aangegeven. In hoeverre dit bolwerk daadwerkelijk heeft bestaan is vooralsnog onzeker.

Het gebied buiten de omwalling was tot het begin van de vorige eeuw in gebruik voor agrarische doeleinden. De kaart van Jacob van Deventer (ca. 1560) geeft een impressie van het 16e-eeuwse landschap aan de westzijde van Medemblik. Ongeveer ter plaatse van plangebied is een gebouw zichtbaar. Op diverse historische kaarten die hierop volgen is hetzelfde beeld zichtbaar. Dit veranderde echter aan het begin van de vorige eeuw.

Rond 1930 werd ten westen van de historische kern het uitbreidingsplan ‘Plan West’ tot uitvoering gebracht, dat met name plaats moest bieden aan de arbeiders. De bebouwing in dit deel van de stad wordt dan ook gekenmerkt door eenvoudige kleinschalige bebouwing, afgewisseld met bedrijfj es en pakhuizen. Het onderzoeksgebied bevindt zich in dit gedeelte van Medemblik.

Westerschans

Tijdens het proefsleufonderzoek kwam nieuw historisch materiaal naar boven dat nog niet gebruikt was voor het bureauonderzoek. Dit historisch materiaal bestaat uit een anonieme kaart uit 1588, waarop het beleg van de stad door Maurits, zoon van Willem van Oranje, in datzelfde jaar afgebeeld staat (zie afb. 3). Op de kaart is te zien dat de aanvallers op de Omringdijk een schans gebouwd hebben, de zogenaamde Westerschans. Naar aanleiding van deze kaart ontstond de vraag of in het onderzoeksgebied resten van deze schans aanwezig konden zijn.

(8)

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen duidelijke sporen gevonden die op de aanwezigheid van de Westerschans in het onderzoeksgebied kunnen wijzen. Na het bestuderen van de kaart uit 1588 bestaat nu het vermoeden dat de Westerschans meer ten zuiden van het onderzoeksgebied, langs de Omringdijk gezocht moet worden.

Op de kaart uit 1588 lijkt men zich vooral geconcentreerd te hebben op de plattegrond van Medemblik, waarna het omringende land op een afwijkende schaal er bij getekend is.

Zo lijkt het plaatsje Opperdoes op de kaart veel dichter bij Enkhuizen te liggen dan het in werkelijkheid doet. Om te kunnen bepalen waar de schans precies gelegen heeft, kunnen we echter wel een aantal details gebruiken die op de kaart staan afgebeeld. Zo zijn op de kaart net achter de schans vijf molens afgebeeld met daarlangs een trapsgewijs naar het zuiden toelopende molengang. Op de kaart van Jacob van Deventer van rond 1560 staan deze molens eveneens afgebeeld (zie afb. 4) en liggen de molens een eind buiten de stad.

Een ander belangrijk detail op de kaart uit 1588, is dat de schans een stukje buitendijks doorloopt en dat op deze plek buiten de dijk een klein stuk land is. Eveneens is te zien dat vanuit dit stukje land een palen rij de Zuiderzee in loopt. Een soortgelijk stukje buitendijks land met palen rij staat ook op de kaart van Jacob van Deventer afgebeeld en als de kaart uit 1588 klopt, is dit de plek waar we schans moeten zoeken. Als we de kaart van Jacob van Deventer plotten op een huidige luchtfoto, afbeelding 5, dan moet de schans gezocht worden ten hoogte van de rode cirkel, op de plek waar de N240 over de schutsluis in de Westerdijk heen gaat. Op deze afbeelding is het huidige onderzoeksgebied met groen aan- gegeven

Vooronderzoek

Voorafgaande aan het proefsleuven onderzoek hebben reeds twee eerdere onderzoeken voor het plangebied plaatsgevonden. Dit zijn een bureauonderzoek en een booronderzoek.2 In deze rapporten worden de volgende conclusies getrokken met betrekking tot het onderzoeksgebied.

Bureauonderzoek

In het plangebied Veilingplein bestaat de kans op het aantreff en van bewoningsporen uit de bronstijd en ijzertijd. Daarnaast is het mogelijk dat zich in de bodem sporen en structuren daterend uit de vroege middeleeuwen bevinden. Hetzelfde geldt voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Uit deze periode kunnen sporen van een gebouw aanwezig zijn.

De bodemverstoring ten gevolge van recente bebouwing is beperkt gebleven. In hoeverre deze bebouwing daadwerkelijk de plaatselijke archeologische waarden heeft aangetast is afhankelijk van de diepte van de bodemroering. Hetzelfde geldt voor de landbouwactiviteiten die in het plangebied hebben plaatsgevonden. Afhankelijk van de ploegdiepte kunnen archeologische resten nog intact zijn.

2 Haakmeester 2007 & Vanoverbeke 2008.

(9)

Afbeelding 3. Anonieme kaart uit 1588, van het beleg van Medemblik door Maurits, zoon van Willem van Oranje. De Westerschans is met rood omstreept. (Noorden linksonder)

(10)

Afbeelding 4. Kaart van Jacob van Deventer van rond 1560 (Noorden boven)

Afbeelding 5. Luchtfoto met in rood de positie van de Westerschans en in groen het onderzoeksgebied.

(11)

Booronderzoek

Op de onderzoekslocatie zijn wel degelijk archeologische resten aangetroff en. Onder de verstoorde bovengrond bevonden zich ophogingslagen, waarbinnen archeologische resten aangetroff en kunnen worden. Samengevat kan gesteld worden dat het terrein op te delen is in twee stukken. Het zuidelijke deel, langs het water is tot op minimaal 1m (-mv) verstoord door het voormalige treinemplacement (hoogstwaarschijnlijk ook dieper), hier kunnen de nieuwbouwwerken ongestoord plaatsvinden (de groene zone in afb. 2).

Op het noordelijke deel, tegen de spoorlijn aan, daarentegen, bevinden zich archeologische waarden op die als behoudenswaardig worden gewaardeerd (gele zone in afb. 2). De gele zone is vermoedelijk een deel van een oude kreekrug, met mogelijke prehistorische sporen, en tegen de Meerlaan aan meer kleiige pakketten, met aanwijzingen voor een datering vanaf de late middeleeuwen - nieuwe tijd (na 1500). Binnen deze zones mag niet dieper dan ca. 0,50m beneden maaiveld gegraven worden. Dit betekent in de praktijk dat, indien de grond geroerd zal worden, deze archeologische resten veilig zullen moeten worden gesteld.

Er kan hierbij gedacht worden aan een behoud in situ, door planaanpassing, of een behoud ex situ, door een defi nitief onderzoek. In het eerste geval zal het terrein bijvoorbeeld kunnen worden opgehoogd of zal de ontgravingsdiepte moeten worden herzien. In het tweede geval kan een archeologische opgraving het terrein ‘archeologie-vrij’ maken.

3. Onderzoeksvragen

In het programma van eisen (Alders, 2007) wordt een zestal onderzoeksvragen

geformuleerd, die, indien mogelijk, aan de hand van de resultaten van het veldonderzoek moeten worden beantwoord:

• Zijn er archeologische sporen aanwezig?

• Wat is de aard en ouderdom van deze sporen?

• Wat is de diepteligging en ruimtelijke spreiding?

• Wat is de gaafheid en conservering van de vindplaats?

• Zijn er resten van stadsgrachten (en eventueel –wallen) aanwezig?

• Is de vindplaats behoudwaardig?

(12)

4. Methode

Van de smalle overgebleven punt land die na het booronderzoek nog geschikt was voor verder onderzoek bleef in de praktijk weinig over. Het terrein was nog grotendeels geasfalteerd en bebouwd. Hierdoor is besloten om een proefsleuf aan te leggen op de enige plaats die mogelijk was, namelijk op de onverharde strook langs het geasfalteerde en verstoorde gedeelte en tussen de twee nog staande gebouwen (zie afb. 2). Hierdoor is er wel een grote overlap met de in het PvA voorgestelde sleuf, maar ontbreekt het zuidwestelijke deel. Uiteindelijk kon er een werkput getrokken worden van bijna 60 meter lang en 4 meter breed.

In deze proefsleuf is, tenzij men sporen tegen kwam, geprobeerd om te verdiepen tot op de natuurlijke ondergrond. In verband met grondwateroverlast is dit niet overal gelukt.

Op een aantal plaatsen kon toch verdiept worden tot op de onverstoorde natuurlijke ondergrond, bestaande uit grijs zand.

Tijdens het verdiepen werden los van recente verstoringen alleen ophogingslagen aangetroff en. Uit deze ophogingslagen zijn tijdens het verdiepen vondsten verzameld, in vakken van 4 bij 5 meter. Omdat het om aanlegvondsten uit ophogingslagen gaat zijn de vondsten selectief verzameld waarbij niet altijd rekening is gehouden met de stratigrafi e van het terrein. Insteek hierbij was een globale datering voor het gehele ophogingspakket te krijgen.

Tijdens het verdiepen is uitvoerig gebruik gemaakt van de metaaldetector. Het aangelegde vlak is gefotografeerd, gewaterpast en met behulp van de GPS ingemeten. Daarnaast is het volledige zuidoostprofi el gedocumenteerd.

5. Fysisch geografi sch onderzoek

Aardwetenschappelijke situatie 3

In de oostelijke helft van West-Friesland komt op een diepte van enkele meters een blauwige kleilaag behorende tot de Beemsterafzettingen voor. Deze laag van zeeklei is gemiddeld ongeveer 1,5 meter dik. Onder de blauwe klei ligt een dik pakket wadzand. Het zand en de klei zijn afgezet in de periode van 6000 tot 2750 v.Chr., in een tijd dat er sprake was van een snel stijgende zeespiegel.

Na de afzetting van de Beemsterklei wordt in heel West-Nederland het zogenoemde Hollandveen gevormd. In West-Friesland is deze veengroei enkele malen onderbroken door perioden waarin de zee het gebied binnen kwam door het zeegat van Bergen. West- Friesland veranderde hierdoor enkele malen in een waddenzeegebeid. Deze situatie eindigt in oostelijk West-Friesland rond 1000 v.Chr.. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een afwisseling van betrekkelijk dunne veenlagen en relatief dikke pakketten wadafzettingen bestaande uit zand en klei. Dit pakket van veen- en kleilagen boven de blauwe zeeklei wordt

3 Aardwetenschappelijke situatie is overgenomen uit het Bureauonderzoek, Haakmeester 2007.

(13)

ook wel het ‘complex van Hauwert’ genoemd. Het bestaat (van onder naar boven) uit de Wieringermeerafzettingen, de Westfriese Afzettingen I en de Westfriese Afzettingen II.

De plaatselijke ondergrond wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kronkelende zandbanen. Deze markeren de ligging van dichtgeslibde getijdengeulen, waarin het zeewater bij ieder vloed en eb het gebied in en uit stroomde. In het gebied zijn twee hoofdtakken aan te wijzen. De noordelijke hoofdtak loopt vanaf Medemblik via Opperdoes, Twisk en Abbekerk naar Hoogwoud. De zuidelijke hoofdtak loopt vanaf Enkhuizen via Wognum naar Hoogwoud. Er zijn veel zijtakken. De voormalige geulen lopen thans als lage ruggen door oostelijk West-Friesland. Oorspronkelijk lagen de geulen iets lager dan het omliggende terrein. Diff erentiële inklinking heeft een reliëfi nversie tot gevolg gehad.

Het onderzoeksgebied bevindt zich in de directe nabijheid van de voormalige noordelijke hoofdtak van de hierboven genoemde getijdengeul. Op de geomorfologische kaart is deze geulrug aangeduid met de codering 3K33, ofwel getij-inversierug. Het onderzoeksgebied bevindt zich direct ten oosten van deze geulrug, in een zone die wordt aangeduid met 2M35, ofwel een vlakte van getijdenafzettingen. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geeft voor het onderzoeksgebied een middelhoge trefkans aan. Deze waardering is gefundeerd op de aanname dat een verband bestaat tussen de bodemgesteldheid van een bepaald gebied en de locatiekeuze van de mens. De indicatie van een middelhoge trefkans voor dit gebied is gebaseerd op de situering van het plangebied in een vlakte van getijdenafzettingen. De geulrug (met een hoge trefkans) bevindt zich volgens de IKAW enigszins ten westen van het onderzoeksgebied.

Resultaten proefsleuf

Tijdens het proefsleuvenonderzoek kon, in verband met grondwateroverlast niet overal verdiept worden tot op de natuurlijke ondergrond. Waar dit wel kon, bestond de natuur- lijke ondergrond uit grijs zand. Deze laag werd in het noordoostelijke deel van de proefsleuf op -2,60m NAP (1,60 m onder maaiveld) waargenomen en aan de andere kant, ter

plaatsen van het voormalige Marktcafé, op -2,10 NAP. Ook tijdens het booronderzoek is deze grijze zandlaag aangetroff en waar hij geïnterpreteerd is als een kreekrug. Tijdens het booronderzoek is aan de bovenkant van deze natuurlijke laag op sommige plekken een donkerbruin klei laagje (matig humeus) waargenomen. Dit laagje (ca. 8 cm) is tijdens het booronderzoek geïnterpreteerd als een spoor of cultuurlaag uit de brons- of ijzertijd. Een soort gelijke laag is tijdens het proefsleuven onderzoek alleen in het zuidelijk uiteinde van put waargenomen (zie afb. 7, spoor 10).

Afbeelding 6: Profi el opname.

(14)

001

003004005006007 > 008 009

007

001

3

1 11

2 22

3 33 88 8

9l.gr z. klei9 8 8

4 6 d 6 d

6 c 6 c

4 5 6 b 6 c

6 d6 a 7venige plaggen

2 (R)

1 (R) gr. zand(N)

-2.00 gr.bl d.br puin vlak foto >

> 4.00 mtr van P1 >

ZUIDPROFIEL

< >

l.br klei

> 3.80 mtr van P2 >

gr. zand(N) kelder cafe10 MEDEMBLIK Veilingplein CIS 28952 PROFIELEN SCHAAL 1 : 80 gedigitaliseerd door Jos Kaarsemaker 0 5 m

vondst nr. putwand

muurwerkn.a.p.n.a.p.- 0.92

laag nr.laag nr. kopshoutlangshout065

verstoring3

Afbeelding 7: Zuid-oost profi el

(15)

6. Sporen en structuren

Het onderzoeksgebied is in het verleden een rangeerterrein geweest, waarvan tijdens het booronderzoek zelfs nog een biels is aangetroff en. Tevens stond op het terrein tot 32 jaar geleden een klein café, genaamd “het marktcafé” (zie de afbeelding op het titelblad). Van dit café is tijdens het onderzoek nog een deel van de kelderfunderingen teruggevonden (zie afb. 7).

Los van deze funderingen en enkele recente verstoringen bestaan de enige aangetroff en archeologische sporen uit venige en kleiige ophogingslagen, soms bestaande uit plaggen. In deze ophogingslagen werd wel een hoop stadsafval aangetroff en, wat uit de 17e en 18e eeuw dateert (zie het volgende hoofdstuk). Opvallend was dat tussen het materiaal uit ophogingslagen 6 C en D, twee scherven pottenbakkersafval zaten, hetgeen op een lokale

pottenbakkersproductie lijkt te wijzen.

Deze scherven zullen in het volgende hoofdstuk verder beschreven worden.

De aanwezigheid van stadsafval duidt waarschijnlijk op een tweeledig doel. Men kon hier het stadsafval kwijt (slachtafval, aardewerk, leren schoenen, bouwpuin zoals bakstenen, dakpannen etc.) en tegelijkertijd het gebied ophogen en/of de aan het terrein grenzende dijk verstevigen.

De afvallagen zijn later met een kleilaag (zie afb. 6 en 7, spoor 2) afgedekt om het terrein vlak te maken.

De natuurlijke opbouw van het gebied wordt in het voorgaande hoofdstuk beschreven.

Hierin wordt vermeld dat het humeuze bandje dat tijdens het booronderzoek als een mogelijk brons- of ijzertijd spoor of cultuurlaag werd bestempeld, alleen in het zuidelijke uiteinde van de put is aangetroff en (zie afb. 7 spoor 10). In deze laag zijn geen sporen waargenomen of vondsten gedaan.

Afbeelding 8: Overzicht proefsleuf.

(16)

7 Vondsten

7.1 Aardewerk Inleiding

Tijdens het onderzoek in Medemblik aan het Veilingplein zijn in totaal 200 fragmenten historisch gebruiksaardewerk verzameld, met een totaal gewicht van circa 23.7 kilo. Als we het totaal gewicht delen door het aantal scherven komen we op een gemiddeld gewicht per scherf van 119 gram, hetgeen betekend dat het materiaal goed geconserveerd is. Hierbij moet echter wel gezegd worden, dat tijdens het onderzoek selectief scherven verzameld zijn om een indicatie te kunnen geven van de ouderdom van de aanwezige ophogingslagen.

Tijdens deze selectie zijn vooral grote fragmenten meegenomen.

Deventer-systeem

Om de vondsten die tijdens de opgraving zijn verzameld te kunnen vergelijken met vondsten die elders in ons land tevoorschijn kwamen en nog zullen komen, is het noodzakelijk dat ze typologisch op een standaardwijze worden ingedeeld en beschreven.

Om tot een dergelijke standaard te komen, is in 1989 het zogenaamde “Deventer-systeem”

geïntroduceerd. De doelstellingen van dit systeem zijn meervoudig: Enerzijds kunnen met behulp van dit instrument op een snelle en eenvoudige wijze laat- en postmiddeleeuwse voorwerpen van glas en keramiek worden ingedeeld en beschreven. Anderzijds ontstaat door deze manier van werken gaandeweg een steeds groter wordende referentiecollectie voor de beschrijving van vondstgroepen uit de genoemde periodes. Daarnaast kan op basis van de aan dit systeem gekoppelde inventarislijsten van de beschreven vondstgroepen statistisch onderzoek worden verricht naar het bij de diverse sociale lagen behorende aardewerken en glazen bestanddeel van het huisraad. Zo kunnen bijvoorbeeld regionale verschillen in kaart worden gebracht. Op dit moment bestaat al een aanzienlijke reeks van aan deze standaard gekoppelde publicaties.

De classifi catie van aardewerk en glas met behulp van het Deventer-systeem volgt een vast stramien. Eerst worden de keramiek- en glasvondsten per vondstcontext naar de daarin voorkomende baksels/materiaalsoorten uitgesplitst. Vervolgens worden per baksel of materiaalsoort (glas) codes toegekend aan de individuele objecten. De aan de verschillende voorwerpen toegekende codes bestaan uit de drie volgende elementen: het baksel of de materiaalsoort (glas), het soort voorwerp en het op dat specifi eke model betrekking hebbende typenummer. Zo krijgt een pispot van roodbakkend aardewerk de codering:

r(oodbakkend aardewerk)-pis(pot)-, gevolgd door een typenummer (bijv. r-pis-5). Dit typenummer is uniek voor een bepaalde vorm. Wanneer een model nog niet eerder is beschreven, krijgt het een nieuw typenummer dat vervolgens in een centraal bestand wordt opgenomen. Door middel van de aan de voorwerpen toegekende codes kunnen deze vergeleken worden met soortgelijke objecten die eerder binnen het Deventer-systeem zijn gepubliceerd.

(17)

Het aardewerk

De verschillende aardewerksoorten die tijden het onderzoek gevonden zijn, als mede de verhouding tussen deze soorten, op basis van gewicht en aantal scherven, staan afgebeeld in

fi guur 1 en tabel 1. Hieronder zullen deze aardewerksoorten kort besproken worden.

Steengoed

Steengoed is een aardewerksoort die ontwikkeld wordt in de 13e eeuw. Dit aardewerk wordt zo heet gebakken, dat de klei totaal versinterd. Hierdoor is in het baksel geen afzonderlijke kleikorrels of magering meer waar te nemen. Het steengoed dat tijdens dit onderzoek gevonden is, komt uitsluitend uit Westerwald. Typerend voor dit steengoed is een grijs baksel met daarop aangebrachte blauwe kobaltverf. Dit type steengoed komt vanaf het einde van de 16e eeuw voor.4 Alle scherven steengoed zijn van dit soort aardewerk.

Grijs-, rood- en witbakkend aardewerk De volgende twee keramiekgroepen, die zijn teruggevonden zijn grijs- en roodbakkend aardewerk. Deze twee aardewerkgroepen worden van dezelfde klei gedraaid, maar anders gebakken. Grijsbakkend aardewerk wordt reducerend gebakken en roodbakkend aardewerk oxiderend, waardoor ze verschillen van kleur. Een ander verschil is dat op roodbakkend aardewerk vaak loodglazuur gebruikt wordt, waar dit op grijsbakkend aardewerk nooit voorkomt. Grijsbakkend aardewerk komt voor vanaf het begin van de 13e eeuw en verdwijnt in Noord-Holland rond 1425. Roodbakkend aardewerk blijft langer in productie en wordt vandaag de dag nog steeds gemaakt.

Grijs- en roodbakkend aardewerk moet voornamelijk gezien worden als lokaal vervaardigd aardewerk. Slechts 7 scherven komen met zekerheid van elders, namelijk uit het Neder- rijnse gebied. Aardewerk uit dit gebied, moet buiten de regio vooral gedateerd worden in de late 17e en 18e eeuw.

4 Bartels 1999, 70.

10 1

117 18

15 6

31

2

steengoed (s2) grijsbakkend aardewerk roodbakkend aardewerk witbakkend aardewerk iberisch aardewerk majolica

faience porselein

baksel aantal gewicht

steengoed (s2) 10 1242

grijsbakkend aardewerk 1 10

roodbakkend aardewerk 117 16475 witbakkend aardewerk 18 1488

iberisch aardewerk 15 746

majolica 6 1088

faience 31 2568

porselein 2 109

Tabel 1: Totaal baksels in aantal en gewicht (g).

Figuur 1: Verhoudingen baksels op aantal (N=200).

(18)

Naast roodbakkend en grijsbakkend aardewerk is ook witbakkend aardewerk gevonden.

Witbakkend aardewerk is vervaardigd van een klei die bijna geen ijzer bevat, waardoor de scherf in plaats van grijs of rood, tijdens het bakken wit kleurt. Witbakkend aardewerk heeft net als roodbakkend aardewerk een lange looptijd, namelijk van de late middeleeuwen tot in het heden. Het witbakkend materiaal dat gevonden werd tijdens dit onderzoek is veelal voorzien van een groene of gele laag loodglazuur en het meeste materiaal is op basis van de vorm te dateren in de 17e en 18e eeuw.

Iberisch aardewerk

Tijdens het onderzoek is één kruik gevonden van Iberisch roodbakkend aardewerk. Dit soort kruiken worden regelmatig in Nederland gevonden en zijn meestal hier naartoe gekomen als verpakkingsmateriaal voor olijfolie. De bodem van de kruik ontbreekt waardoor het type niet met zekerheid vast te stellen is, maar de bovenkant komt overeen met het type ib-kru-2 uit het Deventer-systeem. Dit type dateert uit de periode tussen 1500 en 1700.

Tinglazuur aardewerk

Het tinglazuur aardewerk dat tijdens de opgraving gevonden is bestaat uit majolica en faience. Het grootste verschil tussen deze twee aardewerksoorten is dat majolica, bij open vormen, alleen aan de buitenkant bewerkt is met tinglazuur en faience zowel aan de binnen als aan de buitenkant. Beide aardewerksoorten komen oorspronkelijk uit Italië, Spanje en Portugal, maar majolica wordt vanaf de tweede helft van de 16e en faience vanaf het tweede kwart van de 17e eeuw ook in Nederland vervaardigd.

De scherven majolica die tijdens dit onderzoek gevonden zijn, komen allemaal uit Nederland en dateren uit de periode tussen 1550 en 1800.

Tussen het faience zitten vier import scherven. Drie scherven hiervan zijn van lekschalen en één scherf is van een strooier (zie afb.

9). Deze vormen worden maar zelden in Nederland gevonden en zijn dus een uitzonderlijke vondst te noemen. Deze scherven dateren uit de periode van het eind van de 16e tot het eind van de 17e eeuw.

Afbeelding 9: Italiaans tinglazuur.

(19)

Een andere bijzondere scherf binnen het faience aardewerk is een scherf uit Haarlem, uit het atelier van Verstraeten Sr. (zie afb. 10) . De scherf bestaat uit de rand van een bordje (f-bor-11) met harpij op de vlag. De scherf dateert uit de periode tussen 1642 en 1670.

Porselein

Porselein is oorspronkelijk afkomstig uit China en Japan, en komt vanaf het eind van de 16e eeuw in Nederland voor.

De twee scherven porselein die tijdens dit onderzoek gevonden zijn, zijn beide afkomstig uit China en behoren tot het kraakporselein. Dit porselein komt in Nederland voor tussen 1590 en 1645.

Pottenbakkersafval

Een opmerkelijke vondst tussen het verzamelde aardewerk zijn twee scherven pottenbakkersafval. De twee scherven bestaan uit een scherf roodbakkend aardewerk en een scherf witbakkend aardewerk en zijn goed te herkennen als pottenbakkersafval door het glazuur dat over de breuk heen loopt (zie afb. 11). De roodbakkende scherf is van een grape van het type r-gra-10, welke in het deventer-systeem in de periode tussen 1400 en 1650 wordt gedateerd, en de witbakkende scherf is van een kom van het type w-kom-15, welke in het deventer-systeem in de periode tussen 1650 en 1700 wordt gedateerd. De vondst van deze twee scherven zijn een duidelijke aanwijzing voor de aanwezigheid van een pottenbakker in de buurt van het onderzoeksgebied in het midden van de 17e eeuw.

Afbeelding 10: Haarlemse faience.

Afbeelding 11: Pottenbakkersafval.

(20)

Datering

Los van een enkele scherf grijsbakkend aardewerk, die uit de 13e/14e eeuw komt, is al het gevonden aardewerk uit de 17e en 18e eeuw. Een beperkt aantal scherven (8) heeft een loop- tijd van de 16e eeuw tot in de 17e eeuw. Gezien het om een klein aantal scherven gaat, die samen met later materiaal gevonden zijn, is het aannemelijker dat deze scherven uit de 17e eeuw komen. De datering voor dit vondstcomplex is niet alleen af te leiden uit de gevonden baksels, maar ook uit de gevonden vormen waarvan de looptijd bekend is (zie tabel 2).

type begindatering einddatering type begindatering einddatering

r-gra-10 1400 1650 w-kom-15 1650 1700

ib-kru-(2) 1500 1700 s2-pis-2 1650 1750

r-tes-1 1500 1800 w-kom-15 1650 1700

r-tes-1 1500 1800 w-kom-15 1650 1700

r-gra-34 1525 1625 w-tes-3 1675 1825

p-bor-4 1550 1650 r-kop-4 1675 1850

r-lek-8 1550 1650 r-bor-17 1700 1800

r-pis-5 1575 1700 r-stk-(3) 1700 1800

m-bor-1 1600 1700 f-bor-5 1700 1800

f-bor-2 1625 1725 m-bor-(11) 1700 1800

f-bor-1 1625 1700 r-stk-3 1700 1800

f-plo-3 1625 1775 r-bor-10 1700 1825

f-bor-10 1625 1675 f-bor-4 1700 1800

f-bor-10 1625 1675 r-bor-7 1720 1800

r-stk-2 1625 1700 r-bor-7 1720 1800

f-bor-11 1642 1670

Tabel 2: In het Deventer-systeem bekende vormen en hun dateringen

(21)

7.2 Overige vondsten

De overige vondsten bestaand uit bouwmateriaal (20), glas (3), leer (5), natuursteen (2), dierlijk bot (6), pijpaarde (16) en tegels (5). Deze vondsten komen eveneens uit dezelfde ophogingslagen als het aardewerk en laten eenzelfde beeld zien. Zo zijn alle gevonden pijpenkopjes uit de periode 1710 tot 18405 en is één van de gevonden tegels is op basis van de decoratie in de eerste helft van de 17e eeuw te plaatsen.6

Naast de bovengenoemde vondsten is tijdens het onderzoek ook een keramisch object gevonden. Waarschijnlijk gaat het hierbij om een stuk van een smeltkroes (zie afb. 12). Het object is aan de buitenkant duidelijk zwaar verhit en lijkt aankoeksels van metaal te hebben.

Het object vertoont verwantschap met een object uit de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden, afgebeeld in afbeelding 13. Dit object wordt omschreven als een smeltkroes van vuurvast aardewerk, daterend uit de 18e eeuw.7

Als het keramische object daadwerkelijk een smeltkroes is, duidt dit op metaalbewerking in de buurt.

5 Duco 1987, 26.

6 Pluis 1997, 279.

7 http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/RMO01:000692

Afbeelding 13: Smeltkroes (hoogte 22.5 cm, breedte 16.4 cm, diamter 17.9 cm). foto RMO Leiden.

Afbeelding 12: Keramisch object (diameter bodem 16.5 cm)

(22)

8.Beantwoording onderzoeksvragen

Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek kunnen we nu de volgende antwoorden formuleren op de in het PVE gestelde onderzoeksvragen:

• Zijn er archeologische sporen aanwezig?

De tijdens het onderzoek gevonden sporen bestaan, los van recente verstoringen, uitsluitend uit ophogingslagen.

• Wat is de aard en ouderdom van deze sporen?

Het pakket ophogingslagen bevat stadsafval dat uit de periode van de 17e tot de 18e eeuw dateert.

• Wat is de diepteligging en ruimtelijke spreiding?

De onderkant van het ophogingspakket en de bovenkant van de natuurlijke ondergrond liggen in het noordoostelijke deel van de proefsleuf op -2,60 NAP en aan de andere kant, ter plaatse van het voormalige Marktcafe, op -2,10 NAP.

• Wat is de gaafheid en conservering van de vindplaats?

Los van ophogingslagen zijn tijdens het onderzoek geen specifi eke grondsporen

aangetroff en. Het aardewerk wat uit de ophogingslagen verzameld is, is goed geconserveerd.

Deze vondsten zijn echter selectief ververzameld en vormen dus geen algemeen beeld.

• Zijn er resten van stadsgrachten (en eventueel –wallen) aanwezig?

Tijdens het onderzoek zijn geen resten van stadsgrachten of wallen aangetroff en.

• Is de vindplaats behoudwaardig?

Nee, de vindplaats is niet behoudenswaardig. Deze conclusie zal in het volgende hoofdstuk worden uitgelegd.

(23)

9. Waardering

De bij een onderzoek aangetroff en archeologische resten worden aan de hand van een drietal waarden (beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit) in een aantal stappen gewaardeerd (afbeelding 14 en 15). De waardering wordt uitgedrukt in cijfers (1=laag, 2=middelmatig, 3=hoge waarde). De uitkomst van de waardestelling bepaalt of de vind- plaats al dan niet behoudenswaardig is. Het proces van de waardering geschied conform de eisen (VS06) gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1).

Beleving:

Omdat de vindplaats niet bovengronds waarneembaar is het onderdeel Beleving bij de waardestelling van het gebied niet van toepassing.

Fysieke kwaliteit:

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gaafheid en conservering. Gaafheid is de mate van niet verstoord zijn en de stabiliteit van de fysieke omgeving. Conservering is de mate waarin het archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven.

• gaafheid: Het 17e en 18e eeuwse ophogingspakket is grotendeels intact. De

bovenkant van de natuurlijke ondergrond verschilt echter nog al. In het noordoostelijke deel van de proefsleuf wordt deze op -2,60 NAP waargenomen en aan de andere kant, ter plaatse van het voormalige Marktcafe, op -2,10 NAP. De mogelijke cultuurlaag aan de bovenkant van de natuurlijke ondergrond, die tijdens het booronderzoek in sommige boringen werd aangetroff en, is uitsluitend in het zuidelijke uiteinde van de put waargenomen en ontbreekt in de rest van de put. Het lijkt er dus op dat de bovenkant van de natuurlijke ondergrond wel deels verstoord is, waardoor het onderdeel gaafheid een gemiddelde waarde krijgt.

• conservering: Tijdens het onderzoek zijn geen grondsporen of organische resten aangetroff en waardoor deze niet gewaardeerd kunnen worden. Het anorganische vondstmateriaal heeft een hoge conserveringsgraad, maar is selectief verzameld waardoor deze vondsten geen algemeen beeld vormen. Omdat de conserveringsgraad onduidelijk blijft krijgt dit onderdeel een gemiddelde waarde.

Inhoudelijke kwaliteit:

• zeldzaamheid: Ophogingslagen uit de 17e tot de 18e eeuw kunnen over de gehele binnenstad van Medemblik verwacht worden. Waarbij het eveneens aantreff en van stadsafval uit die periode zeer aannemelijk is. De vindplaats krijgt daarom een lage waarde op het onderdeel zeldzaamheid.

• informatiewaarde: De archeologische informatie in het onderzoekgebied komt voornamelijk uit het stadsafval in de ophogingslagen. Dit afval kan ons meer vertellen over de materiële cultuur van inwoners van Medemblik in de 17e en 18e eeuw. Dit is echter alleen een algemeen beeld, aangezien de vondsten van elders komen en dus niet aan personen of percelen te koppelen zijn. De informatiewaarde van de vindplaats wordt daarom als gemiddeld bestempeld.

• ensemblewaarde: Zoals gezegd komt de archeologische informatie in het onderzoek

(24)

voornamelijk uit het stadsafval. Dit afval geeft alleen een algemeen beeld en kan in de toekomst dus geen specifi eke informatie toevoegen aan andere onderzoeken in Medemblik en omgeving. De ensemblewaarde van de vindplaats wordt daarom als laag bestempeld.

Waardestelling:

Op basis van de fysieke kwaliteit, die met 4 punten gemiddeld te noemen is en de inhoude- lijke kwaliteit, die met 5 punten laag te noemen is, moet het plangebied als niet behoudens- waardig bestempeld worden.

1.beleving

2. fysieke kwaliteit

3.

inhoudelijke kwaliteit

bovengemiddelde score

behoudens- waardig

niet behoudens- waardig

voorstel tot selectie

4.

representativiteit ja

nee

bovengemiddelde score

lage score

lage score hoog

laag

ja nee hoge inhoudelijke kwaliteit

waarden criteria scores

hoog midden laag

beleving

fysieke kwaliteit

inhoudelijke kwaliteit

schoonheid herinneringswaarde gaafheid

conservering zeldzaamheid informatiewaarde ensemblewaarde representativiteit

Nvt

Nvt Nvt

2 2

2 1

1

Afbeelding 15: De waarderingstabel met scores voor de onderzoekslocatie Afbeelding 14: Het waarderingsproces schematisch weergegeven.

(25)

10. Conclusie en samenvatting

Tijdens het onderzoek zijn los van ophogingslagen geen archeologische grondsporen aangetroff en. Deze ophogingslagen bevatte echter wel een hoop stadsafval uit de 17e tot de 18e eeuw. Opvallende vondst hiertussen zijn aanwijzingen voor bepaalde ambachten. Zo zijn twee scherven pottenbakkersafval van rood- en witbakkend aardewerk gevonden. Deze scherven zijn typologisch goed te dateren en duiden erop dat in het midden van de 17e eeuw in Medemblik een pottenbakker actief geweest moet zijn. Naast deze scherven is ook een keramisch object gevonden dat op een smeltkroes lijkt. Dit object zou in dat geval op metaalbewerking duiden.

Aan de hand van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is de vindplaats gewaardeerd conform de eisen (VS06) gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1). Op basis van deze waardestelling wordt de vindplaats als niet behoudenswaardig bestempeld.

(26)

Literatuur

Alders, G.P., 2007: Programma van Eisen. Inventariserend Veldonderzoek en opgravend onderzoek. Veilingplein, Burgemeester Schoutenstraat en Graaf Florisplein, gemeente Medemblik. SCENH, Wormer.

Bartels, M., 1999: Steden in scherven 1&2, vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel. Ede.

Duco, D. H., 1987: De Nederlandse kleipijp. Handboek voor dateren en determineren, Leiden.

Haakmeester, K.J., 2007: Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van de plangebieden Veilingplein, Graaf Florisplein en Burgermeester Schoutsenstraat gemeente Medemblik.

(SCENH-rapport cultuurhistorie 92), Wormer

Pluis, J., 1997: De Nederlandse tegel. Decors en benamingen 1570-1930, Leiden.

Vanoverbeke, R.W., 2008: Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen aan het Veilingplein te Medemblik (Hollandia reeks nr. 200), Zaandijk.

(27)

Vnr Spoor WP Vlak Vak Tek MatCode Beschrijving datum datering

1 6 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

2 3+4 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

3 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

4 6 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

5 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

6 6 1 1 DIV 10-jul-09 -Nt -

7 6c/6d 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

8 8 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

9 8 1 1 KER 10-jul-09 -Nt -

Bijlage 2: Vondstenlijst Bijlage 1: Sporenlijst

Spoor WP Vlak tek definitie Beschrijving

1 1 1 laag Grint/puinpakket, maaiveld, recent

2 1 1 laag Kleiig zand, blauwgrijs, egalisatielaag, recent 3 1 1 laag Donkerbruin humeuze venige klei- V2 4 1 1 laag Kleiig zand, kleiiger dan laag 2, V3-4

5 1 1 laag Lichtbruin zeer fijn gelaagde zandige klei, V3-4 6a 1 1 laag Venige plaggen Brbl

6b 1 1 laag Bruin grijze klei, licht venig 6c 1 1 laag Donkerbruine klei, licht venig 6d 1 1 laag Donkergrijs blauwe klei

7 1 1 laag Venige plaggen

8 1 1 laag Donkerbruin, lichtbruine klei 9 1 1 laag Lichtgrijze zandige klei

10 1 1 laag Donkerbruin klei laagje (matig humeus)

(28)

putnrspoornrvndstnrvolgnrmateriaalaantalgewichtmaibakselbaksel voluittypeoppervlakte behversieringfragmentatieherkomstbegindateinddat 1611AW412851rroodbakkend aardewerkr-bak-loodglazuurgolvende randfragmentNL16001800 16110AW14081mmajolicam-bortinglazuurkompasroosfragmentNL15501750 16111AW71125rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentNL16001900 16112AW11731rroodbakkend aardewerkr-kop-4loodglazuurfragmentNL16751850 16113AW21731rroodbakkend aardewerkr-stk-2loodglazuurfragmentNL16251700 16114AW1371rroodbakkend aardewerkr-tes-1loodglazuurfragmentNL15001800 16115AW18wwitbakkend aardewerkloodglazuurfragmentNL16001800 16116KER12898fragment 16117BW32431fragment 1612AW4239rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentNL16001900 1613AW11971rroodbakkend aardewerkr-pis-loodglazuurfragmentNL16001900 1614AW22381ffaiencef-plo-3tinglazuurfragmentNL16251775 1615AW11ffaiencetinglazuurfragmentNL16001800 1616PIJP39fragmentNL 1617BW83306fragment 1618TEGEL190fragment 1619ODB2199fragment 13/421AW1162rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 131AW7153rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 132AW121mmajolicatinglazuurfragmentNL16001800 133AW28ffaiencetinglazuurfragmentNL16001800 134AW159rroodbakkend aardewerkr-bak-loodglazuurfragmentNL16001800 135BW3422fragment 136NS182fragment 14/541AW18231rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 14/542AW21111rroodbakkend aardewerkr-bor-10loodglazuurfragmentNR17001825 14/543AW555wwitbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 14/544AW110ggrijsbakkend aardewerkfragmentLO12001500 14/545BW1339fragment 14/546PIJP411fragment 14/547ODB1434fragment 151AW13611ffaiencef-bor-10tinglazuurchinees motief (wanli)fragmentNL16251675 152AW1851rroodbakkend aardewerkr-bor-7loodglazuurfragmentNR17201800 153BW124fragment 1661AW8669rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 162AW1161rroodbakkend aardewerkr-bor-loodglazuurfragmentNR17001800 163AW14281rroodbakkend aardewerkr-kom-loodglazuurfragmentLO16001800 164AW1491wwitbakkend aardewerkw-kom-15loodglazuurfragmentLO16501700 165AW1121ffaiencef-plotinglazuurfragmentNL16001800 166AW1171pporseleinp-bor-4fragmentCH15901650 167LEER1100fragment 16c6d71AW1221ffaiencef-bor-11tinglazuurengelenfragmentHaarlem16421670 16c6d710AW11441wwitbakkend aardewerkw-tes-3loodglazuurfragmentLO16751825 16c6d711AW14121rroodbakkend aardewerkr-kom-loodglazuurfragmentLO16001800 16c6d712PIJP12fragment 16c6d713TEGEL1106schutterfragmentNL18001830 16c6d714AW392ffaiencetinglazuurfragmentNL16001800 16c6d715AW25242rroodbakkend aardewerkr-bor-loodglazuurfragmentNR17001800 16c6d716AW11011IfaienceI-lek-tinglazuurengeltjefragmentIT/FR15901675 16c6d717AW1861IfaienceI-soitinglazuurfragmentIT/FR16001700 16c6d718AW11291mmajolicam-bor-1tinglazuurfragmentNL16001700 16c6d719AW1376mmajolicatinglazuurfragmentNL16001700 16c6d72AW157461ibiberisch rood - witaardewerkib-kru-(2)loodglazuurfragmentIB15001700 16c6d720AW12631rroodbakkend aardewerkr-lek-loodglazuurfragmentLO16001800 16c6d721AW6356rroodbakkend aardewerkloodglazuurfragmentLO16001900 16c6d722AW11571wwitbakkend aardewerkw-kom-15loodglazuurfragmentLO16501700 16c6d723AW1741rroodbakkend aardewerkr-bak-loodglazuurfragmentLO16001800 16c6d724AW1961rroodbakkend aardewerkr-tes-1loodglazuurfragmentLO15001800 16c6d725AW4104ffaiencetinglazuurwanlifragmentNL16251725 16c6d726BW114fragment 16c6d727PIJP112fragment17101840 16c6d728NS11545fragment 16c6d729TEGEL165fragment19002000

Bijlage 3: Determinatielijst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De onderzoekslocatie heeft op de indicatieve kaart archeologische waarden een middelhoge tot hoge trefkans, vanwege de ligging van het terrein aan de voet van de haakwal.. Op

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die deze hoge verwachting bevestigen, maar evenmin kan op basis van het veldonderzoek de aanwezigheid van

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Derhalve kunnen rond de boringen 1-3 nog archeologische resten intact aanwezig zijn Vanwege het aangetroffen plaggendek en deels aanwezige podzolgrond blijft voor

In spoor 39 is een scherf Siegburg steengoed (14e-16e eeuw) aangetroff en, wat mogelijk opspit is uit een diepere laag of is meegekomen met de grond waarmee het terrein is